Categoriearchief: Overig

Marc de Vos over extreme rijkdom

Een paar weken geleden las ik een interview annex boekbespreking met Marc de Vos in de Volkskrant. Ik heb lang getwijfeld of ik hier een blog over zou schrijven. Waarom?

Boek niet gelezen

  • De auteur én het nieuwe boek zeiden me niets. Het nieuwe boek heet trouwens: Ongelijk maar fair. Niet een heel sterk argument besef ik me.
  • Ik heb het boek zelf niet gelezen, moet het dus puur doen met dat ene interview en wat ik zo kan vinden door wat te googlen.
  • Het hele interview uit de Volkskrant is dus mijn basis en ook daar kan ik niet vrij naar verwijzen (alleen bsb voor abonnees van de Volkskrant). U moet het dus doen met een klein kopje op de site van de Volkskrant.
  • Ik merk dat ik geen afgewogen oordeel heb over dit complexe onderwerp van (de voor- en nadelen van) extreme rijkdom.

Piketty-killer?

Waarom dan toch hier mijn kostbare tijd in steken?

  • Het interview triggert door de enorme grootspraak: forget Piketty! Deze econoom heeft het onderwerp dan wel op de agenda gezet maar snapt er eigenlijk maar weinig van. En zo’n uitspraak komt dan van een jurist. Misschien ook geen sterk argument maar ik vertel het maar eerlijk. Het woord ‘Piketty’ staat op mijn lijstje keywords waar ik op aan sla, zie eerdere blogs over Piketty op deze site (betreft een reeks van 6 blogs, laatste hier te lezen Piketty voor dummies deel 6).
  • De redenering zoals ik die in het interview lees heeft een vreemde kronkel. Het lijkt een beetje op wat ik enkele weken geleden schreef over de (vermeende) voordelen van recycling van je huisafval. Er lijkt een objectief betoog te worden opgezet maar op de een of andere manier bekruipt me het gevoel dat de standpunten vooraf al zijn ingenomen en dus de conclusie al op voorhand bekend is. Er lijkt sprake van een redeneertruc: er is sprake van een mythe (dat rijkdom erg is) en die moet worden ontmaskerd. Overigens is De Vos niet de enige die graag mythes ‘debunkt’, zie bijvoorbeeld ook de blogs over de mythe van de vrije markt.
  • Dus ach laat ik eens sober beginnen door een mindmap te maken van de opbouw van het betoog zoals ik het las. Wat zien we dan?
  • Ik heb Jos van Hezewijk, een elite-onderzoeker en expert op het gebied van macht en rijkdom, eens losjes gepolst: wat vind jij hier nu van? En ik kreeg per kerende post een epistel terug met de strekking dat er weinig van klopte wat die De Vos betreft. Aha, hier is dus wel wat aan de hand. Dat alleen al vormt stof voor een vervolg blog. Zo komen we ergens.

De mindmap

Dit is wat ik uit het interview haal:

ScreenShot002

Piketty heeft leuk werk gedaan door allerlei statistieken over armoede en rijkdom bij elkaar te plukken. Hij heeft het onderwerp daarmee op de agenda gezet. Chapeau. Maar hier had Piketty op moeten houden, de Piketty als politicus is minder geslaagd. Allerlei aanbevelingen (met name in de belastingsfeer) had hij beter achterwege kunnen laten. En sterker nog: het hele onderscheid tussen ‘arbeid’ en ‘kapitaal’ is niet meer van deze tijd. Dus ergens slaat deze Piketty de plank ook nog eens flink mis. Hij weet niet door te dringen tot de échte kern van het probleem door vast te houden aan deze verstofte tweedeling.

Oef. En aldus deze De Vos dus.

Goed, de man heeft onze aandacht! Laten we zijn redenering eens volgen. Superrijke mensen (zoals Mark Zuckerberg van Facebook) zijn vaak superharde werkers. Met andere woorden: – de rijkdom komt niet zomaar uit de lucht vallen, – heeft weinig te maken met ‘dood kapitaal’ dat door erfenis is verkregen, – deze vorm van ongelijkheid is productief (voor de maatschappij) en daarmee een verdienste. Ondernemerschap loont! Achterliggende waarde: ongelijkheid door veel inspanning (van jezelf) en verdienste (voor de maatschappij) is prima.

Het volgende argument heb ik het ‘rotte appels’ argument genoemd in de mindmap. Ja, misschien is er dan wel sprake van ‘foute rijken’ (rijken dus die niet voor hun geld hebben gewerkt, rijken die hun rijkdom niet ten nutte maken aan het grotere geheel) maar dat zijn de rotte appels, dat zijn de uitzonderingen. Het allergrootste deel van de rijken der aarde is te herleiden tot een goede benutting van verschillen in menselijk talent. Achterliggende waarde: menselijk talent mag beloond worden, ongelijkheid (in beloning, vermogen etc) die te herleiden is tot verschil in menselijk talent is goed.

Dan komt een argument van een andere orde. Dit argument heeft het karakter van een systeembeschrijving. De kern van dit argument is: of je ongelijkheid nu leuk vindt of niet, het zit als het ware in ons (economische, sociale) systeem ingebakken. Het argument heeft twee subtakken. Succesvolle mensen (hoge opleiding, goede banen, geld, vermogen, uiterlijk, status etc) zoeken elkaar op en trouwen met elkaar. Zo krijgen deze mensen door een betere opvoeding en meer scholing bijna automatisch meer succesvolle en daarmee rijkere kinderen die weer trouwen met … etcetera. Verschillen in rijkdom ontstaan zo dus door vrijwillige dagelijkse keuzes van burgers. En, misschien zijn we onszelf daar niet van bewust, de immigratie van nieuwkomers in onze maatschappij betekent import van ongelijkheid. Immigranten stromen in de regel in aan de onderkant, ontvangen lagere lonen, zitten vaker in een uitkering, allemaal elementen die bijdragen aan de rekensommen van Piketty.

En dan is er nog een groep rijken die aan de foute kant van de streep staat: de generatie babyboomers. Maar dit is een historisch incident, een samenloop van omstandigheden, geen structureel fenomeen. Door een lange tijd zonder oorlog, de uitvinding en verspreiding van een aantal technische vindingen, de opkomst van massaproductie en globalisering, heeft met name de generatie babyboomers een ongekende welvaart en rijkdom mogen ontvangen die niet per se is te herleiden tot eigen verdiensten.

Dan (eindelijk) naar de oplossing. De oplossing is niet om rijkdom zwaarder te belasten (zoals Piketty voorstelt). Want? Daarmee gooi je de kracht van ongelijkheid door verdienste voor een deel weg? Het antwoord (als we er al vanaf willen) moeten we zoeken in het verminderen van de verschillen in startkwalificaties. Want het kan niet zo zijn dat rijkdom een kwestie van predestinatie wordt en dat daarmee (wel) menselijke talenten niet tot wasdom komen. De redenering hier loopt vooral via de lijn van de opvoeding en opleiding. Laag geschoolde ouders voeden hun kinderen anders op dan hoogopgeleide ouders (minder lezen, minder uitleggen, minder praten). Dus kinderen van laaggeschoolde ouders beginnen al met een achterstand. De oplossing is dus in een vroeg stadium oog te hebben voor deze verschillen. Niet afstraffen van succes (meer belasting), maar belonen en prikkelen om verschillen in de start te voorkomen.

Eerste evaluatie

Zoals gezegd, ik ben nog niet toe aan een afgewogen oordeel, daarvoor is de zaak gewoon te complex. Aan de hand van de punten van Jos van Hezewijk voorzien we de verschillende armen in de mindmap van commentaar (volgende blog).

Ik wil in dit (vroege) stadium wel drie meer algemene zaken kwijt die me opvallen:

  1. De indruk die bij mij achterblijft is die van een doelredenering. Auteur is het heftig oneens met Piketty en daar moet iets bestreden worden. Rijkdom is zo verkeerd nog niet. Vervolgens worden er argumenten gezocht die dat gevoel moeten onderbouwen. In een interview kun je niet verwachten dat er feitenmateriaal wordt getoond, dus wellicht is er in het boek zelf meer achtergrond en motivatie te vinden. Maar meer principieel voor mij is een houding van nieuwsgierigheid en openheid om iets uit te zoeken (die ontbreekt). Volgens mij heeft (extreme) rijkdom en armoede voordelen én nadelen. Als econoom ben ik geïnteresseerd in de vraag wat de optimale mate van ongelijkheid is (om (in te vullen …. als doel) te bereiken).
  2. Er lijkt sprake van intrinsieke inconsistenties in de opzet van het betoog. Prima, laten we nu eens veronderstellen dat je niet zomaar rijk wordt door een (onverdiende) erfenis. Dus dat je extreem rijk wordt door daar heel hard voor te werken (en veel toe te voegen aan de maatschappij). Maar dan is het toch zo dat die rijkdom dáárna wel naar iemand toe gaat? Dus los van de verdienste? Dat kan toch niet anders? En hoe zit het met de basisstelling van Piketty dat vermogen een hoger rendement oplevert dan de economie als geheel (de groei van het nationale product of inkomen) kan waarmaken? Als je met andere woorden eenmaal een hoog vermogen hebt opgebouwd (door hard te werken, sober te leven, etc) dan zal dat vermogen automatisch harder groeien dan de groei van het totale inkomen. Dus ook als rijkdom verdiend is en nuttig/productief, treden er daarna mechanismen in werking die extremen bevorderen.
  3. Dan de oplossing. Er wordt maar één oplossingsrichting aangedragen (waarbij een andere oplossingsrichting niet mag, dat zat immers op voorhand in de stelling opgesloten). Ik had gehoopt op nog wat alternatieven in de oplossingssfeer. Maar ook hier lijkt er meer aan de hand. Stilzwijgend ligt er aan de redenering een hele belangrijke (en wat mij betreft ongetoetste) aanname ten grondslag: meer opleiding = meer inkomen = meer verdienste. Ja logisch dat de oplossing dan behelst: minder ongelijkheid -> betekent meer inkomsten voor de minder rijken -> betekent meer opleiding voor de minder rijken. De oplossing zat dus al in een heel vroeg stadium in de hoed van de goochelaar verstopt.

Kijken we zo eens terug op het verhaal dan krijg je:

  • Rijkdom is helemaal niet zo verkeerd. Menselijk talent dient beloond te worden, goed voor het individu, goed voor de samenleving.
  • Tja, soms valt er een appel of een generatie buiten de boot, shit happens.
  • Dus we willen helemaal niet af van die ongelijkheid, zeker niet door de belasting te verhogen (straf).
  • Wil je er dan toch vanaf bedenk dan dat ongelijkheid ingebakken zit in het systeem (rijken zoeken elkaar op, immigranten aan de onderkant).
  • Voor de diehards die hier nog geen genoegen mee nemen: rijkdom zit in opleiding, dus investeer in meer/betere opleiding en opvoeding aan de onderkant.

Dus de conclusie van de auteur staat al op voorhand vast: ongelijkheid zit in het systeem en is zo gek nog niet. Oplossingen zijn dan ook helemaal niet nodig. De boodschap is vooral: geen hogere belastingen. Maar het sprookje moet toch een leuk einde hebben, dus vooruit dan maar een oplossing bedacht. En die oplossing volgt 1-op-1 uit de impliciete aanname van ‘meer opleiding = hogere verdienste = meer rijkdom’. Dus zowel de conclusie als de oplossing waren op voorhand bekend.

Van een Piketty-killer had ik meer verwacht. Maar misschien zat ook deze conclusie al ingebakken in mijn betoog. Ik hoor het wel.

Rudy van Stratum

 

Digitale cholera (burgerrechten 2.0)

Alweer een kleine twee weken geleden zat ik in de auto en hoorde het staartje van een interview met (onbekend) (maar interessant). De interviewer was Frits Spits en het ging over taal. Het programma heette ‘De taalstaat’ dus dat moest via ‘uitzending gemist’ of iets dergelijks terug te luisteren zijn.

Burgerrechten in tijden van digitale cholera

En dat lukte, ik kon de uitzending vinden en terug luisteren. Het bleek een kort item te zijn en ik had eigenlijk weinig gemist. De aanleiding van het gesprekje was het ‘spijkeren’ van 22 nieuwe burgerrechten op zijn Luthers aan de digitale kerkdeur. Bedenker van de stellingen is schrijver Sidney Vollmer, de uitgeschreven stellingen zijn hier te vinden.

Laat ik beginnen met de stellingen die me meteen fascineerden (een combi van wat ik op de radio hoorde en later las): het recht op een ondergang (stelling 12 van de 22) en het recht op middelmatigheid (stelling 14 van de 22).

12. HET RECHT OP EEN ONDERGANG

Van snackvoer tot te weinig bewegen. Van de verkeerde schoenen tot de verkeerde partner. Van een drankverslaving tot een gokverslaving. Niet alleen de incidentele vergissing, ook het “verkeerde” levenspad behoort ons toe. We hebben het recht op onze eigen ondergang. Expliciet worden hierbij de verzekeraars en smart sensors genoemd (leest u mee, Achmea?) die onder geen enkel voorwendsel geaggregeerde data mag gaan gebruiken om ons leven “positief” te beïnvloeden. En korting geven voor afgeluisterde data is diefstal.

14. HET RECHT OP MIDDELMATIGHEID

Niemand kan verplicht worden zijn of haar “maximale” leven te leven. Je bent goed zoals je bent. De vijand van het goede is het beste, zei mijn lieve moeder al. Onze samenleving functioneert bij de gratie van iedere vuilnisman, verpleegkundige, leraar, secretaresse die niet hoeft te excelleren, maar “gewoon” zijn/haar werk doet. Middelmatigheid is wel degelijk goed genoeg: de onbezongen helden van onze tijd zijn de échte helden van onze tijd. Iedere keer dat The Empire je verleidt to meer, tot beter, vraag jezelf dan af of je dat eigenlijk wel wilt.

Relatie met rendement

Ik heb nagedacht waarom juist deze twee rechten me zo raakten. Het besef dat we zoveel moeten in deze moderne tijd. Als je op linked-in of facebook kijkt dan is iedereen succesvol en geslaagd. Je leest nooit over mislukkingen. Onbewust voel je jezelf een looser. Je begint je af te vragen hoe je jouw leven ook succesvol(ler) kunt maken, hoe je je tijd nog beter kunt besteden, hoe je nog meer eruit kunt persen. Het leven moeten immers ‘living to the max’ worden geleefd. Je wordt er zo moe van. En inderdaad: iemand die er gewoon is, hoezo is die niet succesvol? En er kan toch alleen maar een koploper zijn als er ook een peloton is?

Het heeft eigenlijk verdomd veel te maken met wat we hier op deze site al ruim vier jaar proberen uit te zoeken. Wat is rendement eigenlijk? Wanneer doe je het goed? En kijk eens wat breder naar rendement. Kijk naar verborgen kosten. Houd ook rekening met (menselijke) denkfouten. Houd rekening met het totale systeem en met (onverwachte) bijeffecten. Kijk ook naar de ruis, naar de fouten, naar de mislukkingen. Maar je zit in een moderne dwangbuis: het glas is immers halfvol en niet halfleeg. Voor mislukkingen is geen plaats, ‘ja maar’-denken is een ziekte waar je snel vanaf moet worden geholpen, ondernemers zijn de helden van onze moderne tijd.

Terug naar het doel

Sidney Vollmer motiveert zijn 22 stellingen iets anders. Het gaat hem om de (veelal) onwetende Nederlanders die het onderspit delven tegenover wat hij noemt ‘The silicon Empire’. Simpel gezegd: de grote digitale reuzen van onze tijd (Google, Apple etc) roven onder onze ogen enorme hoeveelheden data, informatie, kapitaal en macht van ons burgers. Vollmer zegt dat we ons (als onwetende burgers) gedragen als goedgelovige Afrikaanse stammen die hun grondstoffen laten wegroven in ruil voor spiegeltjes en kraaltjes. De 22 stellingen geven aan waar wij (in zijn ogen) als burgers recht op hebben.

Ik zie de stellingen als een wake-up call. Ik zie de stellingen ook niet als specifiek gaand over de nieuwe digitale wereld. Ik zie de stellingen breder, ze gaan over ons leven van alledag. Ze gaan dus ook niet alleen over de grote boze bedrijven die hij Empire noemt. Zijn stellingen gaan ook gewoon over onszelf, hoe wij denken te moeten leven. De stellingen lijken bijna bedoeld om ons bewust te maken van de mythe dat we allemaal succesvol moeten zijn (om die mythe meteen door te prikken). (( Nog onlangs schreven we over de mythe van de vrije markt en de mythe van het ondernemerschap, naar aanleiding van het recente boek van Koen Haegens. ))

Structuur in de stellingen

En dan heb ik de professionele verwondering hoe de 22 stellingen onderling samenhangen. Waar gaan ze nu écht over? Alle stellingen gaan op de een of andere manier over de inperking van het ‘ik’, van ‘ik als mens’, ‘ik als burger’. Het gaat over de inperking van vrijheden. Maar de inperkingen zijn niet allemaal van dezelfde orde, lijkt het.

Als je ‘gratis’ gebruik maakt van Google, dan sta je in ruil daarvoor informatie af die gebruikt wordt ten faveure van de winstdoelstelling van dat bedrijf. Gratis bestaat niet. Zoals economen al tijden beweren ’there is no such thing as a free lunch’. Dus ik snap het recht op meer privacy of meer transparantie (de kleine lettertjes). Maar zo’n recht is toch van een hele andere orde dan het recht op verveling. Of van het recht op te laat komen.

ScreenShot084

Tweedeling: privaat en publiek

Ik kom tot een tweedeling in de rechten. De ene helft van de rechten heeft te maken met inperking van onze vrijheid die we elkaar onderling ‘aanpraten’. Deze inperkingen zou ik ‘privaat’ willen noemen. Je doet het jezelf aan. Weliswaar vaak onder druk van ‘de anderen’, maar toch. De andere helft van de stellingen gaat over de inperking van onze vrijheid die vanuit het publieke domein komt, dus waar wij onszelf mee geconfronteerd zien door de buitenwereld. Het ene deel is meer subjectief en mentaal van karakter, het andere deel meer objectief en feitelijk.

Binnen het private deel (wat je van jezelf moet) kom ik weer tot een onderscheid in enerzijds dat het allemaal efficiënt en nuttig moet zijn (tegenwoordig), anderzijds dat het mooi en succesvol moet zijn. Dus het recht op te laat komen (stelling 4) gaat in tegen de door onszelf opgelegde verplichting dat alles efficiënt moet zijn. Het recht op middelmatigheid (stelling 14, zie hierboven) gaat in tegen de door onszelf opgelegde eis dat alles en iedereen een succes moet zijn.

Dan de stellingen aan de publieke kant. Die lijken ook niet allemaal van dezelfde orde te zijn. De meeste stellingen gaan er over dat we het recht hebben om als mens in de maatschappij te mogen functioneren. Als mens, als burger, als wezenlijk en waardevol onderdeel van de maatschappij. Zo wordt stelling 20, het recht op privacy, uitgelegd als een ecologische grondwaarde. Privacy is dus geen economisch transactiemiddel (ietsjes meer van dit ruilen tegen ietsjes meer van dat). De overige stellingen aan deze publieke kant hebben juist wél te maken met dat paradigma van ruil en economie. We fungeren dan als consument of als producent (aandeelhouder, co-creator etc). Daar mag dus wel worden uitgeruild en mag je eisen dat in die economische transactie helder is wat de ruil behelst (recht op informatie en gebruikersvoorwaarden).

Opvallend is dat van de 22 stellingen er precies 11 aan de ene kant staan en ook weer 11 aan de andere kant (recht op toeval?). Ongetwijfeld zijn er andere indelingen mogelijk. Met een ander verhaal. Dit was mijn verhaal. Meneer Vollmer, dank voor de inspiratie! En ik hoop dat het een vervolg krijgt.

Rudy van Stratum

 

De grootste show op aarde (deel 3)

In de vorige 2 afleveringen heb ik ‘De grootste show op aarde’ van Koen Haegens uitgebreid besproken en van commentaar en aanvulling voorzien. Ik verwijs naar deel 1 en deel 2 op deze site.

4 mythes

Ik eindigde deel 2 van de bespreking dat ik het vermoeden heb dat de problematiek die Haegens behandelt onderdeel is van een groter cluster economische mythes. Haegens heeft het over de mythe van de vrije markt. Mijn stelling (vermoeden) is dat deze macro-mythe een micro-economische pendant heeft in de (geromantiseerde) visie die we tegenwoordig hebben op ondernemerschap. Vrije markten en ondernemerschap (het streven naar maximale winst) zorgen dan weer voor innovatie en groei. We horen en lezen dat onze problemen vooral opgelost kunnen worden door (meer) economische groei waarmee we de derde mythe in het rijtje te pakken hebben. De vierde en laatste mythe heeft te maken met hoe we kijken naar rendement. Deze vier mythes hangen onlosmakelijk met elkaar samen.

De bespreking van het boek van Haegens is een mooie aanleiding om eens op een rijtje te zetten wat we de afgelopen vier jaar hier op de site eerder over deze onderwerpen/mythes hebben gepubliceerd.

De onderstaande mindmap (met de vier genoemde mythes) is daarbij uitgangspunt.

 

ScreenShot064

Vrije markten

  • We schreven over Ronald Coase en interne markten. Bedrijven (ondernemingen) zijn een belangrijke driver voor economische groei en juist die bedrijven zien we als het spreekwoordelijke voorbeeld van economisch en efficiënt handelen. Toch is er binnen de grenzen van een onderneming geen sprake van vrije marktwerking. Binnen ondernemingen wordt volop gebruik gemaakt van regels, afspraken, geboden en verboden.
  • Een bespreking van ‘De economie van goed en kwaad’ (meerdere blogs genummerd) van Sedláçik is hier te vinden. Ook bij deze auteur gaat het (o.a.) over het verschil tussen interne en externe markten.
  • ‘5000 jaar schuld’ van David Graeber heb ik eerder hier besproken (meerdere blogs genummerd).
  • Ayn Rand speelt een belangrijke rol als het gaat om de verspreiding van de ideologie van de vrije markt. Hier is een blog te vinden waar ik me verwonder over de onderlinge inconsistentie in mensbeeld tussen de twee grote romans van Rand (‘Fountainhead’ versus ‘Atlas shrugged’). Met name ‘Atlas shrugged’ geeft een mooi (extreem) doorkijkje in het oer-ondernemerschap waar we het met zijn allen van schijnen te moeten hebben.

Economische groei

Ondernemerschap

  • Een hele serie blogs om meer grip te krijgen op ondernemerschap schreven we eerder. Aanleiding was mijn verbazing: het is zo belangrijk voor onze economie en toch snappen we (economen) zo weinig van wat er achter zit. Deze serie mondt uit in de 10 mythes over ondernemerschap en een infographic.
  • Een aparte (en toen voor mij nieuwe) invalshoek over ondernemerschap is te vinden bij Sarasvathy.
  • Het Canvasmodel (aka BMC of ‘Business Model Canvas’) is de laatste 5 jaar als een olievlek verspreid binnen grote delen van het onderwijs en de consultancy-wereld. Toch is het oppassen geblazen met het ongenuanceerd inzetten van dit model.
  • Altijd leuk om inspirerende ondernemers (die daar over schrijven of spreken) in het zonnetje te zetten. Eerder bespraken we zo o.a. Hennie vd Most en Annemarie van Gaal (meerdere delen). We hebben trouwens het plan om eens dieper te duiken in de legende die Elon Musk van Tesla inmiddels aan het worden is (suggesties welkom).

Rendement

Rudy van Stratum

Het (beperkte) nut van MKBA (volgens Jan Boelhouwer)

Een prachtig verhaal over het nut van MKBA in de tweede kamer volgens (nu) burgemeester en ex-tweedekamerlid Jan Boelhouwer (artikel te lezen op de mkba-info site). Misschien een cynisch verhaal maar aan de andere kant ook realistisch en tegendenkerig. Ik heb het verhaal samengevat in twee mindmaps: waarom MKBA niet (of maar zeer beperkt) werkt (1) en hoe het dan wél werkt in de politieke besluitvorming (2).

Eerder schreven wij over MKBA en de overeenkomsten met onze eigen financiële beslisboom. Ook behandelde ik eerder een aantal concrete rapporten/cases die met de MKBA-methode zijn uitgevoerd. Van de waarde van een museum tot de waarde van een brede school.

Waarom MKBA niet of maar beperkt werkt

Meteen maar naar de mindmap:

ScreenShot019Het artikel begint positief: de MKBA-methodiek wordt heel vaak toegepast om politieke beslissingen in de tweede kamer te onderbouwen. Maar helaas: de uitkomsten van zo’n onderzoek tellen in de besluitvorming niet zo zwaar mee. Het is natuurlijk wel handig zo’n onderzoek: als de uitkomst positief is dan betekent dat een bevestiging dat je plan goed is (confirmation bias). En als de uitkomst tegenvalt: dan zeg je dat de methodiek niet deugt en zwaar wordt overschat.

DE MKBA-methodiek (zo vervolgt Boelhouwer in het interview/artikel) is onvolledig en verklaart ook de beperkte rol in de besluitvorming. In de praktijk spelen emoties een belangrijk rol bij politieke besluitvorming. En de MKBA-aanpak houdt hier geen rekening mee. Verder spelen belangen een rol. Een politicus wil verder met zijn carrière, wil het goed doen naar zijn achterban, heeft nu eenmaal eerder een standpunt ingenomen (dreiging van gezichtsverlies, zie ook sunk cost fallacy), wil zijn collega een hak zetten etc etc. Allemaal zaken waar de MKBA geen rekening mee houdt en die in de praktijk wel degelijk een grote rol spelen.

Tenslotte is er zoiets als dat een politicus (mens) zélf wil beslissen. Dus niet dat ‘de cijfers’ of ‘de techniek’ voor jou bepaalt hoe het verder moet. Iemand wil de vrijheid van keuze hebben. Blijkbaar neemt de ‘onomstotelijke’ uitkomst van een ‘objectief’ op feiten gebaseerd onderzoek de mogelijkheid weg om iets te kiezen. Misschien iets van een ‘not invented here’ effect.

Overigens zijn al dit soort (terechte) argumenten de reden dat wij aanvankelijk een financiële beslisboom hebben ontwikkeld en daar later ‘verborgen kosten’ en ‘denkfouten’ aan toe hebben gevoegd. De simpele koude logica kan veel van de feitelijke besluiten simpelweg niet verklaren. Er zijn vele kostensoorten en psychologische mechanismen werkzaam die niet in rekenmodellen terug (kunnen) komen. Overigens zou mijn stelling zijn: ook die (verborgen) kostensoorten en psychologische mechanismen zijn ‘feiten’ die je althans kunt proberen te benoemen en mee te nemen in je strategische afweging. Veel meer over de beslisboom en de verborgen kosten en denkfouten is te lezen in het boek ‘Tegendenken’. (( In deze blog zijn de verschillen tussen MKBA en de ‘slimme financiering’ – aanpak verder uitgewerkt. ))

Dan het goede (?) nieuws: MKBA wordt wel gebruikt om burgers te overtuigen. Vroeger werden besluiten er van bovenaf ‘doorgestampt’ maar tegenwoordig werkt dat niet meer. Dus moet er een andere list worden verzonnen: MKBA. Zo hebben de burgers het gevoel dat hun belang wordt meegewogen (en tja, er komt toch uit dat we beter …. kunnen doen). En inderdaad: of je je zin krijgt is wat anders. MKBA als een modernere en subtielere manier om iets erheen te stampen.

Wat werkt dan wél (om je besluit er doorheen te krijgen)?

MKBA werkt dus niet écht waarvoor het bedoeld is. Dus hoe kun je je besluit er dan wél doorheen krijgen? Meteen maar weer naar de mindmap:

ScreenShot020Boelhouwer maakt in zijn betoog onderscheid tussen drie ‘doelgroepen’: de burgers, de collega politici/bestuurders en de politicus of bewindspersoon zelf.

De burgers. Wat helpt is als je je als (ontevreden) burgers goed organiseert, of in ieder geval die indruk wekt naar de politici. Dat betekent dat je met de bus naar de kamer moet komen en de spandoeken klaar moet hebben. Politici nemen burgers per definitie serieus en hoe zichtbaarder en georganiseerder de burgers zijn hoe serieuzer ze worden genomen. Met name de aandacht in de media is voor de politicus belangrijk. Je kunt een zaak dus groter en belangrijker maken door je gezicht te laten zien en door aandacht in de pers te krijgen (uitvergrotingseffect, waarbij niet de feiten maar de beelden spreken).

De collega’s. Als je je collega’s van je punt wilt overtuigen dan dus geen MKBA gebruiken maar een werkbezoek organiseren. Het zelf zien van wat er aan de hand is maakt veel meer indruk. Zien en beleven maakt indruk en verbroedert (gemeenschappelijk ervaring, losse sfeer). Ook hier is het belangrijk dat de pers erbij is en er vragen kunnen worden gesteld. Er ontstaat een sfeer van ‘dit is onvermijdelijk’ (group think). Boelhouwer beveelt hier een opstapeling van effecten aan: later moet het hele gezelschap bij de besluitvorming op de publieke tribune komen zitten (zie hierboven bij ‘de burgers’).

Tenslotte speelt de bewindspersoon zelf ook een belangrijke rol. Boelhouwer noemt hier als positief voorbeeld Melanie Schultz. Er lijkt zich hier een soort overtuigingsstrategie te ontvouwen. Eerst moet je goed luisteren naar je ‘opponent’. Zo voelt de ander zich serieus genomen. Dan laat je duidelijk merken dat je over je plan na wilt denken en dat je de punten van de ander hierbij mee wilt nemen. Vervolgens meld je dat je vindt dat de ander goede punten heeft. Maar dat jij toch je redenen hebt om jouw plan alsnog door te willen voeren. Het effect is hoe dan ook, aldus Boelhouwer, dat je goodwill bij de ander kweekt en dat veel projecten (van jou) doorgang vinden. Er staat dus ‘veel projecten’ en niet ‘goede projecten’ …..

Rudy van Stratum

Een klein economisch model voor winst (deel 1)

Wat gaan we doen?

In de vorige 3 blogs heb ik het gehad over het belang van winst voor een ondernemer (volgens Annemarie van Gaal in haar boek met de gelijknamige titel). Ik wil met deze blog twee vliegen in één klap slaan:

  • Laten zien hoe je een (klein) economisch modelletje kunt bouwen. In dit geval met een uitgewerkt cijfermatig model waarmee je dus echt kunt rekenen. We kunnen dan makkelijk de gevolgen van bepaalde keuzes (aannames) volgen door de jaren heen.
  • Het model zo vormgeven dat het op hoofdlijnen de filosofie van ‘winst’ zoals besproken in de vorige blogs demonstreert.

Zie voor een eerdere blog waarin een klein economisch model wordt gebruikt/gemaakt de serie op deze site over Piketty en het ongelijkheidsprobleem.

De kern van het model

Volgens Van Gaal draait het bij een ondernemer om (het maken van) winst. De winst komt vooral tot stand door de inspanning die de ondernemer zelf verricht om zijn producten of diensten te verkopen. Ik zoek dus een model waarin ik de relatie kan laten zien tussen (meer) verkoopinspanning en (meer) winst. (( Het maken van winst gaat natuurlijk verder dan goed acquireren, ook volgens Van Gaal. Je moet vooral een onderscheidend product of werkwijze hebben, de juiste medewerkers in dienst nemen, met je ‘poten in de klei’ staan om goed te kunnen bijsturen, niet te veel vergaderen etc etc. Ik focus me hier gemakshalve het element ‘zelf meer uren stoppen in acquisitie’. ))

Opmerking: er zijn veel manieren om een model te maken, dit model is puur bedoeld als illustratie voor het maken van een (willekeurig) economisch model. Een model kan op een strakke manier laten zien hoe de redenering verloopt. Dus vanuit welke aannames vertrek je en hoe kom je tot je conclusies? Ben je het niet eens met de conclusies: bekijk dan welke aannames bepalend zijn voor die conclusies. Door te spelen met de aannames en de conclusies of resultaten krijg je wellicht meer zicht op hoe het werkt of kan werken. Niet om naar een gewenste conclusie toe te werken (wat overigens ook kan), maar vooral om inzicht te krijgen in wat de meest bepalende knoppen of variabelen zijn.

In ons boek ‘De kunst van het tegendenken’ betogen we dat elke redenering (die je in de krant leest, op televisie ziet etc) eigenlijk te zien is als een set aannames die via bepaalde (redeneer-)stappen leidt tot bepaalde conclusies. Als we goed kijken hoe een economisch-wiskundig model is opgebouwd zouden we wellicht beter in staat zijn een (woordelijk) betoog in de krant systematisch te ontleden en daarvan de opbouw en kern beter te doorgronden. We gaan daarbij uit van vier factoren waar een model uit bestaat: exogenen, definitievergelijkingen, endogenen en resultaten.

De definities

Ik begin met het formuleren van een aantal definitievergelijkingen (zie kader hieronder). Een definitie is iets wat eigenlijk altijd (‘per definitie’) klopt. Vaak gaat het om boekhoudkundige principes.

  • We beginnen met de definitie van winst. Winst is alles wat er (in geld) binnenkomt minus wat er uitgaat. Oftewel: winst is inkomsten minus uitgaven.
  • Deze ondernemer maakt producten of diensten die hij tegen een (marktconforme=voor de ondernemer gegeven) prijs verkoopt aan zijn klanten. De inkomsten worden dus gevormd door het aantal producten maal de (vaste) prijs van een product.
  • Dan de uitgaven. Ik neem even voor het gemak aan dat de ondernemer een kleine zelfstandige is die 40 uur per week beschikbaar heeft (( Later kan het model worden uitgebreid door aan te nemen dat de zelfstandige ook mensen van buiten kan inhuren waardoor de tijdsrestrictie van 40 uur per week niet langer geldig is. ))  Hij kan die uren stoppen in verkoop van zijn product of in het maken van zijn product. Laten we eens aannemen dan het hier om een consultant gaat dan kan die consultant ófwel aan acquisitie doen ófwel rapporten schrijven (productie draaien).
  • Deze zelfstandige keert zichzelf elke periode een ‘loon’ uit dat bestaat uit het aantal effectieve uren (commerciële uren + productie uren) maal een marktconform (vooraf bepaald, gegeven) uurtarief. Dat zijn de loonkosten.
  • De ondernemer heeft voor ie zijn bedrijf begon moeten lenen van een bank. Elke periode moet de ondernemer rente over zijn uitstaande schuld betalen. Als de ondernemer winst maakt dan gebruikt hij die om een deel van zijn schuld af te lossen. Als de schuld eenmaal is afgelost, kan de ondernemer dus beginnen met de opbouw van zijn (eigen) vermogen en eindelijk rijk worden. In het blokje hieronder zie je dat de rente gelijk is aan de (gegeven) rentevoet r maal de uitstaande schuld. En (helemaal onderaan in het blokje) dat de schuld kleiner wordt met het bedrag van de winst.

Maar er is meer aan de hand. De ondernemer zal eerst opdrachten of orders van zijn klanten moeten krijgen. Hij zal dus veel uren kwijt zijn aan acquisitie. Die uren kan hij (is de aanname) niet stoppen in productie. Ik ga ervan uit dat acquisitie ook gepaard gaat met ‘waste’ omdat er sprake is van verloren reistijd en gesprekken die tot niets leiden. Ik heb hiervoor een factor 2 verzonnen. Even een voorbeeld: stel dat de ondernemer 10 uur per week (effectieve) acquisitie voert dan is hij daar 20 uur aan kwijt en heeft hij (bij de aangenomen 40-urige werkweek) nog 20 uur over voor productiewerk. (( Nog weer in andere woorden: tijd kan dus besteed worden aan productie of aan acquisitie, samen is dit 40 uur. ))

Nu wordt het interessant. Wat is de optimale verhouding tussen uren acquisitie en uren productie? Je kunt immers wel veel opdrachten binnenhalen (40 uur acquisitie) maar dan moet je ook nog tijd hebben om ze uit te voeren (( De aanname is weer heel flauw: nee, je kunt in dit model (nog) geen andere mensen aannemen om dat uitvoerende werk voor je te doen, dat zou zoals gezegd een interessante uitbreiding van het model zijn. )) We nemen in het volgende blokje van het model (bij de ‘endogenen’) aan dat de klanten boos en ontevreden worden als ze een order hebben geplaatst die vervolgens niet kan worden uitgevoerd. Hierdoor ontstaat een ‘boete’ in de vorm van een weglopende of ontevreden klant. Deze boete neem ik in het rijtje definities ook op in de categorie ‘uitgaven’.

 

ScreenShot001

Endogene vergelijkingen

Nu ga ik over tot de gedragsvergelijkingen of ‘echte’ endogenen van het model.

Waarom zou de ondernemer uren in acquisitie willen stoppen? Omdat het de enige manier is om aan opdrachten te komen. Helaas werkt het met een kleine vertraging. Acquisitie in deze periode leidt tot orders in de periode erna (de klant wil nog even nadenken etc). Als de order eenmaal binnen is kan er wel direct (onvertraagd) worden geproduceerd. Hieronder zien we dat in het blokje terug. De orders (qcomm, de q wordt in de economie vaak gebruikt als symbool voor ‘quantity’ of hoeveelheid) zijn gerelateerd aan de commerciële uren van de vorige periode (urencomm(-1)). En de uitvoering van het werk (qprod) loopt gelijk op met de uren die je erin stopt (urenprod).

ScreenShot002Nu kan het natuurlijk voorkomen dat de ondernemer de klant teleur moet stellen. Hij heeft in de vorige periode een order gescoord en nu blijkt hij geen tijd (meer) te hebben die order goed uit te voeren. In dat geval is de vraag (naar zijn adviezen en onderzoeken) dus groter dan hij aankan, dan zijn aanbod. Andersom is het geen probleem: als de vraag lager is dan hij aan uren beschikbaar heeft, dan heeft ie gewoon uren over. Het komt erop neer dat de feitelijke verkoop slechts bepaald kan worden door het minimum van vraag en aanbod. Een verschil tussen vraag en aanbod leidt ofwel tot een ontevreden klant (en boete) ofwel tot loze uren.

De laatste twee vergelijkingen zijn de echte gedragsvergelijkingen in dit modelletje. De (ontevreden) klant eist bij een niet uitgevoerde order een bedrag (boete) van 10% van de ordergrootte. Een goed verkoopargument lijkt me, die de prikkel op de juiste plek legt. De ondernemer gaat nu (en dat is de kern van het hele model) zijn verkoopgedrag aanpassen als hij zich geconfronteerd ziet met ontevreden klanten en boetes. Deze ondernemer (zo is zijn beslisregel, heb ik bedacht) kijkt of hij in de vorige periode winst heeft gemaakt. Zoja, dan denkt hij dat hij goed heeft geacquireerd en zal hij het aantal uren acquisitie met een uur uitbreiden. Heeft hij een verlies gemaakt in de vorige periode (en, zo denkt hij, dus niet goed geacquireerd heeft) dan gaat hij een uur minder acquireren.

Even een zijpad. Is dat gedrag van die ondernemer wel rationeel? Je kunt immers gewoon uitrekenen met wat wiskunde wat de optimale hoeveel acquisitie in uren is in dit model. Het model zou daarmee voor deze illustratie te ingewikkeld worden. De hier gekozen simpelere benadering is nog niet zo vreemd als het lijkt. De ondernemer wil wel degelijk zijn winst zo hoog mogelijk maken. Maar hij ‘ziet’ alleen maar wat hij er in uren acquisitie instopt en wat de periode daarna het gevolg voor zijn winst is. Als de extra uren tot meer winst leiden dan was de keuze blijkbaar slim en besluit ie er meer van te nemen. Hij gaat dus niet rekenen aan het model maar kijkt gewoon wat de effecten van zijn handelen zijn.

Exogenen

Tenslotte moeten we nog wat parameters of exogenen in het model vullen. Ik heb aangenomen dat er sprake is van een gegeven uurtarief (0,1), een gegeven prijs van het product (1.0) en van een vaste rente op schulden (0.02). Verder hadden we eerder al aangenomen dat er sprake was van een vaste werkweek van 40 uur. Overigens is de eerste uitdaging bij een kwantitatief model om het geheel aan de praat te krijgen door het kiezen van de ‘juiste’ parameters, je bent dan nog helemaal niet toe aan de keuze voor empirisch kloppende of realistische parameters.  ((Dus sorry voor het lage loon …. toch zou je ook kunnen zeggen dat het gaat om de relatieve verhoudingen van de grootheden. Je moet 10 uur werken om 1 product te kunnen kopen.))

ScreenShot003

Het model is nu compleet. In de volgende blog beschrijf ik de onderlinge samenhang van de blokken en ga ik rekenen met het model.

Rudy van Stratum

 

Annemarie van Gaal over ondernemerschap (deel 2)

Vorige keer bespraken we in een eerste blog hoe Annemarie van Gaal naar ondernemerschap kijkt. Ik begon in die blog met de ‘eerste laag’. Als je op zoek bent naar de tips en tricks over ondernemerschap dan zou je zoiets krijgen. Waar kwamen we op uit? Ondernemerschap heeft te maken met drie dingen:

  1. Met winst: daar gaat het om, superbelangrijk.
  2. Met jou als persoon: een ondernemer leeft voor zijn zaak, het zit als het ware in je bloed. Dit deel moet je ‘hebben’ en kun je niet zomaar leren.
  3. Met je vaardigheden, dingen die je nodig hebt als ondernemer maar vooral ook kunt leren. Je moet vooral goed kunnen verkopen en weten waar je op langere termijn naar toe wilt zodat je in het nu kunt focussen.

Mijn indruk is dat dit perspectief op ondernemerschap spoort met wat je vaak hoort aan de sta-tafels van netwerkborrels. Ik lees niet veel nieuws wat overigens niet wil zeggen dat wat hier staat niet waar of niet belangrijk zou zijn. Het blijft in mijn optiek wel veel aan de oppervlakte. In die spirit lees ik ook de vele tips hoe je beter je spullen aan de man kunt brengen (een goede verkoper worden). Geen kortingen geven en hoe je dat dan slim doet. Het lijkt wel een spelletje, een wedstrijd, wie heeft de grootste.

We kunnen wat dieper graven door te kijken naar de dingen die ook gezegd worden maar tussen de regels door. Je krijgt dan meer zicht op de achterliggende overtuigingen die horen bij ondernemerschap (uiteraard door de bril van Van Gaal). Ik noem dat maar even ‘de tweede laag’. Ik zie het boek van Annemarie dan maar als representatief voor ‘ondernemersdenken in de praktijk’. We kijken dan een beetje in de hoofden van de mensen die aan de sta-tafels een eigen onderneming hebben en met elkaar hun successen delen.  (Ik teken hier meteen bij aan dat er weinig empirisch onderzoek beschikbaar is of deze beelden over ondernemerschap ook daadwerkelijk resulteren in meer succesvolle ondernemers, een heel ander onderwerp).

Ik heb zo goed en zo kwaad als het kon de overtuigingen bij elkaar geharkt en (weer) in een mindmap geplaatst. Ik kom tot een tweedeling:

  1. Overtuigingen over ondernemerschap zelf (intern).
  2. Overtuigingen die de ondernemer heeft over zijn omgeving of de (buiten)wereld (extern).

Overtuigingen over ondernemerschap (intern)

Inderdaad blijkt dan ondernemen niet zomaar een normale activiteit. Het is topsport en het gaat om topprestaties. We zien veel taalgebruik terug komen uit de wereld van sport en competitie. Het gaat dan bijvoorbeeld ‘om het winnen van de wedstrijd’, ‘om het verschijnen aan de finish’. De sportmetaforen zijn te vinden door het hele boek heen. Je bevindt je tussen je concurrenten en die hebben allemaal datzelfde doel om te winnen en jouw omzet weg te kapen. Je concurrent ”vist dus in dezelfde vijver’. Ondernemen is een (wed)strijd met winnaars en verliezers. Natuurlijk gaat het bij topsport (en het ondernemen) om het winnen van de gouden plak. Maar toch laat een ondernemer (mocht die dan een keer verliezen) zich nooit ‘uit het veld slaan’. Verliezen is niet erg want elke keer weer verschijn je opnieuw aan de start weer met de overtuiging dat je deze keer wél gaat winnen en dat je geleerd hebt van je fouten (want een verlies is wel degelijk fout).

Natuurlijk loop je je wedstrijd niet als een kip zonder kop. Je bereidt je steeds goed voor en weet waar je wilt eindigen. Die finish bereik je alleen als je een helder beeld hebt van waar je wilt uitkomen. Dat is je visie voor de langere termijn. In sporttermen gaat dat dan als volgt: you skate to where the puck is, not where it has been. Een mooie beeldende uitspraak overigens, die ga ik onthouden. Niet succesvolle ondernemers kijken dus te veel achterom en leren niet van hun verliezen, kunnen hun verlies niet nemen.

En net zoals het in de sport gaat: trainen, trainen en nog eens trainen. Bloed zweet en tranen. Ondernemerschap betekent dus ook stress, slapeloze nachten en veel teleurstellingen. Maar dat overleven we allemaal prima als we maar dat mooie einddoel van de finish en de gouden plak voor ogen blijven houden. ‘Het was het allemaal waard’, zullen we dan later zeggen als we terugkijken op de gelopen koers.

Ondernemen als topsport: ongetwijfeld de reden waarom zo veel succesvolle (ex-) topsporters gevraagd worden voor inspiratie te zorgen op ondernemersbijeenkomsten (of zijn het juist de bijeenkomsten waar de managers en bestuurders bijeen komen? Zie hieronder).

ScreenShot802Overtuigingen over de (buiten)wereld (extern)

Ondernemers kijken dus naar zichzelf als topsporter die een wedstrijd speelt. Dat zijn de interne overtuigingen. Maar hoe kijkt zo’n ondernemer naar de (boze) buitenwereld vol concurrenten? Dat zijn als het ware de externe overtuigingen. We gaan weer sprokkelen in de tekst van Annemarie van Gaal.

Het beeld dat bij mij blijft hangen: ondernemen dat is vooral iets wat je dóet en waarbij je je niet laat belemmeren door de regeltjes. Een ondernemer is een autonoom individu die zelf wel bepaalt hoe het moet, die zich niet door anderen de les laat lezen. Dus boekjes lezen: niet doen! Het is vooral de ervaring (van jezelf) die telt. Businessplannen? Weg ermee! Onderzoeken en dikke rapporten? Daar verdienen vooral de banken en de adviseurs aan. En er komt vaak uit wat je al lang wist. Dus ook hier verre van blijven! Dan die hang van instituties (en onderzoekers) om je in te willen delen in een hokje … Trek je niks aan van branches en sectoren, dat zijn muurtjes die anderen om jou heen willen trekken. CAO’s? Dat zijn regels en voorschriften om jou het leven moeilijker te maken.

Wij ondernemers zien dus allerlei lieden om ons heen die anders zijn en geen wedstrijd spelen zoals wij die spelen. Er zijn mensen die zich voordoen als ondernemers maar dat niet echt zijn. We hebben het dan over de bestuurders en de managers. Je komt ze vaak tegen in de vele praatclubs die beweren over ondernemerschap te gaan. Maar pas op: hier zijn geen ondernemers en hier vind je geen echte passie. Je hoort het direct aan de verhalen (die minder levendig, minder echt, minder gloedvol zijn). Maar behalve de bestuurders moeten vooral de ambtenaren het ontgelden. Ambtenaren kennen niet zoals ondernemers de tucht van een harde deadline (van de markt, van de klant etc). Ze hebben dus tijd zat (ze betalen de prijs niet met hun eigen portemonnee, het gaat ze niet om winst of om het winnen van de wedstrijd). Een ondernemer is besluitvaardig en actiegericht, het tegendeel van de ambtenaar. In diezelfde lijn zit het vergaderen: een tijdslurper voor bestuurders etc die je maar van de wedstrijd af houdt. Een mooie anekdote in het boek is de vergadering van de organisatie waar Annemarie was uitgenodigd om haar adviezen te geven. De vergadering was gepland van 9-13 uur dus inclusief lunch. De voorzitter opent de vergadering met de eerste mededeling: rustig maar jongens, de broodjes worden om 12 uur gebracht! Hilarisch natuurlijk.

Opsommend

Goed dan: ondernemers spelen een wedstrijd en werken daar hard en met veel passie voor. Het gaat ze om de winst en om het winnen. Vooruit kijken en je niet laten afleiden door regeltjes. Pas vooral op voor bestuurders en ambtenaren die steeds nieuwe hordes voor je opwerpen.

Misschien kom ik nu wat cynisch over. Dat is vooralsnog niet mijn bedoeling. Ik geloof eigenlijk dat Annemarie heel goed weergeeft wat men vindt en denkt over ondernemerschap. Het is zo herkenbaar. En in veel van wat ze zegt zit een dikke kern van waarheid. Veel onderzoeken en consultants zijn volstrekt overbodig (of laat ik het anders zeggen: dragen niet bij aan de winst). Veel regels zijn niet productief. En vergaderen met kleffe broodjes en lauwe koffie: ik heb er ook een broertje dood aan.

Maar de echte vragen blijven bij mij knagen. Waarom is het zo belangrijk om die wedstrijd te winnen? Wat doe je dan met die gouden plak als je die op het einde van je leven hebt gewonnen? En hoe zit het dan met die ambtenaren en bestuurders? Zitten die dan echt anders in elkaar? En hoe komt dat dan? Zouden die ook niet een functie hebben? Of gehad hebben? Waarom doen zij eigenlijk wat ze doen? Misschien zijn er nog andere zaken die van belang zijn? Misschien worden er nog andere wedstrijden gespeeld? Op andere velden met andere spelers? Over die laatste en derde laag speculeer ik graag in de volgende en laatste blog over het boek van Annemarie van Gaal.

Rudy van Stratum

Deze blog past in de serie blogs over ondernemerschap.

Annemarie van Gaal over ondernemerschap (1)

Aanleiding

Zoals bekend boeit het onderwerp ‘ondernemerschap’ me mateloos. Het is een zeer indringend concept in de economieboekjes: je hebt nu eenmaal ‘ondernemers’ en die investeren en zorgen voor werkgelegenheid. En je hebt werknemers en een overheid en zo verder. En toch weten we in diezelfde economieboekjes niet veel meer te melden over ondernemerschap dan dat er lieden zijn die leven voor maximale winst. We moeten bij psychologen te rade gaan maar vooral ook bij ondernemers zelf. Waarom doen ze wat ze doen en hoe zien ze hun eigen rol en functioneren?

Daarom zijn boeken over succesvolle ondernemers (we noemen een Steve Jobs, een Elon Musk) ook zo boeiend. Waarom boeken van en over succesvolle ondernemers? Omdat boeken over mislukte ondernemers niet of nauwelijks bestaan natuurlijk. Ja, als ze bestaan, dan zijn de auteurs wel ergens anders weer succesvol in geworden of zoiets. Ondernemerschap kenmerkt zich door de survivorship bias, alleen de succesverhalen overleven. Ik wil echt een club oprichten van niet-succesvolle ondernemers die daar boeken over schrijven of lezingen over geven.

Maar ik dwaal af. Onlangs besprak ik een interview met Hennie van der Most. Nu is een boekje van Annemarie van Gaal de aanleiding voor een nieuwe reflectie. Een vriend van me is fan van Annemarie, ze kan zo overtuigend vertellen en inspireren én ze is succesvol. Dus ik kon het niet nalaten haar beschouwingen over winst (boek met dezelfde titel uit 2014) tot me te nemen. In dat boek legt ze uit wat ondernemers voor wezens zijn en geeft ze tips hoe je een betere ondernemer kunt worden. Ik ga hier niet verder in op de persoon Annemarie van Gaal, dat is allemaal makkelijk op te zoeken. We nemen voetstoots aan dat ze een geslaagd onderneemster is en bovendien is ze bekend van radio en tv.

Ik bespreek het boek en de visie op ondernemerschap in drie lagen. Dat had ik vooraf zo niet bedacht maar gewoon in een bespreking of samenvatting had ik weinig trek. De eerste laag is wat je denkt en ziet als je het boekje (sorry dat ik boekje zeg, maar het is met 90 pagina’s aan de dunne kant) voor het eerst leest. Tips en adviezen hoe je beter kunt ondernemen. Maar het wordt nog interessanter als je de lagen achter de primaire tekst probeert te zien. De tweede laag gaat over de vaak impliciete overtuigingen over ondernemerschap en de rest van de wereld (van de auteur, dus in dit geval Annemarie van Gaal). Deze laag is nog redelijk letterlijk terug te vinden in de teksten zelf. Bij de derde laag verlaat ik de tekst van Annemarie van Gaal en wil ik mijn eigen bedenkingen kwijt (ben ook maar een mens). Ik beperk met in deze aflevering tot de primaire laag en neem twee andere blogs voor de uitdieping van de andere twee lagen.

Goed, daar gaat ie dan, de eerste laag.

De eerste laag (in een mindmap)

Ik heb een mindmap gemaakt, een mindmap van die eerste laag over ondernemerschap. Ik kom in de onderstaande mindmap tot drie takken: winst (het begrip, waar het dus allemaal om draait) (1), de persoonlijkheid van de ondernemer (wie die ondernemer als persoon is, hoe die dna-wise in elkaar steekt) (2) en tenslotte de competenties of vaardigheden die de ondernemer nodig heeft voor succes (dingen die je moet kunnen, en die we in principe allemaal kunnen aanleren of al in ons hebben) (3).winst, A van GaalWinst, daar draait het allemaal om (1)

De titel van het boekje is ‘winst’. Want bij een (echte) ondernemer draait het tenslotte allemaal om winst. Wat is winst eigenlijk en waarom is het zo belangrijk?

Winst is natuurlijk de omzet minus de kosten. Dat wat je overhoudt op het einde van de rit. Maar waarom is die winst en hoe hoog die is zo belangrijk? Het brave antwoord is dat je zonder winst niet lang kan bestaan. Zo werkt de wereld nu eenmaal niet. Hoewel? Stel nu dat je elk jaar een compensatiebedrag of subsidie krijgt want je doet zulk belangrijk of mooi werk? Dan zou volgens deze argumentatie winst niet meer nodig zijn. Misschien is het daarom nog belangrijker om winst te maken om niet meer afhankelijk te zijn van banken, financiers of goedwillende partijen. Winst is nodig om zelfstandig je eigen koers te kunnen uitzetten. Zeker in deze wispelturige tijden is het geen fijn gevoel je lot in handen te moeten leggen van een bank. Een derde argument (wat ik uit de tekst haal) om winst te moeten maken is dat winst een teken is van kracht en voorsprong. Voorsprong op je concurrenten. Winst is dan een signaal van goed presteren, van iets betekenen voor je klanten en je markten. En het is dan nog maar een klein sprongetje naar nog een achterliggend doel van winst, maar dat bewaren we voor deel 3 van deze bespreking.

Als ik de tekst er nog eens op nalees, dan moet ik constateren dat het toch niet winst is wat (alleen) belangrijk is. Een paar passages in de tekst wijzen er op dat het vooral groei is die belangrijk is. Winst en groei hangen natuurlijk wel samen. Zonder vooruitzicht op winst kun je niet groeien. En door winst niet uit te keren, maar in je bedrijf terug te ploegen, kun je investeren en krijg je groei. Maar waarom is groei dan zo belangrijk? Stel dat je elk jaar een leuke winst maakt en daar prima van kan leven en zelfs nog wat extra dingen kan doen. Is groei dan nog noodzakelijk? Of is het ondenkbaar dat je zonder groei die winst kunt blijven maken? Is winst zonder groei niet ‘duurzaam’, niet vol te houden? Omdat je omgeving immers verandert, moet jij ook veranderen (groeien?) om je echte doelstellingen te kunnen blijven halen?

Het boek gaat op deze vragen en overwegingen niet dieper in. Het is zo vanzelfsprekend dat we winst moeten maken en moeten groeien. Ook hier komen we later nog op terug, want Van Gaal heeft op het einde van het boek een paar nuttige oefeningen. Een van die oefeningen heet ’terminal days’. Terminale dagen. Oftewel je laatste dagen, hoe wil je die doorbrengen? Het is een zogenaamde doorvraag-oefening die je tot de kern van de zaak brengt. Helaas wordt die oefening (in mijn ogen) niet goed afgemaakt in het boek. Maar ook dat bewaar ik voor later.

Persoonlijkheid van de ondernemer (2)

Goed, dan komen we nu toe aan wat we natuurlijk allemaal willen weten: cut the crap, en vertel me hoe ik een goede ondernemer wordt. En snel een beetje. Tja, sommige dingen moet je gewoon ‘hebben’ en andere dingen moet je ‘kunnen’ of ‘leren’. De dingen die je moet hebben, zo heb ik het maar genoemd, dat heeft te maken met je persoonlijkheid. Het gaat om iets diepers, iets dat je dus niet eventjes erbij kunt doen of kunt leren. De bekende discussie ‘nature’ of ‘nurture’ dus. Van Gaal gaat hier verder niet op in, dit onderscheid in de tekst is impliciet en ik hark deze dingen bij elkaar om het onderscheid helder te krijgen.

Een ondernemer die werkt niet om te leven (nee, dat doen alleen de gewone stervelingen). Ho eens even, ondernemen doe je er dus niet even bij. Een ondernemer leeft voor de onderneming. Ondernemen heeft iets te maken met een heilig vuur en met een brandende passie (voor wat eigenlijk? voor je product? voor je markt? voor je klant? voor winst?). Ondernemen zit als het ware in je DNA, in je bloed, je kunt het niet laten. Interessant om eens uit te diepen waar dat brandende verlangen (empirisch) vandaan komt. Wie heeft het wel en wie niet en wat zit daar achter? Een ondernemer is ook iemand die maar blijft vechten en altijd doorzet (never give up). Als het ondernemen dus de eerste natuur is, dan is niet opgeven en doorgaan dus de tweede natuur. Het woord ‘natuur’ wordt in de tekst meerdere malen gebruikt. Een ondernemer durft ook te falen en verschijnt steeds opnieuw aan de start. Let op die woorden: vechten, aan de start verschijnen. Ondernemen is als een wedstrijd. Ondernemen is topsport. Ook hier komen we later nog uitgebreider op terug. Cliffhangers gebruiken, is belangrijk.

Maar wederom: de ondernemer werkt dus niet om te leven. Dus winst maken en daar prima van leven: dat kan het hele verhaal niet zijn. Dan zit ie nog steeds met die brandende passie. Maar wanneer is het dan klaar? Hoeveel winst moet je maken? Met hoeveel moet je groeien? Het lijkt wel een verslaving, elke keer moet je weer een shotje hebben, anders gaat het jeuken en word ik onrustig.

Competenties van de ondernemer (3)

Dan zijn er gelukkig ook nog een heleboel dingen die je kunt leren (die niet in je bloed hoeven te zitten, ook voor gewone stervelingen haalbaar dus). Ondernemen is volgens Van Gaal vooral verkopen. De helft van je dag zou in het teken van verkoop moeten staan. Dus weten wat je klant wil, contact hebben met die klant, naar zijn klachten luisteren, kunnen onderhandelen, interesse hebben in die klant. Ik ben het daar overigens helemaal mee eens. Bij Uitzendbureau Randstad (waar ik ooit heb gewerkt) was een onderdeel van dat verkoopproces wat ze ‘actie klassiek’ noemden. ‘Actie klassiek’ betekende dat je de basis heel goed op orde moest hebben. Dat begint bij het aannemen van de jas van de klant, zorgen dat alles netjes is opgeruimd, dat de koffie klaar staat, dat je de rust hebt aandachtig te luisteren en zo verder en zo verder.

Dan onderscheidt de ondernemer zich door het hebben van een visie, van een lange termijn doel, van een baken in de verte waar ie op afkoerst. Geen visie zoals in dikke boeken of dure onderzoeksrapporten, maar iets anders (ook daarover later meer). Een eigen visie, iets wat van binnen komt bijna, dat brandende verlangen of zoiets denk ik dan. Maar die visie mag niet verhinderen dat je met je poten in de klei staat. Dus tussen en met de mensen. Weten wat er leeft, weten wat er speelt, concreet zijn, actiegericht, to the point. Ook helemaal mee eens. Bij Randstad noemden ze dat ‘niet lullen maar poetsen’ (daar zat die visie dan weer minder in, zo is er ook altijd wat).

Een ondernemer verdoet zijn tijd dus niet (tijd is geld, winst dus). Daarom moet er altijd sprake zijn van deadlines. Een deadline dwingt immers tot het maken van tempo en dan moeten er dus ook knopen worden doorgehakt. Het doorhakken van knopen is een belangrijke ondernemerstaak. Dus niet dat je denkt dat je met iedereen meepraat, iedereen overal bij betrekt, alles heel belangrijk vindt en zo. Nee, dat leidt tot oeverloze discussies, tot Poolse landdagen, tot volledige chaos, tot gebrek aan leiderschap. Vergaderen is niet meer van deze tijd (kom ik ook nog op terug)! Jij ben de baas ook al ben je heel goed in staat te luisteren naar wat de klant (de medewerker etc) wil. Want natuurlijk is er wel een valkuil voor de ondernemer. En dat is dat ie niet (meer) open staat voor kritiek.

Er valt nog wel meer te zeggen over deze competenties maar ik moet nog wat overhouden voor de volgende delen.

Evaluatie

Als we zo naar de eerste laag van ondernemerschap kijken met de bril van Annemarie van Gaal dan zien we hele herkenbare dingen. Misschien doe ik het nu niet helemaal recht, maar het zijn de verhalen die je bij ondernemersborrels ook aan de sta-tafels met bitterballen hoort. Ik hoor en lees niet veel nieuws, maar dat maakt het nog niet minder waar. Toch blijft het knagen. Juist daarom, omdat je dit ook bij die bitterballen hoort. Het lijkt een verhaal aan de oppervlakte. Is dit echt hoe het zit? Het lijkt te plat, te eendimensionaal. Er moeten nog lagen onder of achter zitten toch? Of zijn mensen die de nuance zoeken of willen weten hoe het echt zit juist geen ondernemers? Al te veel nadenken en nuanceren levert geen winst op. We moeten door. Groeien. Klinkt plausibel. Misschien moet ik dan toch aan de slag met die club van mislukte ondernemers? Probeer daar maar eens winst mee te maken ….. (groei zal nog wel lukken).

Rudy van Stratum

Hennie van der Most over ondernemerschap

Zaterdag een boeiend interview met pretpark-serial-ondernemer Hennie van der Most. In de Telegraaf (die ik natuurlijk bij de kapper las, echt waar!). Een verkorte versie van het artikel en interview is in onderstaande link te vinden:

http://www.politalk.nl/2015/06/27/ondernemer-hennie-van-der-most-weg-met-de-foute-ceos-en-bankiers/

Overtuigingen over ondernemen

Ik heb een paar dagen getalmd of ik iets met dit interview wilde doen. Aan de ene kant spreekt het interview me aan omdat ik veel van wat Van der Most zegt over ondernemerschap herken. Aan de andere kant is het een persoonlijke mening en schopt Van der Most wellicht tegen een aantal heilige huisjes aan. Tja, is dat erg? Kan ik er een draai aan geven? Ik heb besloten enige afstand te houden door de achterliggende overtuigingen van Van der Most uit het interview te lichten. Ik hoef niet per se buiten schot te blijven en zal er persoonlijk commentaar bij geven.

Overtuiging 1: een échte ondernemer is iemand die risicovol eigen geld inzet om iets ‘groters’ mee op te bouwen.

Dus je hebt ‘ondernemers’ en ‘échte ondernemers’. Een échte ondernemer doet iets vanuit een persoonlijke drive en passie, heeft verbinding met zijn bedrijf en personeel, zet eigen verdiend geld in en kan dat geld ook verliezen en voegt waarde toe.

Voor een eigen definitie/verkenning van wat ondernemerschap is, zie deze eerdere blog.

Overtuiging 2: een bankier is geen echte ondernemer.

Een bankier is iemand in loondienst, zet dus geen eigen geld in en loopt ook geen risico. Gaat het goed dan krijgt de bankier een bonus, gaat het verkeerd dan krijgt ie een vertrekpremie. Iets dergelijks kun je vanuit deze overtuiging ook zeggen over directeuren van wooncorporaties, de directie van de NS en zo verder. Sterker nog: het is maar goed ook dat bankiers etc geen ondernemers zijn, want dan gaan ze ‘doen alsof’ ze ondernemers zijn en spelen met het geld van anderen zonder daarvan de mogelijk negatieve consequenties te aanvaarden. Dan spreken we van ‘perverse prikkels’. Het probleem is mogelijk juist dat deze verwarring tussen échte ondernemers en doen-alsof-ondernemers (wel de voordelen, niet de nadelen) te lang onduidelijk is geweest (aan de buitenwereld).

In het verlengde van overtuiging 2: managers zijn (ook) geen ondernemers (overtuiging 2b).

Overtuiging 3: veel ‘ondernemers’ voegen geen waarde toe, sterker nog ze vernietigen waarde

Van der Most beschrijft een categorie handelslieden die bedrijven opkopen, mensen ontslaan, wat zaken opknippen en herverdelen en vervolgens de zaken met vette winst doorverkopen. Aan medewerkers die 40 jaar voor een bedrijf werken hebben ze lak. Wat telt is de toekomst en niet het verleden. Brengen ze geld in het laatje, daar gaat het om. Deze ondernemers vernietigen dus waarde, want het nieuwe bedrijf kan niet beter of meer produceren en de kosten van eventueel niet-gewenste oudgedienden worden afgewenteld op de maatschappij. Waar het deze ondernemers om gaat is ‘om met zo weinig mogelijk moeite zo veel mogelijk geld te verdienen’.

Ik vind dit een boeiende. In de economische leerboeken krijgen we te lezen hoe het economische adagium van ondernemers luidt: zo veel mogelijk winst maken met minimale inspanning. Nergens staat dat een ondernemer veel mensen moet inhuren of dat ie passie voor deze mensen en hun historie moet hebben of dat ie waarde (anders dan winst) moet toevoegen. Natuurlijk kunnen we zeggen dat deze economische theorie bekrompen is en ver van de werkelijkheid afstaat (wat ik steeds meer geloof). Maar dat is de theorie die dagelijks wordt beleden (van het Centraal Planbureau tot wat we in de kranten lezen). Je zou dus juist omgekeerd kunnen zeggen: dát zijn pas slimme ondernemers die met niks doen rijk worden en de hele handel op anderen afwentelen. Van der Most zegt uit eigen ervaring dat het zo niet werkt of zou moeten werken. De economische theorie kan dit afwijkende gedrag (van Vd Most, dat ondernemers dus meer willen dan geld verdienen met niks doen) niet goed verklaren. Economie kent geen ethiek los van de afweging van de pakkans of strafkans.

Het ‘minder rationele’ (maar wel herkenbare) gedrag van de mensen die wij zien als goede ondernemers (dus inclusief innovatief zijn en waarde toevoegen) is wel onderzocht en beschreven door Sarasvathy, zie hiervoor een eerder blog in de reeks over ondernemerschap.

Overtuiging 4: bij een bank kijken ze naar diploma’s en niet naar of de persoon het wel of niet kan.

Van der Most (ik parafraseer): ‘Zo’n broekie van Nijenrode die bij een bank werkt moet mij beoordelen om een krediet goedgekeurd te krijgen. Omdat ik geen diploma heb (maar wel veel succesvolle ondernemingen) krijg ik geen goedkeuring’. Dit is iets waar de economie wel wat over te zeggen heeft. We leven in een wereld van incomplete informatie. Dat betekent dat je ‘aan de buitenkant’ niet zo snel kunt zien hoe goed iemand is. Daarom hebben we diploma’s uitgevonden. Een diploma is een signaal aan de wereld dat zegt: ‘kijk eens, ik heb een diploma, ik kan dus iets’. En dat kan heel efficiënt zijn want zo hoef je niet elke keer helemaal uit te zoeken of iemand iets kan (want hij heeft immers een diploma).

Maar nu ontstaat er een soort omgekeerde wereld: iemand die iets bewezen goed kan maar geen diploma heeft die valt af en iemand die een diploma heeft en er een zootje van maakt die komt door de test. Het signaal wordt een doel op zichzelf. Daarom (zo verklaart de economische theorie) krijg je ook zwendel in diploma’s. Want het is nóg interessanter als je gewoon een diploma kunt kopen en er geen moeite voor hoeft te doen (de échte ondernemer, weet je nog?).

Overtuiging 5: een ondernemer is geen prater voor € 150 per uur maar een doener.

Dit is een aanvulling op wat een échte ondernemer van de eerste stelling is. Een ondernemer is een macher, die stampt iets uit de grond. Niet te veel nadenken, gewoon doen, op intuïtie en op ervaring, omdat je erin gelooft. Uit empirisch onderzoek lijkt wat voor deze stelling te zeggen. Of je een mooi business plan hebt, of een diploma, of een titel, het lijkt niet nodig om succesvol te ondernemen. Kijkt naar een Steve Jobs en een Bill Gates, beiden geen diploma en al zeer succesvol zonder dat ze een uitgeschreven businessplan en fraai spreadsheets met getallen hadden. De paradox is dat ondernemerschap wordt onderwezen op instellingen waar je een diploma van kunt krijgen. En instellingen waar vooral managers en niet-echte ondernemers lesgeven én in de schoolbankjes aanschuiven, zonder dat er een overtuigende relatie is tussen het volgen van de opleiding en een succesvol bedrijf opstarten of runnen.

Wie in dit verhaal dan toch de échte ondernemers zijn, dat zijn de verfoeide praters die tegen hoge uurtarieven wél verdienen aan al deze randverschijnselen: de adviseurs, de advocaten, de trainers, de bemiddelaars (moet ik doorgaan).

Overtuiging 6: de Nijenrode-praters van € 150 per uur halen vooral hun vriendjes binnen.

En dat tarief is waarschijnlijk nog aan de lage kant ingeschat. En ja, ik herken dit beeld wederom. Van der Most geeft eerlijk toe dat hij er ook een keer aan heeft moeten geloven. ‘Tja, toen heb ik zo’n mannetje aangenomen. Los van de (niet onderbouwde) (eigen) wijsheid kwam het ene na het andere vriendje binnen en bleek er na een jaar een verlies van een miljoen Euro te zijn ontstaan. Even niet opletten als échte ondernemer en ze hebben je te grazen.’

Ook hier geldt weer: slim van zo’n prater om vriendjes binnen te halen (heb je op een feestje ook nog wat extra aandacht) en na een jaar met een vertrekpremie een puinzooi achter te laten. En hoewel de economische theorie hier weer klopt als een zwerende vinger (remember: veel geld binnenharken zonder iets te hoeven doen), klopt er toch ook weer een heleboel niet. De economische theorie verklaart een hoog loon uit een hoge en schaarse prestatie. Dus hoe hoger je verdiensten in geld, hoe hoger (per definitie) je schaarste en je toegevoegde waarde. Wat er in werkelijkheid gebeurt is dat naarmate je meer verdient je dichter bij de pot (of poet) zit en je meer je eigen condities op kunt leggen. Meer geld en macht maakt het makkelijker om meer geld te verdienen en meer macht uit te oefenen. Hier is helaas weinig empirisch onderzoek over te vinden. Ook weinig economische theorie. Je komt bij de speltheorie uit maar die staat niet in de leerboekjes en ook niet dagelijks in de krant. En ja, je hebt de theorie van de ‘agency costs’, die stelt dat agenten (in loondienst) er zo hun eigen agenda op nahouden en dus in de gaten moeten worden gehouden.

Overtuiging 7: wil ik een échte club voor ondernemers opzetten, wordt het niet gewaardeerd door de officiële club voor ondernemers.

Er zijn clubs die de belangen van ondernemers behartigen. Maar dat zijn als je het verhaal van Van der Most leest ook weer vooral geen echte ondernemers. In deze clubs zitten (ook en vooral) managers en directeuren die op loonlijsten staan. En er zijn bestuurders en bankmedewerkers. ‘Waarom zitten er eigenlijk bankmensen in zo’n club?’, vroeg Van der Most aan zo’n bestuurder van de club. ‘Nou, omdat die goed betalen’. Niet gek dus dat Van der Most probeert om buiten deze club(s) om zijn verhaal in Den Haag te doen: het échte ondernemersgeluid moet immers gehoord worden. Wat blijkt? Ze zijn bij die andere ondernemersclub helemaal niet blij met zo’n (uiterst ondernemend) initiatief van Van der Most. Een vrije markt op lobbygebied wordt niet toegejuicht.

Elke club gaat na een tijdje een eigen leven leiden en eigen belangen behartigen. Je kunt het de bestuurders van die clubs toch moeilijk kwalijk nemen dat ze voor hun eigen baan en club opkomen. Wil de échte ondernemer(sclub) opstaan? Wie kan het onderscheid maken tussen ‘ondernemers’ en ondernemers? Een ‘ondernemersclub’ heeft dus wederom een signaalfunctie: ‘kijk eens, ik ben ondernemer want ik ben bij die club aangesloten (én ik heb een pasje van de Makro natuurlijk, nog een bewijs).’ En ook hier geldt mogelijk weer dat het signaal (net als bij het diploma) omgekeerd gebruikt gaat worden.

Conclusie: de economische wetenschap kan goeddeels naar de prullenbak.

Of toch weer niet: veel van de randverschijnselen die Van der Most beschrijft die kun je wel verklaren met diezelfde economische theorie:

  • Dat adviseurs veel willen verdienen (aan zaken die wezenlijk niks toevoegen aan de maatschappij).
  • Dat bedrijven worden opgeknipt en herverpakt om met winst te worden doorverkocht (zonder dat die bedrijven daar zelf beter van worden).
  • Dat een moderne manager weinig boodschap heeft aan trouwe medewerkers die al 40 jaar in dienst zijn maar nu minder opleveren.
  • Dat bankmedewerkers (en soms ook ambtenaren) zich graag voordoen als ondernemers. Dat ze wel de voordelen van ondernemerschap willen maar niet de nadelen.
  • Dat een diploma een eigen leven gaat leiden (en dat er niet meer zo goed wordt gekeken hoe het nu écht zit).
  • Dat een bestaande ondernemersclub verwatert (omdat er allerlei bestuurders, vertegenwoordigers etc aanschuiven) maar toch wil blijven voortbestaan.

Zwart-wit gesteld: wat de ‘boeven’ doen, dat is goed te volgen. Maar over écht ondernemerschap weten we gewoon veel te weinig. Over het toevoegen van échte waarde: idem dito. Waarom we dan toch met respect die trouwe medewerker in dienst moeten houden? Over hoe beloningen écht tot stand komen: idem dito. Waar het wringt is dat we zo graag meer écht ondernemerschap zouden zien, dus inclusief die passie en binding met het product en het bedrijf. Zo graag meer échte toegevoegde waarde zouden willen zien. Zo graag meer rechtvaardigheid zouden willen zien, dus dat iemand die goed werk levert en echt schaars is, ook het meeste verdient. Maar ja, de werkelijkheid houdt zich vaak niet aan deze wensen. Des te vervelender als we vasthouden aan de mythe van ondernemerschap en de vrije markt zonder oog te hebben voor de rafelranden. Ondernemerschap heeft zo’n mythische status gekregen dat ook ambtenaren en bankmedewerkers zich ondernemers willen voelen.

Hier meer over de tien mythes rond ondernemerschap die ik eerder beschreef.

Rudy van Stratum

ScreenShot789

Verdienmodellen groen, overzicht

Vorige week zijn we gevraagd om deel te nemen over een bijeenkomst rondom verdienmodellen voor de financiering van groen. Daar hebben we natuurlijk al veel over geschreven en in de aanloop naar de bijeenkomst hebben we dat allemaal weer eens gelezen. We zijn best trots op wat er allemaal op onze site over dit onderwerp staat. Je zou er een boek over kunnen schrijven ;-). Tijd voor een overzicht, niet chronologisch, meer in de richting van een denklijn, niet alle artikelen staan erbij, dat werd teveel werk. Gebruik de zoekfunctie als je nog meer artikelen wilt lezen.

Als we het over verdienmodellen hebben kan je dat niet los zien van rendement. Uiteindelijk moet een verdienmodel er toe leiden dat je de aanleg en het beheer van een natuurgebied gefinancierd krijgt. Onze beslisboom is hierbij het uitgangspunt. Als er onvoldoende rendement is dan heeft het geen zin om door te gaan met een project. Verdienmodellen moeten dus vooral het rendement omhoog krikken. Waar hebben we het dan over? Vooral over minder uitgeven en meer inkomsten genereren. Het overzicht dat we hebben gemaakt op basis van het boekje van Nederland Boven Water laat dit mooi zien. Bij meer opbrengsten maken we nog onderscheid tussen oogsten (verdienen met dingen die er al zijn) en toevoegen (iets nieuws doen om mee te verdienen).

Wat de beslisboom ook laat zien is dat het doel belangrijk is. Dat staat bovenaan en niet voor niets. Twee dingen kan je er over zeggen:

  1. Je moet het doel in de gaten houden, voor wie ontwikkel je dat landschap, wat wil je er mee bereiken? En is er dan wellicht ook een andere manier om dat doel te bereiken?
  2. In hoeverre moet je vast houden aan dat doel? Het bijstellen van het doel is soms ook een goede verdienmogelijkheid.

We zijn onze serie over financiering van natuur en landschap dan ook begonnen met een artikel over tegendenken.  In essentie gaat het er om dat je steeds kritisch moet zijn naar wat je wilt bereiken en hoe je daar aan werkt.

De verdienmogelijkheden zelf

Dan de verdienmogelijkheden zelf. Eén van de organisatoren van de bijeenkomst verwees naar de enorme stapel literatuur die hij de afgelopen jaren over dit onderwerp had ontvangen. Herkenbaar. Wij hebben een aantal publicaties behandeld, onder andere van Innovatienetwerk:

  • Innovatienetwerk heeft een SWOT analyse van de natuursector uitgevoerd
  • Het boek Waardevol Groen uitgegeven, hier hebben we vervolgens nog een artikel aan gewijd om te kijken wat nou de grote verdienmogelijkheden zijn. Ook deze studie is van Innovatienetwerk.
  • De raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur over vernieuwing van de financiering maakt onderscheid in 5 markten voor natuur
  • Uit België komt een uitgebreide studie over Rural alliances. We hebben hier drie artikelen aan gewijd (1, 2 en 3). Deze studie onderscheidt zich doordat geld en ecosysteemdiensten minder van belang zijn. De nadruk ligt op oplossingen van onderaf, vrijwilligers, ruilhandel, lokale valuta etc.

Belangrijke vraag is natuurlijk hoe je door de bomen het bos ziet bij al deze verdienmogelijkheden. We hebben daarom  een soort van beslisboom gemaakt die kan helpen bij het bepalen welke verdienmogelijkheid nou bij jouw situatie past.

Eigen onderzoek

Voor innovatienetwerk hebben we een studie gedaan naar verdienmogelijkheden. Hoofdvraag, is het mogelijk in dat hele woud van verdienmogelijkheden enige duiding te geven? Wat zet nou zoden aan de dijk? Wat kan je overal doen? Wat alleen op enkele plekken? Ook hier hebben we een aantal artikelen aan gewijd:

  • In dit artikel brengen we de grote geldstromen binnen de sector in beeld. Hoeveel subsidie gaat er in om? Hoeveel andere inkomsten zijn er? En, waar gaat het geld heen?
  • In het tweede artikel kijken we naar het belang van de verdienmogelijkheden. Wat leveren ze op en waar zijn ze toepasbaar.
  • Vervolgens geven we een overzicht van de belangrijkste verdienmogelijkheden.
  • Tot slot een nabrander, een verdienmogelijkheid die we te weinig aandacht hebben gegeven, niets doen.

Hoe pak je het probleem aan

Het probleem binnen de sector is: te weinig middelen om het beheer te financieren. Wat zijn nou mogelijkheden die steeds weer langs komen? We pikken er twee uit en vragen ons af, gaat dat werken?

  • Ondernemerschap. Innovatienetwerk deed een studie naar ondernemerschap in de natuur. Rudy heeft een hele serie geschreven over ondernemerschap. In dit artikel gaat het over het Canvasmodel en natuur en Rudy vraagt zich af, wat zou een ondernemer doen met een bos? Als je geld wilt verdienen met natuur, dan vraagt dat wel om een zakelijke aanpak zo betoogde we in Trouw. Het leidde tot aardig wat kritiek, maar was ook prikkelend bedoeld.
  • Crowdfunding komt met enige regelmaat terug al het ei van Columbus en kan goed werken. Wij zijn wel beducht voor de survivorship bias, alleen de successen zijn in beeld, al die crowdfundingsprojecten die minder goed liepen zie je niet. We hebben een infographic gemaakt over crowdfunding, wat is het en waar moet je op letten.

Prijs, waarde en rendement

We hebben ook veel geschreven over prijs, waarde en rendement. Belangrijke begrippen als je het over verdienmogelijkheden hebt. Want, als iets veel waard is (of in waarde stijgt) wil dat nog niet zeggen dat het ook veel geld oplevert. Je moet nog wel cashen.

  • We beginnen bij rendement. Ja, de natuursector kan efficiënter werken en zo het rendement verhogen. Maar of je dat wilt? Lees onze discussie over de schaapsherder, artikel 1 en 2. Overigens vinden wij dat rendement niet alleen over geld gaat. Ook zachte waarden moet je meenemen. In onze eerste serie over rendement schrijven we daarover, bijvoorbeeld in dit artikel of in dit artikel. Hier gaat het specifiek over zachtere waarden in relatie tot natuur.
  • Over prijs en waarde heeft Rudy het een en ander geschreven. (1 en 2)
  • Maar de echte discussie gaat vaak over de vraag of je alles wel aan geld moet koppelen, moet je de waarde van de natuur wel gaan berekenen? En hoe doe je dat eigenlijk? (artikel 1 en 2)

Tot slot

Het financiële argument heeft met ongeveer alles te maken en dus ook met de natuur. Als je niet over geld na wilt denken, dan moet je er uiteindelijk juist meer tijd aan besteden. Dat geldt ook voor de natuursector.

Stijn van Liefland

Wat is geld: wie begrijpt het?

Vandaag wil ik jullie attenderen op een interessant artikel van Rutger Bregman in De Correspondent waarin hij vertelt over het wonder van geld. Zo belangrijk en toch (bijna) niemand die het echt snapt. Geld is niet (alleen) ontstaan om onze ruileconomie te vereenvoudigen maar grijpt veel dieper in. Zelfs een arm volk van eilandbewoners heeft een eigen geldsysteem bedacht met superzware munten die heel veel energie en levens kostten. Afijn, lees het verhaal zelf maar, de moeite waard:

https://decorrespondent.nl/2978/Wie-begrijpt-hoe-ons-geld-werkt-komt-morgen-in-opstand/50405782856-1ffb04ef

De belangrijkste boodschap van Bregman aan de lezer is dat geld uiteindelijk niet meer dan een belofte is, een belofte nog wel waar je rente over moet betalen.ScreenShot780En inderdaad, geld is geen doel maar een middel (overigens de titel van ons boek uit 2013). Geld is uiteindelijk een menselijk ‘construct’, een virtueel iets dat vooral in onze verbeelding bestaat, geld zelf kun je immers niet eten of voor iets nuttigs gebruiken. Dit is (in aanvulling op Bregman) ook mooi beschreven in dit recente artikel waarin de uitvinding van geld wordt vergeleken met de uitvinding van God.

ScreenShot781

 

 

Hoe leuk en verfrissend beide artikelen ook zijn, geld kan in mijn ogen niet begrepen worden zonder de mogelijkheid van sparen en tijdsvoorkeur in het verhaal te betrekken (maar ja, ieder zijn stokpaardje). Vandaar:

Dossier geld en geld scheppen

Ik maak (dus) van de gelegenheid gebruik hier een klein dossier op te bouwen van wat we eerder over dit onderwerp hebben geschreven. Helaas niet zo helder als het verhaal van Bregman, je zult dus zelf wat moeten puzzelen. En ik wil tijdens de bespreking van een onderwerp er ook graag mijn eigen visie in vervlechten, ook niet altijd handig.

Ik dek me met deze relativeringen hopelijk in voor de terechte kritiek die Bregman heeft op auteurs die met veel onbegrijpelijke taal zogenaamd gewichtige zaken willen vertellen. Maar geld is écht een ingewikkeld onderwerp waar ik ook nooit op uitgestudeerd raak. Okay, voor de draad ermee.

Een 9-delige (!!) boekbespreking van Greco’s ‘The end of money’. Greco is geen ‘bekende’ of ‘standaard’ econoom maar wie weet is dat wel de reden dat hij anders met de materie omspringt en originele vragen stelt.

Deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 en deel 9.

Pas in deel 5 gaat het overigens over geld (daarvoor over sparen en investeren en Robinson Crusoë) en pas in deel 7 en deel 8 komt Greco zelf aan bod (niet zo netjes van mij natuurlijk).

Dan een bekender maar zeker niet minder makkelijk boek van David Graeber over de geschiedenis van schuld in de laatste 5000 jaar. Ditmaal geen 9 delen maar slechts 3 afleveringen:
Deel 1, deel 2, deel 3.

Hoewel alle 3 de delen helemaal over Graeber en zijn boek gaan, is dit toch geen gewone boekbespreking. Ik heb het boek gereduceerd tot wat in mijn ogen de meest interessante punten of stellingen van Graeber zijn en geef daar een reflectie op. Schuld is dan wel geen geld, maar als geld een belofte is en de belofte van de een is de schuld van de ander, dan ontkom je ook niet aan Graeber.

Dan naar de rol van banken en het scheppen van geld. Met ‘geld scheppen’ kun je veel geld verdienen, zoveel is duidelijk. Martijn-Jeroen van der Linden heeft er als gesjeesde beurshandelaar zijn missie van gemaakt dit verhaal aan het grote publiek uit te leggen. En nee: een bank heeft uw spaargeld NIET in de kluis liggen. Geld ontstaat zomaar uit het niets (als je tenminste een bank bent) en over dit grote wonder gaat het. Zie mijn reactie op een eerder artikel van Van der Linden (die nu overigens op dit onderwerp een proefschrift aan het schrijven is):

Deel 1 van de kunst van het geldscheppen, deel 2 en deel 3.

Dankzij de economische crisis en auteurs als Greco en Graeber zijn we meer gaan nadenken over alternatieve geldsystemen:

Alternatieve geldsystemen deel 1, deel 2 en deel 3.

Want juist omdat geld een menselijke uitvinding is (een onderlinge afspraak) kun je ook nadenken over andere afspraken die hetzelfde doel dienen.

Een artikel over de verstorende werking van geld is hier te vinden.

Tenslotte een recente serie blogs naar aanleiding van het boek van Robin Fransman over de ondeugd van sparen (en de onderwerpen die in de blogs van Greco zijn behandeld komen weer terug, stokpaardje zei ik toch):

Over de ondeugd van sparen deel 1, deel 2 en deel 3.

Rudy van Stratum