Categoriearchief: Dossier constructies

Financiering van een buurthuis

Sommige dingen zijn in theorie zeer eenvoudig maar zien we in de praktijk eigenlijk nooit terug. Wij zeggen dan vaak dat er allerlei verborgen kosten een rol spelen waardoor iets eenvoudigs met een goed rendement toch niet lukt. Je zou ook kunnen zeggen dat er vaak heel veel storende variabelen een rol spelen die weinig met de casus te maken hebben maar er wel voor zorgen dat die praktijk zo lastig is. Een heel eenvoudig idee is bijvoorbeeld de kosten en de baten van een buurthuis op een rij te zetten, te kijken of het buurthuis meer oplevert en als dat zo is te kijken hoe we die baten om kunnen zetten in een financieringsmodel. Want, als je in een buurthuis allerlei zaken organiseert (of laat organiseren) dan kan dat allerlei positieve effecten hebben zoals minder schooluitval, minder criminaliteit en meer participatie van mensen in de samenleving, wat weer tot minder zorgkosten kan leiden. De Volkskrant en diverse andere kranten schreven gisteren over innovatief financieringsmodel van de gemeente Enschede om een buurthuis te realiseren. Een financieringsmodel waarmee recht gedaan wordt aan de verschillende soorten waarden die van belang zijn bij zo’n project.

Lees verder

Crowdfunding

Het is een vraag die al knaagt vanaf de eerste artikelen die we schreven over crowdfunding. Hoe succesvol is dat nou? Je kan die vraag op verschillende niveaus bekijken. Ten eerste, hoeveel projecten halen het beoogde bedrag binnen? Als tweede kan je kijken welke projecten echt een succes worden voor de initiatiefnemer. Laten we zeggen, de initiatiefnemer realiseert het doel dat hij of zij voor ogen had. Een nieuw bedrijf, een film, boek, etc. Als derde kan je vanuit het perspectief van de investeerder kijken, krijgt die uiteindelijk het rendement dat vooraf beloofd is?

Vandaag kijken we naar succes in de vorm van het geld binnenhalen voor een project dat je wilt realiseren. Het belang van de investeerders (krijgen die hun geld terug) laten we buiten beschouwing. Ik kijk eerst naar Nederland en vervolgens naar Kickstarter, die presenteert een schat aan cijfers waar interessante zaken uit te halen zijn.

Geld binnen halen

We kijken dus naar het aantal projecten dat het beoogde bedrag binnenhaalt. Voor de meeste crowdfundingsplatformen geldt, het is alles of niets. Als je je doel bereikt (bijvoorbeeld € 10.000) dan krijg je het geld, haal je het doel niet (bijvoorbeeld € 6.000 i.p.v. € 10.000) dan wordt het geld teruggestort bij de investeerders. Overigens zit hier wel een lastig punt, veel investeerders leggen het resterende bedrag zelf bij. Van het aantal projecten dat het beoogde bedrag binnenhaalt moeten we dus nog een percentage aftrekken. Ik heb geen idee waar we het over hebben dus laat ik het hier buiten beschouwing.

Hoeveel zijn het er? Ik heb op een aantal sites gekeken, de informatie is er, maar vaak een beetje verborgen. Symbid heb ik gebeld, ze gaven aan dat 30 – 40% van de initiatieven succesvol is, dat is een cijfer dat aansluit bij de Kickstarters. Ho, 30 – 40% succesvol, dat lijkt heel veel, maar vergis je niet, 60 – 70% van de projecten mislukt dus, het overgrote deel. Crowd about now geeft een grafiekje en zegt dat 80% van de projecten slaagt. Dat lijkt mij erg hoog. Bij Geldvoorelkaar kon ik in eerste instantie geen cijfers vinden, maar een mail en telefoontje gaven veel inzicht. Bij geldvoorelkaar ligt het percentage veel hoger, 95,5%. Maar het ligt genuanceerder, op de site is te lezen dat er sinds 2011 11.000 aanvragen voor crowdfunding waren, dat heeft geleid tot 800 gepubliceerde projecten. Van die 800 slagen er vervolgens 95,5%. Even rekenen, dat betekent dat 7% van alle projecten die aangemeld worden uiteindelijk slaagt.

Geldvoorelkaar heeft een strenge selectie. Na aanmelding van het project wordt het eerst extern door vier partijen beoordeeld, onder andere BKR, Creditsafe. Dit is een knock out criterium, als één van de partijen een negatiefadvies geeft dan houdt het op. Na deze fase is er een inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit van het plan. Van alle projecten die ingebracht worden overleeft uiteindelijk 7,3% deze selectie, daarvan valt tijdens de crowdfundingsperiode dus nog een klein deel af doordat ze het geld niet bij elkaar krijgen. Kom je door de selectie bij geldvoorelkaar dan is de kans op succes dus groot. Daar staat wel tegenover dat er aardig wat kosten aan verbonden zijn.

Kickstarter

Kickstarter, Amerikaans / internationaal geeft uitgebreide statistieken over het succes van crowdfunding ((https://www.kickstarter.com/help/stats?ref=footer)). Natuurlijk is de situatie in Amerika anders dan in Nederland maar het is mooi materiaal. Alleen al omdat er inmiddels ruim 265.000 initiatieven op kickstarter zijn gelanceerd. Om meteen het belangrijkste getal te noemen, 37% van de projecten op Kickstarter levert voldoende op, 63% van de projecten mislukt. Er zijn veel interessante feitjes te halen uit de gedetailleerde gegevens. Er komen zo een paar grafieken, maar hier de highlights:

  • Als ik over Kickstarter hoor of lees gaat het over hele succesvolle campagnes, vaak gericht op iets technologisch zoals bijvoorbeeld een smartwatch. De Pebble was er al lang voordat Samsung en Apple horloges gingen maken. Verder heb ik gehoord van virtual reality brillen, 3d printers en een superhippe coolbox. Bij deze projecten hebben we het niet over een paar duizend dollar maar over miljoenen, de initiatiefnemers van de coolbox haalde ruim 13 miljoen dollar op. Toch is technologie de minst succesvolle categorie van projecten. 20% van de projecten was succesvol, 80% van de projecten mislukte dus. Ik zet dat laatste er steeds maar weer bij, het is gewoon belangrijk dat je je dat realiseert. Er zijn dus 5 teams aan het ploeteren met crowdfunding, bij 4 van de 5 leidt het tot niets.
  • Dans en theater, daar hoor je veel minder over, maar deze scoren een stuk beter, respectievelijk 63 en 61% van de initiatieven slaagt. Dat betekent overigens nog steeds dat ruim een derde tot niets leidt. Het hoge succespercentage zal allerlei oorzaken hebben, een belangrijke is wellicht dat van deze 90% van deze projecten onder de $10.000 blijft. Bij technologie is dat 35%. We hebben het dan wel over de geslaagde projecten.

Onderstaande grafiek laat zien hoeveel procent van de projecten in de verschillende categorieën slaagt. De tweede grafiek laat zien hoeveel geld er succesvol wordt gefund. Geen wonder dat er veel over technologie gesproken wordt. Dans en theater haalde samen $ 44 mln., technologie komt op $ 372 mln., games doen het nog beter, $ 424 mln.

succespercentage crowdfuning bij kickstarter

succes bij crowdfunding per categorie

Verdere verdieping

Het is leuk nog verder in de cijfers te graven. Zo is er ook een overzicht van de mislukte projecten. Uiteraard ook weer per categorie, maar wat vooral interessant is dat je kunt zien hoeveel geld de mislukte projecten opgehaald hebben. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van alle mislukte projecten. Wat kunnen we hier uit halen?

Als eerste dat een aantal (14%) projecten in het geheel geen geld binnenhaalt. Het is niet duidelijk wat hier aan de hand is, maar ik vermoed dat het projecten zijn die op kickstarter aangemeld werden en waarbij vervolgens besloten werd toch geen crowdfundingscampagne te starten. Een deel hiervan zoud we eens heel succesvol kunnen zijn waarbij al snel een financier gevonden werd en crowdfunding niet meer nodig was. Overigens valt het op dat journalistieke projecten ten opzichte van de andere projecten relatief vaak geen geld ophalen (ruim 25%).

Een ander punt dat opvalt is dat veel projecten er niet in slagen om meer dan 20% van het benodigde geld op te halen. Het lijkt een soort magische grens, er zijn maar weinig (nou ja toch nog 10%) die meer dan 20% binnengehaald hebben en alsnog falen.

Dan is er tot slot een aantal projecten dat meer dan 80% van het geld binnenhaalt en toch nog faalt. Bij games, design en technologie komt dit relatief vaker voor dan bij de andere categorieën, ca 1% versus ca 0,5%. Ook hier zijn weer twee verklaringen mogelijk. Voor de hand liggend, het lukt gewoon niet om het volledige bedrag te funden. Maar, wellicht worden deze projecten wel weggekocht, ze lijken immers heel succesvol te zijn, dan zou je als investeerder ook via de achterdeur kunnen proberen het hele project over te nemen.

succes en mislukking bij crowdfunding

Laatste weetje

crowdfunding 3

Initiatiefnemers die al een keer een succesvol crowdfundingsproject hebben gedraaid, hebben meer succes bij vervolgprojecten. Niet zo gek natuurlijk, het is een soort natuurlijke selectie. Als het mislukt denk je dit nooit meer, als het lukt denk je waarschijnlijk, waarom niet nog een keer? Komt bij dat een succesvol project waarschijnlijk een groot netwerk heeft (n.a.v. het vorige succes) dat kan worden ingezet. Niet zo raar dat hoe meer succesvolle projecten je draait hoe groter de kans op een succesvol vervolgproject (zie tabel).

 

Stijn van Liefland

 

 

MKBA (2): verschillen

Laten we de verschillen tussen de MKBA-aanpak en onze slimme-financierings filosofie eens nader bekijken.

Doel MKBA en slimfin

MKBA heeft meestal als doel om vanuit een overheidsperspectief te analyseren of een investering goed is besteed. Dus het publieke geld is in principe beschikbaar (of kan beschikbaar worden gemaakt) maar de vraag is of de aanwending van het belastinggeld kan worden gerationaliseerd vanuit een economisch-financieel perspectief. Vanzelfsprekend geldt wel dat als het geld aan het ene onderwerp wordt uitgegeven dat dat ten koste gaat (kan gaan) van een andere aanwending.

Bij ons was destijds de aanleiding: je wilt iets opzetten (of met iets doorgaan) wat door gebrek aan middelen niet langer kan. Hoe krijg je het dan voor elkaar je initiatief of project alsnog rond te krijgen? Dat betekent dat het geld (nog) niet voorhanden is. Het hoeft ook niet over een publiek vraagstuk te gaan. Het is in wezen dus een financieringsvraagstuk. Meestal zit er wel een publieke component in het vraagstuk, anders wordt het een ‘gewoon’ of traditioneel financieringsvraagstuk.

Cashflows

MKBA gaat voor- en nadelen (kosten en baten) op een rij zetten betreffende de (publieke) maatregel. Aan die voor- en nadelen (baten en kosten) worden prijskaartjes gehangen. Soms zijn dat echte prijskaartjes maar soms ook niet. Soms zijn het bedragen die een virtuele waarde van zo’n effect weergeven. Neem als voorbeeld de waarde van een mensenleven of de (ervaren) kwaliteit van een bos. Het is overigens wél de bedoeling dat al die prijskaartjes op één noemer worden gebracht en er een soort eindgetal uitkomt dat bij ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Wij zetten ook de voor- en nadelen op een rij maar het gaat in eerste instantie uitsluitend over echte financiële bedragen. Dus bedragen die je ook werkelijk moet betalen of kan ontvangen. Cashflows met andere woorden. Ook wij tellen die inkomsten en uitgaven in de tijd netjes op zodat er één eindgetal uitkomt dat precies als bij MKBA zegt dat ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Pas in tweede ronde (als de euro-bedragen niet voldoende zijn) zetten we in de matrix ook de kwalitatieve effecten op een rij. We zetten die nog niet om in financiële bedragen maar dat zou wel kunnen. Mocht er in financiële termen een negatief eindsaldo resteren (waardoor het een niet goed uitvoerbaar plan is) dan kun je je de vraag stellen: zijn al deze kwalitatieve voor- en nadelen ons dit (negatieve) bedrag waard? Daar kan dan een discussie over plaats vinden.

Partijen

MKBA zet in de regel alle voor- en nadelen op een rij, waardeert ze tegen geld en telt ze bij elkaar op. Eigenlijk dus alles over één kam. Dat hoeft overigens niet, maar dat is wel wat er vaak gebeurt. Wij splitsen de voor- en nadelen in termen van cashflows over de partijen die het betreft. Dat is in onze opzet cruciaal omdat de vraag of je project wel of niet kan doorgaan onder andere afhankelijk is van de vraag of eventuele voordelen die bij anderen terecht komen in je plan kunnen worden betrokken.

Zo kan het dus gebeuren dat het totaalplan een positief saldo heeft maar dat de ene regel bij die ene partij een positief saldo heeft en de andere regel van een andere partij een negatief saldo. De ene partij wordt beter van het plan, de andere niet. Dit is overigens kenmerkend voor veel vraagstukken die een duurzaamheidscomponent hebben.

Fuseren van belangen

In het verlengde hiervan staat bij slimme financiering het zogenaamde ‘fuseren van belangen’ centraal. Dus als jij als initiatiefnemer je plan wilt doorzetten maar jij komt er financieel niet uit dan kun je de onderhandeling aangaan met de partijen die ook voordeel van jouw plan hebben. Zijn zij bereid een deel van hun voordeel aan jou af te staan? Die derde partijen hebben daar belang bij omdat jij kunt beslissen het plan dan maar niet uit te voeren (waardoor zij hun voordeel dus niet behalen). De onderhandeling tussen partijen is dus wezenlijk onderdeel van slimme financiering. Het mooiste is natuurlijk als de pot juist wordt vergroot door de samenwerking van partijen (dat wordt dan ook wel ‘het vergroten van de koek’ genoemd). Bij MKBA is de onderhandeling meestal tussen subsidiepotten onderling en tussen publieke organen onderling.

Constructies

Als in onze aanpak er sprake is van een positief resultaat én je slaagt in je uitruil van de voor- en nadelen, dan ben je er nog niet per se uit. Soms gebeurt het dat je op het moment van investeren niet de benodigde liquiditeit (in kas) hebt om je project te starten of te continueren. De voordelen komen dan in de tijd later dan de nadelen. Er is dan een hele voorraad aan zogenaamde constructies die kunnen helpen die ‘spanning in de tijd’ te overbruggen of in andere woorden: de voordelen in de tijd naar voren te halen.

Denk daarbij aan het afstaan van eigendom (niet kopen maar huren of leasen bijvoorbeeld). Dat gebeurt bij traditionele financieringen ook overigens. Maar ook meer ongebruikelijke constructies zijn mogelijk zoals het verkopen van voorkeursposities, uitzichtrechten etc. Soms is het op deze manier mogelijk om kwalitatieve voordelen (een mooi uitzicht oid) alsnog om te zetten in een eurobedrag.

Bij MKBA spelen constructies meestal geen rol (maar ook hier geldt: dat is in toenemende mate wel het geval). Als besloten wordt dat de maatregel in MKBA-termen een positief saldo heeft dan kan een wet worden veranderd, een belasting worden geheven enzo verder.

Alternatieve middelen

Als het dan nog niet wil lukken om je ‘zaakje’ rond te krijgen dan kun je nog verder kijken dan Euro’s uit de eerste stappen. Om iets voor elkaar te krijgen gaat het niet altijd om geld maar meer in het algemeen om: voldoende middelen (op het juiste moment). Middelen zijn in toenemende mate naast geld ook de inbreng van uren en spullen. Vrijwilligers hoeven niet altijd geld in het zakje te doen, ze kunnen ook met de inzet van hun uren aan de slag. Of producten onderling ruilen. De ene partij brengt het maken van de website in in ruil voor het doen van de boekhouding door een andere partij. Deze laatste vorm van financiering wordt ook wel ‘financiering van onderaf’ of ‘alternatieve financiering’ genoemd.

Bij MKBA komt deze vorm van (alternatieve) financiering zover mij bekend niet voor.

80/20

MKBA stopt veel tijd en energie in het goed uitrekenen van de financiële bedragen (die horen bij de voor- en nadelen). Er zijn ook bibliotheken met kengetallen beschikbaar om daarbij te helpen. De prijs van een mensenleven uit de vorige blog is daar een mooi voorbeeld van. Er zijn hele studies gewijd aan het bepalen van dat soort bedragen. Maar vergeet niet: het gaat vaak om fictieve getallen, niemand betaalt cash een bedrag voor een mensenleven. Ook is de bandbreedte van de berekeningen vaak erg groot (waar overigens wel rekening mee wordt gehouden). Maar hoe dan ook: een MKBA kost al snel veel tijd en geld om in behoorlijke precisie te worden uitgevoerd. Dat kan ook worden verdedigd vanuit de grote maatschappelijke belangen die met de investeringen gepaard gaan.

Bij ons gaat het meer op de achterkant van een sigarendoosje, gaat het meer om de globale getallen. Meestal lukt het om bij een bepaalde maatregel vrij snel (aantal uren, dagdeel) de belangrijkste getallen grof in kaart te brengen. Je kunt dan al vrij snel zeggen waar in financiële termen de crux van het vraagstuk zit. Nog heel lang doorrekenen en verfijnen gaat de zaak dan hoe dan ook niet oplossen en is meer iets van latere zorg.

Verborgen kosten en denkfouten

MKBA is in haar opzet rationeel. Je zet de cijfers op een rij, hangt er een prijskaartje aan, telt ze bij elkaar op, voert de discussie. Natuurlijk chargeer ik nu wat. Wij zijn in de afgelopen jaren steeds meer doordrongen geraakt van de niet-rationaliteiten van beslissingen. Eerst noemden we dat ‘verborgen kosten’.

Neem de beslissing om over te stappen van de ene naar de andere (telecom-) provider. Je kunt dat netjes uitrekenen en daar je beslissing op baseren. Maar vaak speelt een grotere rol dat je de zaak niet vertrouwt, bang bent voor overstapkosten, je geen zin hebt om je in de materie te verdiepen etc. Deels kun je deze kosten overigens ook nog in geld uitdrukken, deels ook niet. Ook in de politiek geldt overigens dat deze niet-rationele componenten een (door MKBA) zwaar onderschatte rol spelen. De ene partij heeft bijvoorbeeld nog een appeltje te schillen met de andere partij (stemmenwinst, reputatie). Of er is nu eenmaal al veel geld gestoken in de voorfase en nu kunnen we niet meer terug (loss aversion). Niet zelden zien we plannen doorgaan die MKBA-technisch slecht uitpakken en omgekeerd zien we plannen niet doorgaan die MKBA-technisch om door een ringetje te halen zijn. Een heel nieuw onderzoeksgebied!

We proberen in onze aanpak waar mogelijk rekening te houden met deze denkfouten. Daar hebben we verschillende tools en technieken voor ontwikkeld (of gejat natuurlijk). Zo hebben we een visualisatie gemaakt (te vinden hier op de site onder ‘infographics’) die de meest voorkomende denkfouten in beeld brengt.

Infographics

Last but not least proberen wij in onze aanpak veel gebruik te maken van simpele overzichten in visualisaties. Om de discussie makkelijker en vruchtbaarder te houden. Een ambitiekaart met daarop de doelen (van de maatregel) waar het nu echt om gaat. Een feitenkaart met daarop de zaken die volgens de deelnemers niet meer ter discussie staan. Een belangenmatrix met daarbij in groen de versnellers en in rood de vertragers (voor de oplossing van het probleem). De beschikbaarheid van deze infographics fungeren in onze ervaring ook als een soort ankerpunt. Het creëert een ‘common ground’ waar je telkens naar kunt verwijzen: dit is wat we willen, hier zouden we het niet meer over hebben, dit zijn de zaken waar het over gaat.

Onze ‘beslisboom slimme financiering’ (ook een infographic) brengt bovenstaand verhaal in woorden in beeld.

MKBA en Slimme financiering - 2

Slimme financiering

flowchart-05042012

Rudy van Stratum

Eten van de overwaarde

We hebben er al eerder over geschreven maar het is een constructie die actueler is dan ooit. Je hebt een eigen huis dat grotendeels is afgelost (met een kleine resterende hypotheekschuld) en/of met een grote overwaarde, maar aan spaargeld heb je niet veel. Je bent met andere woorden voor veel (toekomstige) regelingen vermogend maar toch heb je geen geld.

Vaak wordt dan gezegd dat je je huis moet opeten. Maar dat is nog niet zo makkelijk. Je kunt je huis natuurlijk verkopen en dan gaan huren. Maar het huis verkopen in deze tijd is lastig. En goedkoop huren is zo mogelijk nog lastiger.

Een constructie die we eerder beschreven zou je een variant op het ‘sale and lease-back’ principe kunnen noemen. Je verkoopt je huis ‘op termijn’ aan een willende partij. Tot die tijd mag je als (ex-) eigenaar gewoon in je eigen huis blijven wonen en betaalt daar dan per maand een huurbedrag voor. Dat huurbedrag betaal je niet elke maand zoals dat gebruikelijk is maar het wordt op het moment van overdracht/koop verrekend in de totaalafrekening.

Er is nu een bedrijf dat deze optie, helemaal juridisch uitgewerkt, concreet aanbiedt om je overwaarde te verzilveren. En dat is, zover ik kan nagaan, nieuw. Meer informatie is te vinden op de www.lommerhuizen.nl

Rekenvoorbeeld

Je komt in aanmerking als je ouder bent dan 55, geen of nauwelijks meer hypotheekschuld hebt, en je huiswaarde in de categorie tussen € 200.000 en € 1.000.000 valt.

Een rekenvoorbeeld. Stel je hebt geen hypotheekschuld meer en je huis kan bij verkoop €300.000 opbrengen (of de overwaarde is € 300.000). Er wordt dan gerekend met 90% van de taxatie-waarde, dus met € 270.000.

Je krijgt nu uitgekeerd de helft van dit bedrag (met aftrek van kosten) dus € 135.000. De andere helft wordt op het bedrag ingehouden als vooruitbetaalde huur. Het huurbedrag per jaar is 4% van de taxatiewaarde, dus € 10.800 per jaar, of € 900 per maand. Je kunt voor dit bedrag dus 12,5 jaar in je eigen huis blijven wonen en hebt dan (nauwelijks nog) maandlasten behalve kosten voor gas, water en licht. Onderhoudskosten zijn voor rekening van de overnemende partij. Per maand heb je, als je bedrag op een spaarrekening zet en netjes uitsmeert over die 12,5 jaar, ongeveer € 1.000 extra per maand te besteden.

Wat gebeurt er na afloop van de rekenperiode? Er zijn meerdere opties. Ofwel blijf je gewoon in je eigen huis wonen en moet je maandelijks een huurbedrag gaan betalen aan de nieuwe eigenaar. Dan moet je natuurlijk wel geld (over) hebben. Ook kun je in een ander huis gaan wonen en daar de (wellicht lagere) huur voor gaan betalen. Of je gaat naar een verzorgingstehuis en wordt daar lager aangeslagen omdat je geen vermogen meer hebt. Of je laat je huis verkopen en deelt (zo mogelijk) alsnog in een deel van de gerealiseerde overwinst.

Vragen

Op zich een mooie constructie. Nu kunnen we in ieder geval zeggen dat er een reële mogelijkheid is je huis op te eten. Maar, zoals economen zeggen, there is no such thing as a free lunch. Wijs geworden door eerdere lessen uit de kredietcrisis vragen we ons af wat er zoal mis kan gaan:

  • Hoe wordt de taxatie-waarde bepaald? Ik ga er maar vanuit dat die conservatief zal worden ingestoken.
  • Er wordt gerekend over 90% van deze taxatie-waarde. Er is dus sprake van 10% risico-buffer voor de overnemende partij.
  • Diverse eenmalige kosten worden direct al verrekend. Hoe hoog zijn deze kosten en waar staan ze voor?
  • Een huurbedrag van 4% van de taxatie-waarde. Dat betekent bij 50/50, dat je 12,5 jaar in je huis kunt blijven zonder lasten behalve gas, water, licht. Je kunt overigens de huurperiode op voorhand verlengen door toch een (lager) maandelijks bedrag te betalen. Je kunt dat bedrag natuurlijk ook sparen en daar later zelf een huur- of koopbestemming voor zoeken. Die 4% lijkt goed gekozen, € 900 huur per maand voor een woning van een kleine € 300.000 is redelijk. Bovendien: hoe lager de taxatiewaarde, hoe lager de huur.
  • Voor tussentijds overlijden en andere calamiteiten worden regelingen getroffen. Ga er maar vanuit dat ook hier kosten voor in rekening zullen worden gebracht.

 

Ik zou graag een échte deal uitgewerkt willen zien. Misschien is er iemand die al gebruik van deze optie heeft gemaakt en weet hoe de financiële stromen feitelijk lopen. Reacties graag naar info@slimmefinanciering.nl . De gegevens zal ik dan geanonimiseerd verwerken in een nieuwe bijdrage.

Rudy van Stratum

Casus, financiering van onderaf

Pas achteraf realiseerde ik me dat we vandaag slimme financiering in de praktijk hebben gebracht. Financiering van onderaf zien we als één van de mogelijkheden om een wens gerealiseerd te krijgen. Wij  hadden ook een wens, ons verdiepen in een nieuwe instrument BREEAM-NL gebiedsontwikkeling. Het instrument is de afgelopen jaren ontwikkeld en hier te vinden. Wij wilden graag meer weten over het instrument, wat houdt het in, waar kan je het voor gebruiken en is het iets voor ons of onze opdrachtgevers?

We hadden er voor gekozen de beoordelingsrichtlijn goed te lezen en vervolgens te bespreken in een team waar we veel mee samenwerken. Vervolgens kwam het idee daar anderen bij aan te laten sluiten en een uitnodiging te versturen voor deelname. Gevolg positieve reacties en een klein aantal geïnteresseerden. Uiteindelijk hebben we vandaag bij InHolland in Delft met twee docenten, twee ambtenaren en twee adviseurs een interessant gesprek gehad over BREAAM. Zie het als een leesclub die een boek leest en gezamenlijk probeert het boek beter te begrijpen. Het resultaat is wat mij betreft buitengewoon goed, niet alleen meer inzicht in het instrument maar ook meer inzicht in het nut dat het instrument kan hebben voor mij en voor anderen. Oké, er kwamen ook weer nieuwe vragen, maar dat getuigt m.i. eerder van een succes dan van falen.

Waarom is dit nu een vorm van SlimmeFinanciering? Slimme financiering draait wat ons betreft om het rendement, een doel behalen met zo min mogelijk middelen. In dit geval:

  • Het doel is ruimschoots gehaald
  • Het heeft niemand iets gekost (afgezien van reiskosten en tijd)
  • Iedereen is er wijzer van geworden
  • Overcapaciteit is benut / gebruikt (een leeg lokaal bij InHolland)
  • Het netwerk is versterkt, nieuwe contacten zijn ontstaan

Terugkijkend durf ik te beweren dat dit een veel efficiëntere mannier is om kennis van instrumenten, nieuwe nota’s en plannen te vergaren dan het bezoeken van allerlei symposia. Ons voornemen is in ieder geval om de komende tijd nog een paar keer van dit soort bijeenkomsten over andere onderwerpen te organiseren. Het model daarbij, klein gezelschap (maximaal 10 personen), iedereen is gelijkwaardig en levert een actieve inbreng, één persoon bereidt het ten behoeve van het gesprek wat beter voor. Maar, mijn advies, wacht niet op ons maar organiseer zelf wat! (en nodig ons eventueel uit ;-))

Stijn van Liefland

P.S. één van de deelnemers heeft aangeboden de bevinden kort in een verslagje te zetten, t.z.t. komen we terug op de inhoud van de bijeenkomst.

 

Agrarische herbestemming Millheeze

Gisteren hoorde ik op BNR nieuwsradio een item over agrarische herbestemming in het Brabantse Millheeze. Aan het woord waren een varkensboer en zijn makelaar. De varkensboer was min of meer gedwongen op te houden met zijn bedrijf (zag dat zelf ook wel in, onvoldoende rendabel bij de huidige schaalgrootte en uitbreiding was geen optie) maar had dan geen pensioen. De gemeente ziet de boer ook het liefst verdwijnen en wil niet tegen leegstaande stallencomplexen aankijken.

Een variant op leegstand kantorenmarkt wellicht, maar dan in het klein en op de lokale agrarische markt.

De makelaar had een oplossing bedacht. Hij is naar de gemeente gestapt en heeft gevraagd of de agrarische bestemming eraf mocht zodat er huizen gebouwd zouden kunnen worden. De marktpartijen zouden dan verder zorg dragen voor de sloop en afvoer van gevaarlijke stoffen etc.

Ik was eens benieuwd naar hoe de constructie er uit ziet en hoe de financiële stromen ongeveer lopen. Ik heb er wat cijfers aangehangen. De casus gaat over Millheeze maar de getallen zijn verder fictief, puur ter illustratie en om het hopelijk duidelijker te maken. Het enige dat in het interview werd meegegeven was dat er 8 huizen op de lege stalruimte zouden komen.

Oude situatie

Ik ga ervan uit dat er stallen staan op een plak grond van 20 bij 80 meter, dus een oppervlakte van 1.600 vierkante meter. Laat de agrarische grondprijs nu eens € 25 per vierkante meter zijn. De gemeente zou de agrariër (ik gebruik hierna weer boer, is toch korter) dus kunnen compenseren voor de grond ter waarde van 1.600 x € 25 = € 40.000. Als de panden dan vervolgens gesloopt moeten worden dan kost dat nog eens (stel) € 40.000. De gemeente zou in dit geval kwijt zijn € 80.000 (€ 50 per vierkante meter) om de grond terug te geven aan de natuur. Nog los van de vraag of de boer bereid is voor € 40.000 zijn grond te verkopen want het probleem blijft dat hij dan nog steeds geen acceptabele pensioenvoorziening heeft. En zoals we al stelden: de gemeente zal geen € 80.000 ‘over’ hebben voor deze transformatie.

In een plaatje ziet het er als volgt uit:

Nieuwe situatie

Nu dan naar de oplossing waarvoor gekozen is. Er komen 8 huizen op de grond te staan. Laten we zeggen dat per huis een plak grond is gereserveerd van 10 x 20 meter, oftewel per huis een oppervlakte van 200 vierkante meter waarop huis en een stukje tuin komen. Ik ga ervan uit dat zo’n huis een prijs VON op de markt zal doen van € 200.000. Het bouwen van het huis (kosten van arbeid, materiaal en een winstmarge voor de bouwer) kost zeg € 140.000.

De residuele grondwaarde is dan € 200.000 – € 140.000 = € 60.000. Dit wil zeggen dat wil het huis voor de marktprijs verkocht kunnen worden, dat je dan maximaal € 60.000 voor de grond kunt/mag betalen. Per vierkante meter is de residuele grondprijs dan € 300. Wat blijft er dan aan geld  ‘over’ op deze lap grond met 8 huizen? In principe dus 8 keer € 60.000 maar daar gaan vanaf de kosten van sloop (€ 40.000) en de kosten van het bouwrijp maken (zeg voor het gemak ook € 40.000). De deal die hier wordt voorgesteld heeft dus een ‘windfall profit’ van € 400.000 (namelijk € 480.000 minus 2 keer € 40.000 voor sloop en bouwrijp maken).

In een plaatje:

Evaluatie

Deze deal heeft de situatie omgetoverd van een dreigend tekort van de gemeente van € 80.000 bij geen pensioenvoorziening van de boer, naar een situatie van een te verdelen overschot van € 400.000 waarbij ook nog winst wordt gemaakt door de bouwer en de toeleveranciers, werkgelegenheid ontstaat en woonruimte voor gezinnen beschikbaar komt.

De kernvragen zijn: waar komt de winst vandaan en wat is een redelijke verdeling van de ontstane winst?

De winst ontstaat doordat de gemeente een (kunstmatige) beperking op de mogelijkheden van gebruik opheft waardoor nieuwe lucratieve aanwendingen van die grond mogelijk worden. Het instrument van het wijzigen van het bestemmingsplan (in handen van de gemeente) kan dus zomaar voor gratis geld zorgen. Verder is natuurlijk van belang dat de verkoopprijs van een huis van deze omvang op deze locatie een bepaalde prijs ‘doet’. In wezen is er sprake van een raar fenomeen, namelijk dat de kale bouwprijs van een object lager is dan wat men ervoor wil betalen. Dat is precies wat die residuele grondwaarde weergeeft.

Waar gaat die winst nu naar toe? Het antwoord weet ik natuurlijk niet feitelijk. Maar ik schat zo in dat de boer zijn pensioenvoorziening krijgt van € 300.000 en dat de makelaar in zijn rol als projectontwikkelaar de resterende € 100.000 toucheert (of dat geld verdeelt met een andere projectontwikkelaar die verder het risico van bouw en verkoop neemt). Mijn inschatting is dat de gemeente blij is van een probleem verlost te zijn (mooi huizen bouwen en geen € 80.000 kwijt zijn) en geen geld ontvangt voor deze wijziging in bestemming.

Feitelijk gaat het hier echter om een speltheoretisch concept waarbij de gemeente vooraf kan uitonderhandelen wat de optimale afroming van het surplus is zodat alle partijen aan de marge nog bereid zijn aan de deal mee te werken. Een gemiste kans? Of een goede zaak? BNR gaf de makelaar in ieder geval een platvorm zijn spullen nu al aan de man te brengen. Over de verdeling van de winst en waar die vandaan komt is met geen woord gesproken.

Rudy van Stratum

Social Impact Bonds (2)

Een maand of wat geleden werd hier voor het eerst melding gemaakt van het in de UK bekendere fenomeen (constructie) Social Impact Bonds, zie blog van 25 juni 2012. Ik heb daarin toegezegd nog nader in te gaan op wat in mijn ogen nu de kern van de constructie vormt.

Laten we daarvoor de spelers die bij dit spel betrokken zijn eens nalopen. Achtereenvolgens: de overheid, de contracterende partij, de uitvoerende dienstverleners en de consument.

De overheid

De overheid is op enig moment verantwoordelijk voor het oplossen van een probleem en biedt daarvoor bepaalde diensten aan. Bijvoorbeeld: het oppakken en veroordelen van criminelen en ze daarna voor een zekere periode opbergen. Resultaat: een veiligere samenleving. Aanleiding van de constructie is volgens mij tweeledig:

  • De maatschappij is niet tevreden over die dienstverlening
  • De kosten van het aanbieden van de dienst zijn (te) hoog

Oftewel: voor deze constructie moet er een besef bestaan dat het beter en/of goedkoper kan.

De contracterende partij

De onvrede over beter of goedkoper wordt vertegenwoordigd door een nieuwe coalitie van partijen. Het kan gaan om buurtcomité’s, goede doelen acties etc. Deze partijen laten zich vertegenwoordigen door een nieuwe (juridische en bestuurlijke) coalitie. Voor de hand ligt een stichting of een cooperatie. De overheid contracteert deze partij om de dienstverlening te verbeteren en te optimaliseren. Hiervoor worden precieze afspraken gemaakt over de meetbare kwaliteiten van de dienstverlening. Laten we zeggen dat dit de kenmerken van een SLA heeft (Service Level Agreement).

De contracterende partij laat zich door de overheid betalen op basis van de afgesproken prestaties in de SLA. Dat is win-win: de overheid is goedkoper af en de contracterende partij verdient geld. Hier staat tegenover dat de coalitie risico loopt bij het niet nakomen van de verplichtingen en afspraken. Niet onbelangrijk: de coalitie krijgt pas achteraf betaald. Vooraf moeten de achterbannen dus geld voorschieten.

Kenmerken voor deze constructie:

  • De achterbannen hebben een goede doelen achtergrond
  • En nemen genoegen met minder rendement en/of een langere tijdshorizon

Hier lijkt sprake te zijn van een soort afruil. Het lijkt een zwakte van de constructie dat er partijen genoegen moeten nemen met een lager rendement. Mogelijk is een sterkte dat ze een inhoudelijk of moreel commitment hebben met het onderwerp.

De uitvoerende partijen

In wezen is hier niet zo veel bijzonders aan de hand. De coalitie is vooral een bestuurlijk onderhandelings vehikel die het echte werk overlaat aan bijvoorbeeld marktpartijen en daar gewoon conform afspraak voor betaalt. De uitvoerende partijen lopen in principe geen risico. Hooguit kunnen ze bij gebleken ongeschiktheid vervangen worden door een andere uitvoerende partij. Uit de voorbeelden leid ik af dat ook bij de uitvoering overigens ideele partijen ingeschakeld worden.

De consument

De consument is hier de eindafnemer van de dienst. Dat kan hier gaan om de gevangene die effectiever wordt behandeld (en niet meer zo snel de fout in gaat na vrijlating) maar vooral ook de burger die kan genieten van meer veiligheid. De consument hoeft hier alleen maar van de betere dienst te genieten.

Outsourcing onder randvoorwaarden

Alles op een rijtje zettend gaat het hier om outsourcing van een overheidsdienst. Weliswaar outsourcing onder randvoorwaarden. De randvoorwaarden voor een succesvolle outsourcing zijn daarmee:

  • Het moet gaan om een bestaande dienst die door een overheid niet goed genoeg of te duur wordt uitgevoerd. Het gaat om besparingspotentieel van iets bestaands.
  • Er moeten ideele achterbannen bestaan die niet tevreden zijn, iets met de inhoud hebben en bereid moeten zijn geld voor te schieten en genoegen te nemen met een lager rendement.

Het lijkt me dat deze constructie niet geschikt is voor het financieren van iets nieuws waar nu geen geld voor beschikbaar is. Als voorbeeld: het groen in een wijk waar geen geld beschikbaar is voor het onderhoud. Als er geen geld beschikbaar is kan er ook niet op bezuinigd worden toch? Of zou het wel kunnen als je hier met een integrale bril naar kijkt? Als er een coalitie opstaat die zegt: wij willen dat groen wel aanleggen en onderhouden maar dan wel als we een deel van de bijbehorende ambtenarentaken (en salarissen) mogen overnemen. Uiteindelijk ga je dan de hele overheid naar de maatschappij terug plaatsen. Is toch iets vreemds aan de hand.

Rudy van Stratum

 

Update Toolbox Financieringsconstructies

In een eerder bericht zijn we ingegaan op de Toolbox Financieringsconstructies van AgentschapNL. We hebben toen al aangegeven dat het “work in progress” is. Inmiddels is het Agentschap weer een stap verder en staat er een nieuwe versie van de Toolbox online. Ook de plek waar deze gevonden kan worden is veranderd, kijk hier. Nog steeds is het streven van AgentschapNL de Toolbox verder te verbeteren. Een goede zaak, ik zie overal initiatieven ontstaan die met fianciering te maken hebben. Vaak zijn het welliswaar geen nieuwe constructies maar wel goede voorbeelden. En juist die voorbeelden kunnen heel waardevol zijn als je zelf met een financieringsprobleem zit.

Stijn van Liefland

Social Impact Bonds (1)

De laatste weken heb ik dit woord meerdere malen gehoord: Social Impact Bonds. Het gaat om een financiele constructie, dus interessant voor ons, zeker nu. Ik voorspel dat we er nog vaker van gaan horen. Wat houdt de constructie in en wat is de ware aard ervan (wat is de kern van het achterliggend verdienmodel)? Voor dit eerste deel een korte omschrijving, in het tweede deel volgen aanvullende vragen en een evaluatie.

Wat houdt het in?

Er moet sprake zijn van een maatschappelijk probleem, iets waar we met zijn allen last van hebben en wat we graag ander zouden zien. Dit mag van alles zijn maar als voorbeeld: criminelen worden gepakt, komen in de gevangenis, maar daarna vervalt een te groot deel weer in dezelfde fout. Dit kost de maatschappij handen vol geld, niet alleen de maatschappelijke schade van de criminaliteit zelf maar ook de kosten van een gevangene per dag als hij achter de tralies zit.

Dan is de aanname dat er hier iets te verdienen valt. Het moet slimmer en goedkoper kunnen. (Blijkbaar is de overheid daar zelf niet toe in staat en kan een ander dat beter, daarover meer in deel 2). De constructie behelst dat er een nieuw aanspreekpunt (organisatie, entiteit) komt die geld krijgt van:

  • Goede doelen fondsen of lobby bewegingen (anti-rook lobby, club tegen te hard rijden etc).
  • Private investeerders.
  • De overheid, dat kan regulier budget zijn maar ook extra geld uit bijvoorbeeld een staatsloterij.

Vervolgens maakt de overheid afspraken met de nieuwe entiteit. De afspraken zijn in duidelijk meetbare eenheden omschreven (dat is een voorwaarde voor de constructie). Er moeten minder mensen de gevangenis in, de kans op herhaling moet omlaag etc. Er wordt met andere woorden een prestatie-contract gemaakt tussen overheid en ‘service-instituut’. Dit instituut kan nu op eigen initiatief afspraken maken met uitvoerende partijen. Deze partijen voeren deeltaken uit in opdracht van het instituut en lopen in principe geen risico. Vanzelfsprekend kan bij minder goed functioneren wel voor een andere en beter presterende partij worden gekozen.

De kern van het verdienmodel

Het service-instituut krijgt nu betaald in overeenstemming met de afgesproken meetbare resultaten. Worden de resultaten gehaald dan volgt betaling, worden ze niet gehaald dan volgt geen of gedeeltelijke betaling (bonus/malus regeling). Bij goed presteren krijgen de inleggende financiële deelnemers (fondsen en investeerders) een rendement op hun investering (bij een looptijd van ongeveer 5-7 jaar die hoort bij dit soort constructies). Dit rendement wordt betaald uit het feit dat de overheid op de ‘andere’ oude manier meer kwijt zou zijn dan nu het geval is bij deze nieuwe constructie.

Het eind van het liedje in de ideale situatie is:

  • Overheid is minder geld kwijt dan voorheen (minder politie agenten, minder gevangenisbewaarders, kleinere gebouwen)
  • De maatschappij heeft minder schade of overlast (minder criminaliteit)
  • De fondsen en goede doelen zien meer van hun wensen gerealiseerd en eventueel rendement gaat weer terug in de pot voor verdere acties
  • Beleggers die wat met het onderwerp hebben zien een financieel rendement met een langere termijn horizon.

Daarmee is de kern van het verdienmodel dat samenwerkende partijen op afstand die directer bij de materie betrokken zijn (zowel op inhoud als op emotie) meer resultaten boeken met minder kosten dan als de overheid dat zelf (in haar eentje, van bovenaf) zou doen.

Rudy van Stratum

Een Groene Investerings Maatschappij (GIM)

Enkele weken geleden (mei 2012) is het rapport ‘Een groene investering maatschappij’ gepubliceerd. Het is een rapport opgesteld in opdracht van de HFC (Holland Financial Centre) en uitgevoerd onder leiding van Lex Hoogduin (ex-DNB) met medewerking van o.a. KPMG en BCG (link naar rapport: HFC-Rapport_GIM-scr definitief 22 mei 2012).

Aanleiding

Het rapport is interessant voor deze site omdat het hier om een financiele constructie gaat die een gestelde ambitie mogelijk moet maken. Een constructie die als doel heeft Nederland te helpen op weg naar meer duurzame groei. De redenering in het rapport is kort door de bocht ongeveer als volgt:

Nederland wil graag duurzamer omgaan met o.a. energiebronnen. Ook wij als initiatiefnemers van dit rapport willen graag dat Nederland duurzamer wordt. Op dit moment gaat het echter nog niet zo hard met dat duurzaam en als het zo doorgaat dan gaan we de doelstellingen niet halen. Dat komt vooral omdat er nogal wat marktimperfecties zijn die het streven naar meer duurzaam in de weg staan. Wij willen als initiatiefnemers samen met u, overheid, die imperfecties uit de weg ruimen. Wij hebben u, overheid, nodig. Niet alleen om die belemmeringen uit de weg te ruimen maar ook om ons financieel bij te staan. Wij pleiten er daarom voor een groene investeringsmaatschappij (GIM) op te richten voor de projecten die in beginsel wel rendabel zijn en wij pleiten er ook voor om op langere termijn nog een stap verder te gaan door een groene investeringsbank (GIB) op te richten die ook de nog niet rendabele projecten verder op weg helpt (en uiteraard hebben we daarvoor nog meer van u nodig, overheid).

Wat houdt GIM in?

Opdrachtgever is zoals gezegd de HFC. Het gaat hier om een publiek-private samenwerking waarin partijen uit de financiële wereld en overheden zijn vertegenwoordigd. Doel van HFC is om de financiële sector te versterken (aldus de eigen website). Het rapport richt zich met de GIM op het laaghangende fruit (bewezen technologieën) en met de GIB op de iets verder weg gelegen doelen (meer risico zowel technisch als financieel). Ik laat voor het gemak de GIB hier verder buiten behandeling en concentreer met op de GIM.

De banken willen bij monde van de HFC dus graag helpen bij het verduurzamen van Nederland maar staan daarbij met de rug tegen de muur. Een aantal energie projecten is op zich rendabel maar in de praktijk doen zich problemen voor bij de financiering, te denken valt aan:

  • Projecten zijn te kleinschalig en steeds weer maatwerk
  • Er zijn te veel regels
  • De opbrengsten liggen te ver weg in de tijd
  • Het risico is te groot om door één partij gedragen te worden

Het bestaan van dit soort barrières kunnen wij alleen maar bevestigen en het is goed om hier iets aan te doen. Maar we moeten ook constateren dat het verschillende organisaties (waaronder ook een aantal banken) wel lukt om initiatieven van de grond te krijgen. En niet alleen vanuit idealisme, ook om gewoon een goed rendement te halen.

Terug naar de GIM, deze wil nu als een tijdelijke projectorganisatie samen met marktpartijen en overheid de barrières slechten. Verder mag ook een aantal projecten onder de hoede van de GIM vallen om hiervan te leren en ze marktrijp te maken. De GIM draagt de kennis over, zorgt voor standaardisering en passende regelgeving en laat het dan weer aan de markt over. Voor dit rechtzetten en opschonen van de markt(-imperfecties) heeft de GIM ongeveer 6 jaar nodig en per jaar ongeveer € 6 mln. De overheid moet 50% van deze ‘proceskosten’ voor haar rekening nemen. Als ik zo snel reken komt dat neer op een subsidie van € 18 mln minimaal om de overheid te helpen bij het in het zadel helpen van de markt (denk over deze zin maar eens na). Het resultaat na die 6 jaar: een goed functionerende markt voor duurzame ontwikkeling en het makkelijker behalen van een aantal ambities (voor de overheid de gestelde doelen, voor de samenwerkende banken meer omzet en winst).

Evaluatie

Ik doe het plan ongetwijfeld geen recht door deze te korte en te ongenuanceerde behandeling. Zie het als een aanzet tot discussie. Laat ik een aantal overwegingen de revue passeren. Als eerste de aard van deze nota en de wijze waarop die tot stand is gekomen:

  • Het gaat hier niet zo zeer om een onderzoek als wel om een pleitnota. Er is dus onvermijdelijk sprake van een zekere mate van doelredenering.
  • Op zich niets mis mee, maar er mag meer reflectie zijn op de eigen belangen die hier een rol spelen.
  • Waarom geen tegendenken toegepast in dit rapport? Maak het plan robuuster door te praten met heel andere partijen. Het kiezen voor KPMG en BCG als mede-auteurs en -adviseurs ligt te veel voor de hand.
  • De banken maken zich zorgen om de duurzame toekomst van Nederland. Zelfs op het te langzaam gaan van de voorgenomen ombuigingen in die richting. Maar banken investeren toch ook in kolencentrales? Terwijl dat niet in lijn is met het rijksbeleid. Er is geen wet die het verbiedt, maar vanuit de doelstellingen voor CO2 reductie is het niet wenselijk. Ik heb nog nooit één van de grote banken horen roepen dat ze niet in dat soort technologie willen investeren. Het doel van de HFC is het versterken van de financiële sector en de sector wil graag vast blijven houden aan economische groei en aan marktwerking en aan rendements-maximalisatie (in combinatie met risico-minimalisatie).
  • Het lijkt dan ook geen toeval dat het plan juist nu bij het voortduren van de financieel-economische crisis aan de orde is. Waar het om gaat is dus hoe kan de financiële sector in deze moeilijke tijden meer verdienen aan iets dat toch staat te gebeuren, namelijk het verduurzamen van de economie?
  • Want de vragen die in dit rapport gesteld worden waren 5, 10 of 20 jaar geleden ook al aan de orde. Ook in het eerste nationale milieubleidsplan (1990) werd ingezet op energiebesparing en duurzame energie. Waarom werden deze vragen toen niet gesteld? Omdat er toen andere meer interessante opportunities waren, lijkt mij het logische antwoord.

Als tweede wat meer inhoudelijk, wat is het voorstel:

  • Standaardiseren van processen: een prima zaak. Waarom kunnen de banken dat in onderling overleg niet gewoon aanpakken?
  • Waarom zou de overheid financieel bij moeten dragen aan het stroomlijnen van deze processen?
  • Hoe zijn sommige banken er wel in geslaagd een rol te spelen bij het verlenen van kredieten rondom dit soort duurzame investeringen? Wat kunnen we van hen leren?
  • Het rapport ademt vrije marktwerking. Het is de markt voor en de markt na. Het gaat over rendement maken, efficiency betrachten, stroomlijnen en zo verder. Nu heeft marktwerking ons veel gebracht. Maar er zijn ook geluiden dat we te ver zijn doorgeslagen. Marktwerking kan ook leiden tot te veel nadruk op de korte termijn en te veel nadruk op uitsluitend financieel rendement.
  • Je kunt zeggen: duurzame investeringen worden te moeilijk gemaakt en daar moeten we wat aan doen. Je kunt ook zeggen: niet duurzame investeringen worden te makkelijk gemaakt en daar moeten we wat aan doen. Dit rapport kiest vanuit de achterliggende overtuigingen niet voor de laatste route. Het zou goed zijn meerdere alternatieve oplossingen voor het bereiken van de geformuleerde doelstelling (verduurzaming van Nederland was het toch?) eens naast elkaar te analyseren.
  • Meer reflectie op dit soort geluiden en de eigen rol en verantwoordelijkheid zou het rapport sterker maken. Iemand die een beetje gemeen is zou nu juist kunnen denken: eerst flink verdienen aan niet duurzaam, tot het niet langer werkt, en dan nota bene de overheid te hulp roepen bij het bedenken van oplossingen hoe je ook met duurzaam alsnog geld kunt verdienen… En dat soort denken wil je niet uitlokken met zo’n rapport.
  • Tot slot het oprichten van een organisatie. Is dat nog wel van deze tijd? Kunnen we dit niet oppakken binnen de netwerken die al bestaan? We hebben AgentschapNL, brancheorganisaties, NGO’s en noem het allemaal maar op. Laat de banken nadenken over financiële producten, ondernemers en overheid (bijvoorbeeld middels AgentschapNL) over vereenvoudiging van regelgeving, en bedrijfsleven en wetenschap over kostenverlaging. Een eigen organisatie heeft ook weer een eigen belang en voordat je het weet verliezen we het doel uit het oog. Verborgen kosten noemen we dat. In de economische literatuur goed gedocumenteerd onder het kopje ‘principal-agent’.

Laten we positief afsluiten, we hebben de financiële wereld nodig om te werken aan een groenere wereld en aan het realiseren van de doelstellingen voor 2020. Dat de financiële wereld met een eigen initiatief komt is dan ook alleen maar positief. Want laten we wel zijn: als partijen zelf met initiatieven komen en de gezamenlijkheid opzoeken dan is dat een goede zaak, dat moeten we serieus nemen.

Rudy van Stratum