Tag archieven: vollmer

Digitale cholera (burgerrechten 2.0)

Alweer een kleine twee weken geleden zat ik in de auto en hoorde het staartje van een interview met (onbekend) (maar interessant). De interviewer was Frits Spits en het ging over taal. Het programma heette ‘De taalstaat’ dus dat moest via ‘uitzending gemist’ of iets dergelijks terug te luisteren zijn.

Burgerrechten in tijden van digitale cholera

En dat lukte, ik kon de uitzending vinden en terug luisteren. Het bleek een kort item te zijn en ik had eigenlijk weinig gemist. De aanleiding van het gesprekje was het ‘spijkeren’ van 22 nieuwe burgerrechten op zijn Luthers aan de digitale kerkdeur. Bedenker van de stellingen is schrijver Sidney Vollmer, de uitgeschreven stellingen zijn hier te vinden.

Laat ik beginnen met de stellingen die me meteen fascineerden (een combi van wat ik op de radio hoorde en later las): het recht op een ondergang (stelling 12 van de 22) en het recht op middelmatigheid (stelling 14 van de 22).

12. HET RECHT OP EEN ONDERGANG

Van snackvoer tot te weinig bewegen. Van de verkeerde schoenen tot de verkeerde partner. Van een drankverslaving tot een gokverslaving. Niet alleen de incidentele vergissing, ook het “verkeerde” levenspad behoort ons toe. We hebben het recht op onze eigen ondergang. Expliciet worden hierbij de verzekeraars en smart sensors genoemd (leest u mee, Achmea?) die onder geen enkel voorwendsel geaggregeerde data mag gaan gebruiken om ons leven “positief” te beïnvloeden. En korting geven voor afgeluisterde data is diefstal.

14. HET RECHT OP MIDDELMATIGHEID

Niemand kan verplicht worden zijn of haar “maximale” leven te leven. Je bent goed zoals je bent. De vijand van het goede is het beste, zei mijn lieve moeder al. Onze samenleving functioneert bij de gratie van iedere vuilnisman, verpleegkundige, leraar, secretaresse die niet hoeft te excelleren, maar “gewoon” zijn/haar werk doet. Middelmatigheid is wel degelijk goed genoeg: de onbezongen helden van onze tijd zijn de échte helden van onze tijd. Iedere keer dat The Empire je verleidt to meer, tot beter, vraag jezelf dan af of je dat eigenlijk wel wilt.

Relatie met rendement

Ik heb nagedacht waarom juist deze twee rechten me zo raakten. Het besef dat we zoveel moeten in deze moderne tijd. Als je op linked-in of facebook kijkt dan is iedereen succesvol en geslaagd. Je leest nooit over mislukkingen. Onbewust voel je jezelf een looser. Je begint je af te vragen hoe je jouw leven ook succesvol(ler) kunt maken, hoe je je tijd nog beter kunt besteden, hoe je nog meer eruit kunt persen. Het leven moeten immers ‘living to the max’ worden geleefd. Je wordt er zo moe van. En inderdaad: iemand die er gewoon is, hoezo is die niet succesvol? En er kan toch alleen maar een koploper zijn als er ook een peloton is?

Het heeft eigenlijk verdomd veel te maken met wat we hier op deze site al ruim vier jaar proberen uit te zoeken. Wat is rendement eigenlijk? Wanneer doe je het goed? En kijk eens wat breder naar rendement. Kijk naar verborgen kosten. Houd ook rekening met (menselijke) denkfouten. Houd rekening met het totale systeem en met (onverwachte) bijeffecten. Kijk ook naar de ruis, naar de fouten, naar de mislukkingen. Maar je zit in een moderne dwangbuis: het glas is immers halfvol en niet halfleeg. Voor mislukkingen is geen plaats, ‘ja maar’-denken is een ziekte waar je snel vanaf moet worden geholpen, ondernemers zijn de helden van onze moderne tijd.

Terug naar het doel

Sidney Vollmer motiveert zijn 22 stellingen iets anders. Het gaat hem om de (veelal) onwetende Nederlanders die het onderspit delven tegenover wat hij noemt ‘The silicon Empire’. Simpel gezegd: de grote digitale reuzen van onze tijd (Google, Apple etc) roven onder onze ogen enorme hoeveelheden data, informatie, kapitaal en macht van ons burgers. Vollmer zegt dat we ons (als onwetende burgers) gedragen als goedgelovige Afrikaanse stammen die hun grondstoffen laten wegroven in ruil voor spiegeltjes en kraaltjes. De 22 stellingen geven aan waar wij (in zijn ogen) als burgers recht op hebben.

Ik zie de stellingen als een wake-up call. Ik zie de stellingen ook niet als specifiek gaand over de nieuwe digitale wereld. Ik zie de stellingen breder, ze gaan over ons leven van alledag. Ze gaan dus ook niet alleen over de grote boze bedrijven die hij Empire noemt. Zijn stellingen gaan ook gewoon over onszelf, hoe wij denken te moeten leven. De stellingen lijken bijna bedoeld om ons bewust te maken van de mythe dat we allemaal succesvol moeten zijn (om die mythe meteen door te prikken). (( Nog onlangs schreven we over de mythe van de vrije markt en de mythe van het ondernemerschap, naar aanleiding van het recente boek van Koen Haegens. ))

Structuur in de stellingen

En dan heb ik de professionele verwondering hoe de 22 stellingen onderling samenhangen. Waar gaan ze nu écht over? Alle stellingen gaan op de een of andere manier over de inperking van het ‘ik’, van ‘ik als mens’, ‘ik als burger’. Het gaat over de inperking van vrijheden. Maar de inperkingen zijn niet allemaal van dezelfde orde, lijkt het.

Als je ‘gratis’ gebruik maakt van Google, dan sta je in ruil daarvoor informatie af die gebruikt wordt ten faveure van de winstdoelstelling van dat bedrijf. Gratis bestaat niet. Zoals economen al tijden beweren ’there is no such thing as a free lunch’. Dus ik snap het recht op meer privacy of meer transparantie (de kleine lettertjes). Maar zo’n recht is toch van een hele andere orde dan het recht op verveling. Of van het recht op te laat komen.

ScreenShot084

Tweedeling: privaat en publiek

Ik kom tot een tweedeling in de rechten. De ene helft van de rechten heeft te maken met inperking van onze vrijheid die we elkaar onderling ‘aanpraten’. Deze inperkingen zou ik ‘privaat’ willen noemen. Je doet het jezelf aan. Weliswaar vaak onder druk van ‘de anderen’, maar toch. De andere helft van de stellingen gaat over de inperking van onze vrijheid die vanuit het publieke domein komt, dus waar wij onszelf mee geconfronteerd zien door de buitenwereld. Het ene deel is meer subjectief en mentaal van karakter, het andere deel meer objectief en feitelijk.

Binnen het private deel (wat je van jezelf moet) kom ik weer tot een onderscheid in enerzijds dat het allemaal efficiënt en nuttig moet zijn (tegenwoordig), anderzijds dat het mooi en succesvol moet zijn. Dus het recht op te laat komen (stelling 4) gaat in tegen de door onszelf opgelegde verplichting dat alles efficiënt moet zijn. Het recht op middelmatigheid (stelling 14, zie hierboven) gaat in tegen de door onszelf opgelegde eis dat alles en iedereen een succes moet zijn.

Dan de stellingen aan de publieke kant. Die lijken ook niet allemaal van dezelfde orde te zijn. De meeste stellingen gaan er over dat we het recht hebben om als mens in de maatschappij te mogen functioneren. Als mens, als burger, als wezenlijk en waardevol onderdeel van de maatschappij. Zo wordt stelling 20, het recht op privacy, uitgelegd als een ecologische grondwaarde. Privacy is dus geen economisch transactiemiddel (ietsjes meer van dit ruilen tegen ietsjes meer van dat). De overige stellingen aan deze publieke kant hebben juist wél te maken met dat paradigma van ruil en economie. We fungeren dan als consument of als producent (aandeelhouder, co-creator etc). Daar mag dus wel worden uitgeruild en mag je eisen dat in die economische transactie helder is wat de ruil behelst (recht op informatie en gebruikersvoorwaarden).

Opvallend is dat van de 22 stellingen er precies 11 aan de ene kant staan en ook weer 11 aan de andere kant (recht op toeval?). Ongetwijfeld zijn er andere indelingen mogelijk. Met een ander verhaal. Dit was mijn verhaal. Meneer Vollmer, dank voor de inspiratie! En ik hoop dat het een vervolg krijgt.

Rudy van Stratum