Maandelijks archief: november 2014

Over de verstorende werking van geld

Ik ben op dit moment aan het lezen in ‘Alles is economie’ van John List. Vrij aan het begin van het boek worden wat voorbeelden gegeven van de verstorende of verrassende werking die geld kan hebben op ons gedrag.

En ik heb het idee dat ik de voorbeelden al ergens ben tegen gekomen maar kan het niet terug halen.

Kinderopvang

Voorbeeld uit de kinderopvang. Je brengt je kind dagelijks naar de kinderopvang en betaalt daar een bepaald bedrag per maand voor. Er zijn vaste openingstijden, zeg van 8 tot 18 uur. Het is dus uitdrukkelijk de bedoeling dat je voor 18 uur je kind komt afhalen. Het verschil tussen een kind afhalen en een halfje bruin bij de bakker is dat je van dat brood nog kunt zeggen: ach, ik kom het morgen wel een keer halen, leg maar apart. Zo kan het dus gebeuren dat een ouder de eindtijd van 18 uur niet haalt door file, een uitgelopen vergadering of wat dan ook. De kinderopvang moet dus noodgedwongen wat langer openblijven en dat leidt tot verwijtende blikken. Je krijgt een schuldgevoel, jij bent het immers die te laat kwam en anderen dwong langer te blijven.

Nu de vreemde invloed van geld. De KDO besloot dat het zo niet langer kon en ging een boete voor te laat afhalen introduceren. Ik zeg maar wat: 3 euro voor elk kwartier te laat afhalen. Zo, dat zal ze leren (zou je denken). Maar wat bleek het geval? Het probleem van ’te laat komen’ werd er niet minder door maar juist erger. Blijkbaar kwam er een mechanisme op gang dat ‘betaling’ of ‘markt’ heette en de balans herstelde. Ik kan nu te laat komen want ik betaal er immers voor, ik hoef me niet langer schuldig te voelen.

Normaal redeneert de economie dat als je een boete oplegt dat dat een prikkel vormt om op tijd te komen. Extra geld betalen betekent dan dus dat je vaker op tijd komt. Blijkbaar speelt er hier dus een ander mechanisme.

Lege flessen inzamelen

Soortgelijk verhaaltje. Men vindt het weggooien van lege flessen ongewenst voor het milieu. Er wordt een beroep gedaan op de gemeenschap om de lege (plastic) flessen te verzamelen en in een aparte bak te deponeren. Je ziet de buurvrouw met grote zakken vol lege flessen zeulen. Je denkt: goed dat ze dat er allemaal voor over heeft. En je voelt je schuldig dat je zelf niet zo fanatiek bent. Je gaat ondanks dat het je hobby niet is toch maar lege flessen apart houden en op het eind van de week naar de verzamelbak brengen.

Nu wordt er een beloning ingevoerd. Om te stimuleren dat er nog meer flessen worden ingeleverd. Bijvoorbeeld in de vorm van statiegeld, voor elke lege fles krijg je 25 cent statiegeld. Je zou verwachten dat volgens de economische theorie een monetaire prikkel leidt tot extra van het gewenste gedrag. Maar het omgekeerde blijkt (weer) het geval. Je ziet die buurvrouw weer zeulen met die grote zak lege flessen. Je denkt: wat een gedoe, voor een paar euro al die moeite, ze zal wel moeite hebben deze maand rond te komen. En deze keer voel je je minder schuldig als je de flessen niet meer verzamelt en inlevert. Het is immers je eigen verantwoordelijkheid en je kiest er niet voor te gaan voor die paar euro. Het invoeren van het statiegeld leidt tot het verdwijnen van je schuldgevoel en tot minder inzamelen van lege flessen.

Wat is hier aan de hand?

Eerder schreef ik over de econoom Sedlacek die het had over familie en markt, en het grote verschil daar tussen. Ik weet het ook niet zeker, maar mijn vermoeden is dat er een belangrijk onderscheid is tussen ‘wij van binnen’ en ‘zij van buiten’. Wij van binnen, dat is onze eigen kring, onze familie, onze vrienden. Zij van buiten, dat is de markt, dat is anoniem. In beide werelden gelden andere wetten. Bij onze familie doen we dingen omdat we (vinden dat we) ze moeten doen, we zorgen voor onze kinderen en onze ouders, los van het geld dat we ervoor krijgen. We voelen het als onze plicht. Daar hoeven we geen geld voor. Sterker nog: als we daar geld voor krijgen dan zijn we beledigd, dat is onbetaalbaar.

Zodra er geld voor gegeven of gevraagd wordt dan geef je het signaal dat je van ‘binnen’ naar ‘buiten’ gaat. Een morele plicht die onbetaalbaar is wordt een zakelijke afweging waar je wel/niet voor kunt kiezen op basis van eigen afwegingen. Het wordt een marktkwestie, een kwestie van geld, van rationele afweging. Je koopt het af, het is geregeld, het is neutraal gemaakt. In beide werelden gelden andere wetten. De economie uit de boekjes geldt niet voor de ‘insiders’. Dergelijke dynamieken zijn ook bekend op de zogenaamde interne arbeidsmarkten: als je voor een extra klusje in je bedrijf wordt gevraagd, dan ga je daar ook niet over onderhandelen.

Kortom: geld en markten zijn niet neutraal. Het simpele feit dat je geld introduceert verandert ook wat in hoe we met elkaar omgaan, hoe we afwegingen maken, hoe uitkomsten worden bepaald.

Dat we de zorg uitbesteden van familie naar de markt, dat heeft dus effect. Dat we zaken professionaliseren, dat is overlaten aan professionals, dat is betalen voor de geleverde diensten, dat verandert fundamenteel iets aan het mechanisme en dus aan de geleverde zorg en de verantwoordelijkheid die we daarbij voelen jegens onze naasten.

Rudy van Stratum

De prijs van een keuken (de rekenkamer 6-11-2014)

Afgelopen donderdag bij de start van het nieuwe seizoen ‘De rekenkamer’ meteen een mooie aflevering die het waard is apart uit te werken.

Onderwerp was de vraag hoe de prijs van een nieuwe (inbouw-) keuken tot stand komt. De ervaring van de meeste keukenkopers is dat de prijs enorm fluctueert en dat overal grote kortingen zijn te halen. Maar hoe zit het nu echt? Wat kost een keuken eigenlijk?

We willen van deze aflevering een infographic maken in de spirit van onze eerdere fles wijn. Hierbij illustreerden we aan de hand van een advertentie voor een fles wijn van welke denkfouten gebruik wordt gemaakt om jou lekker te maken voor de aankoop van een fles wijn. De fraaiere infographic houdt u nog van ons tegoed. Nu een ruwe versie en een tekstuele samenvatting van de keuken-aflevering.

Voor een overzicht van veel voorkomende denkfouten, zie onze infographic denkfouten.

3 fasen

Ik onderscheid 3 verschillende fasen in het verhaal. Ze zijn gekoppeld aan de 3 belangrijkste spelers: de fabrikant van de keuken, de verkoper van de keuken en de koper van de keuken. De koper van de keuken zit als het ware tussen de twee andere spelers in: van onderaf heb je de kostprijs van de keuken die door de fabrikant wordt bepaald, van bovenaf heb je de minimale prijs die de verkoper bereid is te accepteren. Daar tussenin vindt de onderhandeling tussen de koper en de verkoper plaats.

In de aflevering gaat het om een echte keuken die in wezen al besteld en gekocht is (voor € 9.700). De makers van het programma gaan nu precies dezelfde keuken bij meerdere winkels uitonderhandelen.

De onderhandelingsruimte waar het in deze aflevering over gaat zie je terug in onderstaand plaatje:

ScreenShot407Via de ‘opwarm-fase’ van de winkelier komt er een referentieprijs van € 13.058 tot stand. Dat is als het ware de eerste concrete uitspraak in Euro’s waarmee de onderhandeling kan beginnen. Vanaf de onderkant zie je de opbouw van de kostprijs van de keuken terug. Uiteindelijk komt die volgens de rekenkamer rond de € 6.000 euro uit. De échte verkoopprijs die de koper voor de keuken betaalt zal dus ergens tussen € 6.000 en € 13.000 in liggen.

Ik ga de genoemde 3 fasen nu uitwerken.

De kostprijs (fabrikant)

Een fabrikant van keukenkastjes geeft aan dat er voor € 1.000 aan hout en afwerking is verwerkt in de keuken. Daar komt ongeveer een zelfde bedrag bij voor arbeid, machines, huur gebouwen etc. Dit bedrag is nog exclusief het verpakken en vervoer naar magazijnen en winkels. Er komt nog een keukenblad bij met een kostprijs van € 1.250. We zitten nu op € 3.250 maar hebben nog geen inbouwapparatuur.

De wereld van de apparatuur blijkt een aparte wereld. De adviesprijzen zijn puur om een hoge referentie bij de koper te zetten (dan valt elke prijs daarna mee). Een korting van 20% is standaard en bij inkoop van grotere aantallen gaat de korting naar 50% of meer toe. De uitzending slaagt er uiteindelijk niet in om tot een kostprijs van de apparatuur te komen. Ik moet daarom zelf een redelijke aanname maken: € 1.250 voor 3 inbouwapparaten. Als we dan nog transport, verpakking en btw meenemen, zitten we ergens rond de € 6.000. Op het eind van de uitzending wordt er nog even verwezen naar ons buurland Duitsland dat bekend staat om grote aantallen keukens en bodemprijzen. De Duitse leverancier geeft uiteindelijk als absolute bodemprijs € 6.250 af. Een indicatie dat de échte kostprijs bij grote aantallen nog wat onder de € 6.000 zal liggen.

De opwarmfase (de verkoper)

Nu gaan we weer helemaal naar boven in het plaatje. Doel van de verkoper is hier de verwachting bij de kopende partij op maximaal haalbare prijs te zetten (de marge zo hoog mogelijk te maken). In deze fase wordt een aantal stappen doorlopen.

Stap 1 is het creëren van een ontspannen sfeer. Je krijgt een kopje koffie aangeboden en moet daardoor wat langer blijven zitten (kunt niet zo snel de winkel weer uitlopen).

Stap 2 in deze fase is het achterhalen van je maximale budget. Wat wil je uitgeven, waar had u zelf aan gedacht? Dit is nodig om aansluiting bij de klant te houden. Merk op dat de druk bij de kopende partij wordt gelegd (jij doet een uitspraak, daar kun je later aan gehouden worden). Je kunt een klant die rond de € 5.000 kan/wil uitgeven niet meteen lastig vallen met € 20.000 (dan loopt ie de winkel uit). Zo krijgt de verkoper een beeld van de range die de koper bereid is te betalen (zeg je € 10.000, dan weet de verkoper dat je tot zeg € 15.000 kunt gaan).

Stap 3 is dat je de hele winkel te zien krijgt. Hier komt veel braaftaal om de hoek kijken: een laserafkanting, het allernieuwste model etc (‘framing’ heet dat). Hier is sprake van de autoriteits-bias, de verkoper is de autoriteit en die zal het wel weten. Het doel van deze fase is om je lekker te maken en de bereidheid om iets duurders te kopen op te krikken. Ook krijg je hier te horen dat dit type veel wordt verkocht. Hiermee wordt gebruik gemaakt van ‘group-think’: als iedereen dit koopt dan moet het wel goed zijn (of: als ik dit niet bereid ben uit te geven dan wijk ik af).

Stap 4 is dat er een aanspraak wordt gemaakt op je schuldgevoel. Hiermee wordt een beroep gedaan op de zogenaamde ‘wederkerigheid’. De verkoper investeert in jou, het kost hem een paar uur van zijn tijd, een kopje koffie etc en het valt dan niet mee om zomaar uit de winkel te lopen. Misschien speelt je eigen investering (je zit daar toch een hele middag) ook een rol (sunk cost fallacy). Kortom, er is geen weg meer terug, je bent lekker gemaakt, de wederzijdse investering is begonnen, gij zult kopen.

De onderhandelingsfase (koper en verkoper)

De opwarmfase eindigt met een concrete uitspraak in Euro’s over wat zo’n keuken ‘eigenlijk’ zou moeten kosten: € 13.058. Dit is het eerste bod. Dit is weer een adviesprijs die in de praktijk nooit wordt betaald. Hiermee wordt een referentie gezet waarna alles eronder meevalt.

Deze onderhandelingsfase kent ook weer meerdere stappen. Eerst wordt er een prijzenboek bij gehaald (waar het eerste bod op is gebaseerd). Een boek geeft aan dat het officieel is. De eerste prijs is meestal ook een raar bedrag (geen rond bedrag) hetgeen suggereert dat er serieus aan is gerekend.

Vervolgens wordt er meteen een standaard korting op dit eerste bod gegeven. Want we zitten in de actieweek en er kan 25% van de prijs af. En omdat deze speciale keuken toevallig veel wordt verkocht etcetera is er nog een extra korting voor u mogelijk van nog x%.

Tot het moment dat het te lang gaat duren. Dan volgt de ‘nu beslissen’ prijs. Soms inclusief iets van gratis montage of een extra setje in je koelkast. Hiermee wordt de druk opgevoerd en wordt gebruik gemaakt van de schaarste-bias (nu beslissen, eenmalige korting, alleen vandaag, zolang de voorraad strekt). De prijs waar de uitzending mee komt is € 8.843.

Als er dan nog niet wordt toegehapt, gaat de verkoper nog een allerlaatste poging doen door zijn/haar eigen positie in het geding te brengen. ‘Ik kan nog met mijn baas bellen of er nog iets van de prijs afkan, dat gaat echter buiten mijn bevoegdheid’. Er wordt dus met de baas gebeld en je ziet als koper de taaie onderhandeling: de verkoper zet hiermee voor jou zijn eigen baan op het spel! Dan volgt een allerlaatste (niet verder vertellen) prijs, in dit geval van € 8.000 rond.

Nu voel je je helemaal schuldig (als je niet zou kopen). En je moet dus nu beslissen. De koper krijgt het letterlijk benauwd en gaat zweten. ‘Zal ik het nu dan maar voor jullie in orde maken?’. En je wilt niet onaardig gevonden worden, niet als een hork overkomen. De tip voor de koper is hier om te bedenken dat de verkoper niet op je feestje aanwezig zal zijn. Het is een zakelijke transactie, je hoeft je niet schuldig te voelen.

Afsluiting

Er is een complex ritueel nodig tussen koper en verkoper om klaar te zijn voor de onderhandeling. De rituelen zijn in hoge mate bepaald door enerzijds objectieve factoren (als inkoopprijzen van hout, het loon van een vakman etc) en anderzijds door subjectieve factoren en denkfouten (de sfeer, hoe de koffie smaakt, of we ons schuldig voelen etc).

De ondergrens wordt bepaald door de inkoopprijs van de winkelaar die gelijk is aan de kostprijs (prijs af fabriek + bijkomende kosten). In ons verhaal zit de onderkant ergens in de buurt van € 6.000. De bovengrens wordt bepaald door je verwachtingen op te rekken en door de bijhorende adviesprijs (referentie) + standaardkorting (bam). In ons verhaal is sprake van een echte bovengrens van ongeveer € 10.000 (vanuit het besef dat de adviesprijs nooit echt wordt betaald).

Hiermee ontstaat een ‘zoekruimte’ in de onderhandeling van € 4.000 (verschil tussen boven- en ondergrens). In de economie zijn wel modellen bekend die aantonen dat het optimum in een onderhandeling op langere termijn uitkomt op 50/50 verdeling van de zoekruimte: dus inderdaad is in  dat geval het eindbod van € 8.000 de optimale uitkomst van de onderhandeling.

Een afwijking van dit ‘optimum’ kun je verklaren uit verborgen kosten en opbrengsten. Iemand die meer dan € 8.000 betaalt heeft misschien minder tijd of ervaring of heeft een grote hekel aan onderhandelen of heeft minder informatie tot zijn beschikking. Iemand die minder betaalt dan € 8.000 heeft tijd zat, ziet onderhandelen als een sport, is bereid meer risico te lopen, is bereid helemaal naar Duitsland af te reizen etc.

Rudy van Stratum

 

Tegendenken met Taleb (2): antifragiel

Alweer enkele maanden geleden begon ik manmoedig met de aankondiging dat ik het boek ‘Antifragiel’ van Taleb ging bespreken. Door andere activiteiten ben ik niet meer aan een vervolg toe gekomen en is de inhoud wat weg gezakt. En ondertussen heeft Guus Hustinx zelf al een prima verhaal over zijn ervaring met Taleb gepubliceerd.

Ik verwijs dus gemakshalve naar het verhaal van Guus zodat ik niet meer hoef uit te leggen dat Taleb een professor, filosoof, voormalig beurshandelaar, restaurantbezoeker etc is die nog nooit een opleiding heeft afgemaakt.

Van fragiel naar antifragiel

Taleb heeft behoorlijk wat bladzijden nodig om iets simpels uit te leggen. De kern van zijn betoog is het onderscheid tussen fragiel, robuust en antifragiel. Dat laatste woord is, zover ik dat kan beoordelen, nieuw en door Taleb bedacht.

Fragiel. Iets is fragiel als het kwetsbaar, breekbaar is. Als je een kerstbal op de plavuizen vloer laat vallen valt ie in duizenden stukjes uiteen. Dat is dus een fragiele kerstbal. Een systeem is fragiel als er maar ‘dit’ hoeft te gebeuren en er treedt behoorlijke schade op. Een organisatie is fragiel als het bij een zuchtje tegenwind failliet dreigt te gaan.

Dat is niet zo schokkend om te horen. Taleb beweert echter dat ons Westerse systeem (economie, onderwijs) ingebouwde trekken heeft die leiden tot intrinsieke fragiliteit. Een voorbeeld. Wij streven naar een hogere welvaart en doen dat door ons te specialiseren. Ieder van ons legt zich toe op datgene waar die het beste in is. Dat leidt inderdaad tot een steeds sneller en efficiënter productieproces en tot steeds goedkopere en betere auto’s, televisies etc. Maar het maakt onze economie ook kwetsbaar. Een schakeltje dat wegvalt kan betekenen dat er geen eindproduct meer kan worden gemaakt. In tijden van rampen en oorlog kunnen we niet meer in onze voedselbehoefte voorzien. Als een gewas in een monocultuur een ziekte oploopt dan heb je ook echt een probleem (met je hele voorraad). Kiezen voor meer rendement betekent vaak ook kiezen voor een hoger risico en dus een hogere kwetsbaarheid.

Robuust. Wat is het alternatief van kwetsbaar of fragiel zijn? Het antwoord dat je vaak hoort is: robuust worden. Dat betekent dat je je systeem zodanig moet inrichten dat het tegen een stootje kan. Veerkrachtig moet het zijn. Of in een fraai Engels woord: resilient. De kerstbal krijgt dan een rubberen coating en bij een slow-motion opname van een vallende bal zie je prachtig hoe de bal licht wordt ingedeukt en vervolgens weer terugspringt in de oude stand en zo weer omhoog komt tegen de zwaartekracht in. Soms betekent kiezen voor meer veerkracht misschien ook dat je een lager rendement hebt. Als je ervoor kiest om auto’s met een heel team te maken waarin mensen elkaars taken kunnen overnemen (minder kwetsbaar voor uitval van een van de medewerkers) betekent dat misschien ook dat je minder auto’s per uur kunt maken. Maar misschien ook niet. Misschien worden medewerkers wel gemotiveerder en zijn ze minder ziek en wordt de productie op jaarbasis juist wel hoger?

Nog steeds oude koek allemaal. Enter: antifragiel (zoals Rutger Bregman vaak in zijn essays gebruikt, enter x).

Antifragiel. Dat betekent dat je niet alleen minder kwetsbaar wordt maar dat je juist beter wordt van onverwachte gebeurtenissen. Dus een kerstbal die op de grond valt en daar een betere bal van wordt. Een economie die zodanig is georganiseerd dat bij een zware crisis een betere economie ontstaat (dus niet alleen maar herstelt). Een bedrijf dat hoopt op een crisis omdat het daar beter van wordt. Is dat niet wat ver gezocht? Kan dat eigenlijk wel?

Wasmachine kopen?

Best lastig en contra intuïtief. Laat ik twee voorbeelden bedenken en die (zoals ik het begrijp) omzetten naar het denkkader van Taleb. Een micro-voorbeeld en een macro-voorbeeld.

Je wilt een wasmachine hebben. Een fragiele oplossing is dat je geld gaat lenen bij een bank (terwijl je maar een zo-zo inkomen hebt) en vervolgens naar de winkel stapt om zo’n ding mee naar huis te nemen. Er hoeft maar iets te gebeuren en je komt in de problemen. Het ding gaat stuk en je kunt het niet laten repareren (want geen geld). Of je verliest je baan en kunt niet meer aan je maandelijkse verplichting tot rente en aflossing voldoen.

Een betere en robuuste oplossing is dat je eerst gaat sparen en bij voldoende saldo naar de winkel stapt om dezelfde wasmachine te kopen. Je bent nu minder kwetsbaar voor externe en toevallige schokken. Als je nu je baan verliest kun je gerust in schone kleren blijven solliciteren. Ook een robuuste oplossing is een tweedehandse wasmachine op marktplaats te kopen. Of een verzekering af te sluiten die dekt voor verlies van inkomen of disfunctioneren van de machine. Het aanleggen van een buffer zorgt voor de benodigde veerkracht. Dat is de ijzeren voorraad die een stootje kan opvangen. Merk op: meestal leidt dat ook tot een lager rendement (sparen betekent dat je pas later van je machines kunt genieten, het afsluiten van een verzekering betekent een lager resterend bedrag voor uitgaaf aan andere dingen etc).

Maar nog steeds word je niet beter van een externe schok. Dus wat is nu een antifragiele wasmachine beslissing? Dat je met meerdere mensen gezamenlijk een wasmachine koopt en zo de kosten deelt. Dat in die club van meerdere gebruikers er ook iemand is die verstand heeft van wasmachines en die dus kan repareren. Dat je door de aankoop van de wasmachine meer sociaal contact met je buren hebt en zo ook makkelijk suiker kan lenen of maaltijden die toch over zijn kan nuttigen. Gaat de wasmachine dan kapot dan leidt dat tot allerlei positieve bijeffecten. De doe-het-zelf reparateur vervangt een dun plastic plaatje door een stevige metalen balk die hij toch al had liggen. En gebruikt geen lullig schroefje maar last het even vast. Of de wasmachine gaat kapot en in de tussentijd is er een goedkoper en zuiniger model op de markt verschenen (wat overigens weer mogelijk is gemaakt door de keuze voor specialisatie van fabrikanten?).

Zo’n beeld komt er bij mij op. Wat wij eerder in onze beslisboom ‘financiering van onderaf’ hebben genoemd, lijkt me een voorbeeld van antifragiel. Je wordt minder afhankelijk van banken en lost het onderling op.

Dijkje bouwen?

Nog een voorbeeld, op macro niveau. Stel er is een kans op overstroming en je land loopt vol water. Een kwetsbare en fragiele manier van handelen is gewoon een huis bouwen en uitrekenen dat de kans op overstroming minimaal is (eens in de 100.000 jaar). Je vergadert je helemaal suf en concludeert dat je gaat voor een hogere consumptie in het heden en geen extra belastingheffing over hebt voor iets dat eventueel ooit kan gaan gebeuren. Zoiets hebben we natuurlijk jarenlang gedaan door met geleend geld een huis te kopen in combinatie met een beleggingsrekening.

Wat is dan een robuuste oplossing voor de kans op overstroming? Dat is dan het bouwen van een dijk rond je woongebied bijvoorbeeld. Of je besluit dat op een bepaald deel niet gewoond mag worden, dat bestem je dan tot overloopgebieden. Het systeem vangt dan het overtollige water op en je kunt op een veilige afstand kijken hoe het water na enkele dagen weer netjes terug vloeit. Een robuuste oplossing die het systeem (van wonen en werken) in stand houdt. Ook hier geldt overigens dat er een prijs moet worden betaald. Het bouwen van een dijk kost nu eenmaal geld en betekent op kortere termijn afzien van andere consumptie.

Maar het bouwen van een dijk is nog steeds niet antifragiel. Van een overstroming wordt je niet beter immers.

Dus hoe kun je dit antifragiel aanpakken? Dat je als er dan toch een overstroming optreedt dat je dan meteen energie opwekt uit de ontstane getijden-wissel. Dat je dan meteen de vissen die achterblijven opvangt en ’s avonds op de plaatselijke BBQ feestelijk consumeert. Zoiets denk ik dan.

Rendement en risico

Is het verhaal van Taleb dan een andere vertelling van het oude en bekende verhaal dat rendement en risico altijd een ’trade-off’ vormen? Een hoger rendement betekent een hoger risico? Het gaan voor het grootste gewin op de korte termijn betekent dat je bij een onverwachte gebeurtenis een hele hoge prijs betaalt? Het inbouwen van een buffer geeft je meer veiligheid maar betekent ook wat minder genot op andere vlakken?

Ik ben er niet helemaal uit. Dit verhaal lijkt op te gaan voor de traditionele keuze tussen fragiel en robuust. Het antifragiel verhaal gaat een stap verder en betreft een synergie-effect. Ik zou in onze terminologie zeggen: je moet ook kijken naar de verborgen kosten en opbrengsten die een maatregel met zich meebrengt. Is het boek van Taleb in die zin niet (onbedoeld, onuitgesproken) een betoog om duurzaam te handelen? Of in termen van Guus Hustinx zijn betoog: om meer ecologisch te handelen? Te handelen door rekening te houden met de langere termijn en (de effecten op) het grotere geheel?

Dus: Taleb + antifragiel = economische trade-off rendement en risico + verborgen kosten = wat anderen duurzaam of ecologisch noemen.

Vervolg

Ik kan op dit moment niets beters bedenken, dus tot iemand met iets beters komt laat ik het zo staan.

Ik had een paar maanden geleden weer eens een hele mindmap van het boek van Taleb gemaakt en wilde daar dan bij elke tak een stukje over schrijven. Als ik er nu (waar ging het ook alweer over?) nog eens naar kijk, lijkt het wel of Taleb met name twee dingen doet:

  • Het nieuwe begrip antifragiel invoeren (zie hierboven, genoeg daarover).
  • Zijn persoonlijke visie (frustratie?) geven op onze maatschappij die automatisch neigt naar fragiliteit.

 

Ik laat de mindmap in mijn archief zitten en wil de volgende en laatste blog over Taleb’s Antifragiel wijden aan zijn visie op onze maatschappij.

Rudy van Stratum