Categoriearchief: BP

deel van oude blogs die naar blokjesenpijltjes kunnen

Waarom ZZP leidt tot nog meer ZZP? (MMM19)

Gisteren schreef Frank Kalshoven in de Volkskrant over waarom ZZP tot meer ZZP leidt. Eerder schreef ik hier al een blog over. Ook in ons boek van vorig jaar (‘De kunst van het tegendenken’) komt dit aan de orde als voorbeeld van wat economen ‘adverse selection’ noemen.

Mooie gelegenheid om dit gedachte-experiment (want dat is het) nog eens te laten zien aan de hand van een aantal systeemplaatjes

ZZP leidt tot meer ZZP (1)

Ronde 1 is het fenomeen dat de beste medewerkers van een bestaand bedrijf het eerst voor zichzelf zullen beginnen. Immers: zij zullen de meeste kans maken om als zelfstandigen succesvol te zijn, zij hebben het meeste te bieden.

Gevolg is dat het bedrijf noodgedwongen blijft zitten met net iets minder productieve en succesvolle (ondernemende) medewerkers. Het bedrijf zal dus logischerwijs minder winst maken.

Lees verder

Wat is de overeenkomst tussen koffie-nerd en audio-nerd?

De koffie-nerd

Deze week heerlijk herkenbaar over de koffie-nerd in de wekelijkse column van Thomas van Luyn in de Volkskrant van afgelopen zaterdag 7 mei 2016. De column is niet voor iedereen zichtbaar op internet, dus ik zal de strekking op hoofdlijnen herhalen.

In den beginne dronk je koffie uit een filter-apparaat. Iedereen hier in Nederland deed dat toen. Toen kwam de Senseo die toen voor velen een openbaring op het gebied van koffie drinken was. Inmiddels is de Senseo al weer vele jaren uit. ‘Bouwvakkers’ drinken nog Senseo-koffie want het is makkelijk en ‘binnen te houden’.

Maar als je eenmaal hebt ontdekt dat er een upgrade-pad is in ‘koffie drinken’ is het einde zoek. Voor je het weet heb je een groot glimmend apparaat in je keuken staan van € 5.000. Dan denk je dat je er bent? Nou, dan heb je het mis. ‘Ik heb liever een slecht koffie-apparaat met een goede maler, dan andersom’, zeggen de kenners. Heb je eenmaal een goed apparaat én een goede maler, dan begint het gedonder met de keuze voor de juiste koffie-bonen. Het liefst van een eigen brandertje natuurlijk.

Lees verder

Shells trukendoos (MMM18)

Shells trukendoos

Vorige week schreef Guus Hustinx zijn tweede blog over Shell: een toekomststrategie voor organisaties. Ook bij ‘De Correspondent’ zijn ze druk bezig met Shell, wat volgens dit stuk niet altijd even soepel verloopt. En in deze ‘Shell-mood’ las ik dit opiniestuk in de Volkskrant van 28 april 2016. In deze bijdrage van Milieudefensie-medewerker Ike Teulings is de rode draad dat Shell niet waarachtig communiceert over de echte doelen van het bedrijf. In de woorden van Teulings hanteert Shell een trukendoos en strooit de burgers dus zand in de ogen.

Over welke truken (of is het truks?) gaat het volgens Teulings?

Je mooier voordoen dan je bent (jokken over je doel)

Kern van alle truken in totaliteit is dat Shell zich mooier voordoet dan ze echt is. Het doel is zoveel mogelijk geld verdienen met het (blijven) oppompen en verkopen van fossiele brandstoffen. Maar die boodschap oogt niet sympathiek en dus moet er ‘gereframet’ worden. Daarom is de boodschap naar buiten: ook wij zijn begaan met het milieu en werken waar mogelijk en zinvol mee aan een betere meer duurzame toekomst.

Chantage en nog enkele andere truks of truken

In onderstaande mindmap heb ik de voorbeelden of ‘reframes’ uit de bijdrage van Teulings op een rij gezet. Ze spreken hopelijk voor zichzelf.

  • Chantage: natuurlijk willen we de gasboringen in Groningen stoppen, maar dan is er geen/minder geld voor schadebetalingen aan de Groningers.
  • Slachtofferschap: olielekkage in Nigeria door sabotage! Maar oorzaak is achterstallig onderhoud.
  • Besluitvaardigheid: wij trekken ons terug uit de Noordpool! Maar is afgedwongen.
  • Goochelen met cijfers: handhaven het huidige niveau. Maar was historisch gezien al erg hoog.
  • Alleen positieve acties noemen: de gaswinning in Loppersum is bijna helemaal dicht gedraaid. Maar elders ging de productie omhoog.

Shells trukendoos

Een beetje slimme PR-afdeling weet met dit soort verdachtmakingen ook beslist korte metten te maken!

Rudy van Stratum

5 tips voor gezond eten met minder geld

Gezonde voeding? Hou toch op!

Alweer een stuk over voeding? Over geld en voeding? Over voedsel en financiering? Ja en nee. In het vorige stukje gaf ik al grif toe dat ik geen verstand heb van (gezonde) voeding. Het is ook typisch zo’n onderwerp waar je je vingers niet aan wilt branden. Iedereen heeft er immers verstand van. Er is sprake van veel misverstanden en mythes. Elk jaar is er weer een nieuwe hype. En tenslotte: er valt veel geld mee te verdienen. Met name dat laatste was zo’n beetje de rode draad van het interview dat Martijn Katan had met Jeroen Pauw over zijn nieuwe boek ‘Voedingsmythes’. Niet zozeer de voeding was voor mij de trigger als wel de dynamiek rondom geld en financiering.

5 tips

Net na mijn stukje over voeding ging Stijn gelukkig weer schrijven over onze core business: 5 tips hoe je je project gefinancierd krijgt. Met een simpele infographic waarin de 5 tips nog eens staan uitgelegd.5 tips voor financiering Ik heb de betreffende infographic hier rechts nog eens opgenomen.

Nu is het onze ervaring dat als het gaat om geld (en een project) dat dat toch nog best wat mensen afschrikt. Alweer over geld? Moet het weer goedkoper of efficiënter? Tja, en daar ben ik best gevoelig voor. Het gaat toch om meer in het leven, nietwaar? Dus kunnen we het niet leuker maken?

Ik geef toe: het is best ver gezocht, misschien te ver. Maar kan de ozo herkenbare wereld van de voeding in combinatie met de droge blik van Martijn Katan niet gebruikt worden als voorbeeld hoe je met die 5 tips je ‘project’ beter en goedkoper krijgt? Kunnen we de infographic van hiernaast niet (ook) gebruiken om ons te leren hoe je gezonder en goedkoper kunt eten? Je kunt ‘gezond eten’ toch ook zien als een project? Het gaat toch ook over het maken van keuzes en het slim inzetten van je beperkte budget? (( Eerder heb ik al eens een poging ondernomen in de blog over ‘slim afvallen‘. ))

En ja: het gevaar is levensgroot dat ik én irritatie oproep bij de voedingsmensen (geen verstand van, klopt ook) én de plank mis sla bij de project- en geldmensen (ver gezocht, waar slaat dit op, klopt ook). Ik had dus al besloten dit maar niet op te schrijven. Tot er dit weekeinde alweer een stuk over het nieuwe boek van Katan verscheen in de Volkskrant. En weer ging het vooral over geld als verklaring van de vele mythes. De verleiding was dus te groot: met Katan en zijn ontnuchterende statements als leidraad kan ik de 5 tips-systematiek rond gezond eten opnieuw invullen.

1: bepaal het probleem

Het probleem is dat je gezonder wilt leven. Gezond eten is daar een onderdeel van. Je wilt in prettige omstandigheden oud(er) worden. Misschien ben je ook wel te dik en wil je daar vanaf. Je zit niet meer lekker in je vel. Misschien is het hoger liggende probleem ook wel: je weet best hoe je gezonder kunt eten maar je kunt niet aan de dagelijkse verleiding weerstaan. Je bent in bepaalde omstandigheden gevoelig voor de verlokkingen van zoet, vet en zout.

Afijn, het doel formuleren is best wel makkelijk hier. Maar toch … voeding is niet het doel maar het middel. Het doel is ‘fijner en langer leven’. Je kunt dat doel op allerlei manieren bereiken. Als je rookt is het misschien beter daar meteen mee te stoppen. Of misschien moet je stoppen met de hele dag met voedsel bezig te zijn, ontspan gewoon eens wat meer. Ga wat meer sporten. Allemaal open deuren maar focus niet te veel op het middel want voordat je weet gaat het een eigen leven leiden.

5tips-gezond-eten

2: verbeter het (persoonlijke) rendement

Hoe kan ik de eventuele kosten die met gezond eten samenhangen verlagen? Hoe kan de voordelen van gezond eten benadrukken en verhogen? Dat allemaal vergroot het rendement van mijn acties en dus de kans van slagen.

Ik ga weer terug naar het begin: goed voedsel, dat is wat je wil. Een van de mythes in voeding is dat goed voedsel duur(der) is. Dus hoe kan je goedkoper en toch goed eten. Katan beweert dat diepvries voedsel en ‘uit blik’ goed en gezond kan zijn. Je kunt dus geld besparen door daar meer en vaker gebruik van te maken. Let wel op dat dit ten koste kan gaan van de smaakbeleving en dat is ook onderdeel van ‘goed leven’. Je doel zal ook zijn om plezier te blijven beleven aan het eten. Dus soms vers en soms uit blik.

Meer praktisch kun je de kosten van (gezond) eten verlagen door met een volle maag te gaan winkelen. Je koopt dan minder en wordt minder snel verleid. Of maak vooraf een boodschappenlijstje met wat je echt nodig hebt (op basis van een gezond recept bijvoorbeeld). Of vertrek naar de winkel met een bepaalde mindset: ik bepaal wat ik koop en niet de supermarkt of de fabrikant.

De uitgaven omlaag brengen is hier dus makkelijk. Kun je, zoals je bij een kwakkelend bedrijf wilt doen, ook de inkomsten verhogen? Nou, je zou eens kunnen kijken welke voeding gezond en betaalbaar is en ook sneller en langer een vol en verzadigd gevoel geeft. Misschien drink je wat meer water bij je eten?

Ook psychologisch zou je wat kunnen doen. Maak gebruik van borden die groot lijken maar klein zijn (holle bodem of zo). Eet heel langzaam, kauw wat langer en wees je heel bewust van de smaakbeleving. Bedenk tijdens het (gezonde) eten hoe goed je al bezig bent met het realiseren van je doelen.

3: verbeter het maatschappelijke rendement

Waar het hier om gaat is bedenken wie er nog meer voordeel heeft bij het behalen van jouw doelen. Het idee is dat als anderen (ook) voordeel hebben van het bereiken van jouw doel, zij jou kunnen en willen helpen bij het realiseren van je doel.

Begin eerst klein en in je directe omgeving. Je gezinsleden hebben er voordeel bij dat jij beter in je vel zit, minder dik bent en langer leeft. Dat betekent meer en prettigere uren samenzijn (met je gezin, je familie). Je vrienden hebben er wellicht belang bij dat je gezonder eet. Misschien betekent het dat je vaker met ze kunt sporten of uitgaan.

Maar je kunt ook breder kijken naar wie er voordeel heeft bij het feit dat jij gezonder eet. Ongezond eten leidt tot meer ziektes en tot hogere kosten van gezondheidszorg. De overheid en de belastingbetaler hebben er voordeel bij als jij minder ziektekosten maakt en als je langer en gezonder kan doorwerken (en belasting afdraagt). Het drinken van minder alcohol leidt tot lagere maatschappelijke kosten door minder geweld en verkeersongevallen. Je kunt ook kijken naar de nog bredere impact van je eetgedrag op het milieu. Het eten van vlees heeft een relatief hoge milieu-impact. Of in andere woorden: minder vlees betekent een hogere voedselproductie voor een grotere groep mensen.

Misschien zou je dan ook moeten kijken of het voedsel dat je eet in de keten gepaard gaat met veel reclame-uitgaven en andere uitgaven waar je niet zo snel op let. Er worden schaarse middelen ingezet die ook voor andere doeleinden zouden kunnen worden benut.

4: maak de maatschappelijk waarden inzichtelijk

Zet nu alle voordelen eens op een rij. Maak een mooi overzicht en kijk naar het totaalresultaat. Dit is wat het realiseren van jouw doel allemaal bewerkstelligt, niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen. Een visueel overzicht (een waardenkaart) is een mooie reminder van waarom je dit allemaal doet. Gebruik het als communicatiemiddel, naar jezelf en naar je omgeving. Op die manier committeer je jezelf (en hopelijk ook anderen) nog meer aan het bereiken van je doel. Je wilt immers consistent handelen en geloofwaardig en betrouwbaar overkomen (zie de eerdere serie over denkfouten).

Het gaat natuurlijk nog weer een stap verder als je nog bredere voordelen (buiten je eigen kring) van gezond voedsel helder wilt hebben. Dat gaat voor dit voorbeeld waarschijnlijk te ver maar is puur bedoeld om het voorbeeld af te maken. Je zou dan de hele keten van het geproduceerde voedsel inzichtelijk moeten maken. Je kunt dat simpel doen door op verpakkingen een groen vinkje te zetten, maar daarover worden verhitte discussies gevoerd. En dan nog gaat het alleen maar over de gezondheid (voor jou) van dat product. Hoe is dat gezonde voedsel van je tot stand gekomen? Wat is er onderweg allemaal mee gebeurd? Wie zijn er bij betrokken geweest? Hoe ver is het getransporteerd? Praktisch is dat een ongelooflijke complexe klus met heel veel voetangels en klemmen.

5: breng partijen bij elkaar

Als we weten hoe voordelig het is om gezond te eten (voor jezelf, je omgeving) dan kan het ‘onderhandelen’ en ‘versterken’ beginnen. Dat wordt het fuseren van belangen genoemd. In je directe omgeving is dat het makkelijkst. Bedenk allerlei trucs waar jouw belang en dat van de ander samenkomen. Jij wilt gezonder leven en gaat dus misschien vaker zelf koken. Dat betekent voor de gezinsleden het ontdekken van nieuwe en spannende recepten (goed voorbeeld? Hmm ..). Misschien ga je wel vaker met de fiets naar het werk en neem je je eigen brood mee (ipv de bedrijfskantine). Dat betekent dat een ander gezinslid de auto mee kan nemen (goed voorbeeld? Hmm ..) en dat er op het eind van het jaar meer geld overblijft voor misschien een extra uitstapje of vakantie. Begin een gezond-eten-club. Maak een vaste sportafspraak met je vrienden.

Het bredere vraagstuk (buiten je eigen kring) is weer een stuk complexer. Voedsel maken en verkopen is een ingewikkelde wereldwijde klus waar veel partijen en belangen spelen. Wat mij betreft is dát ook de boodschap van Katan en niet het ‘geneuzel’ over welk dieet het hipste is. Het produceren van ongezond en goedkoop voedsel met vet, suiker en/of zout is financieel aantrekkelijk voor bedrijven. Het eten van dat voedsel is makkelijk, goedkoop en verslavend en appelleert aan onze primaire biologische instincten (in combinatie met sociale status, opleiding etc). Bovendien zijn er dan weer nieuwe industrieën die goed verdienen aan het begeleiden van de te dikke en ongezonde mensen. De verhoogde maatschappelijke kosten van obesitas worden uiteindelijk niet betaald door de fabrikanten van ongezond voedsel maar door de belasting- en premiebetaler.

De overheid doet daarom aan voorlichting en daarom hebben we (denk ik) ook een schijf van vijf. Op scholen is er aandacht voor gezonde voeding (geen kroketten meer in de kantine, appels vooraan leggen). En ouders kunnen hun kinderen helpen bij het maken van een mooie spreekbeurt of zelf voor de klas gaan staan. Het helpt allemaal een beetje maar …

Het doorbreken van zo’n ongewenste dynamiek (áls je dat ongewenst vindt, áls je daar iets aan wilt doen etc) kan alleen maar door naar het hele systeem te kijken en in onderling overleg (soms dwingende) afspraken te maken.

Ook weer toevallig deze week schreef ‘De Correspondent’ een achtergrondverhaal over de milieuproblematiek rondom de productie van voedsel. De rode draad van het artikel is dat je van een consument niet mag verwachten dat hij dit ketenvraagstuk gaat oplossen. De consument gaat immers voor de laagste prijs en/of het grootste gemak. Ook van een los bedrijf mag je niet verwachten dat ie zich anders gaat gedragen. Een bedrijf gaat immers voor winst en als jij als enige duurzamer gaat produceren dan gaan je prijzen (waarschijnlijk) omhoog en verlies je omzet aan je concurrent die traditioneel blijft handelen. Volgens de auteur moet de politiek hier de spits afbijten en met wet- en regelgeving komen.

En de financieringsconstructie dan?

Nu slaat de metafoor echt door! Stijn had gelijk: dit hoort niet op deze site thuis! Geld lenen voor gezond eten, dat slaat natuurlijk nergens op. Inderdaad.

Een project krijg je vaak financieel ‘rond’ als je de spullen niet koopt maar juist huurt of leaset. Dit zijn vormen van ‘afstaan van eigendom’ die ervoor zorgen dat je initieel minder geld nodig hebt.

En huren of leasen met betrekking tot voedsel is al helemaal ver gezicht. Hoewel?

Als je buiten de deur eet (in een restaurant dus), dan is dat eigenlijk een vorm van ‘afstaan van eigendom’. Je hebt geen hele keukeninrichting nodig en je hoeft ook geen spullen (in de supermarkt) te kopen. Iemand anders die heeft het eigendom (van de keuken, van de ingrediënten) en jij neemt per periode een bepaalde hoeveelheid af. Eigenlijk is het ook vorm van ‘delen’: je doet met meer mensen met eenzelfde keuken. Juist een keuken is een mooi voorbeeld van iets dat alleen maar in piekmomenten voor een beperkte groep wordt gebruikt. Een kok kan zijn diensten voor veel mensen tegelijk aanbieden, veel efficiënter dan dat iedereen voor zichzelf kookt.

Keukens worden zelden gedeeld (ja, in studentenflats, in bejaardentehuizen). Buiten de deur eten is in de praktijk het bezoeken van een restaurant. En dat is juist duurder (dan thuis eten, dan zelf koken). Dat heeft natuurlijk te maken met de kosten van arbeid (kok, bedienend personeel) en van het pand (huur, lage bezetting). We gaan ‘uit eten’ omdat dat lekker makkelijk is en ook gezellig of bijzonder.

Toch zie je tegenwoordig steeds vaker dat er thuis bij iemand gekookt wordt en dat het huis tijdelijk een thuisrestaurant wordt. Dat is een vorm van ‘financiering van onderaf’. Iedereen stelt bij toerbeurt zijn keuken en expertise ter beschikking. Het is gezellig en vaak nog aparter dan een restaurantbezoek. Wat bij (financiering van) projecten ‘crowdfunding’ wordt genoemd, zou je hier ‘crowd-eating’ kunnen noemen.

Goed en gezond eten, goedkoop en nog gezellig en sociaal ook. Ik zou er bijna mijn oorspronkelijk doel voor aanpassen.

Rudy van Stratum

 

5tips-gezond-eten

Voeding en financiering

Waarom gezonde voeding alles te maken heeft met geld

Wat viel me gisteren op toen ik zo einde van de avond naar ‘Pauw’ (NPO 1, 18 april 2016) keek? Een leuk gesprek met prof Martijn Katan over 70 mythes rondom (gezonde) voeding. Nu ga ik inhoudelijk hier niets melden over gezonde voeding, simpelweg omdat ik daar geen verstand van heb (en weer eens het boek zelf niet gelezen heb). Wat ik wél ga doen is met jullie delen in hoeveel antwoorden geld en financiering een grote rol speelde. Voeding en gezondheid hebben blijkbaar alles te maken met geld en financiering. Kijkt u maar even mee (( Als je de uitzending terug kunt kijken dan gaat het om het deel van minuut 36 tot minuut 54. )). voeding en financiering

Waarom zijn er zoveel mythes rondom gezonde voeding?

Dit was de eerste vraag die Jeroen Pauw stelde. We krijgen een systeemantwoord. Wetenschap is handelswaar. Want wetenschappers moeten in toenemende mate hun eigen onderzoek financieren vanuit gelden van het bedrijfsleven. Dat betekent dus dat je steeds met iets nieuws moet komen, je moet scoren en hoog op de lijstjes eindigen. Anders vinden sponsors je niet interessant. Vervolgens gaan de media ermee aan de haal (want nieuwe ontdekkingen komen in de krant). Dan hebben we de guru’s die op de nieuwste gezondheidstrend meebewegen. Ze maken boekjes (NIEUW, ANDERS) en verzorgen workshops. Vanzelfsprekend verdienen ze daar hun boterham mee. De mensen (het publiek) is in verwarring, maakt zich zorgen en pakt alles aan wat mogelijk nieuwe kansen biedt. En zo is de cirkel rond, money moves the world.

Iedereen heeft schuld

Wie is nu de grote schuldige? Ik zei al: het is een syteemantwoord, dus in wezen zijn er geen schuldigen. Of nou ja, iedereen heeft schuld. Want de wetenschap moet zijn eigen geld verdienen dus moet bij het bedrijfsleven aankloppen. En dat komt omdat de baas van de wetenschapper dat zegt tegen de onderzoekers. En die baas moet dat weer doen omdat de minister vindt dat het allemaal goedkoper kan. En de minister zegt dat het goedkoper moet omdat de belastingbetaler minder belasting wil betalen. En die belastingbetaler, dat bent u zelf!

Economen zeggen dan: there is no such thing as a free lunch (toepasselijk toch?). Als je weinig wilt betalen (als publiek), dan krijg je ook slechte voorlichting.

Van hormonen in het vlees krijg je kanker?

Okay, nu dan naar enkele mythes. Krijg je van vlees dat is ‘gefokt’ met hormonen eerder of meer kanker? Nee, de hoeveelheid hormonen is zo ongelooflijk klein dat daar geen relatie kan worden gevonden. Natuurlijk is het fokken van dieren met hormonen vervelend voor die beesten en slecht voor het milieu, maar dat was niet de vraag. Waarom bestaat dan dat idee dat hormoonvlees slecht is (voor je gezondheid)? Ook hier weer economie en geld. Het is een argument (van binnenlandse vleesaanbieders) om de (buitenlandse) concurrent buiten de deur te houden. Vanuit eigenbelang en extra omzet wordt op de knop ‘angst aanjagen’ gedrukt. Immers, meer concurrentie van goedkoop vlees, betekent minder eigen omzet. En vanzelfsprekend zijn het de hormonen die leiden tot versnelde groei en dat leidt tot goedkoper vlees.

Het is vooral beter voor het milieu om minder vlees te eten, maar met gezondheid heeft het niet zo veel te maken.

Rode wijn is goed voor je hart?

Nee, onzin. Het gaat om de stof alcohol, los van waar dat spul in zit. Alcohol kun je best drinken, met mate, maar doe dat vooral omdat je het lekker vindt. Gezond is het niet. Omgekeerd geldt zelfs: te veel alcohol is aantoonbaar schadelijk. Maar hoe zit dat dan met wijn, daar zitten toch van die goede stofjes in? Nou, als je muizen dat spul uit 200 liter wijn geeft, dat schijnt dat een klein positief effect op die muizen te hebben. Ook weer onzin dus. Hoe komt het dan in de wereld? Weer een geldmotief. De industrie geeft diezelfde onderzoekers geld om onderzoek uit te voeren naar het positieve effect van het drinken van wijn. Omdat diezelfde industrie wijn wil (blijven) verkopen. De uitkomsten van die onderzoeken laten zich natuurlijk raden.

Maar groente is toch wel belangrijk?

Jazeker, groente is helemaal niet verkeerd. Maar onderzoekstechnisch is dit een complex onderwerp. Het zijn namelijk vooral hoogopgeleide en rijkere mensen die (verse) groenten eten en langer leven. Maar ja, die mensen die roken vaak niet, doen meer aan sport, en dan is het de vraag hoeveel zoden die groente nu precies aan de dijk zetten. Hier is dus vooral sprake van een omgevingseffect: rijke mensen leven en eten gezonder.

Maar: gezond eten is toch ook duurder?

Nee, dat ligt ook weer genuanceerd. Groente en vis eten is gezond (nemen we dan even aan). Goedkoop houd je het door dat spul uit blik of uit de diepvries te halen. Daar zit nagenoeg hetzelfde aan gezondheid in. Verse vis en groente is wel lekkerder, maar ja, dat is een ander argument. En ja: biologische groente is vooral duurder. Maar biologische groente is niet gezonder dan gewone groente. Biologische groente is vaak wel beter voor het milieu, maar dat is wederom een ander argument.

Het omgekeerde geldt dan weer wel: vet, zout en zoet prefab eten is vaak goedkoop (en lekker) en ook erg ongezond.

Waarom eten arme mensen dan vaak ongezonder?

Een voedselfabrikant wil graag meer omzet en winst. Als je je spullen wat zoeter, vetter en zouter maakt dan eet dat makkelijker weg en verkoop je er meer van. Goed voor de handel dus. Hoogopgeleide mensen trappen daar blijkbaar minder vaak in en serveren op hun feestjes bloemkoolroosjes en spreken je aan op je dikke buik (goh, moet jij niet eens gaan joggen?). Arme mensen zijn meestal lager opgeleid en in hun omgeving wordt ook meer gerookt, minder gesport en … meer ongezonde snacks gegeten. Dat is dus vooral een omgevingseffect waarbij de industrie handig gebruik maakt van de verslavende werking bij bepaalde lager opgeleide bevolkingsgroepen.

Vervolgens leidt dat ongezonde eetgedrag waar die industrie dus belang bij heeft tot hogere maatschappelijke kosten voor de gezondheidszorg. Die kosten moeten vanzelfsprekend door de belasting- en premie-betaler worden opgehoest.

Okay dan, maar van honger word je toch chagrijnig?

Ja misschien wel. Maar telkens wordt de link gelegd met een te laag bloedsuikergehalte. En dat kan worden opgelost door het eten van bepaalde voedingssupplementen. En dat is weer handel! Mensen praten elkaar weer na (media, angstknop) en kopen dan maar die spullen. Dat je chagrijnig bent kan met van alles te maken hebben maar het eten van die dure supplementen is zeker niet het antwoord en extra eten helpt ook al niet (lang).

Dus ….

Ik geloof dat er in de bewuste 18 minuten die het gesprek bij Pauw duurde zo’n 8 vragen zijn gesteld (8 issues aan de orde kwamen). In álle antwoorden was er sprake van een economisch of geldmotief dat verklaarde waarom het gaat zoals het gaat. Viel me gewoon op.

Rudy van Stratum

 

 

 

Verschrikkelijk rijk worden: hoe doe je dat?

Vorig week verscheen het nieuwe boek van econoom Sam Wilkin in Nederlandse vertaling onder de titel ‘Heel veel geld’. Mijn aandacht werd getrokken door de boekbespreking 1 die naar aanleiding daarvan in het NRC van vorige week verscheen.

Wilkin heeft een aantal superrijken die ooit op deze aarde hebben rond gelopen bestudeerd op de vraag hoe ze zo rijk zijn geworden (van de oude Romeinen tot aan Bill Gates). Tja, met zo’n boek en zo’n titel dan vraag je er natuurlijk om: bij elk interview is de standaardvraag of Wilkin dan zelf ook rijk is (geworden), nu hij dan het geheim van rijk worden te pakken heeft. En ja dan is het antwoord ook voorspelbaar: Wilkin is een econoom die slechts geïnteresseerd is in het onderzoek en niet zo nodig zelf rijk hoeft te worden.

Rijk worden: hoe doe je dat?

Nou, voor mij geldt eigenlijk net zoiets. Ik wil graag weten hoe het zit maar zelf kom ik er eigenlijk niet aan toe (aan dat rijk worden)  …

Ik had ook geen zin het boek meteen te kopen en helemaal door te worstelen. Je kunt nu eenmaal niet alles lezen wat interessant is of lijkt. Ik vond het wel een aardig experiment eens te kijken hoe ver je kunt komen door gewoon te putten uit de inhoudsopgaven en enkele beschouwingen die aan het boek zijn gewijd. Naast de boekbespreking van NRC vond ik bijvoorbeeld deze boekbespreking 2 die weer net andere informatie gaf.

ScreenShot380De zeven geheimen van de superrijken

Zo heb ik dus wat informatie bij elkaar gegrabbeld en mezelf bewust beperkte tijd gegeven. De beschouwingen brengen vrij snel de eindconclusies van het boek ter sprake. En dan gaat het over de ‘zeven geheimen van de superrijken’ (zie hierboven bij de inhoudsopgave het laatste hoofdstuk 7). Met andere woorden: het wordt persoonlijk gemaakt en de lezer wordt getriggerd met de vraag: ja, allemaal leuk en aardig, maar hoe ga IK dan superrijk worden? Geef me kortom eens een stappenplan!

Laat dat dan maar meteen helder zijn: hier wringt het boek natuurlijk. Het boek is veel te dik en te genuanceerd om op zo’n vraag antwoord te kunnen geven. Wat je vooral niet moet doen (denk ik) als je rijk wilt worden is zo’n boek helemaal te lezen (in die zin ben ik dus al op de goede weg). Een tweede nuancering is dat het boek niet zomaar over rijk worden gaat maar over superrijk worden. We hebben het dus niet over miljonairs, daar zijn er veel te veel van. Dus bankiers vallen bij wijze van spreken al af. We hebben het echt over de top 100 rijksten aller tijden.

Die zeven geheimen kun je vrij snel terug lezen in de boekbesprekingen. Het belangrijkste ‘geheim’ is: schakel je concurrenten uit (zorg dat je de enige bent, creëer een monopoliepositie). Maar wat ik miste was iets van een logische volgorde van de geheimen of de stappen. Ik heb zoals gezegd mijn informatie bij elkaar gesprokkeld en de meest relevante quotes daarna geclusterd in logische brokjes. Ik ben ervan overtuigd dat je dat op clusteren op meerdere manieren kunt doen maar ik kwam uit op de ordening: wie? hoe? waar? en wat?

Rijk worden: Wie? Hoe? Waar? Wat?

In onderstaand plaatje heb ik mijn bij elkaar gegrabbelde quotes geordend.

We zien dan nogal wat elementen terug die we in eerdere blogs over ‘ondernemerschap’ al hebben gezien. Het begint (in mijn ordening) met de vraag of je wel de goede persoonlijke eigenschappen hebt om superrijk te kunnen worden. Dat wordt bepaald door de genen en/of door de omstandigheden (zoals opvoeding, cultuur etc). Superrijken hebben al van jongs af aan gedroomd van rijk worden. Ze zijn gedreven door een ‘geldmotief’. Eerder hebben we dat in de serie over ondernemerschap ‘Porsche at the house’ genoemd.

Superrijken rekenen graag en denken als het ware in geld. Ze zien voortdurend mogelijkheden en zijn op zoek naar de gaten die anderen laten liggen (omzeilen van de regels, doen wat anderen niet doen).

Verder zijn deze lieden niet echt aardig of vriendelijk of sympathiek. Termen als meedogenloos, over lijken gaan en psychopaat, zijn meer van toepassing. Je moet dat doel strak in het oog houden en er helemaal voor gaan. Het doel heiligt de middelen.

 

ScreenShot375

 

Okay, dan ben je zo’n meedogenloze geldbeluste guy, en dan? Dan zorg je ervoor dat je je concurrenten uitschakelt en dat je de hele keten beheerst. Ze kunnen met andere woorden niet meer om je heen. Eigendom (van natuurlijke bronnen, maar ook in de vorm van octrooien) speelt een belangrijke rol. Zorg dat je op de bron zit en dat ze niet om je heen kunnen. Dan bepaal jij de condities.

Waar moet je dat dan allemaal doen? Volgens Wilkin daar waar niemand wil zijn. Daar valt immers nog veel te halen. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen: doe je trucs daar waar het nog niet zo druk is. Dan hoef je immers ook minder concurrenten uit te schakelen en word je sneller monopolist. Meer algemeen (zou ik denken) zou het advies kunnen luiden: zoek die markt op waar je met minimale kosten relatief veel kunt bereiken. Vaak zijn landen waar niemand wil zijn ook problematische landen. Misschien is er een wisselend en onbetrouwbaar regime of is er geen afzetmarkt etc.

Dan tenslotte de wat-vraag. Wat je in ieder geval moet doen is een hele grote speler worden (volgens Wilkin maar weer). Dan krijg je een schaalgrootte die je een cruciale voorsprong op je concurrenten geeft. Want, en dat is de rode draad bij Wilkin, zorg ervoor dat een ander niet kan kopiëren wat jij doet. Je kunt nog zo origineel zijn, of nog zo hard werken, er is altijd nog zo’n grapjas die ook heel rijk wil worden en die gaat gewoon nadoen wat jij ook doet. Op het moment dat je concurrenten zijn uitgeschakeld en jij controle over de keten hebt (met voldoende schaal) dan kan een ander niet of nauwelijks meer toetreden. Nog mooier is het als je zo groot wordt dat ze echt niet meer zonder je kunnen. Bij banken is dat ’too big to fail’ gaan heten waardoor je met je monopolie als het ware een partij met een publiek belang bent geworden. Mocht het dan fout gaan, dan hebben de anderen vooral een probleem (en niet jij alleen).

Te lang! Korter! Rijk worden in slechts vier stappen

Dus bij elkaar grabbelen, in hokjes plaatsen en je krijgt bovenstaand overzicht. Maar kan het nog korter? Elk stapje in enkele kernwoorden terug snoeien. Wat krijgen we dan?

 

ScreenShot377

We hebben nodig een geldgedreven snoeiharde ondernemer, die zijn concurrent elimineert, zijn truc doet daar waar het relatief makkelijk te halen is en daarbij anderen uitknijpt en risico’s afwentelt.

Recept rijk worden versus braaftaal

Natuurlijk heb ik het verhaal hier en daar wat uitvergroot en wat vetter aangezet. Maar als je het recept van ‘hoe word ik extreem rijk’ (zoals hierboven tot stand gekomen) nu eens afzet tegen wat we vaak lezen in de managementboeken over wat ondernemers vooral doen of zouden moeten doen, dan ontstaat een flink contrast.

ScreenShot378

Een ondernemer in ons wensdenken (in braaftaal) is iemand die vol passie en op eigen kosten nieuwe producten ontwikkelt waar we allemaal op zitten te wachten. Deze ondernemer wil graag scherp blijven en opereert daarom graag in concurrentie met andere ondernemers op een gelijk speelveld. Daar waar nodig werkt hij samen in de keten. En vooral zijn de medewerkers die voor hem werken zijn ‘human capital’. Het is dan win-win-win om iedereen zijn fair-share te geven en alle talenten maximaal in te zetten.

Alle gekheid op een stokje

Even relativeren:

  • Dit boek gaat alleen over extreem rijken, zeg maar de top 100 aller tijden. (Je kunt je afvragen: hoe nuttig of handig is dat?). Dus voor de overige 99 procent gelden andere regels, wetten, tips en geheimen?
  • Ik heb het boek niet gelezen en me beperkt tot een aantal makkelijk vindbare boekbesprekingen. Het boek zal ongetwijfeld genuanceerder zijn.
  • De factor toeval of geluk lijkt nu wat onderbelicht (wellicht gaat het eerste hoofdstuk daar uitgebreider op in). We hebben hier te maken met de zogenaamde survivorship bias: alleen de succesvollen komen in de geschiedenisboekjes terecht. Met andere woorden: er zullen ook veel soortgelijke lieden op soortgelijke plekken zijn geweest die er niks van hebben gebakken.

Maar als het snoeiharde ondernemersbeeld uit dit boek van Wilkin maar beperkt geldig is, dan is ook dat andere braaftaalbeeld van de passievolle ondernemer die graag innoveert en risico’s neemt beperkt geldig en onderdeel van mythevorming. De waarheid ligt zoals meestal ergens in het midden.

Rudy van Stratum

 

Je onderneming als geldmachine? (MMM16)

Een paar weken geleden liep ik toevallig aan tegen een leuk boek met de prikkelende titel ‘De geldmachine’ (want rijk worden willen we allemaal …?). Het boek is geschreven door de jonge ondernemer/consultant Pieter Bas Jansen. In dit boek zijn (wat mij betreft) geen schokkende nieuwe inzichten te vinden, maar het valt op door de heldere uitleg en klare taal. Ik zou zeggen: aangeraden voor startende ondernemers zonder financiële achtergrond.

Maar dat is (voor mij) te weinig om wat langer bij stil te staan. Het boek lijkt behalve de eerste laag van tips voor de succesvolle (startende) ondernemer ook een tweede meer verstopte laag te hebben. Juist deze hybride spanning in dit boek maakt het voor mij interessant.

Laten we beginnen met de eerste laag.

Succesvol ondernemen is ..

Deze eerste laag (pas op: dit is 90% of meer van het boek) gaat over hoe je succesvol kunt ondernemen. Met name kijkend met een economisch-financiële blik. Want: meten is weten en je kunt pas goed (bij-) sturen als ondernemer als je zicht hebt op je eigen cijfers. Helemaal eens.

Dus wat is dat dan: succesvol ondernemen? Je geloof het niet maar de kern van goed ondernemerschap is dat je ervoor zorgt dat er meer geld binnen komt dan er uit gaat. Oftewel: de inkomsten moeten hoger zijn dan de uitgaven. Als dat niet lukt en  de uitgaven overtreffen de inkomsten, dan ontstaat een tekort. En zo’n tekort leidt al dan niet via schuldvorming uiteindelijk tot een faillissement. Weinig tegen in te brengen.

Maar wat doe je nu als je inkomsten lager zijn dan je uitgaven? Welnu, er zijn in dat geval twee knoppen waar je aan kunt draaien: ofwel ga je minder uitgeven ofwel zorg je dat je meer geld binnen krijgt.

geldmachine - 1Ik doe er misschien wat flauw over, maar dat neemt niet weg dat het klopt als een zwerende vinger. Sterker nog, dit is waar wij jaren geleden onze beslisboom op hebben geënt. Als je een tekort aan middelen hebt (om je droom te realiseren) dan begin je wijselijk met het draaien aan deze twee knoppen. Destijds kregen we dan bijvoorbeeld (zie op deze site meer voorbeelden onder het tabje ‘infographics’):

 

geldmachine - 2
In bovenstaande ‘mindmap’ vind je ook al een voorzetje voor hoe je dan tot meer inkomsten respectievelijk minder uitgaven kunt komen. Pieter Bas komt in zijn boek op vergelijkbare wijze tot onderstaande succesfactoren voor de ondernemer die werkt volgens de ‘gouden driehoek’ (waarover later meer):

geldmachine - 3Een ondernemer heeft (in het boek) doorgaans een eigen bedrijf in de vorm van een BV. De ondernemer is dan als het ware in dienst van zijn eigen bedrijf en kent zichzelf dan een salaris of loon toe. De meest voor de hand liggende oplossing om de ’tering naar de nering’ te zetten is dan om jezelf als ondernemer minder loon uit te betalen. Dat betekent dus dat je een stapje terug doet en soberder gaat leven. Je gaat wat minder uit eten en koop geen overbodige of luxe goederen. Spullen kopen dus alleen als ze noodzakelijk zijn (privé) of als ze leiden tot een positieve kasstroom (in je bedrijf). Kortom: schrappen, saneren, uitbenen, back to basics. That’s the spirit.

Dan de inkomsten. Uiteindelijk houdt het een keer op met jezelf een steeds lager loon uitkeren en schrappen en bezuinigen. Leuk kan het op termijn alleen worden als je ervoor zorgt dat de inkomsten toe nemen. Meer inkomsten krijg je door bijvoorbeeld niet meer te leveren aan sommige klanten. Dat klinkt raar, maar soms stop je zoveel tijd in een klant (of groep klanten) dat je er per saldo niet zo veel aan over houdt. Je boekhouding geeft je zicht op wat je nu precies verdient aan welke klant. Als je aan een klant verliest is dat natuurlijk helemaal erg. Maar het is ook mogelijk dat je aan een klant wel iets verdient maar relatief weinig. In zo’n geval is het dus gunstig afscheid van die ene klant te nemen en je uren te stoppen in meer lucratieve bezigheden (je stopt je energie en uren in de klanten die het meest opleveren).

Wat opvalt is dat het woord stoppen nog te vaak voorkomt. Echte groei en rendement komt uiteindelijk van het werven van nieuwe klanten met het juiste rendement. En die krijg je door te investeren in je ‘verkoopapparaat’ (wat een term! maar past wel mooi bij ‘geldmachine’!). Dus zoals ze vroeger bij Randstad (een eerder werkgever van me) zeiden: met je kont in de markt zitten (met je poten in de klei, ook zo’n gevleugelde uitdrukking). Allemaal waar en prachtig natuurlijk. Maar ja, hoe word je een goede verkoper, dat blijft natuurlijk de hamvraag. Daar geeft dit boek natuurlijk geen antwoord op. De cijfers uit je boekhouding kunnen je verkoopinspanningen wel enorm helpen. En hoe zit het dan met innovatie? Je moet toch een goed product hebben om te kunnen verkopen? Volgens Pieter Bas Jansen is dat zeker het geval, maar is het toch vooral de goede verkoopinspanning waar je het moet zoeken.

Van een positief winstsaldo naar een gezonde balans

Jansen heeft tot nu toe eigenlijk de ‘winst- en verliesrekening’ (aka resultatenrekening) behandeld. Een goede ondernemer weet hoe hij/zij die moet lezen en vooral hoe hij/zij die in iets positiefs kan ombuigen. Maar hoe zit het dan met dat andere boekhoud-fenomeen: de balans?

Nou, als je iets over houdt dan kun je daar natuurlijk ruimer van gaan leven (lees: een hoger loon ontvangen). Maar dat is natuurlijk geen lange termijn strategie. Beter is het om dat positieve saldo te stoppen in die dingen die (zoals je net aangetoond hebt) nog meer opleveren. Je gaat, kortom, dat geld investeren in je eigen bedrijf. Zo bouw je in je bedrijf vermogen op en doe je aan balansverlenging. Nog meer verkopers, nog mooiere producten etc. Je wordt als bedrijf sterker, je krijgt een grotere leencapaciteit, ontvangt eventueel rente op een positief saldo en zo verder. Je komt nu in een positieve spiraal terecht waar je nog makkelijker succes krijgt en je inkomsten nog makkelijker groter worden dan je uitgaven.

geldmachine - 4Leidt dat nu (eindelijk) tot een hoger loon en meer genieten? Nee, je moet bij voorkeur alles wat je overhoudt in je bedrijf terug ploegen. Daar is immers die geldmachine aan het werk. Het is nog erger! De ondernemer die van zichzelf al zuinig leefde moet zelf privé ook nog eens 15% van zijn inkomsten apart zetten op een spaarrekening. Jansen rekent voor dat als je 40 jaar elke maand 15% van je netto inkomen op een spaarrekening zet dat je dan een stevig pensioen voor de duur van 20 jaar opbouwt.

Even op hoofdlijnen het sommetje maken. Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) moet zichzelf € 3.667 bruto per maand betalen. Daar houdt ie € 2.360 per maand netto aan over. 15% hiervan apart zetten betekent elke maand € 354 sparen. Bij een rente van 8% (!! erg stoere aanname van Jansen, maar hij baseert zich op de het verleden die zoals bekend geen garantie voor de toekomst biedt) en correctie voor inflatie en vermogensbelasting een bedrag oplevert van € 462.000 (op je 67e als je vanaf je 27e spaart). Als we dit delen door 20 (jaar) dan krijgen we € 23.000 per jaar oftewel bijna € 2.000 per maand aan inkomsten. We hebben dan tot ons 87e levensjaar een pensioen op ongeveer 85% van  het oude niveau tijdens werken. En sterker nog: elk jaar blijft dat opgebouwde vermogen 8% genereren en precies intact (de pensioenuitkering is precies gelijk aan de jaarlijkse rente-ontvangsten).

Als we tegen die tijd sterven blijven we dus nog zitten met een restkapitaal. Verder hebben we (hopelijk?) nog iets over van de huidige AOW. En dan heb ik het nog niet gehad over dat succesvolle bedrijf dat elk jaar maar meer waard wordt.

Hoezo eigenlijk de gouden driehoek?

Maar hoe zit het nu met die ‘gouden driehoek’ die als een soort rode draad door de ‘geldmachine’ heen loopt? Daar bedoelt Jansen het volgende mee:

  1. De privé-poot: maak niet te veel op (als het niet kan) en spaar 15% per jaar.
  2. Hierdoor moet je ruimte en kapitaal vrij voor je geldmachine (je bedrijf) waardoor hier steeds meer (geïnvesteerd) vermogen ontstaat.
  3. Vanuit dat ruime vermogen in je bedrijf kun je zelfs besluiten deel te gaan nemen in andere bedrijven (die op die manier op de automatische piloot geld voor je genereren).

Poot 3, die nog een kleine toelichting behoeft, is zeg maar de geldmachine op afstand. Je kunt natuurlijk ook je privé geld in andere bedrijven stoppen (aandelen kopen) maar dat is fiscaal minder aantrekkelijk. Door je eigen inspanning af te bouwen en tegelijk vanuit je bedrijf te beleggen in andere succesvolle bedrijven sla je twee vliegen in één klap: meer vrije tijd en toch een hoog rendement.

Door je eigen bedrijf af te bouwen (en in derden bedrijven te beleggen) creëer je een ‘passief inkomen’: het geld komt naar je toe zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Dat is een mooi bruggetje naar ‘de tweede laag’. Want waar gaat het nu om: een goed bedrijf neerzetten of zorgen dat je zo snel mogelijk niets meer hoeft te doen?

geldmachine - 5De tweede laag in de geldmachine

Wat hebben we tot nu toe gezien? Eigenlijk, en ik bedoel dat niet vervelend, is hier sprake van basic boekhouden. Jansen is commerciëel genoeg te beseffen dat niemand hier ‘de motor voor start’ (nog zo’n gevleugelde uitdrukking uit de Randstad-tijd, betekent ongeveer ‘daar kom ik mijn bed niet voor uit’). Geldmachine en gouden driehoek vormen de verpakking en strik die Jansen slim gebruikt voor de volgens velen saaie inhoud.

Prima wat mij betreft. Kunnen wij van slimfin nog wat van leren. Bij zo’n aanpak hoort ook een stukje bravoure. We krijgen als lezer een positief beeld van wat de jonge ondernemer vermag te betekenen met zijn adviespraktijk. Persoonlijk vind ik dat dit boek op net te veel plekken het karakter krijgt van een veredelde verkoopbrochure. Superconsistent om toch gewoon € 20,95 voor dit boek van beperkte omvang te vragen.

Maar dat is allemaal niet wat me triggerde. Dat ging zoals gezegd om die tweede laag, een diepere laag om het geld heen.

geldmachine - 6

Want uiteindelijk blijkt het helemaal niet om dat geld te gaan. Al die moeite is uiteindelijk bedoeld om minder zorgen te hebben over je toekomst en meer te kunnen genieten van het heden (dat nog moet komen). Het gaat om rust en het realiseren van je dromen. Om doen wat je echt wilt.

Dat is precies de reden waarom wij ons eerdere boek ‘Geld is een middel’ hebben genoemd. Al te vaak gaat het alleen nog om geld en verdienen zonder dat het doel nog helder voor ogen staat. De stap die aan deze boekhoudexercities vooraf dient te gaan is: wat wil ik bereiken? En: welke bijdrage kan dit bedrijf aan dat doel leveren? En: welke andere manieren staan er nog ter beschikking om datzelfde doel (nog beter, sneller) te bereiken? Kijk dat is pas economie: is er een andere manier die mij nog sneller naar mijn doel brengt? Hoe kan ik een nóg hoger rendement realiseren (maar dan wel in termen van mijn doelfunctie, dus niet per se in Euro’s)?

We krijgen dus:

geldmachine - 7

In onze beslisboom ‘slimme financiering’ is de start daarom altijd de vraag wat het doel van de ingreep is.

De tweede laag is dus een soort dubbelheid in het boek: het gaat om de geldmachine en toch ook weer niet. Ik heb wel een vermoeden hoe dat in het boek terecht gekomen kan zijn. Het boek is zoals ik al zei feitelijk een uitleg aan de non-financial hoe je je boekhouding kunt lezen en gebruiken (heel waardevol). Maar dat is wat mager en dus moet er een gouden driehoek aan te pas komen en moet er een link worden gelegd met ‘succes’ en ‘rijk worden’. En dan gaat het bijna automatisch ook over ‘je dromen realiseren’, ‘doen wat je altijd al had willen doen’.

Maar misschien zit ik er ook naast. Want her en der zijn in de tekst ook leuke ‘systeeminzichten’ te vinden. Waarom sparen goed is. En lenen juist slecht. Het gaat dan niet meer om een boekhoudprincipe maar om iets ‘hogers’ of ‘abstracters’. Ik heb puur ter illustratie van mijn punt (en omdat ik het leuk vind) vier van die ‘systeemdingetjes’ uit de tekst gehaald en in een plaatje gezet.

Hier de eerste twee, over sparen en lenen:

geldmachine - 8Het hele boek draait vanaf het begin om: zorg dat de inkomsten hoger zijn of worden dan de uitgaven. Sparen (toevoegen aan je vermogen) is de eerste stap naar een succesvol bedrijf. Maar ook vond de auteur dat de boekhouding alleen te mager was. Sparen geeft, zo blijkt ook uit onderzoek, een beter en rustiger gevoel. Hierdoor ben in in staat betere beslissingen te nemen. En dat leidt dan weer tot een succesvoller bedrijf. Dus via sparen, via betere beslissingen, word je rijker en gaat dat sparen ook steeds makkelijker. Je komt in een positieve spiraal of in een ‘flow’ terecht. Bij lenen (en het aangaan van schulden) krijg je precies het tegendeel. Je wordt afhankelijk (van de bank) en ligt er wakker van hoe je terug moet betalen. Dat leidt tot stress en het nemen van slechtere beslissingen. Daardoor wordt je armer (minder succesvol) en ben je nog minder in staat je schulden af te lossen. Hier kom je dus in een negatieve spiraal terecht.

Je kunt hier van alles van vinden maar het is geen boekhouden meer.

Wat later in het boek wordt het voordeel van ‘inkomsten > uitgaven’ nog eens benadrukt met een reputatieverhaal, zie het plaatje hieronder. Als je spaart en je dus netjes je geleende geld terug kunt betalen dan leidt dat tot een positieve reputatie. Je bent immers een betrouwbare en solide partner. Daardoor zul je in de toekomst makkelijker en goedkoper een lening krijgen mocht je die nodig hebben. We krijgen hier een soort banken-paradox: de bank heeft het liefst mensen die veel verdienen en goed terug kunnen betalen als klant, maar juist die mensen hebben de bank dan weer niet nodig.

geldmachine - 9Dan de laatste en zo’n beetje de uitsmijter van het boek: geven als verdienmodel. Weer blijkt dat geld verdienen niet gelukkig maakt. Maar toch ook weer wel. Hoe zit dat dan? Geven blijkt ons gelukkig te maken. Als we gelukkig zijn dan halen we meer uit ons onszelf en zijn we beter in staat te groeien (ons te ontwikkelen, onze talenten in te zetten etc). Daardoor gaan we dan weer meer geld verdienen. En dus kunnen we dan ook weer meer geven.

Het lijkt op een struggle van iemand die op zoek is naar geluk maar vanuit de premisse dat ‘geld verdienen’ hoe dan ook in het verhaal terug moet komen. Logisch want je verhaal gaat ‘in the end’ toch over de ondernemer en zijn boekhouding. Het boek ‘de geluksfabriek’ bestond immers al.

Rudy van Stratum

PS Die 8% rendement: daar moet je toch echt eens naar kijken hoor. Nu algemeen wordt aangenomen dat de rente rond de 0 of zelfs negatief wordt zijn we in een ander tijdsgewricht aanbeland.

Baantjesjagers en zakkenvullers in de politiek? Misschien hierom. (MMM14)

Afgelopen weekeinde in de Volkskrant (20-2-2016) werkt Frank Kalshoven de hypothese uit: hoe zou het komen dat er in de politiek meer baantjesjagers en zakkenvullers actief zijn dan vroeger? In woorden wordt een mooie dynamiek beschreven die roept om het maken van een systeemdiagram.

Kalshoven zegt niet dat er op dit moment meer baantjesjagers en zakkenvullers zijn (stel nou dat …). Maar er is de laatste tijd veel discussie: ófwel vinden ex-politici een baan in hun eigen ‘aandachtsveld’ (KLM, Über etc) ofwel lukt het hen niet om een baan te vinden en maken ze aanspraak op wachtgeld. In het ene geval wordt die ex-politici verweten op een baantje (in het bedrijfsleven) uit te zijn, in het andere geval gaat het om het opstrijken van een relatief hoge vergoeding voor werkloosheid. Je kunt het met andere woorden nooit goed doen als (ex-) politicus.

Dus stel nu dat we nu inderdaad minder ‘intrinsiek gemotiveerde’ politici hebben, hoe zou dat dan kunnen komen?

Adverse selection

De dynamiek die Kalshoven op deze hypothetische situatie toepast staat ook wel bekend onder de term: adverse selection. De maatregelen en acties/reacties lokken precies het tegendeel uit van wat je eigenlijk beoogt door selectie van de ‘verkeerden’.

Het meest gebruikte voorbeeld van adverse selection komt uit de financiële wereld. Een (willekeurige) bank doet zijn best om iedereen aan een lening te helpen. Als vergoeding vraagt de bank een rente van zeg 5%. Aan iedereen, dus ongeacht je risicoprofiel. Nu wordt een van de klanten van deze bank werkloos (of gaat failliet) en de uitstaande hoofdsom moet door de bank worden kwijtgescholden (afgeschreven). Omdat de bank wel zijn centjes wil blijven verdienen en het verlies moet worden gecompenseerd, ziet deze bank geen andere oplossing dan de rente te verhogen naar 6%. Het effect is dat de meest solide klanten van deze bank worden gestraft en die zullen overwegen een andere goedkopere bank op te zoeken. Maar als de beste klanten verdwijnen dan zullen de slechtste klanten overblijven (die effectief weinig keuze hebben). Er zullen nog meer faillissementen volgen en de rente zal nog hoger moeten worden. Etcetera etcetera. Uiteindelijk gaat deze bank failliet omdat de bank blijft zitten met de meest risicovolle klanten.

De politiek: baantjesjagers en zakkenvullers?

Kan iets dergelijks in de politiek spelen? Dus dat de politiek alleen nog de ‘slechtste’ politici over houdt?

Ik probeer de tekst van Kalshoven zo goed mogelijk te volgen.

De aanleiding is een wispelturige kiezer die dan weer eens op deze partij stemt en dan weer de voorkeur geeft aan die partij. (Waarom dat dan weer zo is, blijft in de column van Kalshoven onvermeld). De kiezersmarkt is met andere woorden op drift. Gevolg is dat er vaker verkiezingen moeten worden uitgeschreven. De verliezende partijen zien zich genoodzaakt op de wispelturige kiezer te reageren door nieuwe teams (frisse fracties) samen te stellen (politici die de kiezer beter aanvoelen). Meer wisselingen in de politiek betekent voor de aspirant politicus minder baanzekerheid en meer risico om voortijdig het toneel te moeten verlaten.

Waar voorheen nog intrinsiek gemotiveerde politici aan het spel meededen, vallen er nu een aantal van deze soort af. Er ontstaat een tekort aan echt betrokken politici. Dat betekent dat er uitgeweken moet worden naar andere markten, dat er nieuwe bronnen moeten worden aangeboord. Nu is er noodgedwongen ook plek voor zogenaamde baantjesjagers en zakkenvullers. Deze komen nu terecht in de carrousel van terugkerende verkiezingen en verliezen regelmatig hun baan (zoals voorspeld).

 

baantjesjagers en zakkenvullers - 1

Ze gaan nu dus (noodgedwongen) op zoek naar een nieuwe baan. Mensen die voor de politiek kozen omdat ze daar meer konden verdienen dan in hun reguliere werk, zullen na de uitstoot geen baan kunnen vinden op dit hoger betaalde niveau. Zij zullen dus aanspraak maken op de wachtgeldregeling voor ex-politici. Dat zijn de zakkenvullers.

Degene die voor de politiek kozen als opstapje naar een beter betaalde baan op hun eigen beleidsterrein zullen (als ze hun werk goed hebben gedaan) terecht kunnen bij bedrijven uit de sector (als lobbyist, netwerker etc). Dat zijn de baantjesjagers.

Zowel baantjesjagers als zakkenvullers krijgen dus waar ze naar op zoek waren. Missie geslaagd, zou je kunnen zeggen. Het positieve nieuws verspreidt zich en stimuleert andere baantjesjagers en zakkenvullers om ook de politiek in te gaan.

Maar zo krijgt de politiek een slechte naam, er zijn zo weinig mensen die echt hart voor de zaak hebben etc. Het gevolg is dat het politieke bedrijf een (nog) slechte(re) naam krijgt en er nog minder politici van de oude stempel de overstap naar de politiek zullen wagen.

Het wordt van kwaad tot erger. Moraal: de kiezer die wispelturig is krijgt vanuit het systeem baantjesjagers en zakkenvullers retour.

Rudy van Stratum

PS Tussen haakjes heb ik hier boven al aangegeven dat de start ‘kiezersmarkt op drift’ hier uit de lucht komt vallen. Je zou evengoed een dynamiek kunnen vermoeden tussen politici die het volk onvoldoende vertegenwoordigen (of dat volk niet uit kunnen leggen dat ze dat wél doen) en de kiezer die vervolgens uit onvrede of onmacht op drift raakt.

 

Debunking economics (volgens Steve Keen) (MMM13)

Via de site van ‘Rethinking economics’ ontdekte ik het (gratis te downloaden) boek van economie-debunker Steve Keen. Keen is iemand die er zijn levenswerk van heeft gemaakt om de strijd aan te gaan met het in zijn ogen beperkte en gevaarlijke gedachtegoed van de neoklassieke economen. Het boek ‘Debunking economics’ heeft inmiddels meerdere edities en aanpassingen ondergaan (zover ik weet dateert de eerste versie van 2001 en de laatste van 2011). Niet een heel makkelijk boek om tot je te nemen maar in mijn ogen wel een relevant boek dat voor economen verplicht kost is. Over betere economie.

Het is ondoenlijk het boek van Keen (met meer dan 50 pagina’s literatuurverwijzingen achterin) recht te doen in een blog. Ik haal alleen wat krenten uit de pap. Ik maak een paar ‘headertjes’ om structuur aan te brengen:

  • Wat is de kern van de neoklassieke economie?
  • Nou en? Wat is daar mis mee?
  • Waarom doen de neoklassieken wat ze doen?
  • Is er een alternatief? Hoe kan het ook.
  • Is er een overeenkomst met wat wij hier doen op ‘slimmefinanciering’?

Wat is de kern van de neoklassieke economie?

Met economie wordt hier bedoeld wat economen in economische tijdschriften publiceren. Economische tijdschriften zijn tijdschriften die door economen in officiële lijsten belangrijk worden gevonden. Daar waar je moet publiceren om punten te halen om hoogleraar te kunnen worden en blijven. Een artikel krijg je alleen gepubliceerd via ‘peer-review’. Dat betekent dat je artikel de toets der kritiek moet doorstaan van je collega economen die (ook) in hoge tijdschriften publiceren.

Er zijn vele manieren om economie te bedrijven. Maar sinds ongeveer de jaren 50 is in die tijdschriften die ertoe doen een specifieke vorm van economie bedrijven leidend en dominant. Die vorm van economie bedrijven staat bekend onder de naam ‘neoklassieke’ economie. Natuurlijk zijn er ook andere vormen van economie bedrijven maar de bijbehorende beoefenaren en tijdschriften zitten aan de ‘rand van het wetenschappelijke spectrum’. De tijdschriften scoren niet hoog, de beoefenaren worden niet altijd serieus genomen en de visies en standpunten komen in de regel niet terecht in de leerboeken economie. Laten we zeggen dat 90% van ‘economie die ertoe doet’ wordt bepaald (gedomineerd zou Keen zeggen) door die neoklassieke economen.

Hoe gaan die neoklassieke economen te werk? Ik heb dat in onderstaand schema duidelijk proberen te maken (( Een model van een model dus … )) :

betere economie - 1Economen werken graag met modellen. Een model is een verzameling van wiskundige vergelijkingen die gevoed worden door een aantal centrale uitgangspunten of vooronderstellingen of assumpties. Die vooronderstellingen kun je vrij kiezen en variëren maar kenmerkend aan neoklassieke economie is dat ze een vast en redelijk onaantastbaar onderdeel van de beoefening zijn. Waar komen die assumpties vandaan? Dat is meteen de kern van de kritiek van Keen: ze komen niet uit empirische waarnemingen. Ze zijn gewoon … ja wat zal ik zeggen … logisch? waar? evident? Keen noemt het ongemotiveerd vasthouden aan die set vooronderstellingen een ideologie, een set van geloofsovertuigingen. In het model met vergelijkingen wordt vervolgens lekker gerekend. En aan het einde van de rit, na het substitueren (of rekenen), komen er wiskundige stellingen (of bij numerieke simulatie: getallen) tevoorschijn.

Belangrijkste kritiekpunt is dat de assumpties niet onderbouwd zijn en ondertussen toch de conclusies bepalen. Flauw zou je kunnen zeggen: je krijgt er uit wat je er in stopt. Je stopt er iets in dat wat je ‘gelooft’ en dan krijg je er dus dingen uit die je graag ‘wilt’. Op zich misschien niks mis mee want het is een check op de interne logica van je geloofsovertuigingen. Maar wat er wél mis mee is: het wordt gebracht als wetenschap (dus ‘waar’) en de conclusies worden gebruikt om onze echte wereld in te richten en te veranderen.

Ik heb wat cruciale vooronderstellingen van de neoklassieken in het schema gezet. Individuele agenten zijn rationeel, hebben de beschikking over alle relevante informatie, en streven naar nuts- en winstmaximalisatie. De markten zorgen voor automatische evenwichten waarbij alles wat gevraagd wordt ook wordt aangeboden (meestal door prijsaanpassing). Geld en schuld spelen geen wezenlijke rol, ze zijn zoals economen dat noemen ‘neutraal’. Agenten doen hun rationele calculaties in redelijke isolatie dus van onderling overleg of interactie is geen sprake. Keen stelt daarom dat macro-economie (de uitkomsten van iedereen bij elkaar) een subtak is geworden van de micro-economie (de uitkomsten van een ieder). Economen noemen dat het aggregatie-vraagstuk: neoklassieken doen dat simpel door aan te nemen dat het totaal de optelsom is van de losse individuen (vandaar de term ‘representatieve agent’).

In het model wordt aangetoond hoe het evenwicht er uit ziet. Economen werken graag en veel met zogenaamde lineaire vergelijkingen en bestuderen het ene evenwicht ten opzichte van het andere evenwicht. In het eventuele tussenliggende tijdspad (de zogenaamde aanpassing van oude naar nieuwe toestand) zijn ze niet wezenlijk geïnteresseerd. Omdat evenwichten snel en moeiteloos tot stand komen speelt de factor tijd nauwelijks een rol in de modellen. Economen spreken van ‘comparatieve statica’.

Het is niet verwonderlijk dat de uitkomsten van de modellen aantonen dat de markt zijn werk doet, dat dat het beste is voor iedereen, een beter resultaat kun je niet bereiken. Daarom is ingrijpen (door de overheid bijvoorbeeld) onwenselijk en verstorend. Laat ondernemers hun werk doen en consumenten in hun wijsheid beslissen wat ze willen kopen en blijf er verder vanaf. ((Tijdens het schrijven van dit artikel kwam ik dit tegen over een andere manier om onze welvaart en groei te meten (niet geld of spullen maar oplossingen als indicator). Hierin wordt ook een beeld geschetst van wat het neoklassieke wereldbeeld van economen inhoudt.))

Nou en? Wat is daar mis mee?

Nou prima toch, laat die lui lekker pielen met hun modelletjes en zichzelf belangrijk vinden op die instituten! Punt is dat dit gedachtegoed verspreid wordt en hele generaties (studenten, maar later dus ook politici, journalisten etc) beïnvloedt en leidend gaat zijn in de inrichting van onze maatschappij.  Neoklassieke economen zijn belangrijke adviseurs van beleidsmakers, ministers en presidenten. Daarom moeten voorheen publieke bedrijven ‘naar de markt’: want ondernemers weten veel beter wat consumenten willen dan overheden (wetenschappelijk bewezen immers). Een ideologie wordt verkocht als wetenschappelijk bewijs.

Een ander punt is dat problemen die we ‘in het echt’ meemaken niet worden gezien en niet worden voorzien. De economische crisis vanaf 2008 hebben neoklassieke economen niet zien aankomen. Eigenlijk, zo wordt wel gezegd, is het ook geen crisis, het is een tijdelijke situatie die zich snel zal herstellen, op weg naar een nieuw evenwicht. En de crisis (als die al zo mag heten) is ontstaan door verstoringen van buitenaf, juist een bewijs dus dat je er met je tengels vanaf moet blijven. Keen stelt dat er gewaarschuwd is voor de huidige crisis (de Nederlander Bezemer heeft hier onderzoek naar gedaan) en dat neoklassieken blind zijn geweest voor wat er onvermijdelijk zat aan te komen.

Het ontbreekt bij een vaste set aan aannames (lees: ideologie) dus aan een intrinsieke verwondering, er is geen behoefte meer om de fenomenen om ons heen te verklaren. Geen nieuwsgierigheid  om de wereld beter te begrijpen. Elke inbreuk op de set eigen overtuigingen wordt gepareerd met een verdediging. Hieronder heb ik de dynamiek van verdediging in een plaatje gezet:betere economie - 2

Er is dus een set aannames die belangrijk zijn voor de neoklassieken (later meer over waarom dit zo is). Er doet zich een verschijnsel voor in de werkelijkheid dat niet strookt met de modellen en conclusies van de neoklassieken. Er treedt een mechanisme van verdediging en/of ontkenning in werking. Afwijkende geluiden komen niet in de tijdschriften die ertoe doen. Reparaties of verklaringen die (nog steeds) passen in het eigen wereldmodel wél. Vervolgens worden periodiek leerboeken gemaakt en opleidingen verzorgd, allemaal in de traditie van de leading ideologie. Generaties studenten worden opgeleid met dit gedachtegoed. De originele artikelen worden niet gelezen, laat staan dat de context en/of de (historische) alternatieven aan bod komen. Zo blijft de bestaande set vooronderstellingen door de tijd en door de generaties onaangetast.

Waarom doen de neoklassieken wat ze doen?

De vraag die voortdurend bij mij opkomt tijdens het lezen van Keen’s boek is: stel nou dat ie gelijk heeft (en die club neoklassieken inderdaad een min of meer gesloten bastion vormen), waarom doen ze dan wat ze doen? Waarom is het zo hardnekkig? Het gaat hier toch om meer dan gemiddeld slimme mensen die toch ook de krant lezen en zo?

Keen gaat hier niet heel expliciet op in. Door de tekst heen zijn wel wat vermoedens te vinden. Ik heb die bij elkaar gescharreld en er enkele eigen vermoedens bij gezet in een mindmap (( Zie een eerdere serie blogs hier op de site waarin ik met vergelijkbare ideeën kom. ))

Om te beginnen kan het een esthetische kwestie zijn. Als een economie netjes op zijn pootjes terecht komt (in een evenwicht) en dat gaat helemaal vanzelf, dan heeft dat iets gracieus. Je ziet de natuur aan het werk (en dan is het goed, zonder menselijk ingrijpen). Adam Smith en de metafoor van ’the invisible hand’ is niet voor niets zo beroemd geworden.

Dan is een overweging dat de ruwe werkelijkheid zich niet zo makkelijk laat pakken in een wiskundig model. En economen zijn ondertussen dol op wiskunde omdat dat het vak de rigueur geeft van een echte wetenschap zoals de natuurkunde. Wiskunde is dus verplicht (onderscheidt je ook van de gewone man) en dan ontkom je niet aan een sterke simplificatie van de werkelijkheid. Het aggregatievraagstuk indien sprake is van meerdere anders handelende actoren is wiskundig hopeloos ingewikkeld. (( Keen beweert overigens dat die neoklassieken die zo hoog opgeven over hun wiskundige kwaliteiten bij echte wiskundigen door de mand vallen. De wiskunde is vaak verouderd en is jarenlang binnen de groep economen zelf gebruikt en een eigen leven gaan leiden. Keen vergelijkt het ergens met een emigrant die in het buitenland zijn eigen taal blijft spreken. Na jaren is dan de eigen taal helemaal verbasterd en afwijkend van wat de ’thuisblijvers’ inmiddels spreken. ))

Zouden belangen een rol kunnen spelen? Misschien is het een complot van wetenschap en gevestigde orde tegen de domme massa? De conclusies en aanbevelingen pakken inderdaad vaak gunstig uit voor de partijen die het al goed doen (de gevestigde orde, de rijken, vul zelf maar in). Keen ziet dat argument niet zo zitten. De meeste wetenschappers doen hun best en hebben de beste intenties. Als het eigenbelang echt zo belangrijk is dan hadden ze wel een ander beroep (dan wetenschapper / onderzoeker) gekozen immers. Economen hebben in die zin een belang bij het vasthouden aan de ideologie dat dat de kortste weg is om hoogleraar of beleidsadviseur te worden, dat dan weer wel.

Aan de linkerkant van de mindmap staat een aantal mogelijke denkfouten waar ook economen ‘last’ van zouden kunnen hebben. Door de opleiding en de leerboeken ga je op den duur geloven wat er staat. Iedereen doet het, dus zal het wel goed zijn. De professor vertelt het dus moet het ook waar zijn. Een mooi voorbeeld van group think waarbij tegengeluiden ongewenst zijn en op den duur verstommen. Of wat te denken van ‘loss aversion’? Jarenlang heb je beweerd dat de economie vanzelf op zijn pootjes terecht komt en dan komt er ineens een grote crisis. Dan is het logisch dat je niet meteen alles overboord gooit maar eerst kijkt hoe je je ‘investering’ overeind kunt houden. Of, tenslotte, misschien speelt het winnaarseffect? Je krijgt je artikelen gepubliceerd en je wordt hoogleraar: dan ga je ook vanzelf geloven dat wat jij opschrijft goed en waar is. Je wordt arrogant en je sensitiviteit naar wat er om je heen gebeurt neemt als vanzelf af.

Eigenlijk best logisch dus. Het is een soort economie van de economen. Ik zou het ook zo doen als ik in die groep zat.

betere economie - 3

Is er een alternatief? Hoe kan het ook?

De boodschap van Keen is wel duidelijk: deze situatie (van de dominantie van deze club economen) is ongewenst en schadelijk. Hoe moet het dan wél? Kan het ook anders?

Dat antwoord valt uiteen in twee delen. Op de eerste plaats zijn de neoklassieken niet altijd zo dominant geweest. Eerst had je bijvoorbeeld de ‘klassieken’ (zo tussen 1880 en 1935) die dominant waren in de wetenschapsbeoefening. En toen kwam de eerste grote crisis van de jaren 30 en kwam Keynes met zijn ‘General theory’. Sommigen stellen dat (de theorie van) Keynes zo tussen 1940 en 1970 de dienst uitmaakte. Keynes was geïnspireerd door de crisis, had oog voor onzekerheid en risico (onvolledige informatie) en gaf ‘onevenwicht’ een plek. Anderen stellen dat Keynes vrij snel door de klassieken werd ingekapseld als een bijzonder geval (een tijdelijke situatie, een uitzondering). Hoe dan ook blijkt een bastion niet helemaal ongevoelig voor (grote) invloeden van buiten te zijn geweest. Dus wie weet is de huidige crisis wederom een uitgelezen moment om de koers om te gooien en de ideologie ter discussie te stellen?

Het andere antwoord is dat er ondertussen meerdere stromingen zijn die zoetjesaan serieuzer genomen worden. Keen bespreekt in een apart hoofdstuk een stuk of vijf economische scholen die in zijn ogen vorderingen maken. Nee, het alternatief is niet het (post-, neo-) Marxisme. Ook het Marxisme vertrekt vanuit een ideologisch bastion waar nauwelijks discussie over mogelijk is. Inmiddels bemoeien échte wiskundigen en natuurkundigen zich ook met de economie. Inmiddels hebben we ook de beschikking over krachtige computers en kunnen we complexe dynamieken veel beter simuleren. Ook deze benaderingen hebben zo weer hun eigen voor- en nadelen. Per saldo laat Keen het in het midden of en hoe de economie als wetenschap zich verder zal ontwikkelen. Duidelijk is wel dat WIJ (burgers, lezers, consumenten) hier ook een belangrijke rol kunnen vervullen. We moeten in ieder geval diverser onderwijs eisen en pluriformiteit afdwingen (gelooft ie toch in de soevereine consument?).

Wat vindt Keen zelf eigenlijk? Wat verwacht hij van een econoom en/of een goed model? (mijn interpretatie obv het boek)

  • De assumpties moeten zijn gebaseerd op de werkelijkheid of empirie.
  • De assumpties moeten open staan voor discussie en verbetering.
  • Het model moet zijn ingegeven door nieuwsgierigheid over actuele vraagstukken.
  • Het model moet ruimte laten aan onevenwichtigheden.
  • Tijd en onzekerheid hebben een plek (dynamiek).
  • Ruimte voor gekromde vergelijkingen (ipv lineaire relaties). Meer aandacht voor betere/complexere wiskunde.
  • Serieuze aggregatie van micro naar macro. De som is meer dan de optelling van de delen.
  • Geen representatieve agenten maar introductie van meerdere ‘klassen’ met elk hun eigen gedrag.
  • Expliciete aandacht voor de (niet-neutrale) rol van geld, schuld en banken.

Opvallend vind ik daarbij dat Keen vasthoudt aan de veronderstelling van rationaliteit. Ergens merkt hij op dat economisch gedrag niet altijd rationeel is maar dat dat meer het domein is van de psychologie. Daarbij lijkt hij uit te sluiten dat de recentere inzichten uit de denkfoutenliteratuur en de behavorial economics (o.a. Kahneman, nudges-literatuur) tot het arsenaal van de modellerende econoom moet behoren. (( Overigens zie ik dat zelf ook niet als een probleem. Het ligt er maar helemaal aan hoe je rationaliteit definieert. Ik ga daar hieronder nog op in. )) Verder merk ik op dat er wel degelijk serieus is gemodelleerd met rationele onevenwichtigheidsmodellen (gebaseerd op wiskunde uit de gloriejaren van de ruimtevaart) al vanaf medio jaren 80. Af en toe in serieuze tijdschriften, maar ik geef toe (ook op basis van eigen ervaring) dat het nooit tot de kern is doorgedrongen. Mijn (sterk verouderde) ervaring met complexe simulatiemodellen (dat is waar je dan bijna onvermijdelijk op uit komt) is dat het lastig is tot robuuste uitkomsten te komen die praktische betekenis hebben (kleine veranderingen aan de voorkant leiden soms tot volstrekt andere conclusies, niet echt handig natuurlijk).

Ik kan dit pleidooi om ons los te weken van de te beperkte manier van neoklassieke economiebeoefening alleen maar een warm hart toedragen. Ik ben dus voor, het vak moet op de schop, meer discussie, meer pluriformiteit, meer aandacht voor de actualiteit en nieuwsgierigheid. Het meest essentiële onderdeel van het betoog van Keen vind ik dat banken (en geld- en schuldcreatie) veel en veel meer serieuze aandacht verdienen in de modellen. Zonder banken en de bijbehorende zogenaamde Ponzi-games die ze met bedrijven en consumenten spelen, zullen we de grote crisis van 2008 niet in de vingers krijgen. Een kenmerkende passage uit het boek vind ik in dit verband:

betere economie - 5

Jammer dat Keen niet een (nog) groter deel van zijn boek aan banken en het ontstaan van de crisis heeft besteed (( Ik ben me ervan bewust dat Keen over dit onderwerp een nieuw boek aan het schrijven is en er een hele site aan heeft gewijd, maar daar ben ik nog niet aan toegekomen. )) Ruim een derde van het boek gaat nu over wat Keen noemt wiskundige fouten en logische inconsistenties die hij bij de neoklassieken heeft ontdekt. Ik kan Keen op die punten (denk ik) wel volgen maar zie ook hoe de neoklassieken dat niet als fouten of inconsistenties zullen ervaren. De discussie is voor deze bespreking te technisch maar volgens mij is wat Keen in dat deel van het boek doet minder relevant voor onze inzichten in het ontstaan van de economische crises.

Samenvattend: wat mij betreft een relevant en niet te missen boek over de staat van de economische wetenschap (en over hoe het anders/beter moet).

Wat is de relatie met ‘slimme financiering’?

Ik wil tenslotte nog een verband leggen tussen het pleidooi van Keen (de nieuwe manier van economie-beoefening) en wat wij hier op ‘slimme financiering’ doen. Natuurlijk: wij maken hier geen economische modellen (( Hoewel ik hier een klein modelletje heb staan, dat overigens nog een vervolg behoeft …. )) . Maar de rode draad op deze site is toch (ook) een economische. Kernvraag daarbij is: doe ik er goed aan dit project wel/niet uit te voeren? Ik noem enkele mogelijke overeenkomsten met wat Keen voorstaat (en verafschuwt in de neoklassieke benadering):

  • De kern van onze aanpak ligt bij de zogenaamde beslisboom. Wij gaan daarbij in eerste ronde uit van rationele beslissers. Een rationele beslisser wil zeggen: wil met minimale middelen zijn doel bereiken. Je moet natuurlijk wel eerst weten wat je doel is en welke middelen tot je beschikking staan. En je middelen zijn niet beperkt tot geld en Euro’s, maar zijn ook tijd, arbeid, aandacht. Net als Keen houden ook wij vast aan rationaliteit als ordenend principe.
  • Wij gaan echter niet uit van volledige informatie die iedereen tot zijn of haar beschikking heeft. Informatie en tijd zijn schaars. We nemen dus in onze beslisboom mee van welke verborgen kosten (en opbrengsten) mogelijk sprake is. Denk aan transactiekosten, overlegkosten etc.
  • Wij gaan niet uit van representatieve agenten. Iedereen heeft een andere context, een ander belang, andere informatie, een andere perceptie etc. Dat betekent dat wij in het analyseren van een beslissing ook kijken naar welke andere spelers betrokken zijn. Het ‘model’ van de andere spelers kun je ontdekken door het spelen van een simulatie waarin je expliciet de rol van de ander inneemt en zijn denkwereld verkent (zie bijvoorbeeld ‘ritual dissent’ en de Disney-strategie). Hierbij wordt al snel duidelijk dat jouw acties gevolgen hebben voor de ander en vice versa. We spreken hier ook wel van het fuseren van belangen.
  • Vanzelfsprekend krijgen de elementen ’tijd’ (dynamiek) en ‘onevenwicht’ in deze discussies een reële plek.
  • We zouden hier op kunnen houden. Eigenlijk is dat wat Keen voor de economische modellen bepleit.
  • Onze ervaring met projecten en samenwerkingsverbanden is echter dat er nog meer speelt. We bouwen daarom nog twee rondes in. De eerste ronde ‘bovenop de rationaliteit’ is het verkennen van de bekende denkfouten. Wat mij betreft is de analyse van de economische wetenschappers als ‘stam met rituelen’ een mooi voorbeeld van hoe het in de praktijk werkt: prestige, status, gemakzucht, behoudzucht, toeval, gewoontes, opkijken naar de baas, tunnelvisie, wederkerigheid, verliesaversie …. het kan allemaal een rol spelen. Zie de checklist ‘denkfouten’ die we naast de ‘beslisboom’ als tool gebruiken.
  • Een tweede ronde bestaat uit het kijken naar wat er alsdan op tafel ligt vanuit een systeemblik. We kijken vanaf enige afstand (met de blik van een nieuwsgierige buitenstaander) naar de dynamiek (ongewenste uitkomsten van het systeem) die mogelijk is ontstaan. Dit onderdeel staat nog in de kinderschoenen en een echte tool of stappen plan hebben we nog niet beschikbaar. Maar schetsen zoals te vinden bij de blog over de ZZP’er, over de banken of over Shell zijn voorbeelden van hoe dat kan werken.

Hopelijk zal duidelijk zijn dat de stappen hierboven wat kunstmatig uit elkaar zijn getrokken. Lang niet altijd hoeven of kunnen die stappen zo systematisch te worden afgewerkt. Stijn vergelijkt het met het afpellen van een ui. Soms moet je na het afpellen van een laagje huilen en stop je (even) met afpellen. Soms is het ook irritant om alles af te pellen. Een samenvattend overzicht van onze werkwijze slimme financiering zoals we die de afgelopen jaren hebben ontwikkeld is hieronder gevisualiseerd:

betere economie - 6

Rudy van Stratum

 

Andere relevante blogs eerder verschenen:

Wat er met Twitter gebeurt is niet interessant

Knipsel twitterJa, we hebben Twitter ontdekt en onze lezers zullen het weten. Maar deze tweet van Rudy riep bij mij wat “tegengedachten” op, zeg maar het resultaat van tegendenken. Deze gedachten wil ik even delen in een korte blog. Want de vraag is natuurlijk gedoe bij Twitter, waarom zouden wij ons daar druk om maken? Mijn stelling is, niet doen want:

  • De groei van Twitter gaat sowieso een keer stagneren er is namelijk een absolute limiet, als alle mensen, alle bedrijven en alle organisaties (vooruit ook nog alle huisdieren) op Twitter zitten, dan houdt het op. Dus stagnerende groei, ik zie het probleem niet.

Maar meer specifiek voor ons, voor slimme financiering gaat het om het volgende:

  • Zitten er voldoende mensen uit onze doelgroep op Twitter of lezen die Twitter? Zo ja, dan is verdere groei voor ons niet van belang.
  • Stel dat Twitter gaat krimpen? Dan is natuurlijk de vraag wie gaat er vanaf? onze doelgroep? of pubers? of bejaarden? of alle huisdieren? In het meest extreme geval, Twiter krimpt dramatisch, alleen onze doelgroep blijft, dan wordt Twitter voor ons alleen maar beter.
  • Ook belangrijk, laten we het doel in het oog houden, waarom Twitter gebruiken? Om de groei van Twitter te bevorderen of voor onszelf? Het laatste natuurlijk, om informatie te halen en snel wat te kunnen delen. Niets meer niets minder, het zal nog wel een tijdje op deze manier blijven functioneren.
  • En, stel nou dat Twitter over 2 jaar helemaal dood is, dan lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat er een alternatief is (dat bestaat vermoedelijk al) waar je met één klik op de muis naar overstapt, dat al je contacten importeert en je volgers op de hoogte stelt. Zo kunnen we vrolijk verder.

Wat er dus met Twitter gebeurt is voor ons totaal niet interessant zolang Twitter maar iets voor ons betekent. Het gaat er dus om de waarom-vraag te stellen en even door te vragen. Dat staat overigens allemaal in ons boek “de kunst van het tegendenken“.

 

Stijn van Liefland