Hennie van der Most over ondernemerschap

Zaterdag een boeiend interview met pretpark-serial-ondernemer Hennie van der Most. In de Telegraaf (die ik natuurlijk bij de kapper las, echt waar!). Een verkorte versie van het artikel en interview is in onderstaande link te vinden:

http://www.politalk.nl/2015/06/27/ondernemer-hennie-van-der-most-weg-met-de-foute-ceos-en-bankiers/

Overtuigingen over ondernemen

Ik heb een paar dagen getalmd of ik iets met dit interview wilde doen. Aan de ene kant spreekt het interview me aan omdat ik veel van wat Van der Most zegt over ondernemerschap herken. Aan de andere kant is het een persoonlijke mening en schopt Van der Most wellicht tegen een aantal heilige huisjes aan. Tja, is dat erg? Kan ik er een draai aan geven? Ik heb besloten enige afstand te houden door de achterliggende overtuigingen van Van der Most uit het interview te lichten. Ik hoef niet per se buiten schot te blijven en zal er persoonlijk commentaar bij geven.

Overtuiging 1: een échte ondernemer is iemand die risicovol eigen geld inzet om iets ‘groters’ mee op te bouwen.

Dus je hebt ‘ondernemers’ en ‘échte ondernemers’. Een échte ondernemer doet iets vanuit een persoonlijke drive en passie, heeft verbinding met zijn bedrijf en personeel, zet eigen verdiend geld in en kan dat geld ook verliezen en voegt waarde toe.

Voor een eigen definitie/verkenning van wat ondernemerschap is, zie deze eerdere blog.

Overtuiging 2: een bankier is geen echte ondernemer.

Een bankier is iemand in loondienst, zet dus geen eigen geld in en loopt ook geen risico. Gaat het goed dan krijgt de bankier een bonus, gaat het verkeerd dan krijgt ie een vertrekpremie. Iets dergelijks kun je vanuit deze overtuiging ook zeggen over directeuren van wooncorporaties, de directie van de NS en zo verder. Sterker nog: het is maar goed ook dat bankiers etc geen ondernemers zijn, want dan gaan ze ‘doen alsof’ ze ondernemers zijn en spelen met het geld van anderen zonder daarvan de mogelijk negatieve consequenties te aanvaarden. Dan spreken we van ‘perverse prikkels’. Het probleem is mogelijk juist dat deze verwarring tussen échte ondernemers en doen-alsof-ondernemers (wel de voordelen, niet de nadelen) te lang onduidelijk is geweest (aan de buitenwereld).

In het verlengde van overtuiging 2: managers zijn (ook) geen ondernemers (overtuiging 2b).

Overtuiging 3: veel ‘ondernemers’ voegen geen waarde toe, sterker nog ze vernietigen waarde

Van der Most beschrijft een categorie handelslieden die bedrijven opkopen, mensen ontslaan, wat zaken opknippen en herverdelen en vervolgens de zaken met vette winst doorverkopen. Aan medewerkers die 40 jaar voor een bedrijf werken hebben ze lak. Wat telt is de toekomst en niet het verleden. Brengen ze geld in het laatje, daar gaat het om. Deze ondernemers vernietigen dus waarde, want het nieuwe bedrijf kan niet beter of meer produceren en de kosten van eventueel niet-gewenste oudgedienden worden afgewenteld op de maatschappij. Waar het deze ondernemers om gaat is ‘om met zo weinig mogelijk moeite zo veel mogelijk geld te verdienen’.

Ik vind dit een boeiende. In de economische leerboeken krijgen we te lezen hoe het economische adagium van ondernemers luidt: zo veel mogelijk winst maken met minimale inspanning. Nergens staat dat een ondernemer veel mensen moet inhuren of dat ie passie voor deze mensen en hun historie moet hebben of dat ie waarde (anders dan winst) moet toevoegen. Natuurlijk kunnen we zeggen dat deze economische theorie bekrompen is en ver van de werkelijkheid afstaat (wat ik steeds meer geloof). Maar dat is de theorie die dagelijks wordt beleden (van het Centraal Planbureau tot wat we in de kranten lezen). Je zou dus juist omgekeerd kunnen zeggen: dát zijn pas slimme ondernemers die met niks doen rijk worden en de hele handel op anderen afwentelen. Van der Most zegt uit eigen ervaring dat het zo niet werkt of zou moeten werken. De economische theorie kan dit afwijkende gedrag (van Vd Most, dat ondernemers dus meer willen dan geld verdienen met niks doen) niet goed verklaren. Economie kent geen ethiek los van de afweging van de pakkans of strafkans.

Het ‘minder rationele’ (maar wel herkenbare) gedrag van de mensen die wij zien als goede ondernemers (dus inclusief innovatief zijn en waarde toevoegen) is wel onderzocht en beschreven door Sarasvathy, zie hiervoor een eerder blog in de reeks over ondernemerschap.

Overtuiging 4: bij een bank kijken ze naar diploma’s en niet naar of de persoon het wel of niet kan.

Van der Most (ik parafraseer): ‘Zo’n broekie van Nijenrode die bij een bank werkt moet mij beoordelen om een krediet goedgekeurd te krijgen. Omdat ik geen diploma heb (maar wel veel succesvolle ondernemingen) krijg ik geen goedkeuring’. Dit is iets waar de economie wel wat over te zeggen heeft. We leven in een wereld van incomplete informatie. Dat betekent dat je ‘aan de buitenkant’ niet zo snel kunt zien hoe goed iemand is. Daarom hebben we diploma’s uitgevonden. Een diploma is een signaal aan de wereld dat zegt: ‘kijk eens, ik heb een diploma, ik kan dus iets’. En dat kan heel efficiënt zijn want zo hoef je niet elke keer helemaal uit te zoeken of iemand iets kan (want hij heeft immers een diploma).

Maar nu ontstaat er een soort omgekeerde wereld: iemand die iets bewezen goed kan maar geen diploma heeft die valt af en iemand die een diploma heeft en er een zootje van maakt die komt door de test. Het signaal wordt een doel op zichzelf. Daarom (zo verklaart de economische theorie) krijg je ook zwendel in diploma’s. Want het is nóg interessanter als je gewoon een diploma kunt kopen en er geen moeite voor hoeft te doen (de échte ondernemer, weet je nog?).

Overtuiging 5: een ondernemer is geen prater voor € 150 per uur maar een doener.

Dit is een aanvulling op wat een échte ondernemer van de eerste stelling is. Een ondernemer is een macher, die stampt iets uit de grond. Niet te veel nadenken, gewoon doen, op intuïtie en op ervaring, omdat je erin gelooft. Uit empirisch onderzoek lijkt wat voor deze stelling te zeggen. Of je een mooi business plan hebt, of een diploma, of een titel, het lijkt niet nodig om succesvol te ondernemen. Kijkt naar een Steve Jobs en een Bill Gates, beiden geen diploma en al zeer succesvol zonder dat ze een uitgeschreven businessplan en fraai spreadsheets met getallen hadden. De paradox is dat ondernemerschap wordt onderwezen op instellingen waar je een diploma van kunt krijgen. En instellingen waar vooral managers en niet-echte ondernemers lesgeven én in de schoolbankjes aanschuiven, zonder dat er een overtuigende relatie is tussen het volgen van de opleiding en een succesvol bedrijf opstarten of runnen.

Wie in dit verhaal dan toch de échte ondernemers zijn, dat zijn de verfoeide praters die tegen hoge uurtarieven wél verdienen aan al deze randverschijnselen: de adviseurs, de advocaten, de trainers, de bemiddelaars (moet ik doorgaan).

Overtuiging 6: de Nijenrode-praters van € 150 per uur halen vooral hun vriendjes binnen.

En dat tarief is waarschijnlijk nog aan de lage kant ingeschat. En ja, ik herken dit beeld wederom. Van der Most geeft eerlijk toe dat hij er ook een keer aan heeft moeten geloven. ‘Tja, toen heb ik zo’n mannetje aangenomen. Los van de (niet onderbouwde) (eigen) wijsheid kwam het ene na het andere vriendje binnen en bleek er na een jaar een verlies van een miljoen Euro te zijn ontstaan. Even niet opletten als échte ondernemer en ze hebben je te grazen.’

Ook hier geldt weer: slim van zo’n prater om vriendjes binnen te halen (heb je op een feestje ook nog wat extra aandacht) en na een jaar met een vertrekpremie een puinzooi achter te laten. En hoewel de economische theorie hier weer klopt als een zwerende vinger (remember: veel geld binnenharken zonder iets te hoeven doen), klopt er toch ook weer een heleboel niet. De economische theorie verklaart een hoog loon uit een hoge en schaarse prestatie. Dus hoe hoger je verdiensten in geld, hoe hoger (per definitie) je schaarste en je toegevoegde waarde. Wat er in werkelijkheid gebeurt is dat naarmate je meer verdient je dichter bij de pot (of poet) zit en je meer je eigen condities op kunt leggen. Meer geld en macht maakt het makkelijker om meer geld te verdienen en meer macht uit te oefenen. Hier is helaas weinig empirisch onderzoek over te vinden. Ook weinig economische theorie. Je komt bij de speltheorie uit maar die staat niet in de leerboekjes en ook niet dagelijks in de krant. En ja, je hebt de theorie van de ‘agency costs’, die stelt dat agenten (in loondienst) er zo hun eigen agenda op nahouden en dus in de gaten moeten worden gehouden.

Overtuiging 7: wil ik een échte club voor ondernemers opzetten, wordt het niet gewaardeerd door de officiële club voor ondernemers.

Er zijn clubs die de belangen van ondernemers behartigen. Maar dat zijn als je het verhaal van Van der Most leest ook weer vooral geen echte ondernemers. In deze clubs zitten (ook en vooral) managers en directeuren die op loonlijsten staan. En er zijn bestuurders en bankmedewerkers. ‘Waarom zitten er eigenlijk bankmensen in zo’n club?’, vroeg Van der Most aan zo’n bestuurder van de club. ‘Nou, omdat die goed betalen’. Niet gek dus dat Van der Most probeert om buiten deze club(s) om zijn verhaal in Den Haag te doen: het échte ondernemersgeluid moet immers gehoord worden. Wat blijkt? Ze zijn bij die andere ondernemersclub helemaal niet blij met zo’n (uiterst ondernemend) initiatief van Van der Most. Een vrije markt op lobbygebied wordt niet toegejuicht.

Elke club gaat na een tijdje een eigen leven leiden en eigen belangen behartigen. Je kunt het de bestuurders van die clubs toch moeilijk kwalijk nemen dat ze voor hun eigen baan en club opkomen. Wil de échte ondernemer(sclub) opstaan? Wie kan het onderscheid maken tussen ‘ondernemers’ en ondernemers? Een ‘ondernemersclub’ heeft dus wederom een signaalfunctie: ‘kijk eens, ik ben ondernemer want ik ben bij die club aangesloten (én ik heb een pasje van de Makro natuurlijk, nog een bewijs).’ En ook hier geldt mogelijk weer dat het signaal (net als bij het diploma) omgekeerd gebruikt gaat worden.

Conclusie: de economische wetenschap kan goeddeels naar de prullenbak.

Of toch weer niet: veel van de randverschijnselen die Van der Most beschrijft die kun je wel verklaren met diezelfde economische theorie:

  • Dat adviseurs veel willen verdienen (aan zaken die wezenlijk niks toevoegen aan de maatschappij).
  • Dat bedrijven worden opgeknipt en herverpakt om met winst te worden doorverkocht (zonder dat die bedrijven daar zelf beter van worden).
  • Dat een moderne manager weinig boodschap heeft aan trouwe medewerkers die al 40 jaar in dienst zijn maar nu minder opleveren.
  • Dat bankmedewerkers (en soms ook ambtenaren) zich graag voordoen als ondernemers. Dat ze wel de voordelen van ondernemerschap willen maar niet de nadelen.
  • Dat een diploma een eigen leven gaat leiden (en dat er niet meer zo goed wordt gekeken hoe het nu écht zit).
  • Dat een bestaande ondernemersclub verwatert (omdat er allerlei bestuurders, vertegenwoordigers etc aanschuiven) maar toch wil blijven voortbestaan.

Zwart-wit gesteld: wat de ‘boeven’ doen, dat is goed te volgen. Maar over écht ondernemerschap weten we gewoon veel te weinig. Over het toevoegen van échte waarde: idem dito. Waarom we dan toch met respect die trouwe medewerker in dienst moeten houden? Over hoe beloningen écht tot stand komen: idem dito. Waar het wringt is dat we zo graag meer écht ondernemerschap zouden zien, dus inclusief die passie en binding met het product en het bedrijf. Zo graag meer échte toegevoegde waarde zouden willen zien. Zo graag meer rechtvaardigheid zouden willen zien, dus dat iemand die goed werk levert en echt schaars is, ook het meeste verdient. Maar ja, de werkelijkheid houdt zich vaak niet aan deze wensen. Des te vervelender als we vasthouden aan de mythe van ondernemerschap en de vrije markt zonder oog te hebben voor de rafelranden. Ondernemerschap heeft zo’n mythische status gekregen dat ook ambtenaren en bankmedewerkers zich ondernemers willen voelen.

Hier meer over de tien mythes rond ondernemerschap die ik eerder beschreef.

Rudy van Stratum

ScreenShot789