Categoriearchief: Milieu

Ik en de circulaire economie (MMM06)

Tijd voor enige reflectie, wat vind ik (Stijn) zelf eigenlijk van de circulaire economie? Naar aanleiding van onze artikelen van de afgelopen weken komen 5 vragen op:

  • Waarom circulaire economie? Gaat de wereld ten onder?
  • De kerngedachte, is circulaire economie de oplossing?
  • Verspreiden we de juiste boodschap op de juiste manier?
  • Is dit blijvend?
  • En nu?

Waarom circulaire economie? Gaat de wereld ten onder?

Laten we het zo zeggen, een lineaire economie dat kan niet goed blijven gaan. Of het nog 20, 50 100 of 1000 jaar duurt dat weet ik niet, maar het is als je voorraadkast thuis, je kunt er lekker van eten maar het raakt een keer op. Als je voorraadkast zo groot is als de hele Albert Heijn dan duurt dat heel lang, als die net zo gevuld is als die van mij dan is het binnen een paar dagen gewoon op. Probleem is dat de voorraden op aarde heel erg groot zijn. Voor aardolie is regelmatig een voorspelling gedaan wanneer dit op zal zijn. In 2006 ging het planbureau voor de leefomgeving er vanuit dat er nog voor 120 jaar aan aardolie zou zijn, ruim 300 jaar aan aardgas en meer dan 1000 jaar aan steenkool. Dat zijn dan alle bewezen reserves en alle vermoedens. De voorraad is dus gewoon heel groot. We gaan dus niet ten onder omdat er te weinig fossiele energie beschikbaar is. Voor andere stoffen ligt dat natuurlijk anders, zand en grind zal er altijd genoeg zijn, sommige metalen zijn nu al zeldzaam. Maar, ook hiervoor geldt, de wereld gaat niet ten onder omdat bepaalde metalen niet meer beschikbaar zijn. In het ergste geval wordt onze mobiele telefoon wat groter en duurder omdat dat speciale metaal vervangen moet worden door iets anders. Grote kans overigens dat dit alternatief op termijn veel beter blijkt te werken, maar dat terzijde.

De wereld kan ook ten onder gaan door vervuiling, bijvoorbeeld met CO2. Klimaatverandering bijvoorbeeld kan grote gevolgen hebben en moeten we zeker serieus nemen. Ook hiervoor geldt de wereld zal er niet aan ten onder gaan, ik denk dat de mensheid het ook wel overleeft, maar het zal een stuk minder leuk worden en mogelijk leidt het tot heel veel slachtoffers.

Gaat de wereld dan ten onder aan een verlies aan biodiversiteit? Ook dat geloof ik niet. Het zou jammer zijn als soorten verdwijnen en de mens zal ook daar zeker last van krijgen. Sommige soorten zijn buitengewoon nuttig en een verstoring van het natuurlijke evenwicht kan vervelende gevolgen hebben. Denk bijvoorbeeld aan overmatige algenbloei, of plagen van insecten.

Mijn conclusie: Nee de wereld gaat niet ten onder. Dat kan dus niet de reden zijn om aan een circulaire economie te werken.

Waarom dan wel werken aan een circulaire economie? Ik denk vooral om te zorgen dat het leven op aarde gewoon fijn blijft. Dat we ook over 100 jaar nog ongeveer kunnen doen wat we nu doen. Een beetje anders natuurlijk wel, maar in ieder geval een leven waarbij je huis niet onder water staat, je niet de hele dag alleen maar bezig bent met overleven en waar het klimaat aantrekkelijk is. En dat dan niet alleen voor ons in Europa, maar voor iedereen in de hele wereld nu én in de toekomst. Dus waarom circulaire economie, om te zorgen dat het hier fijn blijft voor ons en dat het ook heel fijn wordt voor al die andere mensen op aarde. En dat heeft helemaal niets te maken met de ondergang van de wereld of dat het zo niet langer kan, want helaas, ik vrees dat we nog heel lang zo door kunnen gaan. Ik heb het even in een matrix gezet. Fijn leven behouden versus de wereld gaat ten onder op de ene as, daar wel of niet iets aan willen doen op de andere as. Dat leidt tot vier strategiën waarbij ik duidelijk links bovenaan zit.

waarom werken aan circulaire economie

De kerngedachte, is circulaire economie de oplossing?

De kerngedachte van de circulaire economie is natuurlijk uitstekend. Door zuinig te zijn met grondstoffen en deze eindeloos te gebruiken kunnen we binnen de draagkracht van de aarde meer doen met hetzelfde. Daarmee kunnen we in ieder geval invulling geven aan mijn wens voor een fijn leven voor iedereen op aarde. Mocht ik er naast zitten en dreigt de wereld bij onze huidige levensstijl toch ten onder te gaan dan helpt de circulaire economie daar hopelijk ook tegen.

Opmerkelijk is dat de circulaire economie tot nu toe tot enkele voorbeelden beperkt blijft maar we toch al denken te weten hoe dat precies gaat werken. Alsof het iets is dat al helemaal vastligt, alsof we weten hoe de toekomst eruit gaat zien en we nu ook al weten hoe we daar op in kunnen spelen. Deze verbazing kwam ook al in een vorige blog aan de orde. Als je dan alle voorbeelden bekijkt die onder circulaire economie worden geschoven dan raak ik het spoor van dé circulaire economie even kwijt. Daar ontstaat namelijk een heel divers beeld, beter te verworden onder een ‘niet of minder lineaire economie’.

Dé circulaire economie is natuurlijk niet de enige oplossing, er zijn wel meer dingen te bedenken. Heel extreem gedacht, misschien gaat lineair wel heel goed en zijn er allerlei technische oplossingen te bedenken zodat we nog 500 tot 100 jaar door kunnen gaan. Je zou bijvoorbeeld alle rommel gewoon naar de maan kunnen sturen, de CO2 slaan we ergens ondergronds op. En als iets op is, dan vervangen we elk lineair proces (bijvoorbeeld een bepaalde grondstof) uiteindelijk door iets dat wel beschikbaar is. Dat gebeurt nu ook al volop, als een bepaalde grondstof te duur is stimuleert dat innovatie en komen er goedkopere en soms betere alternatieven beschikbaar.

Ik zou willen betogen dat er een wijd spectrum is van lineair naar volledig circulair. Aan de ene kant van het spectrum staat bijvoorbeeld benzine die je in je auto gooit, benzine erin, CO2 eruit en weg is het. Een heel eind aan de andere kant van het spectrum staan bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen. Ze wekken duurzame energie op en maken dus gebruik van hernieuwbare bronnen. Maar, wat we met die panelen en molens aan moeten aan het eind van de levensduur is verre van duidelijk. Dat gaat dus een heel eind de goede kant op maar is nog niet volledig circulair. Wat zit er in het midden? Bijvoorbeeld het hergebruik van bouw- en sloopafval. Het gebruik wordt weliswaar steeds laagwaardiger, maar er wordt voor een groot deel van dit afval in ieder geval naar een nuttige toepassing gezicht. Dat kan dus beter en dat moet ook. Wellicht is er nog wel een andere as te bedenken die loodrecht op deze as staat en ook weer nieuwe inzichten geeft.

van lineair naar circulair

Als ik naar het plaatje kijk roept dat ook de vraag op of we wel met het goede bezig zijn. Voor sommige grondstoffen geldt, we hebben ze in overvloed. Zand, steen om maar eens wat te noemen, onze hele aardbol bestaat zo ongeveer uit dat spul. Moet je dat dan allemaal circulair gaan gebruiken? Of moet je de afweging maken hoe je deze overvloed met zo laag mogelijke kosten inzet? Waarbij je natuurlijk wel alle kosten mee moet nemen, ook kosten die niet direct financieel zijn, zoals bijvoorbeeld aantasting van landschap.

Jos van Hezewijk stelde n.a.v. de blog van Rudy de volgende vragen:

  • Maar zijn huren van huizen en leasen van auto’s, televisies, enz. al geen voorbeelden van circulaire economie ?
  • En het maakt wb auto’s toch niet zo veel uit of ze werkloos op de oprit staan en gemiddeld 18 jaar meegaan (in armere landen) of dat ze intensief gedeeld worden en veel korter meegaan. De slijtage is vooral gerelateerd aan   het gebruik.
  • Wat betreft afval. Is het niet de taak van de overheid/politiek om namens de samenleving te bepalen dat afval een prijs heeft. Ofwel een prijs om het te verwerken of -als dat niet kan- veilig op te slaan tot het wel verwerkt kan worden. Zou zo’n prijs niet vanzelf leiden tot een circulaire economie ?

Eerste vraag, helemaal mee eens, we doen net of het nieuw is en negeren daarbij al het goede dat er al is. Ook al is dat relatief wellicht nog weinig. Voor wat betreft de tweede vraag, ook mee eens, je zou kunnen betogen dat het voor een collectieve auto wat makkelijker wordt om een zuiniger model te kopen of een elektrische. Er zijn immers meer middelen beschikbaar. Maar dat hoeft natuurlijk niet, je kunt het ook lekker goedkoop houden of dat geld gebruiken voor extra luxe. Voor wat betreft de derde vraag, zie mijn conclusie aan het einde.

 

Maar ook van grondstoffen die wat schaarser zijn kan je je afvragen, hoe erg is het om het op te maken. Neem olie, we hebben gezien dat er nog voldoende in de grond voor ruim 100 jaar. Nu kunnen we streven naar volledig circulair en dan laten we het in de grond zitten. We kunnen ook zeggen we gebruiken het voor hele nuttige dingen maar gaan dat gebruik wel flink verminderen, bijvoorbeeld een factor 4. Dus we gooien die olie niet meer in onze auto, want dat is natuurlijk doodzonde. De voorraad is dan genoeg voor 400 jaar. Ik hoop dat we na die 400 jaar in staat zijn om zonder olie verder te leven.

Hier geldt natuurlijk de wet van de afnemende meeropbrengst. 50% circulair zijn is niet zo moeilijk, wellicht dat dit voor heel veel producten en diensten al geldt, 80% moet haalbaar zijn en 95% ook nog wel, dit laatste 5% laat dat maar even zitten. Laten we ons focussen op die eerst 80% die met een relatief kleine inspanning haalbaar is.

Conclusie, circulaire economie is een oplossing, maar niet het enige dat je zou kunnen bedenken. Het is wel een oplossing die op dit moment heel realistisch lijkt, en wellicht is het de enige oplossing waarvoor dat geldt. Daarbij geldt dat we steeds kritisch de vraag moeten stellen hoe circulair we moeten zijn, 80, 90, 95 of 100%.

Overigens wordt er ook vaak gezegd dat de circulaire economie zoveel kansen voor Nederland biedt. Dat is heel mooi, en als dat zo is moeten we het ook vooral doen. Het is in mijn ogen echter een argument van de tweede orde, het ging over het redden van de wereld, of in mijn termen een fijn leven voor iedereen op aarde nu en later.

Verspreiden we de juiste boodschap op de juiste manier?

Het gaat er natuurlijk als eerste om wie de doelgroep is van deze boodschap, maar ik ga er voor het gemak van uit dat deze belangrijke boodschap werkelijk voor iedereen bedoeld is. Het gaat ons immers allemaal aan. Dan bestaat de boodschap denk ik uit vier delen. Deel één de wereld gaat ten onder, deel twee hoe werkt de circulaire economie, deel drie dit biedt kansen en deel vier de voorbeelden.

Boodschap deel 1, wereld vergaat
Het eerste deel van de boodschap moeten we volgens mij meteen schrappen. Zoals ik al betoogde, de wereld gaat niet ten onder, voor sommige misschien even slikken maar toch. Maar stel dat de wereld wel ten onder gaat, liggen mensen dan wakker van deze boodschap. Ik denk het niet, deze boodschap hebben we al te vaak gehoord, de bossen zouden sterven (beleid heeft dat voorkomen maar de boodschap was ook erg overdreven), energie zou opraken (nog steeds niet gebeurt), de millennium bug zou de hele maatschappij ontwrichten en dan zijn er nog talloze andere voorspelling waaronder die van de Maya’s. Weldenkende mensen geloven dat dus niet meer.

Een variant op de wereld die vergaat is vertellen hoeveel aardbollen we nodig hebben. Op circulairondernemen.nl stond bij één van de casussen het volgende: “Anno 2015 hebben we anderhalve planeet nodig om iedereen op aarde te voeden en daarnaast al ons afval te verwerken.” Dat is een boodschap die natuurlijk helemaal niet aankomt. Ik zie die ondernemer al kijken, waar is die extra halve wereld dan? Nooit geweten dat er meer is, zal dus wel meevallen.

Mijn eerste deel van de boodschap zou als volgt luiden: We weten dat de wereld een keer aan z’n einde komt, maar waarom , hoe, door wie of wat en vooral wanneer, we hebben geen flauw idee. In de tussentijd proberen we er wat moois van te maken. En om dat voor elkaar te krijgen zijn er flink wat problemen die we met elkaar aan moeten pakken. Wie doet er mee?
Boodschap deel 2, hoe werkt het?
Dit deel van de boodschap zit goed in elkaar. Een duidelijk verhaal, heldere principes etc. Kanttekening, de circulaire beweging is wel erg overtuigd dat ze precies weten wat wel en niet gaat werken. Maar dat neem ik voor lief. Wat ik wel jammer vindt is dat het als iets nieuws/ anders gepresenteerd wordt. 80% of meer is al eerder bedacht en heel veel van de principes worden al heel lang toegepast. Het zou mooi zijn om dit ook te laten zien. Er zijn bedrijven die vanuit overtuiging of toevallig al heel lang met dit soort principes werken, die noemen dat gewoon goed ondernemen, recycling of hergebruik.

Boodschap deel 3, kansen!
Derde deel van de boodschap, dit biedt kansen. De circulaire economie biedt kansen voor ondernemers en voor Nederland. Zie het artikel van Rudy. Maar, hoe zit dat nou, zijn ondernemers nou zelf niet bij uitstek de groep die kansen zoekt en verzilverd? Natuurlijk is er soms een prikkel nodig van een adviseur of een wetenschapper. Maar kom op, we praten echt al ruim 20 jaar over milieuvriendelijke productontwikkeling, integraal ketenbeheer, lif cycle analysis, het sluiten van kringlopen, afval is voedsel etc. De principes zijn echt niet nieuw. Ze hebben er ook toe geleid dat er veel is veranderd. Maar, als er echt volop kansen liggen dan hadden die ondernemers dat zelf echt wel gezien. Of in ieder geval een enkeling die dan vervolgens door iedereen was nagedaan. Een gemiddelde ondernemer gaat hier dus niet in mee, uitzonderingen daargelaten, zie vierde punt.

Boodschap deel 4, voorbeelden laten zien dat het kan!
Er zijn enkele voorbeelden die overtuigen, maar ergens mis ik iets, maar ik kan de vinger er niet echt op leggen. Ik denk dat er onbewust een soort afstand wordt gecreëerd tussen de circulaire en de lineaire. Daardoor lijkt het elitair, iets voor anderen en vooral niet voor gewone mensen en gewone bedrijven.

Zo’n 20 jaar geleden mocht ik van mijn toenmalige baas naar een conferentie over cleaner production in Amerika. Eén verhaal is mij altijd bijgebleven, de titel was, “If it can sell soap it can sell polution prevention”. Uitgangspunt was dat we meer gebruik moesten maken van kennis uit de marketing om dit soort concepten te verkopen. De bekende marketingcurve was het uitgangspunt voor het betoog, in dit geval ging het om ondernemers. Vijf groepen ondernemers worden onderscheiden, de innovators, the early adopters, de early majority and the late mayority. De stelling van de spreker was dat we te veel de innovators naar voren schuiven als de goede voorbeelden. Maar, zo zij hij daar wordt wel naar gekeken maar ze worden niet echt serieus genomen. Het zijn de bedrijven die heel vaak iets nieuws doen en waarbij dat ook vaak mislukt (en soms natuurlijk wel lukt, anders zouden ze er niet meer zijn). Bedrijven uit een branche kijken juist naar de early adopters, bedrijven die oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen en goed aanvoelen wanneer iets kansrijk is of niet. Met andere woorden, als we aansprekende voorbeelden zoeken van bedrijven binnen de circulaire economie moeten we dus early adopters hebben. Dat zijn dus niet Villa Welpeloo en Kromkommer. Hoe leuk en innovatief het ook is, er zal binnen de betreffende sectoren met een glimlach naar gekeken worden.

Hoe circulaire economie verkopen

Een ander probleem met deze innovatieve voorbeelden is dat het vaak om een niche gaat. Waarom lukt het? Omdat ze de enige zijn en precies die kleine doelgroep kunnen bedienen die hier om vraagt.

Is dit blijvend?

Feit is dat de drie grootste banken van Nederland alle drie actief zijn binnen het netwerk van de circulaire economie. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de circulaire economie tot een betere toekomst leidt. Het geeft wel aan dat deze banken het als een ontwikkeling zien die belangrijk genoeg is om er iets van te vinden. Zoals Rudy al betoogde moeten we er vanuit gaan dat deze banken vooral geïnteresseerd zijn in hun eigen voortbestaan. En dat is veelzeggend, blijkbaar helpt inspelen op de circulaire economie bij het voortbestaan. Voorlopig zijn we er dus nog niet van af en dat is maar goed ook, want in de kern is er niets op tegen.

En nu …

Alles overziend, circulaire economie, prima concept, de manier waarop we dat uitventen, voor verbetering vatbaar. Maar gaat het werken als we het op een andere manier communiceren? Ook dat is twijfelachtig. We kunnen wel werken aan een circulaire economie, maar ondertussen zijn we gebonden aan de principes van de oude economie. Zo lang er niets gebeurt aan de prijzen van grondstoffen en de kosten voor afval en externe kosten van milieubelasting nauwelijks worden doorberekend blijft het lonend op de oude voet door te gaan. En als je die oude principes verandert? Bijvoorbeeld door een flinke belasting op grondstoffen te heffen? Ja, dan is al dat gepraat over circulaire economie eigenlijk helemaal overbodig omdat het dan echt aantrekkelijk wordt om circulair te gaan werken. Laten we het er maar op houden dat we allebei de knoppen nodig hebben. Werken aan een circulaire economie om te laten zien dat het anders kan en tegelijkertijd iets doen aan de prijzen / belasting voor grondstoffen om het vanzelf te laten gebeuren.

 

Stijn van Liefland

Voorbeelden circulaire economie (MMM04)

Voor deze aflevering ben ik op zoek gegaan naar mooie voorbeelden van de circulaire economie in de praktijk. Ik vond dat nog best wel lastig, voorbeelden zijn er genoeg, maar goede voorbeelden … Dat het lastig is goede voorbeelden te vinden komt waarschijnlijk vooral door mijn eigen beeld bij een circulaire economie, wat natuurlijk weer gebaseerd is op wat ik lees en hoor. Ik denk bij circulaire economie aan nieuwe ontwikkelingen, nieuwe concepten, mogelijkheden tot opschalen en vooral heel veel ontwikkelingen waar we nog niet van gehoord hebben. We hebben het hier immers over onze toekomst. Ik wil dat mijn oren gaan flapperen, ik wil van mijn stoel vallen. In dat opzicht ben ik wat teleurgesteld in de oogst van een enkele uur zoeken.

Criteria circulaire economie

Het zegt ook iets over de criteria die ik blijkbaar zelf onbewust hanteer. Ik heb ze uitgeschreven en het komt ongeveer hier op neer:

  • Tegengaan van verspilling
  • Sluiten van kringlopen (materialen, energie etc.) op allerlei niveaus
  • Hoogwaardig hergebruik van materialen
  • Anders omgaan met eigendom
  • Efficiency in processen
  • Producten die lang meegaan

Er zijn heel veel initiatieven die hier onder vallen. Maar een ander belangrijk criterium voor mij is het volgende:

  • We willen de wereld willen veranderen. Dat klinkt heel zwaar en dat is het ook. Maar laten we eerlijk zijn als je de stukken over circulaire economie leest dan gaat het daar wel om. Een nieuwe economie, een nieuwe manier van denken, in tweeduizendnogwat volledig circulair zijn. In mijn ogen helemaal geen gekke gedachte. Als dat dan het toekomstbeeld is dan hoop je dat er voorbeelden zijn die perspectief op die toekomst geven.

Met dit laatste criterium vallen er veel mooie projecten af. De Plastic Whale die we ook al bij de mythes tegenkwamen, mooi initiatief, maar wel heel klein. Kromkommer, raar gevormde groente toch gebruiken in plaats van weggooien, ik vindt het belangrijk. Rotterzwam, paddenstoelen kweken in een oud zwembad op de oude koffiedrap uit de horeca. Niks mis met deze projecten. Maar we hebben het over hele kleine niches, gaat dit de wereld veranderen? Ja, wellicht met een ingewikkelde u bocht, maar dan vooral doordat het mensen inspireert en zo een beweging op gang gebracht wordt. Ik ben echter ook bang dat het voor velen lastig is de relatie te leggen met bijvoorbeeld de auto, het eigen huis en dat soort zaken. De gunfactor van deze initiatieven is gewoon te groot. Ze zijn zo sympathiek en aaibaar dat het moeilijk is ze serieus te nemen. Het zijn leuke schattige buitenbeentjes die je graag steunt, maar waarna je gewoon weer over gaat met de orde van de dag.

Schattige buitenbeetjes?

Schattige buitenbeentjes of niet, dit zijn wel inspirerende initiatieven en ik maak er daarom ook graag even reclame voor.

    • Kromkommer, toch niet zo heel klein, de producten zijn inmiddels door het hele land te verkrijgen. Afgekeurde groente wordt verwerkt tot lekkere soep, maar vooral zet kromkommer zich in om deze groente gewoon in de winkel te verkopen. www.kromkommer.com.
    • Plastic Whale. Plastic dat wordt weggegooid inzamelen en verwerken tot nieuwe producten. Bijvoorbeeld een boot. Kijk op www.plasticwhale.com.
    • Rotterzam. Ik ben een keer bij dit bedrijf op bezoek geweest. Ze kweken oesterzwammen in een afgedankt zwembad in Rotterdam op koffiedik van de plaatselijke horeca. Daarnaast dragen zij de boodschap van de circulaire economie uit. www.rotterzwam.nl.

Kleine initiatieven en in mijn ogen niet de voorbeelden voor de gevestigde industrie, maar ze doen tenminste wat.

Er vallen ook projecten af omdat ik ze gewoon niet nieuw vindt. Greenwheels bijvoorbeeld, prachtig project, maar dat is toch niet de verdienste van de circulaire economie. Dat was er al of is een beetje gelijk opgetrokken. Zo kwam ik meer projecten tegen waarbij de initiatiefnemers zelf zeggen dat ze het al jaren zo doen. Daar is niets mis mee, dat zijn misschien juist de pareltjes die we zoeken, de mensen die het al jaren zo doen en het er niet over hebben. Dan zijn er ook nog casussen die totaal nog niet uitontwikkeld zijn, de plastic road is zo’n initiatief. Er wordt nog gezocht naar kennis van wegenbouwers en naar kennis over kunststof, dan weet je wel zo’n initiatief staat.

Goed lange inleiding, zoals beloofd 8 voorbeelden die voldoen aan mijn criteria.

  1. Fairphone

fairphoneDe telefoon is een product geworden dat we na een jaar of 2 vervangen. Soms geven we hem door aan onze kinderen en wordt de telefoon langer gebruikt. Vaak is het repareren van een telefoon niet te doen en daar komt bij dat telefoons al snel weer verouderd zijn. De fairphone is een telefoon die door de gebruiker zelf gerepareerd kan worden. Op de website van het bedrijf zijn verschillende onderdelen te koop en worden eenvoudige instructies gegeven om je telefoon te repareren. Ook een upgrade is mogelijk door een bestaand onderdeel te vervangen door een verbeterd onderdeel. Niet onbelangrijk is natuurlijk waar de grondstoffen vandaan komen en hoe de oude telefoon verwerkt worden. Meer info hier.

Mooi voorbeeld want: gaat over een product dat we allemaal gebruiken.

  1. De markt op perron 9

Dit is me samen met het volgende voorbeeld uit het hart gegrepen. Hoe vaak horen we niet dat iemand iets heel duurzaams gaat bouwen (duurzaamste van …) maar dat vervolgens met maagdelijk materiaal doet. Ik het al vaker betoogt, het gaat er niet alleen om dat je iets maakt dat hergebruikt kan worden, maar ook dat je juist iets met bestaande stromen doet. En die zijn er genoeg. De markt op perron 9 is een overkapping voor een markt op een plein in de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn in Utrecht. De oude perronkappen van het station Utrecht centraal zijn gebruikt om deze overkapping te maken. Het is niet alleen duurzaam maar ziet er ook meteen bijzonder uit.

Mooi voorbeeld want: gaat over een afvalstroom die heel groot is en een beroepsgroep (architecten) die vooral nieuwe dingen willen maken.

  1. Villa Welpeloo 2005 + oogstkaart

welpelooDit lijkt een beetje op het vorige voorbeeld maar gaat nog een stap verder. Bij villa Welpeloo is men voor de ontwerpfase op zoek gegaan naar materialen die in de directe omgeving beschikbaar zijn, 60% van het materiaal is gebruikt en komt uit de directe omgeving. Het staal is afkomstig van een oude machine uit de textielindustrie, het hout is afkomstig van oude kabelhaspels. Vervolgens is de kwaliteit van dit materiaal verbeterd. Eigenlijk niet echt nieuw, de Earthship houses kennen we ook. Huizen gebouwd van oude flessen of autobanden, maar daarmee ook extreem in ontwerp en niet iets dat de meeste mensen willen. Villa Welpeloo ziet er ook apart uit, maar is tegelijkertijd ook een gewoon huis. Naar aanleiding van dit project is de oogstkaart ontwikkeld, een kaart waarop mensen gebruikte materialen aan kunnen bieden. Zo staan er bijvoorbeeld oude ruiten van treinen op.

Mooi voorbeeld want: gaat over een afvalstroom die heel groot is en een beroepsgroep (architecten) die vooral nieuwe dingen willen maken.

  1. Philips en turntoo

Het idee is volgens mij al vrij oud, maar nooit echt aangeslagen, licht verkopen in plaats van lampen. De vraag kwam van Thomas Rau, architect die voor zijn kantoor gewoon licht wilde. Hoe dat licht daar komt is van ondergeschikt belang. Omdat Rau betaalt voor licht in plaats van voor lampen komen ook andere oplossingen in beeld zoals het gebruik van daglicht. Ja, een enorme open deur, maar blijkbaar doen we dit te weinig. De verlichting is gekoppeld aan sensoren die de hoeveelheid licht meten en op basis daarvan bepalen hoeveel kunstlicht er nodig is. De hele installatie blijft eigendom van Philips zodat Rau geen omkijken meer heeft naar onderhoud en vervanging. Philips kan vervolgens een mooie oplossing zoeken voor de gebruikte materialen. Voor Philips is er een prikkel om zo min mogelijk elektriciteit te gebruiken, immers Rau betaalt voor licht, Philips voor de elektriciteit en apparatuur. Meer info hier

Mooi voorbeeld want: grote multinational die poging doet om met een alledaags product een andere werkwijze toe te passen.

  1. ReFil: circulair 3d-printing

Eigenlijk een heel simpel initiatief. Maak de kunststof die 3d printers gebruiken voor het printen van reststromen en zorg dat de producten die geprint worden weer als grondstof kunnen dienen. Hier hebben we echt iets dat een grote verandering kan betekenen. Hoe leuk zou het zijn als je zelf je kunststofafval fijn hakt en in je printer gooit om nieuwe spullen te maken? Voorlopig wordt er nog gebruik gemaakt van grootschalige afvalstromen die vrijkomen bij het verwerken van bijvoorbeeld afgedankte auto’s (dashboards).

Mooi voorbeeld want: dit kan wel eens de toekomst zijn. Oude spullen omsmelten, nieuwe spullen uitprinten.

  1. Urban Mining: Oud hout als basis voor een nieuwe vestiging

Een beetje vergelijkbaar met de voorbeelden 2 en 3. Ook hier gaat het om het gebruik van reststromen voor het maken van een nieuw gebouw waarbij de beschikbare reststroom als input voor het ontwerp wordt gebruikt.

Mooi voorbeeld want: uitgangspunt moet zijn, wat is er beschikbaar en wat kunnen we daarvan maken. In plaats van wat wil ik maken en waar haal ik vervolgens mijn spullen vandaan.

  1. Mud jeans

mud jeansBij Mud jeans kan je een spijkerbroek en andere kleding leasen. Voor een vast bedrag per maand maak je gebruik van de broek, na gebruik neemt de winkel de broek terug. Dan wordt de broek nog een keer gebruikt als vintage broek en vervolgens vermalen en weer verwerkt tot nieuwe katoen. Het is een manier om de kringloop te sluiten. Het blijkt wel moeizaam te gaan, vandaar dat de broeken nu ook gewoon te koop zijn. Je vraagt je af of een regeling met statiegeld niet veel handiger zou zijn, voor 2 tientjes zullen mensen die broek echt wel terugbrengen.

Mooi voorbeeld want: Laat zien dat je ook bij een alledaags gebruiksvoorwerp anders met eigendom om kunt gaan.

  1. Desso

Desso produceert tapijt en tapijttegels en heeft enkele jaren besloten dat het roer om gaat. Het bedrijf wil dat alle producten in 2020 volledig volgens cradle to cradle principes gemaakt worden. Het mooie is dat we het hier niet over een klein bedrijf hebben dat een eigen niche heeft maar een bedrijf dat wereldwijd opereert en bekende klanten heeft zoals banken, hotelketens (Hilton) en de KLM. Kijk dat is een voorbeeld waar we wat aan hebben.

Mooi voorbeeld want: Internationaal bedrijf dat 100% circulair wil gaan werken en grote klanten heeft. Daarmee verspreid het de boodschap.

Tot slot, wat is circulaire economie?

Allereerst, bij alle 8 de voorbeelden zijn wel kanttekeningen te plaatsen. Maar dat doe ik nu dus even niet. Het zijn in mijn ogen allemaal voorbeelden die opschaalbaar zijn en te kopiëren naar andere sectoren of branches. Het is interessant te na te gaan wat je ziet als je door de oogharen naar de voorbeelden kijkt (en alle voorbeelden die ik hier niet noem), wat is de circulaire economie dan? Ik concludeer dat de circulaire economie een vergaarbak is van allerlei ideeën en concepten die een aantal zaken met elkaar gemeen hebben. Mijn lijstje helemaal bovenaan dekt het aardig denk ik. Het maakt daarbij niet uit of iets nieuw is of al bestaat, of het groot is of klein, we kunnen het nu een naam geven. Belangrijkste waarde is dan dat we het vanaf nu allemaal dezelfde naam geven, circulaire economie. En dat we daarmee een belangrijk signaal afgeven aan iedereen die er anders over denkt. Ik vind dat wel mooi. Op deze manier wil ik de circulaire economie wel omarmen. Er zijn vast mensen die vinden dat ik hiermee het begrip circulaire economie tekort doe, maar ga zelf eens kijken naar de voorbeelden, bijvoorbeeld op circulairondernemen.nl/casussen of www.ellenmacarthurfoundation.org/case_studies en kijk of je tot een ander oordeel komt.

 

Stijn van Liefland

Circulaire economie: zin en onzin, 15 mythes (MMM01)

In december is er een bijeenkomst over de circulaire economie. Deze wordt verzorgd door het rijksduurzaamheidsnetwerk. Ik heb één keer deelgenomen aan een eerdere bijeenkomst en ik was erg te spreken over de opzet en de inhoud. Dus ik ga weer maar wil me vooraf wat verder verdiepen in de circulaire economie. Ik ben daar in een eerder artikel vrij kritisch over geweest en dat ben ik nog steeds. Maar, ik hoor het begrip circulaire economie steeds vaker, blijkbaar spreekt het aan en ik begin er ook zelf in te geloven. Tijd dus om dus om er weer eens in te duiken. Waar staan we nu, welke discussies lopen er, welke successen zijn er etc.

Vandaag eerst nog maar even in de kritische modus. Aanleiding zijn 15 mythes over de circulaire economie die door MVO Nederland worden weerlegd. Interessant om eens te kijken welke mythes dat zijn, hoe ze weerlegd worden en natuurlijk of ik het daar mee eens ben. Ik ga er van uit dat deze mythes ook meteen een goed beeld geven van de discussies die rondom het gedachtegoed van de circulaire economie spelen.

1. ‘Dat ken niet!’

Jawel het kan wel, maar je moet het wel willen. Coert Zachariasse geeft aan tegen welke problemen ze in Hoofddorp aanliepen bij de realisatie van park 20 20. Zo is er weinig inzicht in de milieubelasting van materialen en producten en zijn er aannemers die een inkoopvoordeel willen halen (en daarom trouw blijven aan bepaalde producten en materialen), etc. Maar al die barrières zijn overkomelijk. Zo blijkt in ieder geval uit de casus in Hoofddorp.

Coert is van mening dat de techniek niet het probleem is. Wat dan wel? De waarde van grondstoffen (of afvalstoffen want dat is hetzelfde). Als voorbeeld noemt hij de aluminium dop op drankflessen.

Neem het dopje op mijn waterfles. De afvalverwerker loopt ertegenaan dat het plastic binnenkantje, dat oxidatie moet tegengaan, lastig is los te maken van het aluminium dopje. Dus wordt het hele dopje weggegooid en verbrand in de afvalcentrale. Alleen al in deze regio gaat het om 600 ton van deze dopjes. De waarde van de afzonderlijke materialen is te gering om moeite voor te doen.

Dit probleem dat klein lijkt, maar toch om 600 ton per jaar gaat, kan je oplossen door in de keten samen te werken. De afvalverwerker en de ontwerper bij elkaar zetten is het devies. Of hiermee nu gezegd is dat de circulaire economie zonder meer mogelijk is, dat betwijfel ik, maar er valt ongetwijfeld een hoop te winnen als partijen in de keten met elkaar in gesprek gaan.

2. Het kost miljoenen om processen te veranderen

Waardering voor Marius Smit, de man die plastic vist in de grachten van Amsterdam en dat plastic gebruikt om boten mee te bouwen die vervolgens nog meer plastic uit de grachten halen. En, hulde voor hoe hij er in slaagt dit zo sexy te brengen dat mensen tijdens een bedrijfsuitje op plastic gaan vissen. Als je dat pak ‘m beet 20 jaar geleden tegen iemand had gezegd, plastic vissen op een bedrijfsuitje, was je recht in je gezicht uitgelachen. Zo zie je dat de toekomst niet te voorspellen is. Maar de veronderstelde mythe was: De productieprocessen in grote bedrijven zijn zeer complex. Het kost miljoenen om daarin iets te veranderen en dat is niet haalbaar.

Met het voorbeeld van plastic vissen is de mythe verre van ontkracht. Sterker nog hij geeft zelf aan dat zijn schepen nog niet 100% circulair zijn. En dan hebben we het over iets relatief simpels als een bootje.

Overigens vind ik het wél een mythe. Ik zou deze als volgt willen weerleggen: Productieprocessen zijn door de jaren heen voortdurend veranderd door de opkomst van ICT, door regulering door de overheid, door duurdere grondstoffen of juist goedkopere alternatieven, maar vooral door allerlei technische innovaties. Het grootste deel van deze veranderingen kostte inderdaad miljoenen maar was uiteindelijk financieel heel rendabel. Technisch hoeft het geen probleem te zijn, financieel wordt het lastig, maar hé, we hoeven niet van de één op de andere dag circulair te zijn. Kijk naar de bootjes van de Plastic Whale, een fantastisch initiatief, zelfs bij iemand van goede wil en iets relatiefs simpels is het een hele uitdaging. We moeten dus wel een beetje de tijd nemen.

3. Circulaire economie is een modewoord voor recycling

Ik heb al in enkele blogs betoogd dat ik het voor een groot deel eens ben met deze stelling. Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat ook andere principes die de circulaire economie omarmt al eerder zijn benoemd. De mythe wordt weerlegd door Michiel van Yperen van MVO Nederland. En, hij weet mij toch wel aardig te overtuigen. Het gaat niet om recyclen in de traditionele zin, waarbij materialen vaak een laagwaardige functie krijgen, het gaat om het terugwinnen van de oorspronkelijke materialen. Als voorbeeld de spijkerbroek. Het gaat niet om het recyclen van het katoen, bijvoorbeeld als poetslap. Nee, het gaat om het recyclen van de katoenvezel, zodat je echt weer iets nieuws kunt maken. En dat vraagt een aantal principieel andere keuzes. Hoe scheidt je de stiksels van het katoen? Hoe haal je elastische materialen uit het katoen etc. Maar ook, hoe organiseer je de distributie en zorg je ervoor dat die katoenvezel ook echt weer in nieuwe kleding terecht komt? Dat is niet eenvoudig recyclen, maar vraagt om een totaal nieuwe aanpak in de keten. Dus ja, het is recyclen, maar dan wel op een totaal ander niveau. En tja, die keten daar hadden we het 20 jaar geleden ook al over.

4. De consument wil eigendom

Ik ben het er direct mee eens dat dit een mythe is. Natuurlijk wil je eigendom als dat beter of goedkoper is. Als je een eigen huis hebt, dan heb je na 30 jaar een flink kapitaal, dat is een mooie erfenis voor je kinderen. Als je een huurhuis hebt, dan heb je na 30 jaar niets. Maar het is niet zo dat het bezit van een huis het doel is, het zijn de gevolgen van het bezit die nu wel erg fijn zijn.  Douwe Jan Joustra weerlegt de mythe door ons te wijzen op allerlei zaken die je al ‘hebt’ maar toch niet van jou zijn, bijvoorbeeld het modem van de internetprovider en de lease auto. Als dat ter sprake komt is er “niemand die dan vervolgens vraagt of het niet onhandig is.” Joustra geeft wel aan dat mensen soms wat beschaamd zijn als blijkt dat die auto niet echt van hun is, blijkbaar zit bij veel mensen de wens tot eigendom diep verankerd. Wat we echt willen is de dienst, het gemak dat het apparaat oplevert. Ik zelf heb een eigen auto en voorlopig houden we die nog even. Maar daarna, om de hoek staat een greenwheels, die heeft een eigen parkeerplek, hoe je ’s avonds niet meer te zoeken naar een plek. Dat lijkt mij heel makkelijk. En, deze auto brengt je ook van A naar B. Daar gaat het uiteindelijk om.

5. Het wordt pas wat als de nationale overheid ingrijpt

De stelling wordt weerlegd door oud minister van milieu Jacqueline Cramer. Niet alleen de landelijke overheid is nodig, ook allerlei partijen op lokaal niveau waaronder uiteraard de lokale overheden. Maar zo betoogt Cramer, ook burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties moeten meedoen. Met een enorm optimisme geeft ze een aantal voorbeelden die op regionaal spelen.

Ik deel dat optimisme niet. Ik ben het er mee eens dat je meer dan de nationale overheid nodig hebt. Maar, ik vrees dat de mensen die werken aan een circulaire economie in een beperkte wereld actief zijn en vooral contact hebben met de voorlopers. Twee dingen over voorlopers:

Ten eerste vraag ik mij altijd af hoe de rest van een branche / sector naar de voorlopers kijkt. Worden die gezien als een stel malloten die rare dingen doen of als een serieuze concurrent die je in de gaten moet houden. Als het om het laatste gaat, dan is er niets aan de hand en gaat het goed helemaal komen. Uiteraard onder de voorwaarde dat we hier inderdaad iets hebben dat duurzaam is op zowel people, planet als profit. Ik vrees echter dat het voor een (groot) deel om de eerste variant gaat. Neem de initiatiefnemer van de plastic whale uit mythe 1. Prachtig initiatief, maar er is vrees ik geen scheepsbouwer die daardoor van de leg raakt. Waarbij ik overigens hoog dat ik het mis heb.

Ten tweede, hoe lang gaat het duren als we moeten wachten tot iedereen een keer aanhaakt? Dan is wat regelgeving (of ander instrumentarium) van de rijksoverheid wel prettig.

Mooie voorbeelden zijn prima. Misschien zijn het er bij elkaar wel meer dan duizend, maar dat is nog steeds wel heel erg weinig en ik vrees dat het vooral leeft in een beperkte club. Daar moeten we uit zien te komen.

6. Circulaire economie is alleen interessant voor maakbedrijven

Juist in de circulaire economie is er heel veel ruimte voor reparatie bedrijven, voor dienstverleners etc. Het gaat om het leveren van diensten aan klanten en dus om een optimale product dienst combinatie. Daarvoor is samenwerking tussen bedrijven essentieel. Zo vat ik de weerlegging van Geanne van Arkel, Interface Nederland, maar even kort samen. Ik zou nog wel een stap verder willen gaan, ik denk dat juist ondernemers die verder van het maken afstaan profiteren. Of wellicht nog algemener, hoe verder je afstaat van de eerste stap van een keten (grondstoffenwinning) hoe meer je profiteert van een circulaire economie. Want, voor een ijzerertsgroeve of een hoogoven wordt circulair produceren toch echt heel lastig. Als die circulaire economie er echt gaat komen dan hebben we die helemaal niet meer nodig.

Ik kan het niet laten toch een puntje van kritiek te uiten.

“Een van de inspirerendste voorbeelden in de natuur van de manier waarop je meer kunt bereiken als je resources -in de breedste zin van het woord- deelt, wordt wellicht geleverd door korstmos. Een schimmel en een alg maken dankzij samenwerking in extreem slechte omstandigheden korstmos. Deze symbiose leidt tot groei die groter én mooier is dan individueel mogelijk zou zijn.”

Dat is natuurlijk helemaal niet waar. Er zijn schimmels die veel groter en veel mooier zijn dan korstmossen, kijk naar de vele grote en mooie paddenstoelen en realiseer je dat het meeste van deze schimmel onder de grond zit en onzichtbaar is. Het is gewoon een kwestie van de juiste plek kiezen. Vertaal dit naar ondernemers en de conclusie is, samenwerken doe je alleen als je anders ten onder gaat.

Overigens vind ik het sowieso gevaarlijk om allerlei paralellen met de natuur te trekken. Er gebeuren mooie dingen, die kunnen inspireren. Maar de natuur is ook hard en barbaars, parasieten zijn ook zeer succesvol en werken in het geheel niet samen. Helaas heeft deze werkwijze ook talloze mensen geïnspireerd.

7. Circulair ondernemen vraagt veel technologische innovatie

Michiel Schuurman van MVO Nederland betoogt dat heel veel technologie al beschikbaar is en dat de uitdagingen vooral sociaal van aard zijn. Ik kan het hele speelveld niet overzien maar ben het er toch helemaal mee eens. De wens tot innovatie wordt in mijn ogen te vaak als excuus gebruikt om echte maatregelen nog even uit te stellen.

8. We zijn geen eigenaar meer, het draait om diensten.

Mijn eerste reactie is jammer dat dit een mythe is, wat is er mis met een wereld die alleen om diensten draait? Lijkt mij best comfortabel en het zou me een hoop zorgen wegnemen. Overigens, nog geen flauw benul welke nieuwe zorgen hiervoor terug gaan komen. Misschien wel wakker liggen of er de volgende dag wel een auto beschikbaar is. De weerlegging van de mythe is nogal omslachtig. Het gaat vooral om de kansen voor bedrijven om in plaats van producten diensten te leveren of combinaties van producten en diensten. En, dat blijkt nog helemaal niet zo eenvoudig en voor veel bedrijven ook niet zo aantrekkelijk. Er komen bijvoorbeeld nieuwe bedrijven die gaan concurreren op de te leveren dienst terwijl dat voor het traditionele bedrijf het nieuwe verdienmodel zou moeten zijn. Ik concludeer dat we voorlopig nog niet van het eigendom af zijn. In mythe 11 komt een vrouw aan het woord die leeft zonder afval. Wellicht is het een aardig experiment voor iemand om eens te leven zonder eigendom. En dan bedoel ik niet ergens op straat in een kartonnen doos. (Zie ook vorige blog over Thomas Rau waar het eigendom wordt vervangen door diensten).

9. Laagwaardige materialen kun je niet hergebruiken

Intuïtief zou ik zeggen dat klopt niet. Je kunt de kwaliteit van materialen verbeteren, zoeken naar andere toepassingen etc. Maar je moet natuurlijk heel veel weten om hierover mee te kunnen praten, een overzicht hebben over verschillende sectoren etc. Wat dat betreft slaagt Mireille Geijsen er mijns inziens niet in de mythe te weerleggen. Ze geeft één voorbeeld, dat overigens zeer geslaagd is. Maar, dat het met een minderwaardige textielvezel kan wil natuurlijk niet zeggen dat het met andere materialen ook kan.

Ik zou zeggen dat je er allereerst voor moet zorgen dat materialen van hoogwaardige kwaliteit blijven. Bijvoorbeeld door ze zo min mogelijk te mengen met andere materialen.

10. Geen afval? Afval is goud waard!

Deze waren we al een keer eerder tegengekomen. Ik vertaal hem even als, er zijn zoveel mensen die hun boterham verdienen aan afval, dan moeten we daar maar mee doorgaan. Laurens Groen van Milgro betoogt dat deze mythe er van uit gaat dat afval een gegeven is. Iedereen gooit het weg, dat betekent dan toch dat je de waarde op nul of negatief hebt gesteld? Natuurlijk zijn er andere mensen die daar dan vervolgens nog weer wat geld aan kunnen verdienen. Maar, afval was ooit een grondstof, je gooit dus grondstoffen weg en alle tijd en energie die er in gestopt is om het tot afval te maken. Beter is het het ontstaan van afval te voorkomen en te onderzoeken waar afval ontstaat en wat je er aan kunt doen om het te voorkomen.

11. Leven zonder afval is een dagtaak

Ik heb dit argument eigenlijk nog nooit gehoord. Emily-Jane Lowe poogt de mythe te ontkrachten. Zij leeft zonder afval te produceren en kan ons vertellen dat het andere keuzes vraagt, dat het tijd vraagt om door te hebben hoe je dat doet maar dat het uiteindelijk helemaal geen dagtaak is. Haar verhaal is zeer overtuigend. Maar, ook hier weer een voorbeeld van één gedreven persoon in één sector (huishoudens). Daarmee is de mythe ontkracht voor huishoudens (of in ieder geval voor één huishouden) maar niet voor de rest van de samenleving. Daarvoor willen we meer bewijsmateriaal zien. Hoe doe ik dat in de sportkantine, in een bedrijf, op kantoor, etc. Is dit iets dat iedereen makkelijk meeneemt in de dagelijks gang van zaken?

12. Het is onmogelijk om het gefinancierd te krijgen

Deze gaat over ons. Want wij zijn van financiering. Banken financieren niet graag innovaties is de achterliggende gedachte. Maar Richard Kooloos van ABN Amro weerlegt dit. Er is vaak veer mogelijk dan mensen denken. En, je kunt innovatie natuurlijk als bedrijf ook zelf betalen. Het begint vaak met kleine experimenten.

Heel concreet geeft hij een aantal voorbeelden waar financiering geen probleem is. Bij de realisatie van een kantoorgebouw volgens de principes van de circulaire economie blijkt het juist een hele robuuste investering. Er is veel beter nagedacht over dit gebouw. Het is op allerlei manieren te gebruiken, ook voor andere functies. En de restwaarde is veel hoger. Je kunt het gebouw immers uit elkaar halen en de onderdelen weer opnieuw gebruiken of desnoods het gebouw op een andere locatie weer opbouwen. Circulair ondernemen betekent dus niet per definitie dat de risico’s groter worden. Ik kan dit verhaal prima volgen. Toch is het vaak lastig een bank te overtuigen als je iets wilt dat ze niet echt kennen.

Overigens is er nog een argument om deze mythe te weerleggen. Zie ook mythe 7 over technologische innovatie, die is vaak helemaal niet nodig, het gaat eerder om betere samenwerking en andere keuzes. Tja wellicht dat die ook moeilijk te financieren zijn.

Ook nog een puntje van kritiek, het is mooi zo’n circulair kantoorgebouw. Maar het lijkt op het dilemma van de theezakjes, waarom geen bestaand kantoorgebouw genomen. Het uitgangspunt dat te zijner tijd iemand het gebouw, de onderdelen of de materialen wil hebben is mooi maar ook twijfelachtig. De meeste mensen willen gewoon graag wat nieuws, net als de opdrachtgevers voor het kantoorgebouw dat als voorbeeld wordt gebruikt. Ik moet de eerste opdrachtgever nog zien die tevreden is als een architect met een gebruikt gebouw komt in plaats van het gewenste nieuwe gebouw. Ongeacht hoe dat gebouw eruit ziet.

13. Alleen een internationale aanpak is succesvol

Het maakt je minder afhankelijk van grondstoffen en juist voor de dienstverlening, reparatie en dergelijk zijn lokale netwerken belangrijk. Het kan dus prima op lokaal niveau beginnen. Een mooi argument dat door Jan-Willem Kanters en Thirza Monster genoemd wordt is dat elke materiaal, product of stofstroom om een eigen schaalniveau vraagt. Gebruikte bouwmaterialen ga je niet de hele wereld overslepen terwijl dat voor andere materialen wellicht wel een goed idee is. Dus, gewoon lokaal beginnen, de groei komt vanzelf.

14. Circulair is altijd duurzaam

Ik kan niet zoveel met de weerlegging van Stefan van Uffelen (MVO Nederland). Hij geeft een aardig voorbeeld van beton dat circulair wellicht minder duurzaam is dan anders. Maar gaat vervolgens beschrijven hoe ze er aan werken om het circulaire proces te verduurzamen. Op zich niets mis mee. Maar, wacht even, het probleem is dat we niet duurzaam leven, één van de oplossingen is circulaire economie. Blijkbaar werken die principes heel vaak maar niet altijd. Is toch niet erg, dan kies je voor een andere oplossing. Ik zou zeggen kwestie van een goede LCA uitvoeren om te kijken wat het meest duurzaam is. Het brengt wel de vraag naar voren of circulaire economie een doel of een middel is. Ik zie de noodzaak in om kringlopen te sluiten en alle toeters en bellen die daarbij komen kijken. Maar, als het dan een keer duurzamer is om dat niet te doen, dan moet je het toch vooral niet doen. Circulaire economie is dus een middel. Misschien een middel dat zo dominant wordt dat bijna alles volgens circulaire principes werkt. Maar als iets niet circulair is en toch duurzaam, niets aan doen zou ik zeggen.

15. Circulaire economie brengt opwindende gouden tijden

Ik citeer even uit de weerlegging door Maurits Groen.

Er klinken veel jubelverhalen over de circulaire economie met mooie, nieuwe, opwindende businessmodellen, en over de baten. Prachtig, maar ik ben er niet gerust op als we onze inzet daarop baseren. Want ik geef u op een briefje dat ook die circulaire economie, als puntje bij paaltje komt en de baten wat tegenvallen, ‘wel een beetje praktisch moet blijven’. Dat we natuurlijk niet het onmogelijke mogen eisen. En dat we best genoegen nemen met ‘recycling 2.0’, die dan ten minste stukken beter is dan hij was. …. Circulair hoeft geen juichverhaal te zijn. Het hoeft niet ‘leuk’ te zijn.

Dat staat er toch maar mooi. Ik zou er aan willen toevoegen dat een focus op gouden tijden ook iedereen het excuus geeft om er mee te stoppen als het wat tegenvalt. Dus ja, het ziet er mooi uit, maar vergeet niet we doen het in de eerste plaats omdat onze huidige manier van leven (en consumeren en produceren) niet houdbaar is.

 

Tot slot

Dat de wereld van de circulaire economie zelf nog zoekende is blijkt wel uit de 15 mythes die hier gegeven worden. Het zijn mythes en dus blijkbaar niet waar. Maar hoe zit het nou echt? Mythe 2: het kost miljoenen, mythe 12 het is onmogelijk dit gefinancierd te krijgen en mythe 15 er breken gouden tijden aan. Ik denk dat uiteindelijk toch minimaal één van deze mythes min of meer waar is.

Is het erg dat deze mythes elkaar tegenspreken? Ik vind eigenlijk van niet. Te vaak wordt een nieuw concept gepresenteerd als de enige waarheid en de absolute vaststaande toekomst. De circulaire economie heeft hier ook een handje van. Kort door de bocht, de wereld gaat ten onder, circulaire economie is dé oplossing, wij weten hoe dat in de toekomst gaat werken. Dat is natuurlijk helemaal niet zo. Zie mythe 2 waarin de plastic whale aan de orde komt. Dat had je echt niet vooraf kunnen voorspellen. Deze mythes laten volgens mij dus ook zien dat de toekomst onzeker is.

 

Stijn van Liefland

Voorkomt huur en lease afval en verspilling?

Je hoort het wel vaker in de discussies over duurzaam handelen. Eigendom bevordert verspilling en stimuleert afval. Huur of lease is dan de nieuwe manier om die verspilling tegen te gaan. Recent hoorden we Thomas Rau in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een gloedvol betoog houden voor ’toegang tot de dienst’. We hoeven de producten niet langer te bezitten, we hoeven alleen nog het gebruik er van.

Korte uitleg

Het idee is dat in de ‘oude economie’ een fabrikant spulletjes maakt en verkoopt. We zitten in een markteconomie dus is de prikkel van die fabrikant om zoveel mogelijk geld te verdienen. Het is dan in het belang van de fabrikant dat de spulletjes regelmatig kapot gaan en dat er dan winst kan worden gemaakt door de verkoop van vervangende onderdelen en uiteindelijk van de verkoop van weer een nieuw product. Dit leidt uiteindelijk tot slechte producten, weinig innovatie en veel afval. Slecht voor het milieu dus. Thomas Rau liet een oud filmpje zien waarin de fabrikanten van gloeilampen besloten onderzoek te gaan doen naar de verkorting van de levensduur van lampen: de bestaande lampen waren te goed (ook in dat filmpje een lamp uit die tijd die al meer dan 100 jaar brandt, bewijs dat lampen zo gemaakt kunnen worden dat ze een enorme levensduur kunnen hebben). De wereld op zijn kop: innovatie om producten slechter te maken!

Het antwoord is dus om de fabrikant eigenaar te laten zijn en blijven van hun eigen spullen. Ze verkopen ons slechts de diensten die deze producten leveren. Stel wij betalen Philips elke maand een vast bedrag per eenheid licht inclusief de energie en vervanging die daarbij hoort. Dan, zo is de redenering, is het in het belang van Philips om hele goede lampen te maken die extreem lang mee gaan. En sterker nog: ze zullen die lampen ook nog energiezuinig willen maken omdat ze nu opdraaien voor de energie die bij de lamp hoort. En ook zal de lamp slim gemaakt moeten worden want aan het einde van de cyclus gaan de lampen retour naar Philips en zullen ze zelf voor de afval of het hergebruik moeten opdraaien. De lampen zullen als vanzelf zo ontworpen worden dat de materialen zoveel mogelijk hergebruikt kunnen worden.

Logisch toch?

Ik geloof het eigenlijk wel, vind het een overtuigend verhaal. Maar laten we nog eens kijken naar wat tegenargumenten en niet te hard van stapel lopen.

Argument 1: eigendom maakt zuinig

Het eerste wat me te binnen schiet is dat mensen die iets in bezit hebben daar vanzelf zuiniger op zijn. Het spul is immers van henzelf en zij zijn het die opdraaien voor de schade aan die spullen. Dat argument is heel lang gebruikt bij het stimuleren van het eigenhuizen-bezit. Eigen huizen zouden leiden tot zuiniger gebruik, meer onderhoud, mooiere tuinen en een betere woonomgeving. Ik denk ook aan de lease-auto’s en de mensen die daar in rijden. Gaan die auto’s langer mee, hebben die minder brandstof verbruik, is daar sprake van beter en goedkoper onderhoud? Het zou best eens kunnen dat de lease-rijders denken: ‘het is toch mijn auto niet, na een paar jaar krijg ik weer een andere auto’. Een lease- of huur-overeenkomst heeft iets van een verzekering. Als het spul kapot gaat dan meld je je gewoon bij de eigenaar en die moet maar iets anders regelen. Van spullen die verzekerd zijn of worden is bekend dat het leidt tot minder zorgvuldig gebruik en beheer, dat effect wordt in de berekening van de premie ook gewoon meegenomen.

Argument 2: de dure Miele die heel lang meegaat

Het tweede waaraan ik dacht was de Miele wasautomaat. Dat is nou zo’n apparaat en fabrikant die in ieder geval het imago heeft van goede, betrouwbare, langlevende producten te maken. Je betaalt weliswaar flink meer geld bij de aanschaf maar dan heb je ook jarenlang extra plezier van dat apparaat. Maar wat is in de praktijk aan de hand met goed werkende betrouwbare apparaten die wat meer geld kosten? Om te beginnen staan de kopers er niet altijd bij stil dat je voor de prijs van één Miele soms wel twee of drie andere apparaten kunt kopen. Je moet de levensduur van zeg 15 jaar dan ook niet vergelijken met de levensduur van één zo’n concurrent maar met die van twee of drie opgetelde concurrenten (en dan kom je vaak dik boven die 15 jaar uit bij de goedkopere concurrent). Maar nog belangrijker is dat je 15 jaar vastzit aan die Miele en ondertussen geen voordeel hebt van de energiebesparende technologische ontwikkeling. Oftewel: je volgende goedkope wasmachine zal minder energie verbruiken en je elk jaar fors minder aan stroom kosten. Een wasdroger is na 15 jaar soms wel tot 100 euro per jaar duurder in gebruik dan een nieuw exemplaar (bron: Volkskrant, 14 november 2015, ‘Gooi die oude droger weg, dat is zuinig’).

Als het bezit bij de consument blijft liggen dan ligt er in ieder geval een prikkel bij de fabrikant om een beter en efficiënter apparaat te ontwikkelen. Althans bij een markt waarin sprake is van voldoende concurrentie en innovatie.

Argument 3: Philips wil nog steeds zoveel mogelijk verdienen

We veronderstellen dus dat de fabrikant niet per se voor een betere wereld staat. De doelstelling blijft nog steeds dat ie zoveel mogelijk centjes wil verdienen. Wat zou ik dan als fabrikant doen in deze nieuwe wereld van huur en lease (waarin ik als fabrikant dus zelf eigenaar blijf van mijn eigen spullen)? Uiteindelijk zal ik sowieso alles doorberekenen aan mijn huurders. Dus ik zal contracten opstellen met veel kleine lettertjes. Een lange looptijd zodat ze niet zomaar van mij af kunnen. Of een boete bij onzorgvuldig gebruik van mijn spulletjes. Stel dat ik licht verhuur aan bewoners van een huis of kantoor: dan zal ik ervoor zorgen dat er altijd licht is. Maar als er een lampje kapot gaat, dan zal dat lampje door mij vervangen worden maar wel worden doorberekend in de eindprijs. Heb ik dan een prikkel om dure lampjes te gebruiken bij de vervanging? Jazeker, en al helemaal als ik zelf de fabrikant ben van die dure lampen en daar ook weer iets aan verdien. Uiteindelijk valt of staat dit hele verhuurmodel met een voldoende groot aanbod van verhuurders van de spullen. Zolang ik als consument een hele grote keuze heb en snel kan overstappen dan zijn fabrikanten/verhuurders gedwongen een goed pakket te blijven bieden. Maar ja, als in de oude marktsituatie aan die marktcondities zou zijn voldaan dan zou het ook onmogelijk zijn geweest bij elkaar te gaan zitten om ‘slechte lampen afspraken’ te maken.

Of als ik een koelkast inclusief energie in een gezin heb staan (als fabrikant dus). En die koelkast gaat kapot. Dan moet ik die koelkast dus repareren. Of zal ik hem vervangen door een nieuwe en betere koelkast? Nee liever niet, want zo’n betere koelkast heb ik nog niet in mijn assortiment. Beter is het om de koelkast te laten repareren waarbij ik de kosten doorbereken in mijn huurprijs (en ook nog wat verdien aan de monteurs die ik de reparatie laat verrichten). Ik blijf als consument dus langer aan een oude koelkast vastzitten. Dit gaat wederom alleen maar goed of anders bij een stevige onderlinge concurrentie en gemakkelijke overstap- en opzegregelingen.

Argument 4: het is een hele keten

Ik hoorde pas een verhaal met dezelfde strekking (fabrikant blijft eigenaar). Het ging over een vliegtuigbouwer. Normaal zou de vliegtuigbouwer verdienen aan het vervangen van versleten spullen voor het onderhoud van het vliegtuig. Maar nu heeft de vliegtuigbouwer toegang tot slimme data en besloten eigenaar te blijven van de vliegtuigen. De vliegtuigbouwer vraagt een vast bedrag (per maand, per vlieguur etc) en is verantwoordelijk voor het hele onderhoud. Maar wat is de truc? De vliegtuigbouwer weet door de ingebouwde sensoren wanneer welk onderdeel feitelijk aan vervanging toe is. Niet meer op vaste momenten maar preventief en flexibel. Door een maatgesneden slim onderhoudsprogramma kan zo veel goedkoper onderhoud worden gepleegd en dat betekent bij een vaste huurprijs een hogere winstmarge. Ik zou hier natuurlijk weer twee bezwaren op kunnen formuleren: 1) bij voldoende concurrentie zijn andere vliegtuigbouwers ook in staat dit (goedkoper) aan te bieden en daar gaat je winstmarge (maar wel beter voor milieu), 2) als huurder van de vliegtuigen wil ik de vliegtuigen best in eigendom hebben als ik gebruik kan maken van de slimme sensoren die er blijkbaar al zijn (dan kan ik als nieuwe eigenaar diezelfde voordelen behalen).

Maar dat is niet eens mijn punt. Die vliegtuigbouwer is en blijft eigenaar van de spullen en zal dus ook alles terug (moeten) nemen. Dan zou ik als fabrikant soortgelijke afspraken willen maken met mijn toeleveranciers. Dus de toeleverancier van vliegtuigcomputers: ik ga die als fabrikant leasen van een pc-producent. De toeleverancier van vliegtuig-moeren en -bouten: ga ik leasen. We komen zo terecht in een oneindige rij van lease- en huur-constructies. Een oerwoud aan regels en afspraken. Ik kan me nog geen voorstelling maken van hoe dat eruit gaat zien en hoe dat leidt tot een goedkopere en beter werkende economie.

Afsluitend

Voor mij is wel duidelijk dat er meer is dan eigendom en dat ’toegang tot de dienst’ nieuwe kansen biedt. Uit het verhaal van Thomas Rau kwam ook naar voren dat fabrikanten niet spontaan tot deze nieuwe modellen gaan komen. Consumenten moeten dit deels afdwingen door toegang (itt bezit) te eisen. En overheden moeten afdwingen dat er iets komt van een materialenpaspoort waar de eigenaren/fabrikanten aan gehouden kunnen worden (de fabrikant moet dus precies kunnen aantonen dat er geen materialen verloren zijn gegaan). Het prikkelmodel (veel geld verdienen) blijft echter hetzelfde, dus hoe dan ook is het logisch dat er veel energie gaat zitten bij de fabrikanten in het opzoeken van de grenzen van het systeem (doorberekenen van kosten, vermijden van innovatie bij onvoldoende concurrentie, op zoek gaan naar de minst strenge regelgever etc). En als consumenten weten wat ze écht willen en fabrikanten een kant in kunnen ‘dwingen’ dan is volgens mij bij elk productiemodel (en voldoende concurrentie) een betere wereld mogelijk.

Rudy van Stratum

Tegendenken over afval scheiden

Dit artikel over het nut van scheiden van afval is de aanleiding voor deze blog.  (The reign of recycling, John Tierney, New York Times 3 okt 2015)

Een leuk voorbeeld van tegendenken. Het klinkt zo logisch: het scheiden van afval en dus het meerdere malen gebruiken (recyclen) van schaarse bronnen, is goed voor het milieu. Maar is dat ook zo? Deze auteur kijkt naar de situatie vanuit een Amerikaans perspectief en (maar daar kom ik later op terug) misschien ook wel met een bepaalde vooringenomenheid.

Even vooraf: ik heb zelf geen mening over het nut van afval scheiden simpelweg omdat ik de feiten onvoldoende ken. Het gaat er mij hier om de redenering van deze auteur te volgen. Eerst maar eens redelijk ‘plain’ in een mindmap. Daarna op een andere manier.

Mindmap afval scheiden

Het eerste argument is dat afval scheiden economisch niet rendabel is. Dat heeft te maken met dalende prijzen van de grondstoffen die de scheiding van afval oplevert. Dat betekent dus minder inkomsten (voor de verwerkers van het afval). Aan de andere kant dalen de energieprijzen die weer kunnen zorgen voor dalende inkomsten (omdat een deel van het afval wordt verbrand en verkocht als energie. Daar staat tegenover dat afvalverwerkers ook energie inkopen en dat is dan weer een voordeel). Het verwerken van afval is blijkbaar een arbeidsintensief proces, ergo bij stijgende kosten van arbeid is dat ook vervelend. Lang verhaal kort: afval scheiden zal steeds minder lonend worden en de auteur meldt dat er al flink wat recyclebedrijven failliet zijn gegaan.

(Nuancering RvS: dat de prijzen van grondstoffen dalen mag dan zo zijn als je naar de laatste jaren kijkt, het lijkt me onvermijdelijk dat een aantal grondstoffen op termijn schaarser wordt en op den duur weer in prijs zullen stijgen).

Wij hebben dan nog de neiging steeds meer te willen scheiden. Je begint met het scheiden van de meest schaarse grondstoffen en daar is dan nog een economisch verhaal bij te houden. Naarmate je verder gaat verfijnen in het scheiden wordt het rendement nog weer lager.

Als recyclebedrijven minder verdienen (en failliet gaan) dan is er ook minder geld beschikbaar om beter te worden in het scheiden van afval. Dus minder innovatie in scheidingstechnologie.

Dan suggereert de auteur dat het scheiden van afval een aantal bijkomende effecten heeft. Er moeten meer vrachtauto’s rijden en het zorgt voor meer stankoverlast (bij huishoudens, dus daar waar je er last van hebt). Verder gaan er banen verloren omdat bij een succesvolle scheiding er minder nieuwe producten gemaakt hoeven te worden (RvS: vreemd argument. Stel dat je door slimmer te sporten minder ongelukken krijgt en dus minder ziekenhuis bezoek, dan zijn er minder dokters en ziekenhuizen nodig, dat betekent verlies aan werkgelegenheid, maar dat kan toch geen probleem zijn?). Blijkbaar worden veel plastic flessen tijdens het scheiden gespoeld met warm water (dat deels wordt verwarmd met kolen gestookte centrales). In die gevallen is zelfs sprake van een negatief milieu-effect van scheiden.

ScreenShot070

En stel nu eens dat het allemaal toch helpt, dat scheiden van afval: zet het dan ook zoden aan de dijk? Dat blijkt ook reuze tegen te vallen. Een vliegritje van New York naar Londen (per persoon) kan pas worden gecompenseerd als je 40.000 plastic flessen hergebruikt. (RvS: je zou kunnen zeggen, dan moet je dus minder ritjes met het vliegtuig maken, niet per se een argument om geen plastic meer te scheiden). Het gebruiken van tot de verbeelding sprekende extreme getallen lijkt op een retorische truc van de auteur, zie verderop.

Ik zet de 3e tak van de mindmap (rode kleur) even opzij en ga alvast naar de conclusies (oranje kleur). Het alternatief (afval niet scheiden en gewoon naar de stort brengen) is beter. Hoe zit het met de bezwaren van vuilstort? Er gaat (dure) grond verloren? Valt reuze mee. Als alle afval van alle Amerikanen gedurende de komende 1000 jaar op een hoop wordt gegooid: waar hebben we het dan over? Dan is slechts 0.1% van alle weilanden van de VS een vuilnisbelt. (Wederom zo’n slimme truc om met extreme getallen iets beeldends te boetseren). En dan nog: die dure grond is niet verloren, daar kun je een park van maken. Maar hoe zit het dan met de giftige gassen die vrijkomen? Die kun je afvangen en verbranden dus dat levert ook nog eens geld op.

Terug naar de rode tak. Pas ná het lezen van dit artikel kreeg ik het idee dat hier de crux van de redenering zat. Het gaat om het verlies aan keuzevrijheid dat de auteur in de weg lijkt te zitten. Een Amerikaans verhaal, dat me doet denken aan het ontstaan van ‘de ideologie van de vrije markt’ (zie met name de recente blog over het boek ‘De grootste show op aarde’). Het is de groenlobby die op een niet-rationele manier ons dwingt om te scheiden. Die groenlobby lijkt ook nog eens een groenhobby voor met name het welvarende deel van de natie (in wijken met lagere inkomens wordt blijkbaar minder afval gescheiden). De auteur noemt het scheiden van afval een ritueel dat sommigen van ons een goed gevoel bezorgt.

Een andere blik

Pas ná het lezen van het artikel dacht ik: het lijkt de wereld op zijn kop. De suggestie wordt gewekt van ‘kom, laten we de feiten eens op een rij zetten en kijken wat het beste is’. Maar met het venijn in de staart zou het best eens andersom kunnen zijn: ‘ik ben voorstander van keuzevrijheid, het scheiden van afval gaat tegen dit principe in, ik ben dus tegen afval scheiden’. Met andere woorden: er is sprake van een sterke overtuiging die niet ter discussie staat. Maar in plaats van dat ik die overtuiging benoem, verpak ik de overtuiging in een logisch verhaal. (( In ons boek ‘De kunst van het tegendenken’ houd ik een pleidooi om een redenering (zoals in een artikel in de krant) af te pellen als ware het een wiskundig-economisch model. Dus je gaat op zoek naar de verborgen vooronderstellingen, overtuigingen en ‘exogenen’. Dan kijk je hoe de redeneerlijn is, dus van welke logica of redeneertrucs gebruik wordt gemaakt (dat is het eigenlijke economische model). Tenslotte kijk je naar de ‘uitkomsten’ of resultaten van het model. Deze metafoor van het economische model werken we uit voor het boek ‘Plastic Panda’s’  van Bas Haring. )) Misschien zat de auteur ook aan de conclusie vast omdat hij in 1995 al had voorspeld dat afval scheiden onrendabel zou zijn.

Nogmaals: of het écht zo is, weet ik natuurlijk niet. Ik kijk gewoon of ik dit verhaal ook kan reconstrueren vanuit deze andere blik. Dus tegendenken over tegendenken. Welke strategie zou deze auteur (bewust of onbewust) gebruikt kunnen hebben? Ik kwam op het volgende:

 

ScreenShot071

 

Ter voorbereiding van je verhaal (dat je voor de krant wilt schrijven etc) zet je naast elkaar: hier ben ik TEGEN (het scheiden van afval, want botst met belangrijke waarde van keuzevrijheid), en hier ben ik VOOR (alles naar de stort). De strategie is nu een dubbelslag: je gaat UITVERGROTEN en RELATIVEREN. Je vergroot de nadelen van de ’tegenstander’ en de voordelen van je eigen standpunt. Je relativeert omgekeerd de voordelen van de ’tegenstander’ en de nadelen van je eigen standpunt.

Ik heb dezelfde argumenten die al in de mindmap staan opnieuw gepakt en nu ergens in een van de kwadranten neergezet. Bij het uitvergroten (horizontaal lezen, bovendeel) krijg je dan: afval scheiden betekent dat er veel moet (verplicht is), het is oneerlijk (vooral leuk voor de rijken) en het kost ook nog eens geld. Bij het relativeren (horizontaal lezen, beneden deel) krijg je het omgekeerde: er kan heel veel (vrijheid van keuze), het is eerlijk (voor rijk en arm) en het is ook nog eens slim rationeel (levert geld op, want scheiden MAG ook maar dan wel 80/20). Hier is sprake van een reframe van het vervelende en negatieve MOETEN naar het fijnere en vrijere en positieve MOGEN.

Vervolgens strooi je nog wat leuke beeldende getallen door je betoog heen en voila: het verdedigen van je diepe overtuiging vermomd in een rationeel logisch jasje.

Nogmaals: ik heb me niet in de materie zelf verdiept dus wellicht snijdt het betoog desondanks op veel punten hout (wel interessant hier nog eens dieper in te duiken). Daar ging het me dit keer niet om: ook ik vond dat ik het recht had om het gevoel dat ik ná lezen van dit verhaal kreeg voor mezelf te rationaliseren.

Rudy van Stratum

Niet het geld, maar je boodschappen bepalen de milieubelasting

We schrijven al jaren over de relatie tussen duurzaamheid en geld. Maar we hebben nog nooit uitgezocht hoe duurzaam ons geld zelf is. Het gaat altijd over wat je met geld kunt bereiken, rendement en dat soort zaken. Tijdens mijn serie over milieu kwam de vraag op hoe milieuvriendelijk ons geld zelf eigenlijk is. Er zijn er niet veel die zichzelf deze vraag hebben gesteld, maar ik ben gelukkig ook niet de enige. De Europese Bank heeft er in 2003 zelfs een onderzoek naar laten verrichten ((http://www.nieuwe-eurobankbiljetten.eu/Eurobankbiljetten/MILIEU-EN-GEZONDHEID)). Helaas is alleen een vage conclusie te vinden maar daar kan ik wel mee uit de voeten. Want mijn belangrijkste vraag is vooral dat ik weten hoe relevant de milieubelasting van geld is.

Eerst een waarschuwing, dan de resultaten, tot slot een onderbouwing. Ik heb voor mijn berekeningen allerlei verschillende bronnen gebruikt en de gegevens die hierbij gebruikt worden gaan niet altijd over dezelfde jaren. Dat lijkt in eerste instantie niet echt relevant, maar in Europa is het dat wel. Er komen steeds meer landen die de Euro gebruiken waardoor het aantal biljetten en munten steeds toeneemt en zo ook het aantal mensen dat ze gebruikt. Toch denk ik dat ik een aardige indicatie kan geven waarbij ik er misschien wel 30% naast zit, maar zoals we aan de resultaten zullen zien is dat eigenlijk niet relevant.

Op de site over de Euro staat het volgende te lezen: “de invloed van eurobankbiljetten op het milieu gedurende hun gehele levenscyclus gelijk is aan die van elke Europese burger die één kilometer auto rijdt of aan het een halve dag laten branden van een 60-watt lamp. Na wat rekenwerk kom ik tot de conclusie dat de jaarlijkse milieubelasting van alle Europese bankbiljetten gelijk staat aan het gebruik van 162 mln. kWh aan elektriciteit. Dat lijkt veel, maar zegt eigenlijk weinig. In de Eemshaven wordt een nieuwe kolencentrale gebouwd. Deze centrale gaat volgens Essent jaarlijks zo´n 8.750 mln kWh opwekken. De milieubelasting van onze Euro-biljetten is vergelijkbaar met 2% van de milieubelasting van deze centrale. Als elke inwoner één apparaat niet meer op stand by laat staan leidt dat tot meer milieuwinst dan het afschaffen van de bankbiljetten.

De munten is een wat lastiger verhaal. Er is weinig te vinden en dus doe ik wat aannames, ze gaan 40 jaar mee en reizen gemiddeld 1000 km gedurende die levensduur (van producent naar bank etc.). De samenstelling is bekend, ook het aantal munten en met behulp van de (verouderde) methode eco-indicator kom ik tot het volgende. De milieubelasting van onze munten staat gelijk aan het gebruik van 900 mln. kWh elektriciteit. Een factor 6 meer dan de biljetten, dus gelijk aan 12% van de milieubelasting die de nieuwe centrale veroorzaakt, en dat voor al het geld in Europa.

Er zijn echter veel meer muntjes dan biljetten. Uit mijn berekeningen komt dat muntjes (per stuk) gemiddeld 2,5 keer milieuvriendelijker zijn dan biljetten. Daar is veel op af te dingen, maar als je de aannames aanpast dan blijft het verhaal, muntjes zijn milieuvriendelijker dan biljetten.

Belangrijk is wel dat het verschil per muntje groot is (zie onderstaande grafiek).

milieubelasting geld

De kleinste munten zijn een stuk milieuvriendelijker dan de 1 en 2 Euro munten (zie grafiek 1), dat komt vooral doordat de gebruikte materialen beter scoren. Bijkomend voordeel is dat ze een stuk lichter zijn. Toch kan je het beste met ‘grote’ munten betalen. Eén enkele munt is vrijwel altijd duurzamer dan een combinatie van munten. Een uitzondering is de 10 cent, 2 muntjes van 5 cent zijn een kleine 10% milieuvriendelijker dan 1 munt van 10 cent. Dus weg met die munt van 10 cent! Hoe dan ook als je bijvoorbeeld € 1,50 moet betalen is één lossen euro en een 50 cent stuk de milieuvriendelijkste manier. Overigens was ik van plan ook nog te kijken naar de milieubelasting van online betalen of een creditcard, maar dat is onbegonnen werk.

Terug naar de vraag, hoe relevant is de milieubelasting van geld? Voor mij in ieder geval niet relevant genoeg om er op deze site nog meer aandacht aan te besteden (tenzij iemand met een hele mooie studie komt). Mijn conclusie luidt dan ook: Maak je vooral niet druk over de milieubelasting van je geld, de gevolgen van je uitgaven zijn veel belangrijker.

Onderbouwing

Op de site over de Euro staat het volgende te lezen: “de invloed van eurobankbiljetten op het milieu gedurende hun gehele levenscyclus gelijk is aan die van elke Europese burger die één kilometer auto rijdt of aan het een halve dag laten branden van een 60-watt lamp. De levenscyclus van de bankbiljetten omvat de productie, de opslag, het in omloop brengen en de behandeling ervan aan het einde van de cyclus.”((idem)) Dat klinkt als een gedegen onderzoek, helaas is het achterliggende rapport nergens te vinden. We moeten dus de ‘houtje touwtje methode’ toepassen, maar die volstaat voor een globaal beeld.

In alle Eurolanden worden ca. 337 miljoen mensen, ((lastig punt, want het is niet duidelijk of dit om de Euro-landen gaat of om alle landen, maar we zullen zien dat dit niet veel uit zal maken)) die allemaal Eurobiljetten gebruiken. Als al deze mensen en halve een lamp van 60 watt laten branden kost dat (12*0,06 kW*337 mln =) 243 mln kWh. Dat lijkt veel maar zegt mij eigenlijk niets. In de Eemshaven wordt op dit moment een kolencentrale gebouwd. Vanuit milieuoogpunt is daar veel over te doen, dus aardig vergelijkingsmateriaal. Deze centrale gaat volgens Essent stroom opwekken voor 2,5 mln. huishoudens. Aangezien een gemiddeld huishouden 3500 kWh per jaar gebruikt gaat die centrale jaarlijks zo´n 8.750 mln kWh opwekken. Alle Europese bankbiljetten veroorzaken samen dus ongeveer 3% van de milieubelasting die de nieuwe centrale in de Eemsmond jaarlijks veroorzaakt.

Er zit nog wel een addertje onder het gras, de levenscyclus van bankbiljetten is niet zo lang. Na 1 tot 2 jaar worden ze vervangen. Als ik uitga van 1,5 jaar dan is de jaarlijkse milieubelasting van alle bankbiljetten dus gelijk aan 2% van de milieubelasting van een grote kolencentrale. Dat valt reuze mee.

Nog een vergelijking, de milieubelasting staat gelijk aan de milieubelasting van 12*0,06 kWh = 0,72 kWh (in anderhalf jaar). Het sluipverbruik van een oplader die niet gebruikt wordt is ongeveer 5 kWh per jaar en van een DVD speler zelfs 33 kWh. We kunnen dus proberen bankbiljetten schoner te krijgen, maar er zijn makkelijker en zinvollere manieren om aan het milieu te werken. Met die bankbiljetten zit het dus wel goed, laat maar rollen dat geld.

Hoe zit het met muntgeld? Hier is niets over te vinden. Behalve op de site van de ECB uitgebreide tabellen met het aantal munten door de jaren heen en op Wikipedia de samenstelling van de munten. Met de inmiddels verouderde methode van de eco-indicator((http://www.pre-sustainability.com/download/EI99_Manual.pdf)) en wat aannames is hier wel een indicatie van te maken. Ik heb ook dit weer teruggerekend naar kWh elektriciteit. Zo kunnen we het mooi vergelijken met het papieren geld. Mijn aannames zijn dat munten 40 jaar meegaan en in hun leven 1000 km reizen, van producent naar bank, naar winkel, naar bank etc. en uiteindelijk naar een verwerker.

De eco-indicator heeft voor allerlei stoffen en processen standaard milieuscores berekend. Koper heeft bijvoorbeeld als score 1400 mpoints per kilo voor de productie van het basismateriaal (dus winning, zuivering etc.). Als een koperen muntje bijvoorbeeld 10 gram weegt krijgt het voor deze productiestap dus 14 mpoints. Zo is er voor allerlei materialen, bewerkingen en transport een score berekend. Mijn snelle inschatting is dat alleen materiaal en transport van belang zijn, de andere fasen heb ik daarom buiten beschouwing gelaten.

De milieubelasting van alle munten gezamenlijk komt daarmee op het equivalent van ruim 36 miljard kWh een factor 100 hoger dan papiergeld. Ook hiervoor heb ik de eco-indicator gebruikt, hiermee kan je de punten weer omrekenen naar de milieubelasting van elektriciteit. Zo is het nooit bedoeld, maar het werkt wel.

Gevoeligheid.

Ja, het aantal inwoners in de EU, ik heb nu de Euro landen genomen, je kunt ook de hele EU nemen, dan kom je op ca. 490 mln in 2004. Het ging hier om de milieubelasting per inwoner, dat wordt dus fors meer, factor ca 1,5, in het nadeel van de bankbiljetten, maar voor het algehele beeld maakt het weinig uit.

Transport, bij de bankbiljetten is de hele levenscyclus meegenomen, bij de munten heb ik alleen gegevens voor de productie van de grondstof. Transport heb ik geschat op 1.000 km in 40 jaar. Dat kan zomaar een stuk hoger zijn. Transport bepaalt voor de gemiddelde munt 50% van de milieubelasting. Kort door de bocht, stel je transport op 3.000 km dan verdubbelt de milieubelasting.

Levensduur. Bij de bankbiljetten is dit goed meegenomen, bij de munten op 40 jaar gesteld. Dit klopt redelijk met de informatie op verschillende sites. Maar, dat is de ‘technische’ levensduur. De munten van 1 en 2 cent zijn inmiddels al in veel landen afgeschaft. Als we een enorme inflatie krijgen of de Eurozone gaat uit elkaar, dan is de levensduur een stuk korter. Een halvering van de levensduur leidt tot een fors hogere milieubelasting per jaar.

Kan het beter?

Ja dit kan veel beter, ik hou me aanbevolen om nog eens een studie te bespreken met goed basismateriaal. Suggesties, laat een reactie achter,

Stijn van Liefland

Top 10 milieu: Kritisch blijven denken (afl. 10)

Dit wordt een beetje een mopperblog, dan weet je het maar. De bedoeling was om in deze laatste aflevering te schrijven dat je altijd kritisch moet blijven denken. Wat duurzaam lijkt is dat soms niet en omgekeerd geldt dat ook. Maar, tijdens het schrijven en vooral bij het verzamelen van voorbeelden merkte ik dat er toch wel enige frustratie bij mij zit. Hoe dan ook dit is de laatste aflevering van onze top 10 over milieu. Er volgt nog wel een nabrander en ik voel de behoeft om het nog eens samen te vatten in een plaatje. Misschien in de vorm van 10 do’s en 10 dont’s, ik hou me aanbevolen voor suggesties.

Duurzame ontwikkeling is ingewikkeld. Dat stond al in de eerste aflevering al en bij het schrijven van deze reeks liep ik daar steeds weer tegenaan. Er zijn talloze vuistregels die je kunt gebruiken maar deze werken gewoon niet altijd. En, soms denk je het te weten en pakt het anders uit. Neem nou de elektrische auto. Ik was verrast door de LCA, mijn vooronderstelling was dat de elektrische auto veel beter zou zijn. Hij is wel beter, maar het viel mij tegen, het netto milieueffect is gering. En dan moet je ook nog groene stroom gebruiken. In ieder geval is mij duidelijk geworden dat ik mijn geld beter ergens anders in kan investeren. Net zo duurzaam maar minder duur.

Alternatief

Kritisch blijven denken gaat een stap verder dan alles netjes doorrekenen. Ten eerste heb je daarvoor vaak helemaal niet de tijd en de middelen. Maar, belangrijker nog als je verzeild raakt in een ingewikkelde discussie over elektrische of benzineauto’s zou je bijna vergeten dat er nog veel meer alternatieven zijn. Je kunt ook met de fiets of de trein gaan. Dat is niet alleen beter voor het milieu, maar ook beter voor je gezondheid.

Dat speelt ook bij kleine beslissingen. Wij hebben thuis tijdens het eten wel eens discussies over wat beter is, sperzieboontjes uit Kenia, sperzieboontjes uit de kas of sperzieboontjes uit de diepvries. Zo’n discussie duurt meestal niet zo lang want dan zegt er altijd wel iemand dat je er ook voor kunt kiezen groente van het seizoen te eten. Geen sperzieboontjes dus maar wat anders. Wat we gelukkig ook meestal doen. Daar hebben we meteen weer een mooie vuistregel, groente van het seizoen eten, dat is duurzaam. In de zomer eten we dus wel tomaten, in het voorjaar niet. Maar hoe zit het met die tomaten in de zomer? Die plantjes gaan toch in de winter al de kas in? Als je tomaten in de zomer koopt doe je daar gewoon aan mee. Het is dezelfde plant als in maart en in maart geeft die ook tomaten, kan je ze dus maar beter opeten dan weggooien. Of je moet er voor kiezen gewoon geen tomaten meer te eten. In ieder geval blijkt onze vuistregel niet te kloppen. Het is natuurlijk wel zo dat wanneer heel Nederland besluit pas vanaf half juni tomaten te kopen er echt wel wat gaat veranderen. Dus zo bezien klopt de vuistregel wel weer aardig. Een vuistregel dus met mitsen maren.

Andersom moet je ook kritisch blijven. We blijven even bij de tomaten, ik las ooit een interview met een tomatenteler die het EKO keurmerk niet had. Het ging om de vraag waarom niet. Nou, hij voldeed aan alle eisen behalve dat hij tomaten op steenwol kweekte in plaats van in de volle grond. En telen in de volle grond is blijkbaar een eis. Die tomatenplant zal het verschil niet merken, die merkt sowieso niets. En het is ook niet zo dat de steenwol nou het grote milieuprobleem van de tuinbouw is. Sterker nog er zijn ook goede milieuargumenten om helemaal niet in de grond te telen. Je kunt veel zuiniger met water omgaan bijvoorbeeld. Misschien is het sowieso een trekje van de milieubeweging om duurzaamheid en romantiek met elkaar te mengen.

Neem de megastallen. In mijn ogen ben je tegen de bio-industrie of het maakt je geen moer uit. Als je tegen de bio-industrie bent dan ben je tegen de milieuvervuiling, de import van veevoer en al die dieren dicht op elkaar. Maar als het dan toch gebeurt, maakt het dan nog uit of dat in een kleine stal of een grote stal gebeurt? Landschap kan hierbij een goed argument zijn, maar dat pleit er juist voor om het dan maar gestapeld op een bedrijventerrein te doen. Ik ben tegen de bio-industrie, maar zo lang we de bio-industrie niet verbieden en mensen het vlees blijven kopen mag het van mij net zo goed op een bedrijventerrein op de vierde verdieping zijn.

Ik ga nog een laatste mooi voorbeeld noemen, bioplastics. Klinkt goed, plastic gemaakt van planten en biologische afbreekbaar, dat moet toch beter zijn? De Keuringsdienst van waarde heeft daar vier jaar geleden een prachtige reportage over gemaakt. http://keuringsdienstvanwaarde.kro.nl/seizoenen/2011/30-39075-09-03-2011 Maar wat blijkt. Het plastic wordt gemaakt van mais, deze mais is afkomstig uit Amerika. Het plastic is in principe composteerbaar en kan dus bij het groenteafval. Bij de verwerking wordt het echter niet als composteerbaar herkend en eruit gezeefd. Uiteindelijk verdwijnt het zo in de afvalverbrander. Dan maar bij het plasticafval zou je denken. Dat werkt ook niet echt, want het kan niet samen met regulier plastic verwerkt worden. Tot overmaat van ramp is de mais genetisch gemodificeerd. Of dat laatste nou wel of niet erg is, is weer een verhaal op zich, daar waag ik me niet aan.

Dan is er nog een andere eigenaardigheid die ik wel eens bespeur. Altijd alles maar tot op de bodem uit willen zoeken. Ik kwam ooit in aanraking met het klimaatbeleid van een gemeente. Er lag een strakke ambitie, klimaatneutraal in tweeduizendnogwat. Nu moest er eerst onderzocht worden wie hoeveel energie gebruikte, alles moest precies in kaart worden gebracht. Dat kostte op zich al enkele tienduizenden Euro’s. Zonde, want we wisten toen ook al waar het financieel heel aantrekkelijk was om aan energiebesparing te werken. Ze hadden dus gewoon kunnen beginnen. Het enige risico dat deze gemeente liep was dat je in plaats van het aller-allerlaagste fruit het iets hogere fruit had geplukt. Ik zie het mechanisme wel vaker. Nog meer onderzoek lijkt soms ook een strategie om een beslissing en echte maatregelen maar voor je uit te schuiven. Wij schrijven hier natuurlijk vaak dat je eerst de feiten moet kennen voordat je een besluit kunt nemen. Maar soms is het beter maar gewoon te beginnen, zeker als duidelijk is dat de maatregelen ook nog eens tot financieel rendement leiden.

Doe het niet!

Genoeg gemopper. Het ging erom dat we altijd kritisch moeten blijven denken. Ik kom uiteindelijk weer op onze eerdere serie over denkfouten uit. We willen snel beslissingen nemen op basis van intuïtie. Ongeacht of het om grote of kleine besluiten gaat. Een lijstje (vaak impliciet ergens in je achterhoofd) lijkt dan heel goed te werken. Eigenlijk gaat het hier om de availability bias. Heb je in een situatie een keer gehoord dat ‘X’ beter is dan ‘Y’, dan gebruik je die kennis ook in andere situaties, ‘bijna X’ zal ook wel beter zijn dan ‘bijna Y’. Maar soms gaat die regel dan niet meer op.

Ik heb uiteindelijk één vuisteregel die vrijwel altijd werkt: Doe het niet! Stel de vraag kan het niet gewoon zonder? Als ik discussieer over wat beter is, groene stroom, een windmolen, zonnepanelen etc. Als de discussie uit de hand loopt, kies dan iets heel anders. Ga energie besparen, dan zit je altijd goed. Met het vliegtuig of de auto? Blijf gewoon lekker thuis. Vergelijk het met de discussie over de sperziebonen. Door de discussie zie je de voor de hand liggende oplossing over het hoofd. Bioplastic of een andere plastic? Ga naar de groenteboer, daar kan je groente los kopen. Het is net als met de trias energetica (afl. 7). Het beging bij besparing, alles wat je niet gebruikt hoef je ook niet duurzaam op te wekken.

Tot zover onze top 10 over milieu en duurzaamheid. Wat deze reeks verder ook met jullie als lezers doen, bij mij heeft het er in ieder geval toe geleid dat ik weer eens goed ben ga nadenken over duurzame ontwikkeling. En waar leidt dat toe? Nou in ieder geval dat ik weer vaker de fiets en de trein neem (ook heel ontspannen) en vaker vegetarisch eten maak.

Volkswagen

Het verhaal over Volkswagen doet me denken aan een anekdote die we 20 jaar geleden aan studenten vertelden als we het over schoner produceren hadden. Of het verhaal helemaal waar is weet ik niet, ik kan het nergens meer terugvinden. De anekdote gaat over een fabrieksdirecteur in Amerika die een luchtfoto van zijn bedrijf laat maken. Als de foto klaar is, is de directeur nogal teleurgesteld, hij wil de foto niet aan de muur hebben. Het probleem, op de foto is naast het bedrijf een enorme gekleurde vlek in het water zichtbaar. Een duidelijk geval van ernstige waterverontreiniging en het is ook duidelijk waar deze vandaan komt, zijn bedrijf. Hij roept een medewerker bij zich om dit probleem onmiddellijk aan te pakken. Al na een halve dag komt de medewerker terug en is het probleem opgelost. Het resultaat, een prachtige foto waarop de waterverontreiniging netjes is weg geretoucheerd. Ik was in de, blijkbaar naïeve, veronderstelling dat er inmiddels echt wel wat veranderd is. Dat bedrijven (en dan vooral grote bedrijven) het milieu serieus nemen. Helaas dat valt tegen.

We hebben de afgelopen weken twee maal over de elektrische auto geschreven en deze vergeleken met gangbare auto’s. De discussie rondom Volkswagen verandert het beeld natuurlijk. Voor de uitstoot van CO2 maakt het niet zoveel uit, die is één op één gerelateerd aan het brandstofgebruik. En dat zit wel goed want als een auto opeens 2 maal zoveel gebruikt als aangekondigd valt dat op, je moet dan vaker tanken, het kost meer, daar was onmiddellijk iemand achter gekomen. Dom als je dit als bedrijf doet. De uitstoot van de overige uitlaatgassen, dat valt veel minder op en zal maar weinig automobilisten interesseren. Voor onze vergelijk is belangrijk dat de milieubelasting van dieselauto’s groter is dan aangenomen, vooral in de gebruiksfase.

Goed, dat allemaal ter inleiding, ik merkte dat ik kwaad werd naar aanleiding van alle berichten en er een stukje over wilde schrijven, bij deze dus. Dan heb ik toch mijn geringe bijdrage geleverd aan deze discussie. Naar aanleiding van de affaire bij Volkswagen kwamen drie vragen in mij op:

  • Waarom stoor ik me hier zo aan?
  • Waarom doen ze dit?
  • Wat kunnen we hier van leren?

Waarom stoor ik me aan Volkswagen?

Ik ben niet zo naïef te denken dat een ondernemer zich altijd aan de regels houdt. Vaak zullen ze de mazen in de wet opzoeken. Misschien hoort het wel bij het ondernemer zijn om de grenzen op te zoeken. Misschien moet je wel zeggen, als je de mazen in de wet kunt gebruiken en je doet het niet, dan ben je helemaal geen “echte ondernemer”. Maar, ergens in mijn achterhoofd ga ik er toch van uit dat een ondernemer en zeker grote bedrijven zich uiteindelijk aan de regels houden. Dus je zoekt de ruimte, je vraagt uitstel, een overgangsregeling, je voert bijzondere omstandigheden aan, je laat er nog eens een jurist naar kijken, je stelt de feiten ter discussie, je beroept je op overmacht, je begint een juridische procedure, kortom je haalt alles uit de kast om die regels te omzeilen. Maar wel met open vizier. Wat hier gebeurt is achterbaks de boel bedonderen. Je verkoopt auto’s waarvan je zegt dat ze aan emissie-eisen voldoen, maar ze voldoen daar gewoon niet aan. Sterker nog ze zijn niet een beetje beetje slechter (bijv. 10%), sommige zijn gewoon 40 keer slechter (4000%). Dat is zoiets al een pak kopen waar op staat dat er 80 koekje in zitten maar er thuis achter komen dat het er maar 2 zijn.

ScreenShot082Het stoort me ook omdat Volkswagen zo slim is en de moderne consument heel goed door heeft. Ze weten allang dat het de automobilist niks uitmaakt. Die wil gewoon snel en veilig rijden en vooral snel op kunnen trekken bij het stoplicht. Ze kijken wel uit om een auto te verkopen die een stuk langzamer is dan in de folder staat of een Volkswagen waarin een aantal airbags ontbreekt. Logisch daar kom je binnen niet al te lange tijd achter, als er een paar op elkaar gereden zijn. En dan gaat iedereen klagen. Maar over deze hoge uitstoot  heb ik de automobilist nog niet horen klagen. Het zijn de overheden die nu de verkoop verbieden, niet de consument die deze auto’s niet meer wil. Rudy heeft er al eerder over geschreven we hebben allemaal twee petten op, die van consument en die van burger. Als burger vinden we van alles belangrijk, als consument (automobilist) kijken we alleen naar wat sexy en goedkoop is.

Het stoort me ook omdat ze het al heel lang wisten. Volgens de Frankfurter Allgemeine  is de raad van commissarissen van Volkswagen vier jaar geleden al gewaarschuwd voor deze dieselfraude. Het zijn dus niet een paar rare technici die een nieuwe truc hebben bedacht, het zit in het hele bedrijf. Oké waarschijnlijk waren het wel een paar rare technici die een nieuwe truc hadden bedacht, maar blijkbaar vond de top van het bedrijf dat een hele goede vondst.

En tot slot stoort het me heel erg omdat ik bang ben dat ze hier gewoon mee wegkomen. Ze betalen een boete, ze huren een dure advocaat, betalen een schadevergoeding, iedereen blijft Volkswagens kopen en er verandert niets. Ik hoop dat ik ongelijk heb, we zullen het over een jaar of vijf weten.

Waarom doen ze dit?

Ik heb de topman van Volkswagen nog niet geïnterviewd. Misschien komt dat nog, binnenkort heeft hij toch niet zo veel meer te doen ;-). Naar het antwoord kan ik dus alleen maar gissen en dat doe ik door naar onze artikelen over ondernemerschap te kijken. Meer winst, meer groei, meer geld, een groter huis, een grotere boot, een nog mooiere auto voor de deur en vooral meer aanzien, “kijk mij eens!”. Kortom hebberigheid lijkt mij hier de belangrijkste drijfveer. Bij een autofabrikant bereik je dat door zo veel mogelijk auto’s te verkopen en per auto zoveel mogelijk winst te maken. Volgens de handleiding voor “echte ondernemers” moet je daarvoor ook risico’s nemen en nieuwe dingen proberen. Nou dat hebben ze in ieder geval gedaan bij Volkswagen.

De andere kant van het verhaal is dat ze blijkbaar ook niets beters wisten te bedenken om auto’s te blijven verkopen. Eén van de mythes rondom ondernemerschap die Rudy ooit beschreef is dat ondernemers graag innoveren. Dan zijn er twee mogelijkheden. Inderdaad, het is een mythe, ondernemers innoveren helemaal niet graag. Of, Volkswagen functioneert niet als een onderneming maar als een ambtelijke organisatie. Beide kan natuurlijk ook.

Wat kunnen we hier van leren?

  1. Dat er een groep mensen (ondernemers) bestaat die inderdaad voor winst en groei gaat. Hierbij is blijkbaar alles geoorloofd zolang niemand het merkt.
  2. Consumenten hier gewoon in mee gaan en hun consumenten-pet op zetten.
  3. Als de overheid geen regels stelt er weinig aan duurzaamheid gaat gebeuren. Daarbij moet de overheid deze regels natuurlijk wel handhaven.
  4. Dat we ons voorlopig nog maar eens verder moeten verdiepen in de rol die ondernemers hebben bij het werken aan duurzame ontwikkeling. Nog dieper gaat het om de vraag die me al een tijdje bezighoudt, wat voegen ondernemers eigenlijk toe dat je zonder ondernemers niet zou hebben?

Stijn van Liefland

 

Top 10 milieu: Elektrische auto 2, intermezzo 2 (afl. 9a)

Toen ik de LCA van de elektrische auto bestudeerde realiseerde ik me al snel dat alleen kijken naar de milieuaspecten van auto’s niet voldoende is bij een LCA. Ik volg daarbij dezelfde redenering die we ook bij rendement volgen. Je hebt een idee waarvoor een investering nodig is en kijkt vervolgens of dat voldoende rendement oplevert (binnen een bepaalde periode over meerdere partijen etc.). Als het rendement dan positief is dan zou je zeggen “moet je doen”. Maar, er is altijd nog een andere weg, namelijk kijken naar de alternatieven. Zijn er andere mogelijkheden om het gestelde doel te bereiken. Als we kijken naar de elektrische auto zou het hogere doel kunnen zijn een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. De stappen zijn dan:

  • Kijken of een elektrische auto over de gehele levensduur inderdaad tot minder CO2 uitstoot leidt. Dat hebben we gedaan, conclusie is ja mits je gebruik maakt van duurzaam opgewekte stroom.
  • Kijken of investeren in een elektrische auto voldoende rendement heeft. Hierbij mag je alles meenemen. Jij bent degene die de auto gaat kopen. Allereerst kijken we naar financieel rendement, maar als het jou een eigen parkeerplek in een drukke stad oplevert mag je dat natuurlijk ook meenemen. Als we ons beperken tot financieel rendement en het is positief kan je in principe tot de investering overgaan.
  • Kijken of er een alternatief is. Als de elektrische auto duurder is (dat weten we nog niet, maar we vermoeden van wel), dan kan je die extra investering ook ergens anders voor gebruiken. Bijvoorbeeld voor een investering die ook een bijdrage levert aan het hogere doel van het tegengaan van klimaatverandering. Dus we kijken niet alleen of de elektrische auto tot minder CO2 uitstoot leidt, tot voldoende rendement leidt, maar ook of het verstandig is in relatie tot allerlei alternatieven.

We noemen dat ook wel opportunity costs. De kosten van het uitsluiten van allerlei alternatieven doordat je je geld hebt uitgegeven. We hebben daar in ons boek over tegendenken (link) uitgebreid over geschreven met onderstaande figuur als samenvatting.

Figuur_fig 50

Ik beperk met hier tot de uitstoot van CO2, maar je zou dit voor alle milieuaspecten kunnen doen, maar ik ga ervan uit dat in het geval van auto’s klimaat het belangrijkste is. Als eerste kijken we naar de CO2 uitstoot van een elektrische en benzineauto, vervolgens kijken we naar de kosten van beide auto’s. Dan kijken we hoeveel CO2 we uitsparen en wat dat kost. Als laatste kijken we naar een alternatief om de meerkosten voor een elektrische auto in te investeren. Met andere woorden, kunnen we met een benzineauto blijven rijden en ons geld ergens anders in investeren. Rest aan het einde nog een discussie.

Uitgangspunten

Ik hou zoveel mogelijk de uitgangspunten van de LCA aan die we in het vorige intermezzo gebruikten. De auto gaat 10 jaar mee en in die 10 jaar wordt er 150.000 kilometer mee gereden. De LCA gaat uit van de Nissan Leaf, een elektrische auto en vergelijkt die met een aantal andere auto’s. Ik neem ter vergelijking de Nissan Note. Volgens mij is dat gewoon dezelfde auto, alleen met een andere motor. De leaf is elektrisch (E), de Note rijdt op benzine (B). De LCA hanteert eigen gebruikscijfers voor de auto’s, je kunt natuurlijk ook kijken naar wat de fabrikant opgeeft. Zo kom ik aan vier varianten voor auto’s:

  • Leaf (E) LCA: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 5,8 km/kWh
  • Leaf (E) fabr.: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 6,7 km/kWh
  • Note (B) LCA: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 14,6 km/liter
  • Note (B) fabr.: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 21,3 km/liter

Er zitten grote verschillen in de cijfers, dat komt doordat in de LCA met een ander type auto gerekend wordt. Dat is best lastig en voor mij (in mijn vrij tijd) is het teveel werk dit tot op de bodem uit te zoeken. Bovendien het gaat me om de grote lijn en die wordt zo wel duidelijk.

CO2 uitstoot

Deze tabel laat de CO2 uitstoot zien in de gebruiksfase. Ook windenergie leidt tot een geringe uitstoot van CO2, en ook dat moeten we meenemen. Vergeleken met grijze stroom is windenergie ongeveer een factor 8 beter.

co2 uitstoot gebruikWe moeten natuurlijk ook naar de productiefase kijken en alles wat daarmee samenhangt. Deze is voor de elektrische auto iets meer dan 15 ton CO2 en voor de benzineauto een kleine 8,5 ton CO2. We hebben in de vorige aflevering al gezien dat vooral de accu’s een flinke impact hebben.

Totaal komt de CO2 uitstoot daarmee op:

co2 uitstoot levensloopWe wisten het al, maar nu hebben we het tot in de detail verwerkt, de elektrische auto op windenergie is beter voor het klimaat dan een benzineauto. Een kanttekening is dat je wel altijd groene stroom moet gebruiken. Als je onderweg ’tankt’, op vakantie, het werk of bij vrienden ben je daar natuurlijk niet zeker van. Maar goed, nu de vraag wat dat kost en wat het rendement is.

Financieel rendement

De Leaf (E) kost € 24.110, de Note (B) kost € 14.140. Een flink verschil. Dit is alleen nog maar de aanschaf. Bij de Leaf (E) moet je er een accupakket bij huren. Je hebt er dan geen omkijken naar, maar bijkomende kosten € 79,= per maand. Dan moeten we nog belasting betalen. Voor een elektrische auto is dat momenteel € 0,= voor de Nissan Note (B) € 528 per jaar.

Tot slot moeten we benzine en elektriciteit kopen. Voor elektriciteit ben ik uitgegaan van € 0,23 voor benzine van € 1,50. Het kan goedkoper, maar langs de snelweg is het veel duurder, ik zie het voor een gemiddelde als je goedkoop tankt maar zo af en toe ook langs de snelweg tankt. We gaan hier weer uit van in totaal 150.000 km en een levensduur van 10 jaar (belangrijk i.v.m. huur accu’s en belasting).

Het plaatje ziet er als volgt uit:

kosten e autoDit vraagt om een grafiekje.

grafiek auto

Conclusie de elektrische auto is een stuk duurder. Het kruipt wat meer naar elkaar toe als je die 150.000 km in 5 jaar zou rijden. Het huren van de accu valt dan een stuk goedkoper uit, maar ook de belasting wordt lager. Dus ook dan, elektrisch rijden blijft duurder.

Er zijn nog wel een paar kanttekeningen te maken. Ik heb onderhoudskosten, de restwaarde, eventuele kortingen etc. niet meegenomen. Ik verwacht dat de onderhoudskosten bij de benzine auto wat hoger zijn, distributieriem vervangen en dat soort zaken. Daar staat tegenover dat als er veel elektrische auto’s komen we daar ook gewoon belasting voor moeten betalen, daar wordt nu al over gesproken. Dus of je 10 jaar van dit belastingvoordeel kunt profiteren is nog maar de vraag.

Een ander punt is de benzine en de elektriciteitsprijs. Fluctuaties in de elektriciteitsprijs zullen het beeld niet echt veranderen. Kijk naar de grafiek en stel je voor wat er gebeurt als de prijs per kWh halveert, dat maakt voor het plaatje weinig uit. Anders is het met de benzineprijs, die we op € 1,50 hadden gesteld (actuele prijs). Wat gebeurt er als die naar € 1,80 gaat? Dat betekent een verhoging van 20%. Dat rekent makkelijk, de elektrische auto wordt dan € 2.000 – € 3.000 duurder over de gehele periode van 10 jaar.

Alternatief

De elektrische auto heeft een duidelijk milieuvoordeel maar is een stuk duurder. Het financieel rendement is dus negatief. Nu kun je zelf gaan bepalen of je dit voldoende rendement vindt. Neem alles mee, de parkeerplek, het ongemak van de beperkte actieradius, de indruk die je maakt bij vrienden en collega’s etc. En vergeet natuurlijk niet dat je hiermee een flinke bijdrage levert aan het oplossen van het klimaatprobleem.

Stel nu dat je tot de conclusie komt dat je een elektrische auto de moeite waard vindt, vooral omdat tot minder CO2 uitstoot leidt. Dan ben je dus blijkbaar bereid daar geld aan uit te geven. Over een periode van 10 jaar gaat het om een bedrag van tussen de 5.000 en 10.000. In ieder geval zal je 10.000 extra moeten betalen om in het bezit van de auto te komen. Daarmee realiseer je dan een CO2 reductie van 12 tot 21 ton (afhankelijk van de aannames). De vraag is nu, die 10.000 kan ik die ook op een andere manier in CO2 reductie investeren en leidt dat tot meer CO2 reductie en wellicht ook tot een beter financieel rendement?

Voor € 10.000 koop je 22 zonnepanelen en laat je deze op je dak installeren. Uitgaande van een optimale helling en oriëntatie leveren deze jaarlijks 4.840 kWh op, in 10 jaar 48.400 kWh. Helaas ook zonnestroom is niet helemaal schoon, productie en transport van de panelen moeten we meenemen, dit leidt in die 10 jaar tot een uitstoot van 3,4 ton CO2 (70 gram per kWh). Grijze stroom leidt tot een uitstoot van 526 gram per kWh. Om een lang verhaal kort te maken met mijn zonnepanelen kom ik op een CO2 reductie van 22,1 ton in 10 jaar.

auto versus zon

Zelfs in het meest gunstige scenario is de CO2 reductie van de elektrische auto kleiner dan de CO2 reductie als gevolg van zonnepanelen. Het mooie is dat de panelen zich terugverdienen. Zonder rekening te houden met rente en allerlei ingewikkelde berekeningen. Staat er na 10 jaar € 11.000 op de bank. Interessant, ik kan nu mijn Nissan Note inleveren, alsnog een Nissan Leaf kopen en daar de € 10.000 die gewoon weer op mijn bank staat aan besteden. Ondertussen blijven mijn panelen gewoon stroom produceren. Het is te hopen dat de brandstofprijzen in die periode omhoog gaan en de prijs voor een elektrische wagen naar beneden, anders is ook over 10 jaar het advies om gewoon weer zonnepanelen te kopen in plaats van een elektrische auto.

Kanttekeningen?

Ja natuurlijk, je moet een eigen dak hebben met genoeg ruimte voor 22 panelen (dat is heel veel). Om er 23 cent per kWh aan over te houden moet je alle stroom zelf gebruiken. Je kunt het natuurlijk expres op gaan maken door een jacuzzi te nemen o.i.d. Maar het financiële rendement haal je alleen als je nu al 4.840 kWh per jaar gebruikt (gemiddeld is het gebruik voor een huishouden 3500 kWh). Maar, als zonnepanelen tot meer CO2 reductie leiden dan een elektrische auto, dan vermoed ik dat investeren in windenergie of iets anders duurzaams ook een hoger rendement heeft. Bovendien we moeten natuurlijk werken volgens de trias energetica (afl 7). Dus de vraag is ook hoeveel CO2 reductie je bereikt als je 10.000 investeert in bijvoorbeeld isolatie van een woning en een betere CV installatie. Vermoedelijk nog weer meer dan je investering in zonnepanelen.

Waarom dan toch zo enthousiast over elektrische auto’s?

Veel mensen zijn heel enthousiast over elektrische auto’s. Lees dit (hele lange maar ook hele leuke) artikel op de site waitbutwhy.com over de Tesla eens door. Niet alleen hebben ze een zeer originele invalshoek ze geven ook een aantal argumenten waarom elektrische auto’s (of in ieder geval de Tesla) duurzamer is. Overigens staan er meer leuke artikelen op deze site. De productie van accu’s leidt tot een flinke CO2 uitstoot. Tesla heeft een plan liggen om een enorme fabriek te bouwen voor de accu’s die volledig op zonne- en windenergie en geothermie draait. We hebben gezien dat de productie van accu’s aardig meetelt in de totale CO2-uitstoot. (zie vorige aflevering) Op deze manier is er dus aardige winst te boeken. Ook zullen de accu’s daardoor een stuk goedkoper worden. Maar let wel, dit is een plan de fabriek staat er nog niet.

We kunnen dus beter zonnepanelen kopen dan een elektrische auto. Maar hoe zat dat 10 jaar geleden? Toen was het kopen van zonnepanelen niet heel slim. Het financieel rendement was waardeloos en het is vrijwel zeker dat je met een investering in bijvoorbeeld een windmolen of in energiebesparing zowel een beter financieel rendement zou hebben gehad als meer CO2 reductie. Omdat mensen eigenwijs waren en toch panelen kochten en dit gesubsidieerd werd zijn zonnepanelen nu goed betaalbaar en hebben ze een goed rendement. De verwachting is dat het met elektrische auto’s ook zo zal gaan. We moeten dus veel mensen aanmoedigen een elektrische auto te kopen, maar het zelf vooral nog even uitstellen.

Als laatste, niet onbelangrijk, de elektrische auto is een zegen voor onze drukke steden en dorpen. De motor maakt nauwelijks geluid en er is nauwelijks uitstoot van fijn stof en NOx op de locatie zelf.

 

Bronnen

 

 

 

Top 10 milieu: Geld (afl. 9)

Geld en duurzaamheid is de reden dat je deze blog nu leest. Ooit zijn we begonnen vanuit de vraag: hoe zit dat nou met de financiering van duurzaamheid? Resultaat was onze beslisboom slimme financiering, twee boeken, een hoop infographics en inmiddels bijna 400 blogs. Ik zou dus kunnen volstaan met de opmerking dat je onze site maar gewoon van voor tot achter moet lezen. Dat doe ik niet, maar ik maak me er wel makkelijk vanaf, het werk zit in de volgende aflevering, deel 2 van het intermezzo over de elektrische auto.

Duurzaam is duurder?

Een eerste vraag die opkomt is of duurzaamheid nou duurder is of niet en vervolgens hoe je daar achter komt.

Een eerste simpel antwoord is dat duurzaam en milieuvriendelijk inderdaad een stuk duurder is. Biologisch voedsel: duurder; Trein in plaats van vliegtuig: duurder; Elektrische auto t.o.v. benzine auto duurder; laten repareren in plaats van weggooien en nieuwe kopen: duurder, etc. Daar komt nog bij dat niet duurzaam soms ook veel makkelijker en sneller is. Natuurlijk zijn er ook voorbeelden waarbij duurzaam wel goedkoper is, eigen stroom opwekken met zonnepanelen en bijvoorbeeld spaarlampen. Maar in deze voorbeelden kijken we alleen naar de prijs die jij er voor moet betalen. Veel mensen zeggen dat duurzaamheid helemaal niet duurder is als ja alle kosten meeneemt en dan ook echt alle kosten.

Ik verwijs naar een eerdere reeks blogs (afl. 1, afl. 2, afl. 3, afl. 6, afl. 7) die ik eerder geschreven heb over rendement. De kern van de serie is onderstaande tabel. Op de Y-as staan partijen, op de X as de periode (in jaren). Per partij kan je elk jaar de inkomsten en de uitgaven invullen. In onderstaande tabel hebben we geen rekening gehouden met rente etc. daarvoor moet je de eerder genoemde artikelen nog maar eens lezen.

 

rendement 1-01

Als we nu willen bepalen of een duurzame maatregel duurder is (of liever of het goedkoper is) dan hoeven we alleen te kijken welke partijen er bij betrokken zijn en wat hun uitgaven en inkomsten in de verschillende perioden zijn. Het resultaat moeten we dan vergelijken met de bestaande niet duurzame situatie (ook hier alle partijen, inkomsten en uitgaven). We hebben een aantal voorbeelden op de site staan. Het meest simpele voorbeeld is als er maar één partij bij betrokken is. Als ik zonnepanelen wil kopen (of een elektrische auto) dan ben ik de enige betrokken partij en hoef ik dus maar één rij in te vullen.

Probleem is natuurlijk dat er vaak veel verschillende partijen bij betrokken zijn, zowel bij de duurzame als de niet duurzame variant. Het principe blijft echter gelijk, ik vul voor elke partij de inkomsten en uitgaven in. Het enige dat ik nu nog moet doen is over al deze partijen het totaal berekenen. Ik zie nu wat de gezamenlijke kosten en de baten zijn, dat staat rechts onderaan. Nu kan ik twee alternatieven met elkaar vergelijken.

Nu even naar de partijen in de tabel. In eerste instantie neem je alleen de direct betrokkenen mee. Bekend voorbeeld is de verhuurder die een woning verbetert. Als je de financiële gevolgen wilt weten moet je de uitgaven van de verhuurder meenemen en ook de baten van de huurder (lagere energierekening). Maar, niet alleen de huurder profiteert. Als de maatregelen er toe leiden dat de CO2 uitstoot naar beneden gaat profiteert de hele wereld mee. Daar moeten we dus ook wat mee doen.

De makkelijkste manier om dit mee te nemen is door de externe kosten van de niet duurzame variant te berkenen. Stel we hebben het over tomaten en we hebben drie varianten, biologisch uit een onverwarmde kas, gangbaar uit de kas en gangbaar met de vrachtwagen uit Spanje. De eerste stap is voor elke variant de directe kosten mee te nemen. Arbeid, kosten voor bestrijdingsmiddelen, gas om de kas te verwarmen, transportkosten etc. Als tweede moeten we de externe kosten mee gaan nemen. De klimaatverandering, de vervuiling van het water, de luchtverontreiniging langs de snelweg etc.. Deze gaan we allemaal invullen in de tabel en dan maken we de berekening nog een keer.

Vraag is wel hoe je deze externe kosten gaat berekenen, dit kan op verschillende manieren. Ik kan bijvoorbeeld kijken wat het kost om iets te herstellen. Bij sommige zaken is dat redelijk eenvoudig, je rekent uit wat het kost om water te zuiveren of een bodem te saneren. Deze kosten kan je dan doorberekenen aan de vervuiler. Bij luchtverontreiniging kunnen we kijken naar de gezondheidsschade en de medische kosten. Bij andere zaken is dat lastiger, als iemand het bos heeft omgekapt, wat is dan de milieuschade in euro’s? Wat kost het bijvoorbeeld om een omgekapt bos te herstellen, lastig uit te rekenen. Je kunt ook proberen de waarde te bepalen die verloren is gegaan. Naast de waarde van het hout is dat ook bijvoorbeeld wild, de klimaatregulatie van een bos, het feit dat een bos fijn stof afvangt en de bijdrage van een bos aan het vasthouden en geleidelijk afgeven van water. Dit wordt natuurlijk een enorme rekenexercitie. In theorie kan het en in theorie zou je alles toe kunnen rekenen naar de eindgebruiker.

Ecosysteemdiensten
Het begrip ecosystemen geeft meer inzicht in de waarde die ecosystemen voor de economie hebben. Over het algemeen maken we onderscheid in verschillende diensten:

  • Productie (hout, voedsel, water etc.)
  • Regulatie (buffering van water, klimaat etc.)
  • Cultuur (recreatie, educatie, gezondheid, beeldkwaliteit, etc.)
  • Ondersteunende diensten (bijvoorbeeld het in stand houden van kringlopen)

Met deze indeling komen we geen stap dichter in de buurt van een goede berekening van de waarde, maar we weten wel waar we het zoeken moeten. Een voorbeeldje om de complexiteit te illustreren. Er is op dit moment een hoop te doen over bepaalde stoffen die schadelijk zijn voor bijen (de groep van de neonicotinoide). Bijen zijn belangrijk voor de bestuiving van bloemen en daarmee voor het groeien van allerlei groenten en fruit. Dit valt onder de regulerende functie van de ecosysteemdiensten. Maar ja, wat is nou het verlies als er bijen sterven? Hoeveel is één bij waard? Daar kan je eindeloos over doorpraten maar je gaat er nooit uitkomen. Het begrip ecosysteemdiensten laat vooral zien dat een ecosysteem verschillende hele belangrijke functies heeft.

Financiering organiseren, partijen en belangen

In theorie is het dus simpel, reken de kosten uit (beperk je zo nodig tot de grote evidente zaken) en neem alles mee bij het berekenen van de prijs. In de praktijk werkt het vaak niet. Allerlei belangen maken dat het in de praktijk nauwelijks gebeurt. Dit soort belangen worden mooi beschreven in bijvoorbeeld het ‘prisoners dilemma’ en ‘the tragedy of the commons’. Ik beperk me hier tot het heel eenvoudige free riders principe. Dit komt er in het kort op neer dat wanneer er een collectieve afspraak wordt gemaakt het heel aantrekkelijk is niet mee te doen. Dus als de overheid afspraken wil maken met bedrijven om het gebruik van middel X te verminderen of de uitstoot van Y te verlagen en er doen veel bedrijven mee, dan is het voor de overgebleven bedrijven extra aantrekkelijk juist niet mee te doen. Zij hebben dan niet de extra kosten, daarmee hebben ze een concurrentievoordeel en met een beetje geluk liften ze mee op een groener imago van de gehele branche.

Op internationaal niveau speelt dit wellicht nog sterker. Als er internationale afspraken gemaakt worden is het voor individuele staten heel aantrekkelijk niet mee te doen. Waar op nationaal niveau uiteindelijk nog sancties mogelijk zijn is dat internationaal veel lastiger. Je zou denken dat het binnen Europa dan een stuk makkelijker is, maar dat is maar ten dele waar. Ook hier spelen allerlei belangen. Als een bepaalde sector in jouw land sterk vertegenwoordigd is, dan ben je natuurlijk tegen strenge maatregelen voor die sector.

Slotopmerkingen

Twee slotopmerkingen over duurzaamheid en geld.

Als eerste merken wij regelmatig dat er niet goed gerekend wordt. Een duurzame maatregel wordt dan als financieel haalbaar gepresenteerd terwijl dat niet zo is. Wij hebben hiervan een aantal voorbeelden op de site staan, bijvoorbeeld over de renovatie van woningen. Als je duurzaamheid als financieel rendabel wilt verkopen moet het rekenwerk kloppen.

Een tweede punt is dat er ook een risico ligt in de focus op geld. Wanneer je duurzame maatregelen als financieel rendabele maatregelen verkoopt dan wordt dat al snel het belangrijkste argument. Maar, wat nu als het dan toch wat tegenvalt? Moeten we het dan maar niet doen? Het uitgangspunt moet dus zijn duurzaam. Financieel voordeel is dan een bijkomend argument.