Tag archieven: dossier tegendenken

Tegendenken in de Volkskrant, er is ook een GRATIS e-book!

Tegendenker des Vaderlands?

Afgelopen zaterdag stond er in de Volkskrant een interview met Simon Rozendaal (Volkskrant of Topics), wetenschapsredacteur van Elsevier Weekblad. Ik zal het maar meteen toegeven, ik had nog nooit van de man gehoord. Ik was vooral geprikkeld door de titel van het interview: “De nobele kunst van het tegendenken”. Ruim twee jaar geleden hebben wij een (papieren) boek uitgegeven, “De kunst van het tegendenken” en de afgelopen maanden hebben we er hard aan gewerkt om deze in de vorm van een Epub (hier te downloaden) op onze site te kunnen publiceren.

Zo’n interview is een mooie aanleiding om alvast wat reclame te maken voor ons boek. Vooral als in dat interview kort en bondig de essentie van “Tegendenken” (en daarmee ook de kern van ons boek) wordt gegeven.

Tegendraads en dwars, zijn de typeringen die u altijd aankleven. Hoe ziet u dat zelf?

‘Noem me liever een zelfstandig denker. Iemand die zich niet zo laat beïnvloeden door hypes en stromingen. Ik ben niet bewust tegendraads. Wel heb ik geleerd: als een heleboel mensen iets zeggen, dan moet je je achter de oren krabben. Mensen hebben de neiging om achter elkaar aan te lopen.’

Dat is precies waar tegendenken wat ons betreft over gaat, zelfstandig (of samen) kritisch nadenken, dingen nog eens tegen het licht houden, je achter je oren krabben om te checken of dit nu ook echt zo is. Als iedereen zegt dat A de beste  oplossing is dan is het verstandig om even na te gaan waar dat geloof in deze oplossing vandaan komt. Als een expert pleit voor oplossing B, is het goed te bedenken dat deze expert soms ook een slechte dag heeft, ook bepaalde belangen heeft en moet je niet vergeten na te gaan of dit wel binnen de expertise van deze persoon valt. En tot slot, wanneer iemand heel veel mooie en moeilijke woorden gebruikt kan dat betekenen dat iemand ergens heel veel van af weet, maar ook dat hij wat heeft te verbergen. Kortom ons boek is een pleidooi voor zelfstandig denken, het doen van wat extra onderzoek en het aanwakkeren van discussie. Niet omdat al die mensen altijd ongelijk hebben en jij het beter weet, maar om missers te voorkomen en beter voorbereid te zijn op wat mogelijk gaat komen.

Lees verder

Tegendenken, casus verduurzaming woningen

Eerder schreven we al over de financieringsconstructie “ons huis verdient het”. Uitgangspunt hierbij is het energieneutraal maken van bestaande woningen door de toekomstige uitgaven aan energie nu te benutten voor investeringen. We hebben de constructie beschreven en aangegeven waar het mis zou kunnen gaan. Voor een samenvatting kijk naar de twee infographics die we toen gemaakt hebben. Nu zijn we via via op een initiatief gestuit dat gezamenlijk energiemaatregelen probeert in te voeren in Amsterdamse woningen. Ik wil dat met de bril van tegendenken analyseren. Het is een nogal lang verhaal geworden, daarom hier eerst even een korte inhoudsopgave:

  1. Waarom tegendenken?
  2. Kanttekeningen bij uitspraken, kritisch op de feiten
  3. Doorrekenen
  4. Conclusie en wat dan wel?

 

Waarom tegendenken?
Wij vinden investeringen in energiebesparing en duurzame energie belangrijk. Argumenten zijn er voldoende. Tegengaan van klimaatverandering, minder afhankelijk van het buitenland, financieel aantrekkelijk, tegengaan van uitputting van hulpbronnen, minder milieuvervuiling, etc. Soms heb ik ook wel eens twijfel bij een argument, maar het gehele pakket geeft meer dan genoeg motivatie om achter dit soort investeringen te staan.
Een belangrijke uitdaging is mensen te laten investeren in de eigen woning. Om dit voor elkaar te krijgen moeten we met een goed verhaal komen. Een verhaal dat enerzijds gaat over milieu, toekomst, grondstoffen etc. en anderzijds over de financiële kant. Het moet een verhaal zijn waarvan mensen (1) intuïtief aanvoelen dat het klopt en (2) bij het doorrekenen de bevestiging zien. Het eerste is belangrijk om mensen aan het denken te krijgen, te zorgen dat ze serieus overwegen dit soort maatregelen te nemen. Het tweede is belangrijk om ze definitief over de brug te krijgen. Maar, het tweede is ook belangrijk voor de geloofwaardigheid van dit soort projecten.
Om dat laatste is het mij te doen, als we serieus werk willen maken van energieprojecten moeten we er voor zorgen dat we onze geloofwaardigheid behouden. Dat betekent dat je kritisch moet zijn, de risico’s en onzekerheden serieus moet nemen, de juiste argumenten moet gebruiken en eerlijk moet zijn. Tegendenken dus waarbij de site www.weterringduurzaam.nu als voorbeeld dient, maar ze zijn niet de enige, er zijn veel vergelijkbare initiatieven in Nederland.

Uitspraken en feiten
Hier een aantal uitspraken en cijfers die gebruikt worden om mensen aan te sporen tot investeringen. Ik haal een aantal uitspraken van de site en plaats daar kritische kanttekeningen bij. Ter info, alle cursief gemaakte tekst komt van de site.

Energieprijzen stijgen met 5%
“…een gemiddeld huishouden geeft volgens het Nibud per maand €96 euro aan gas en € 55 aan electriciteit uit. Per jaar is dat totaal €1812. Berekend over de komende 15 jaar en  rekening houdend met een stijging van de energieprijs voor kleinverbruikers (de gewone huishoudens) van 5 %,   is dat totaal meer dan € 41.000 !  Stel dat u  dat bedrag besteedt aan energiemaatregelen aan uw huis, dat het wooncomfort verbetert en dat die maatregelen zichzelf terugverdienen binnen 15 jaar? Dan heeft u bij niets doen over 15 jaar  ‘alleen’ maar € 41,000 aan het energiebedrijf gegeven. En uw huis is nog even ‘lek’ als nu. Terwijl nieuwbouw huizen over 15 jaar al lang energieneutraal zijn. “

Op de 15 jaar en de € 41.000 kom ik aan het einde terug als we gaan rekenen. In eerste instantie val ik over de 5% stijging van de energieprijzen. Ik vind dat erg hoog en zou daar niet van uitgaan als ik zelf een investering zou doen. Het is een heel gezoek, maar uiteindelijk heb ik op de site van het CBS dan toch een reeks met gasprijzen en elektriciteitsprijzen over de afgelopen 20 jaar gevonden.

En ja, het blijkt te kloppen, de afgelopen 20 jaar zijn de prijzen inderdaad met ca. 5% per jaar gestegen. Als feit klopt het dus, maar ik wil er wel een aantal kanttekeningen bij plaatsen. Er was ook sprake van inflatie (gemiddeld ca. 2%), daar houdt mijn reeks voor zover ik kan nagaan geen rekening mee, relatief is de stijging dus lager. Een tweede punt is dat de prijsstijging grillig is. Soms stijgt de prijs in een jaar met meer dan 10%, andere jaren is er sprake van een daling. Een derde punt is dat de prijzen de afgelopen 7 jaar niet gestegen zijn. Conclusie, feitelijk klopt het, maar het is riskant deze 5% als uitgangspunt te nemen. Beter is een aantal scenario’s te nemen.

Een energiezuinig huis is meer waard
“Een energiezuinig huis is bovendien meer waard dan een vergelijkbaar energieslurpend huis.”

Ik kan daar niets tegenin brengen. De site geeft zelf al aan dat nog moet blijken hoeveel de waarde stijgt. Maar belangrijker, van alleen waarde kun je niets kopen. Zolang je je huis niet verkoopt heb je niets aan deze extra waarde. De bewoners zelf hebben natuurlijk wel degelijk iets aan deze waarde, namelijk meer comfort. Als je echter 5 jaar na je investering een boot wilt kopen, dan leidt deze extra waarde niet tot een boot. Sterker nog, een hogere waarde van een huis zou tot een hogere OZB aanslag kunnen leiden. In dit stuk legt Rudy het verschil tussen prijs en waarde uit. Nog even verder met de waardestijging.

“De TiasNimbas Business School in Tilburg meet sinds de invoering ervan in 2008 vier keer per jaar het effect van het energielabel op de marktwaarde van woningen. Uit de metingen blijkt dat woningen met een energielabel sneller verkocht worden, en dat woningen met een ‘groen label’ gemiddeld 4 % meer opbrengen dan vergelijkbare woningen die niet energiezuinig zijn.”

Het gaat om een investering van ruim € 41.000, maar voor het gemak ga ik uit van € 40.000. Door de oogharen kijkend zie je zo dat de investering zich niet terugverdient bij de verkoop van de woning. De € 40.000 investering is gebaseerd op een gemiddelde woning, maar laten we voor het gemak een woning van € 400.000 nemen die we voor € 40.000 energieneutraal kunnen maken, we hebben het dan over een investering van 10% van de waarde van de woning waardoor de woning 4% meer waard wordt. En, dat dan ook nog bij een zeer gunstig scenario, een woning die veel duurder is dan gemiddeld met een investering die veel lager is dan gemiddeld. Totale kosten woning € 440000 (4000.000 + 40.000 maatregelen), verkoop voor € 416.000 (400.000 + 4%).

Stel vakantie of aankopen uit
“Ja het lijkt me een goed idee maar daar heb ik nu even geen geld voor”. Een voor de hand liggende eerste reactie. Maar overweeg de mogelijkheid eens om iets anders niet te doen. Bijvoorbeeld door uitgaven die zichzelf niet terugbetalen uit te stellen: een keer niet op vakantie gaan en in plaats daarvan aan de slag met je huis levert vanaf dat moment jaarlijks een besparing op… die voortaan wellicht aan de vakantie, of iets anders, besteed kan worden.”

Op zich klopt dit natuurlijk, we hebben het dan wel over een hele dure vakantie. Maar laten we een auto nemen die voor het gemak ook precies € 41.000 kost. Je kunt natuurlijk geen auto nemen en gebruik maken van OV of greenwheels en de € 41.000 in de woning stoppen. Echter, dat is niet wat gesuggereerd wordt, het idee is hier het uitstellen van de aanschaf. Maar voor hoe lang? Na een jaar of 5 zal die auto er toch een keer moeten komen, dan heeft de investering zich nog lang niet terugverdient en is het geld er dus niet.

Belangrijker is echter dat hier volgens mij een fout van een hele andere orde gemaakt wordt. De initiatiefnemers verplaatsen zich hier te weinig in de huiseigenaren. Ik geloof niet dat er iemand is die een keer niet op vakantie gaat om energiemaatregelen te nemen. Ja vooruit, als energiebesparing je hobby is of als je een huis hebt dat zeer oncomfortabel is. Je vakantie stel je uit als je het geld echt nodig hebt, als de auto, de wasmachine en CV tegelijkertijd kapot gaan of als het dak van je huis dreigt af te waaien.

Spaarrente
“Er wordt beweerd  dat investeren in energiemaatregelen momenteel meer oplevert dan geld op de bank laten staan. De spaarrente is immers historisch laag en de energieprijzen blijven maar stijgen. Dat zou betekenen dat het een goed idee is om niet af te wachten maar snel aan de slag te gaan en om zo snel mogelijk te kunnen ‘oogsten’.”

Ik vind dit wel mooi. De energieprijzen blijven maar stijgen terwijl de spaarrente historisch laag is. Over de energieprijzen hebben we het al gehad, historisch klopt een stijging van 5% maar dat ze maar blijven stijgen is onzin. In de toekomst is een stijging goed mogelijk, maar de afgelopen jaren was dit niet het geval. Dan de spaarrente, die is historisch laag en impliciet wordt hier de verwachting uitgesproken dat dat ook de komende jaren zo zal blijven. Het is me niet gelukt een goede reeks met rentetarieven van de afgelopen jaren te vinden. Maar, als ik in mijn oude boekhoudingen kijk kom ik in 2008/9 spaarrentes tegen van 3,75 tot 4,75% op hele normale spaarrekeningen, zonder allerlei beperkingen. Wellicht is de rente nu historisch laag is, het betekent ook dat de kans dus erg groot is dat de rente weer gaat stijgen. Of anders gezegd, dan is de kans toch klein dat de rente 15 jaar lang historisch laag blijft.

Rekenen
Investeren met eigen geld
In dit geval betekent tegendenken ook nog alles even narekenen. Ik heb alle cijfers in een spreadsheet gezet, investering 41.000, uitgaven aan energie in het eerste jaar € 1.812,=. Dan zijn er twee belangrijke variabelen, de spaarrente en de stijging van de energiekosten. Onderstaande tabel geeft de resultaten voor een aantal scenario’s. In de eerste twee kolommen de twee variabelen, in de laatste twee kolommen het saldo op de bank. Uitgangspunt hierbij is dat in jaar nul 41.000 beschikbaar is waarbij je de keuze hebt dit op de bank te laten staan (derde kolom) of te investeren in maatregelen. Elk jaar is er dan een bepaald bedrag (de energierekening) dat je ofwel betaald aan het energiebedrijf (niets doen) ofwel op een spaarrekening zet waar je dan vervolgens rente over krijgt.

tabel 1 energie

Snelle conclusie, we geven per jaar domweg te weinig uit aan energie om een investering van € 41.000 financieel te verantwoorden. Alleen bij een hele lage rente en een enorme stijging in energieprijzen is dit te verantwoorden (zie onderste regel). Natuurlijk kunnen ook subsidies helpen. Om het compleet te maken, bij het scenario 3% stijging van de energieprijzen en 3% rente duurt het 25 jaar voordat beide scenario’s tot eenzelfde banksaldo komen. Overigens hebben we onderhoudskosten en vervangingskosten allemaal niet meegenomen, we gaan er maar van uit dat die gelijk zijn als bij niets doen.

Investeren met geleend geld
Tot slot in dit blokje rekenen even terug naar onze eerdere artikelen en infographics. Daar was het uitgangspunt dat het geld geleend zou worden. Hoe zien de cijfers er dan uit?

Blijkbaar was er geen geld voor de investering, dus het scenario niets doen begint in dit geval met een saldo van € 0,= op de bank en ongeacht de rente zal dat altijd € 0,= blijven. Ook voor het scenario wel investeren geldt: er is geen geld beschikbaar, dus rente en aflossing moeten gefinancierd worden uit het bedrag dat anders aan het energiebedrijf zou worden betaald. Als er in een jaar meer geld wordt uitgespaard dan aan rente wordt betaald, dan wordt dat gebruikt voor het aflossen van de lening. Als de rente op een lening bijvoorbeeld 4% bedraagt dan betaal je in het eerste jaar de lening € 1.640,= terwijl je € 1812 uitspaart aan energielasten, het verschil van € 172,- gebruik je om een deel van de lening mee af te lossen. Allemaal theorie, in de praktijk loopt dit natuurlijk anders, maar voldoende om te kunnen zien wat er gebeurt.

Ook hier kunnen we weer eindeloos varièren met de rentetarieven. Ik zie drie mogelijkheden:

  • Aanvullende hypotheek, met hypotheekrenteaftrek, ca 2% netto rente
  • Aanvullende hypotheek, zonder hypotheekrenteaftrek, ca 3% rente
  • persoonlijke lening bij een bank, ca. 5% rente

De stijging van de energielasten heb ik op 5% en 4% gesteld. Daar kan je nog veel meer in variëren, maar dat heeft allemaal weinig zin. Het duurt gewoon lang voordat je zo’n lening hebt terugbetaald.
tabel 2 energie

Conclusie en wat dan wel?
De belangrijkste conclusie, als je per jaar € 1.812 aan energie betaalt dan is het financieel niet slim om € 41.000 te investeren in besparende maatregelen. Je verdient het geld wel terug, maar het geld gewoon op de bank laten staan levert meer op. Dit geldt ook voor een lening, uiteindelijk is die te financieren vanuit de mindere energielasten, maar de looptijd wordt erg lang en daarmee ook de risico’s voor de financier en daarmee de rente. Dat hebben we allemaal niet meegenomen. De waardestijging van de woning zet ook weinig zoden aan de dijk.

Wat dan wel?

  • Ten eerste gaat het natuurlijk niet alleen om financieel rendement. Er zijn mensen die het geld gewoon hebben en er niets mee doen (een erfenis, loterij, gewoon zuinig geweest etc.) en het goed kunnen missen. Dan is het prima om dit soort investeringen te doen. Het levert wellicht niet het hoogste rendement maar heel slecht is het nou ook weer niet en het levert een betere woning op. Dus als het je niet om financieel rendement gaat, kun je dit gerust doen.
  • Als tweede zou ik er voor kiezen een aantal maatregelen uit te kiezen die tot energiebesparing of duurzame energie leiden en wél financieel rendement hebben. Het laaghangende fruit plukken dus. Om een woning energieneutraal te krijgen is veel geld nodig, veel minder is er nodig als je niet tot het uiterste gaat. Voor welk bedrag kan je een woning “75% energieneutraal” maken? Stel nou dat je die € 41.000 hebt, kunt missen en in energie wilt investeren. Dan is het lucratiever om voor dat bedrag je eigen woning en dat van de buren aan te pakken en daar zo veel mogelijk rendabele maatregelen te nemen dan je eigen woning voor 100% aan te pakken. Je moet natuurlijk wel een goede regeling met de buren in elkaar draaien.
  • Ten derde, vertel het eerlijke verhaal en vergeet daarbij niet ook de risico’s en onzekerheden een plek te geven.

 

Stijn van Liefland

 

 

Tegendenken (24): Disney strategie II, oefening

Dilts schrijft in zijn boek de strategie van Disney (zie vorige artikel) verder uit en geeft een voorbeeld voor een oefening. De oefening gaat uit van vier verschillende plekken. De plekken voor de dromer en de realist liggen redelijk bij elkaar in de buurt, de plek voor de criticus heeft wat meer afstand. Daarnaast is er een plek voor de metapositie, een plek om het geheel te aanschouwen. De plekken kunnen in één ruimte zijn, maar net zo goed een eigen ruimte hebben.

Kern van de oefening is het onderscheid tussen de drie rollen, dromer, realist en criticus. Volgens Dilts moeten we ons daarom eerst inleven in de betreffende rol, in de juiste houding op de daarvoor bestemde plek los van de inhoud. De plek en de rol moeten een geheel worden, het aannemen van een vaste houding per rol helpt daarbij. Het moet als het ware logisch zijn dat je op die plek een criticus, respectievelijk dromer of realist bent.

Inleven in de rollen
De dromer moet zich concentreren op een visie, het resultaat moet je voor je zien. Om je in te leven ga je terug naar een moment waarop je werkelijk vrij kon denken, onbelemmerd, zonder afleiding. Je houding pas je hier op aan, Dilts zegt dat je net als Disney je hoofd een beetje omhoog moet draaien en een beetje naar boven moet kijken, dan kan je net wat verder zien (voor je visie). Of deze houding werkt moet je zelf bepalen, maar steeds een vaste houding aannemen voor je rol als dromer helpt zeker.

De realist moet zich richten op de uitvoering en precies beschrijven wat het resultaat wordt en hoe je dat gaat bereiken. Om de goede mindset te krijgen concentreer je je op een moment waarop je zeer effectief was en echt dingen voor elkaar kreeg. Hele concrete dingen waar mensen echt wat mee konden. Je kiest hiervoor een andere plek, niet te ver van de plek van de dromer.

Om je in te leven in de rol van criticus kies je een plek die wat verder afligt van de dromer en de realist. Dilts stelt voor de ergste criticus waar je ooit mee gewerkt hebt als voorbeeld te nemen. Als je dat een beetje te pakken hebt kan je je nog eens verplaatsen in de grootste tegenstander van jouw project / idee op dit moment. Probeer de houding over te nemen, de motoriek, de manier van denken en formuleren, wordt die criticus die altijd zo vervelend is.

Als je je de plekken en rollen eigen hebt gemaakt ga je aan de slag met het inhoudelijke vraagstuk.

dlg-03

 

Vraagstuk behandelen
Bij elke rol leef je je steeds weer even kort in.

Als je de ‘mindset’ van de dromer hebt concentreer je je op de inhoud. Je leeft je in in het vraagstuk en probeert het eindresultaat voor je te zien. Disney ging visualiseren, hij was immers filmmaker,  maar de kern is dat je het resultaat moet beleven. Stel dat het gaat om een organisatorische verandering, dan is dat moeilijk te zien, maar je kunt er wel een gevoel bij krijgen. Hoe gaan de zaken lopen, wie doet wat, waarom is dat beter? Het gaat er hier om een visie te krijgen op het eindresultaat. Het oplossen van alle problemen die je tegenkomst om deze visie te realiseren komt later aan de orde.

Vervolgens ga je naar de plek van de realist. Als je de juiste mindset bereikt hebt ga je aan de slag met jouw project. Bepaal hoe je te werk gaat om je droom te realiseren. Welke stappen moet je doorlopen, wie heb je daarbij nodig? Je kunt een metafoor gebruiken, misschien heb je Einstein nodig om je droom te realiseren of superman. Maar het kan ook gewoon een collega zijn die je er bij moet betrekken. Deel het hele traject op in kleine stukjes en probeer die in te vullen. Maak voor jezelf duidelijk hoe je te werk gaat en zorg dat het eindresultaat ’tastbaar’ wordt.

Tot slot ga je naar de plek van de criticus. Je leeft je in en aanschouwt wat de dromer en de realist hebben bedacht. Wat vind je hiervan? Gaat dit werken? Leidt dit tot het bereiken van jouw doel? Verplaats je ook in anderen, hoe kijkt de doelgroep hier tegenaan? Wordt die hier enthousiast van? Is dit waar de doelgroep op zit te wachten? Benoem de punten die onvoldoende zijn en geef suggesties voor verbetering die de dromer kan gebruiken.

Vervolgens ga je terug naar de plek van de dromer. Je verbetert de droom op basis van wat de criticus zojuist gezegd heeft. Wederom is het belangrijk de droom te beleven, hoe voelt het, hoe ziet het eruit? Zo doorloop je de verschillende rollen steeds opnieuw. De metapositie gebruik je voor een moment van rust, om even aantekeningen te maken

Tegendenken (23): adverse selection

Ik heb halverwege jaren 90 een tijd bij Randstad Uitzendbureau mogen werken (als vaste kracht overigens!). Als econoom zag ik daar in het echt gebeuren wat ik daarvoor al in de boekjes had bestudeerd.

Meer rechten voor uitzendkrachten

Het fenomeen uitzendkracht is natuurlijk al vele decennia oud. Randstad-oprichter Frits Goldschmeding is begin jaren 60 als met zijn handel begonnen in Amsterdam en omgeving. Laten we eerlijk zijn: jarenlang wilde je liever geen uitzendkracht zijn, er was toch iets mee aan de hand. Prima als vakantiebaantje, prima als student om wat bij te verdienen, maar niet ‘voor het echie’. Jarenlang heeft Goldschmeding dan ook missionarissenwerk moeten verrichten om ons serieuzer naar uitzendkrachten te kijken. Inmiddels is het flex voor en flex na wat de klok slaat. Of je nu zzp’er heet of uitzendkracht of interim-manager, het idee is dat je op flexibele basis kan worden ingehuurd door je opdrachtgever.

Terug naar de jaren 90, toen ergens heeft de omslag in denken en handelen (over inhuren van tijdelijke personeel) plaats gevonden. En wel in die mate dat de vakbonden zich zorgen begonnen te maken. Over hun ledental waarschijnlijk, maar ook over de juridische positie van uitzendkrachten. Sommige mensen waren feitelijk al jarenlang uitzendkracht zonder dat ze op een fatsoenlijke wijze vaste rechten en/of een pensioen opbouwden. Soms vonden de uitzendkrachten dat ook prima, maar vaker was het geen bewuste keuze. Vandaar dat de vakbonden het toen voor elkaar hebben gekregen om uitzendbureaus te verplichten de ‘structurele’ uitzendkrachten bij henzelf op de payroll te zetten. Hierdoor had je flexibel in te huren krachten die desondanks toch in vaste dienst waren (bij het uitzendbureau namelijk).

Maar hoezo eigenlijk?

Probleem opgelost dus. De redenering klinkt heel simpel: uitzendkracht meer rechten dus in vaste dienst. Maar wij hadden toen al discussies over wat er zou kunnen gebeuren. Je verplaatsen in de ander (wat zou jij in zo’n geval doen?) kan in zo’n geval geen kwaad. De kern van tegendenken is je verplaatsen in de ander en/of je verplaatsen in de tijd. Dus bij deze.

Wat zou jij doen als werkgever als je weet dat je iemand na 6 maanden flexwerk in vaste dienst moet nemen? Welnu, los van allerlei draaideur-constructies, mag je aannemen dat er na 6 maanden een hele serieuze afweging wordt gemaakt. Wie van deze mensen wil ik echt vast aannemen en bij wie heb ik twijfels en zeg ik nee? Deze afweging zal er toe leiden dat de allerbeste en minst risicovolle uitzendkrachten een vaste baan krijgen aangeboden. Soms zal zo’n ‘gouden kracht’ daar helemaal geen behoefte aan hebben (want hij kan overal aan de slag, kiest juist voor wisselend werk). Maar, en dat is de kern van dit verhaal, er blijft een groep over waar ‘iets mee is’. Waar voorheen nog niet helemaal duidelijk was hoe het zat, is nu duidelijker geworden wie de betere en wie de mindere uitzendkrachten zijn.

De uitkomst is dat de tweedeling (vast versus flexibel) die moest worden opgelost juist tot een nog grotere scheiding zal leiden. De onderkant van de markt gaat het hierdoor nog moeilijker krijgen want moet om alle risico te vermijden elke keer naar een andere uitzendbureau verhuizen en/of er minimaal een maand tussen uit (de draaideur).

Adverse selection

Dit fenomeen had ik eerder in de boekjes gelezen onder de naam ‘adverse selection’. De selectie ‘verkeerd om’. Het klassieke voorbeeld is de bank en de klanten die geld willen lenen. In de oude situatie heb je een bank en daar kun je geld lenen tegen een vaste rente van zeg 4%. Als iedereen netjes rente en hoofdsom terug betaalt dan gaat dat jarenlang goed. Maar op een dag gaat er iemand failliet of kom in persoonlijke problemen. En nog een en nog een. Uiteindelijk zal de winstmarge van de bank in het geding komen en zal de rente over de hele linie iets omhoog moeten, bijvoorbeeld van 4 naar 5%. Opgelost!

Opgelost? Nou, dat is nog maar de vraag. Ik zal als nette betaler niet zo blij zijn met deze rente-verhoging. Ik ga kijken of er andere banken zijn waar ik goedkoper terecht kan. Ik zal mezelf aanprijzen als een goede betaler. Het effect van de renteverhoging is dat de oude bank zijn beste klanten ziet verdwijnen. En wat is daarvan het effect? Dat er relatief gezien nog meer klanten in de problemen komen want deze oude bank houdt de slechtste klanten met de meeste kans op problemen over. Daarom de naam ‘adverse selection’. De bank heeft onbewust een strategie gekozen die de slechtste klanten laat blijven (de verkeerde selectie dus). En nu zal de rente nóg hoger moeten worden en zullen nog meer goede klanten weg lopen. En zo verder.

Onlangs bespraken we het broodfonds als vorm van financiering van onderaf. Ook daar speelt mogelijk zo’n keuze verkeerd om. Als groepje van 20 mensen lap je samen geld voor elkaars uitval tijdens ziekte. Maar juist de mensen die nooit ziek worden hebben op termijn een reden om uit te stappen en zich elders goedkoper of beter te verzekeren. De ‘slechtste’ gevallen blijven in zo’n geval over waardoor de inleg per persoon omhoog zal moeten om de kosten te kunnen blijven dekken. Maar nu wordt het voor een aantal ’tussengevallen’ (bijna nooit ziek) toch ook te gortig bij die hogere inleg: ook zij gaan nu uitkijken naar een alternatief. Kortom: einde solidariteit, einde broodfonds.

Voorkomen?

Je krijgt meer zicht op mogelijk ‘verkeerde selectie’ (ongewenste effecten) door ook na te gaan hoe de ander reageert op de voorgestelde maatregel of verandering. Je kunt bijvoorbeeld in de (oefen-) ruimte plekken markeren die staan voor andere personen of partijen en vanuit die plek onderzoeken wat je daar zou doen. We zullen hier nog een oefening voor gaan maken.

Rudy van Stratum

Tegendenken (22) Disney strategie (I)

Ja, dit artikel gaat inderdaad over Walt Disney en in het bijzonder over de persoon, de oprichter van het bedrijf. Ik heb niet zoveel met Disney films en pretparken maar daar gaat het hier ook niet om. Wat je ook van de man, het bedrijf of hun producten vindt, ze zijn zeer succesvol. Vandaar dat onder andere Robert Dilts heeft onderzocht waar dat succes vandaan kwam. In het boek “Strategie of Genius” (1994) beschrijft Dilts verschillende “genieën” en probeert hij hun brein of werkwijze te ontcijferen. Zo schrijft hij onder andere over Mozart en Disney.

Het aardige van Walt Disney is dat hij nog niet zo lang geleden leefde en er bij het schrijven van het boek nog voldoende mensen rondliepen die met hem gewerkt hadden. Dat en andere bronnen gaf Dilts de mogelijkheid Disney te modelleren. Kort door de bocht betekent dit dat je systematisch probeert te achterhalen hoe iemand doet wat hij zo goed doet. De achterliggende gedachte is dat als iemand iets heel goed kan dat voor een groot deel onbewust gebeurt. Dit onbewuste kan je naar boven halen en vervolgens vertalen in een model (bijvoorbeeld een stappenplan). Dat model kunnen anderen gebruiken, als je dan maar lang genoeg oefent kan je het uiteindelijk zelf ook.

Wat walt Disney zo succesvol maakte was dat hij een fantasie, die alleen in zijn hoofd bestond, kon vertalen naar iets concreets (film, attractie, strip, etc.) dat ook nog eens succes had. Dilts heeft uitgebreid beschreven hoe Disney dit deed en op basis daarvan een strategie ontwikkeld. In het volgende artikel gaan we in op de strategie, nu iets meer over Disney.

Drie Walt Disneys
Medewerkers van Walt Disney zeiden dat er eigen drie verschillende Walt’s waren, de dromer, de realist en de criticus. Ze waren totaal verschillend, zowel in wat ze deden en zeiden als in de fysieke houding die ze aannamen. Dilts citeert één van de medewerkers die Disney beschrijft als dromer: “… he would lower one brow, squint his eyes, let his jaw drop, and stare fixedly at some point in space, often holding the attitude for several moments… No words could break the spell…” Als je ging deelnemen aan een vergadering wist je vooraf nooit welke Walt er aan zou schuiven.

Als dromer had Disney een visie over een nieuw project. Maar deze visie was niet abstract, hij zag het voor zich en probeerde zich met al zijn zintuigen in te leven. Hoe voelt het, hoe ruikt het, wat voor geluiden horen erbij etc. Kortom wat voor gevoel hoorde bij het eindresultaat.

Als realist ging het erom de droom tot realiteit te maken. Daarvoor heb je technieken, waardigheden en kennis nodig. De inmiddels bekende techniek “storyboarding” is door Disney bedacht. De droom werd opgeknipt in onderdelen, deze werden weer verder opgeknipt en zo verder tot er een gedetailleerd beeld ontstond van het eindresultaat. Maar de realist is meer dan een goede projectmanager. Disney verplaatste zich als realist ook in anderen. Om een goede animatiefilm te maken, zo was zijn overtuiging, moet je je verplaatsen in de personages. Je moet dus niet alleen vanuit de maker kijken maar ook vanuit Micky Mouse, hoe die zich voelt, wat die ervaart en wat die dan zou zeggen en hoe die erbij zou bewegen. Uiteraard moet je je ook verplaatsen in het publiek en hun ervaring en dan vervolgens weer proberen die ervaring te verbeteren.

Als criticus was Disney radicaal, hij hield geen rekening met gevoelens van mensen maar uitte alle kritiek die hij had. Het ging hem helemaal niet om de persoon maar om het product en vooral om het verbeteren van het product. In deze rol nam hij nog meer afstand. Voelde dit resultaat goed, voelde dat inderdaad zoals hij dat in de droom gezien had? Bij het leveren van kritiek, het verbeteren van het product, werden zoveel mogelijk mensen betrokken. Hier is een mooie anekdote over. In een nieuwe attractie moet de sfeer van een zomeravond in New Orleans gecreëerd worden. Het ziet eruit als New Orleans, het ruikt als New Orleans en de geluiden zijn als in New Orleans. Toch voelt het bij Disney niet als een zomeravond in New Oreans. Waar het aan ligt, niemand die het weet, behalve een schoonmaker. “Ik kom uit New Orleans, en als het zo’n mooie zomeravond is dan zie je overal vuurvliegjes en die mis ik”. De schoonmaker krijgt een bonus.

disneyI-07

In de volgende aflevering zullen we de Disney Strategie verder uitwerken.

Stijn van Liefland

Tegendenken (21): Postmortem (II)

We krijgen allemaal dagelijks tips en adviezen over hoe we dingen anders moeten doen, van collega’s, uit de krant, op cursus of op de een of andere website ;-). Veel tips worden snel aanvaard om er vervolgens weinig mee te doen. Ongeacht of dit nu voor je “hele leven” geldt (bijvoorbeeld gezonder eten) of om een project (de risico’s beter in beeld brengen). Het echt tot je door laten dringen van adviezen, deze verankeren en er mee aan de slag gaan, dat is een hele opgave.

We hebben daarom een oefening ontwikkeld die kan helpen. Bij deze oefening Postmortem is het uitgangspunt dat je tips en adviezen krijgt van je oudere zelf die vanuit de toekomst terug kijkt naar het heden met de lessen uit het verleden. Je kunt het alleen doen maar beter is met een tweetal of nog beter een drietal, je kunt je dan concentreren op je gedachten. Bij een tweetal is er naast jezelf een begeleider die je door de stappen helpt, bij een drietal is er ook nog een observator die goed kijkt wat hem/haar opvalt en feedback kan geven.

Het is belangrijk dat je voor deze oefening en voor alle stappen de tijd neemt. Gun jezelf minimaal een uur om dit te doen. Zet je computer uit, leg je telefoon weg en zoek een ruimte waar je niet gestoord wordt en waar niet teveel afleiding is.

Voorbereiding
De oefening gaat uit van verleden (waar je wat van kan leren), heden (waar je nu aan werkt) en toekomst (die je simuleert). Geef deze drie momenten een plek in de ruimte, bij voorkeur op één lijn (de zogenaamde ’tijdslijn’ met daarop verleden → heden → toekomst). Door de momenten in de ruimte fysiek van elkaar te scheiden wordt het makkelijker om je op dat moment te concentreren. Naast verleden, heden en toekomst op de tijdslijn, maak je een aparte plek naast de tijdslijn van waaraf je makkelijk kunt beschouwen en evalueren (de ‘metapositie’). Op deze plek kun je rustig en op afstand kijken, praten en overleggen. Tussentijds kun je altijd naar deze plek.

Start, keuze project
1. Begin op de metapositie en vertel kort over je project. Een project waarvan je weet dat het beter kan en mag. Vertel met name waar je tegenaan loopt, waar je je zorgen over maakt, waar je mee zit. De begeleider kan je vragen om opheldering als hij het niet snapt.

Leren van het verleden
2. Wat we nu nodig hebben is waardevolle lessen die je zelf hebt getrokken uit je andere projecten. Je kunt dat op meerdere manieren doen. Misschien werkt het voor jou het beste als je vanaf de metapositie jezelf de vraag stelt: welke belangrijke lessen of tips heb ik voor mezelf op basis van mijn praktijkervaring? Je mag ook op de toekomst-plek gaan staan en met je gezicht richting verleden kijken en daar jezelf die vraag stellen. De begeleider noteert de 2 of 3 belangrijkste lessen (en als je alleen bent, doe je dat natuurlijk even zelf).

Inleven in project
3. Ga naar het heden en leef je in, in je huidige project. Neem hiervoor de tijd en doe alsof je helemaal daar bent in dat project. Wat zie je daar? Wie is daar? Waar gaat het over? Wat hoor je? Wat voel of denk je op dat moment als je daar helemaal bent? Voor de ene helpt het hardop te denken, voor de ander is het beter het in stilte doen. Geef een teken als je ‘klaar’ bent en de huidige situatie helder is.
4. Nu ga je naar de toekomst, naar het moment dat je project (al lang en breed) is afgelopen. Misschien ergens een moment in je leven dat je ‘oud en wijs’ bent, met al die wijze ervaring in je lichaam. Als je in de toekomst bent zie je jezelf staan in je huidige project. Je ziet je jongere zelf misschien wel worstelen of jij weet als oudere wijze dat het op deze manier fout afloopt. Maar niet getreurd: nu is alles nog mogelijk, jij bent als oudere wijze projectmanager in staat je jongere zelf wijsheid te geven. Dat gaat als volgt:

Lessen uit het verleden
5. Je begeleider helpt je door tip 1 voor te lezen. Dus de begeleider zegt bijvoorbeeld: ‘Jij bent een wijze projectleider die deze belangrijke tip heeft geformuleerd …(volgt tip 1) … Ik wil je nu vragen om deze tip hardop uit te spreken en te zenden naar je jongere ik in het huidige project.
6. Vervolgens spreek jij als oudere projectleider deze tip uit en stuurt hem naar je jongere ik. De les van de oudere zweeft (met enige vertraging) nu door de ruimte naar de jongere in het heden.

postmort2-06
Respons
7. Loop nu zelf terug naar het heden en neem de tips in ontvangst. Je bent nu dus weer bezig met je lopende project, met dit verschil dat je nu een geweldige tip van je oudere ik uit de toekomst krijgt. Profiteer van deze kans en laat de tip goed tot je doordringen. Merk bij jezelf hoe door de ontvangst van de tip de situatie verandert. De begeleider helpt je hierbij door vragen te stellen, de observator observeert.
8. Ga naar de metapositie en reflecteer. Wat heb je geleerd, wat zijn je actiepunten? Schrijf het op (cq laat je begeleider noteren).

Herhaling
9. Herhaal eventueel de stappen 4 t/m 8 met nieuwe tips. Ga net zo lang door tot je tevreden bent en in stappen 7 en 8 het idee hebt dat je er klaar voor bent (met nieuwe inzichten het lopende project te continueren).

 

Stjin van Liefland

Rudy van Stratum

Tegendenken (20): Postmortem (I)

Het wordt een succes
Als je een goed idee hebt is het niet zo moeilijk voor te stellen hoe succesvol dat gaat worden. Neem bijvoorbeeld het plannen van een vakantie. Je bepaalt met wie je weggaat, wanneer je gaat, hoe lang en uiteraard waar naar toe en hoe je gaat overnachten. Hierbij hou je natuurlijk rekening met een aantal factoren zoals bijvoorbeeld het weer. Voor je gevoel heb je een goed plan gemaakt en ben je kritisch geweest. Je bent er dus van overtuigd dat dit een goede vakantie gaat worden. Een paar dagen voordat je de vakantie gaat boeken kom je een vriend tegen die zegt dat je toch een beetje moet tegendenken, om je vakantieplannen robuust te maken. Je probeert wat dingen te bedenken, maar wat je ook bedenkt, het blijft een geweldige vakantie. Gaat het bijvoorbeeld regenen, dan gaan we spelletjes doen en een grot in.

Er is een methode om het tegendenken wat sterker te maken, namelijk het uitgangspunt omdraaien. Bij een vakantie ga je er automatisch vanuit dat het een geslaagde vakantie wordt, alles wat je bedenkt zal daar in passen. Maar als je uitgaat van een mislukte vakantie, dan ziet de wereld er opeens heel anders uit.

Het is mislukt
Leef je eens serieus in, in de volgende situatie:
Je komt terug van vakantie en het is een totaal mislukte vakantie geworden, er was niets aan, de rest van je leven hoef je niet meer op vakantie. (Probeer daar voor jezelf een gevoel bij te krijgen.) Je komt thuis met de auto, een verademing om weer thuis te zijn. Je neemt je voor om morgen meteen met alle vakantiespullen naar de kringloopwinkel te rijden en daar alles achter te laten. Dit nooit weer.

Stel jezelf nu de volgende vragen, “hoe heeft het zo kunnen lopen? Wat hebben we over het hoofd gezien? Wat is er gebeurt?”. Bij mij komt er van alles boven, pech met de auto en een week bezig zijn om dat weer gerepareerd te krijgen, de eerste dag van je fiets vallen en de rest van de vakantie met een gebroken sleutelbeen op een stoel moeten zitten, twee weken met elkaar ruzie maken etc. Niet de leukste gedachten nu de zomer in zicht is. We noemen deze aanpak post-mortem, afgeleid van het onderzoek dat na de dood wordt verricht om de doodsoorzaak te achterhalen.

posmortem-01

Met alleen het bedenken van alle problemen ben je er natuurlijk nog niet. Het gaat vervolgens om de vraag wat dit betekent voor de vakantie die je nu aan het plannen bent. Dat kan in dit geval heel simpel zijn door nog eens de reisverzekering door te nemen en te kijken wat die zegt over pech en de verzekering daar op aan te passen. Ook zou ik m’n fiets thuis kunnen laten. Maar misschien zijn complexere maatregelen nodig zoals het kiezen van een ander reisgezelschap. Tja als je de post mortem methode echt goed uitvoert wil je misschien wel nooit meer op vakantie.

Nou is één van de grote verschillen tussen een vakantie en een project dat je op vakantie op zoek bent naar avontuur. Daarom ga je ergens heen waar je de taal misschien niet spreekt, het eten niet lekker vindt en waar ze geen onderdelen hebben voor uitgerekend jouw auto. Maar bij een project, of dat nou klein is (een aanbouw aan je huis) of groot (een hele woonwijk herontwikkelen of een nieuw stadskantoor) gaat het helemaal niet om avontuur en wil je juist op zeker spelen. Dat betekent dat je echt de tijd moet nemen om na te denken over ‘zwarte scenario’s’ en hoe je die of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk kunt voorkomen.

Stijn van Liefland

Tegendenken (19): Rituelen

Als het zo lastig is om het persoonlijke en inhoud uit elkaar te houden wat kunnen we daar dan aan doen? Alles anoniem maken is een mogelijkheid, ook de verplichting om tegenargumenten te noemen kan helpen. Immers als je verplicht bent op zoek te gaan naar tegenargumenten dan doe je dat omdat het moet en niet omdat je iemand wilt afzeiken. Eigenlijk zou je op zoek moeten naar nieuwe rituelen die je gebruikt om tegendenken een plek te geven. Bijvoorbeeld, als er in een vergadering een nieuw idee of plan wordt gepresenteerd maken we een rondje en moet iedereen een (of twee) tegenargument inbrengen. Dat kan mondeling maar misschien zou het nog beter zijn dit schriftelijk te doen. Lastig is wel dat je voor je het weet een enorme discussie krijgt, een goed en helder format is daarom wel zo handig.

Een methode die ik tegenkwam tijdens onze zoektocht is “ritual dissent” (ritueel afwijken). Bij een plan, idee, voorstel, strategie of wat dan ook kan je deze methode gebruiken om tot verbetering te komen. Het gaat als volgt.

  1. Je nodigt een groep mensen uit om in een workshop-achtige setting jouw voorstel te bespreken. Volgens de bedenkers zouden dat vooral veel mensen van buiten moeten zijn. Dat is ongetwijfeld goed, maar als je dit vaak wilt doen wel lastig te organiseren. Ik denk dat het ook in een vergadering met collega’s moet kunnen of zelfs binnen een projectgroep, maar het is wel handig als er mensen met een verschillende achtergrond bij zitten. Uiteraard krijgen deze mensen (de critici) een korte introductie op het doel en een uitleg van de methode en de bijbehorende regels.
  2. De inbrenger houdt een korte presentatie over het achterliggende probleem en het idee (voorstel plan etc.) dat dit probleem moet oplossen. De critici luisteren aandachtig maar geven geen commentaar.
  3. Vervolgens draait de inbrenger zich om en gaat met de rug naar de critici zitten. De toehoorders bekritiseren vervolgens het idee zonder enige remming. Ze geven allerlei redenen waarom dit idee niet gaat werken en komen met alternatieven die het probleem beter oplossen. De inbrenger hoort aan wat er gezegd wordt en maakt aantekeningen.
  4. Na het leveren van de kritiek krijgt de inbrenger wat tijd om zijn / haar gedachten te ordenen. Vervolgens draait hij zich weer om en vertelt wat hij / zij geleerd heeft. Noch de inbrenger noch de toehoorders hoeven zaken verder toe te lichten of te verantwoorden. De inbrenger neemt het geleerde mee en gaat er mee aan de slag (of besluit om met het idee te stoppen).

Een wat uitgebreidere vorm is om in een dagdeel meerdere problemen / ideeën te bespreken in verschillende groepen waarbij het idee / probleem steeds weer in een nieuwe groep besproken wordt.

ritual dissent-05

Niet alleen maakt deze methode van het leveren van kritiek een ritueel, ook legt het de focus op luisteren naar de inhoud. Soms zal wel duidelijk zijn wie het zegt, maar de mimiek, de houding en de non-verbale reacties van anderen blijven allemaal achterwege.

 

Stijn van Liefland

Tegendenken (18): Persoon en inhoud

Het lastige van tegendenken is dat kritiek vaak gekoppeld wordt aan de persoon. Dat werkt twee kanten op. Degene die kritiek levert kan gezien worden als die lastige persoon en dat is vaak niet fijn, zeker niet als de bedoelingen goed zijn. Maar ook voor degene die de kritiek ontvangt is het vaak persoonlijk. Want kritiek op een plan (waar je lang aan gewerkt hebt en wat veel voor je betekent) kan al snel opgevat worden als kritiek op de persoon. Van kritiek op de inhoud maak je in je hoofd al snel de bruggetjes naar, “hij vindt dat ik niet mijn best heb gedaan” … “hij vindt dat ik nooit wat goeds doe”… “ik deug niet als mens”. Rudy heeft al eerder twee blogs geschreven over “ja maar (1)” (ja maar 2). Kort door de bocht: ja … (lees, ik zie jou als persoon wel zitten), maar … (lees, dit idee lijkt me nou niet zo goed). Het is een manier om de persoon te waarderen en kritisch te zijn naar de inhoud. Nadeel is dat het vaak verwarrend is. “Je zei ja, je vond het dus een goed plan”.

Wat het vooral lastig maakt is dat je als persoon meestal onderdeel bent van een groep. Als jouw kritiek dus persoonlijk wordt opgevat (of als je dat doet bij de kritiek van een ander) dan beïnvloedt dat jullie relatie terwijl je als groep nog verder moet. Dan kan je iemand van buiten de groep halen, bijvoorbeeld een adviseur. Maar die krijgt ook een relatie met de groep en heeft ook een belang. Stel dat je als adviseur goede kritiek geeft maar daardoor vindt iedereen je een rotzak dan is de kans klein dat je nog eens ingehuurd wordt. Denk nou niet dat die goede kritiek blijft hangen, iedereen zal het gevoel hebben dat de groep dat zelf heeft gedaan. Wat blijft hangen is die irritante adviseur die maar bleef drammen en op alle slakken zout legde.

Kritiek geven en kritiek ontvangen is dus lastig. Bij de beleving van die kritiek speelt nogal wat mee zoals bijvoorbeeld:

  • De persoon die het geeft (onze ervaringen en onze vooroordelen daarover)
  • De toon
  • Het volume
  • De mimiek
  • De houding
  • Het moment waarop het gebracht wordt
  • Het taalgebruik, specifieke woorden
  • De ontvanger (zijn / haar verleden, hoe die nu in z’n vel zit etc.)

 

en dan ben ik vast niet volledig*. Dit speelt allemaal een rol bij hoe we de kritiek opvatten die vaak helemaal niet persoonlijk bedoeld is. Soms wordt er ook bijgezegd dat je het niet persoonlijk moet opvatten. Ja, dan weet je het wel, dan wordt het echt persoonlijk. Want eigenlijk is dat net zoiets als zeggen “jij kunt niet met kritiek omgaan” en dat gaat dus over hoe jij als persoon bent.

disney-04

Helemaal uitschakelen kan je de persoonlijke component niet maar er zijn wel hulpmiddelen. Je kunt bijvoorbeeld alles schriftelijk en anoniem afdoen, maar dat is nogal omslachtig. Een andere manier is om allemaal tegelijk kritiek te leveren. Als iedereen het doet en zelfs moet doen, dan gaat het persoonlijke er wel van af. De komende afleveringen gaan we wat technieken bespreken die helpen bij tegendenken.

Stijn van Liefland

 

*Eigenlijk gaat het hier om non-verbale communicatie die soms net zo belangrijk is als de verbale, maar verwarrend als de inhoud centraal staat. We komen hier laten nog een keer op terug.

Tegendenken (17): Slim afvallen volgens de beslisboom?

Een paar weken geleden las ik een boekbespreking van ‘Smart change’ van Art Markman. Het gaat over (vijf) manieren om je gedrag duurzaam te veranderen. In de kantlijn van het artikel stonden de 5 tips handzaam samengevat zodat ik het boek niet helemaal zelf hoef te lezen.

ScreenShot1545 tips

De tips zijn als volgt:

  1. Optimaliseer je doelen
  2. Tem het GO systeem
  3. Versterk het STOP systeem
  4. Pas je omgeving aan
  5. Schakel buren, collega’s en vrienden in.

 

Toen ik het las dacht ik meteen aan onze beslisboom. Die gaat toch ook ongeveer langs die lijnen? Hoe zit het nu precies?

Nog wat duiding. Optimaliseer je doelen (1). Dat is de beginvraag: je moet wel weten waar je naar toe wil.  Dat doel moet het liefst positief geformuleerd zijn en gesteld in duidelijke en heldere termen. Een doel geeft richting en energie. ‘Het brein heeft een doel nodig.’

Tem het GO systeem (2). Wordt jezelf bewust van de valkuilen, van de momenten dat je in de verleiding komt het ongewenste gedrag te vertonen.

Versterk het STOP systeem (3). Als je dan toch in het ongewenste gedrag vervalt, heb dan de juiste wapens bij de hand om het te stoppen. Maak jezelf weerbaar en sterk.

Pas je omgeving aan (4). De tips 1-3 betreffen je eigen interne huishouding, je eigen ‘state of mind’. Tips 4 en 5 gaan over de buitenkant, de omgeving. Pas je omgeving aan betekent dat je de verleiding vooral niet moet opzoeken. Van tip 4 kun je ook nog zeggen dat die ‘intern’ is: jij zorgt er immers voor dat je omgeving niet uitlokt tot ongewenst gedrag (door die omgeving niet op te zoeken, of door die omgeving anders in te richten).

En de laatste, schakel je vrienden in (5), betekent dat je anderen op de hoogte houdt van je doelen en je targets zodat je jezelf ook jegens hen verplicht voelt je eigen afspraken na te komen (en via hun hulp steeds een reminder krijgt of een zetje in de goede richting). Hier spreekt de neiging om vooral consistent over te willen komen.

Afvallen

Stel dat je jezelf te dik vindt en je wilt slanker en gezonder worden, hoe gaat dat dan?

ScreenShot155Stel jezelf een doel: ik wil afvallen, in zoveel dagen zoveel kilogram (1). Dat doe ik door minder te eten (2) en door meer te bewegen (3). Vervolgens zorg ik dat op de terugweg van werk naar huis op de fiets niet langs de frietkraam rijd. Ook zul je bij mij in huis geen zakken chips meer aantreffen (4). Aan al mijn vrienden vertel ik uitgebreid wat mijn doelen zijn, hoe belangrijk ik dit vind en wat het mij gaat opleveren. Mijn vrienden gaan mij aan mijn afspraak houden (5). En als dat allemaal nog niet helpt, dan ga ik naar de dokter voor een medische ingreep ..

Hierboven hebben we de ‘beslisboom afvallen’ getekend. Daarnaast hebben we een sterk vereenvoudigde versie van onze eigen beslisboom slimme financiering getekend. ‘Help ik ben te dik’ heeft griezelig veel overeenkomsten met ‘Help ik heb geen geld (meer)’.

Rudy van Stratum