Greco: the end of money (5)

Investeren en lenenThe end of money

Onze voorbeeld economie hierboven kent al de nodige financieringsconstructies. Van financiering is sprake als je op enig moment niet voldoende middelen hebt om je ambities te realiseren. De makkelijkste is als je meer wilt consumeren dan je op dat moment aan inkomsten of productie of vermogen hebt (dus productie in het heden plus wat je eerder hebt gespaard). In dat geval kun je dus goederen lenen van een ander. Je schrijft een schuldbekentenis uit en zult in de toekomst goederen met een vergoeding terug moeten betalen. De schuldpapieren kunnen in principe verhandeld worden als de goederen aan toonder moeten worden geleverd. De waarde van de schuldpapieren wordt bepaald door het aantal goederen dat geleverd moet worden inclusief de extra goederen in de vorm van rente, door de tijdsvoorkeur en door het eventuele risico van wanbetaling.

Als je wilt investeren en je hebt de goederen op dat moment niet zelf voorhanden, dan geldt in wezen dezelfde redenering. Ook dan kun je schuldpapieren uitgeven. Het maakt diegene die de goederen afstaat in wezen niet zoveel uit of je het gebruikt om nu te consumeren of dat je er iets anders mee doet. De aanname is dat de goederen met een rentevergoeding worden terugbetaald later in de tijd. Toch is het handig bij een investering een onderscheid aan te brengen. Bij consumptie hebben we het gewoonlijk over een lening. Bij een investering kun je een onderscheid maken tussen vreemd vermogen of eigen vermogen. Vreemd vermogen wordt in investeringstaal ook wel een obligatie genoemd. Een obligatie is in wezen hetzelfde als een consumentenlening, er worden goederen geleend in het heden en later worden die goederen met een vergoeding terug gegeven. Maar bij een investering weet je nooit hoe het uitpakt, het risico is substantieel hoger dan bij een gewone lening. Daarvoor is eigen vermogen bedoeld. Met eigen vermogen koop je als het ware een aandeel in de nieuwe investeringsactiviteit (het bedrijf).

Dus weer even in termen van onze voorbeeld economie. Ik wil investeren (want ik geloof dat de omweg productie die mij voor ogen staat veel gaat opleveren, maar ik weet het niet zeker, het kan mislukken) maar heb onvoldoende middelen om dat nu zelf voor elkaar te krijgen. Ik kan mensen met een overschot aan goederen vragen of ze hun goederen aan mij willen afstaan. In ruil daarvoor krijgen ze een papier (een aandeel) waarop staat dat ze niet hun goederen terug krijgen maar elke periode een deel van de (onzekere) winst die ik ga maken. Als ik gebruik bij mijn investering gebruik maak van zowel vreemd als eigen vermogen geldt dat ik van de opbrengst van mijn omweg productie eerst de goederen terug moet betalen van de leningen en pas als er dan nog iets over is goederen kan uitkeren aan de verschaffers van eigen vermogen (dat heet dan dividend). De papiertjes waarop staat dat ik recht heb op dat jaarlijkse dividend heten aandelen en die kunnen worden verhandeld. De waarde van die aandelen worden bepaald door de verwachte stroom dividenden in de toekomst, door mijn tijdsvoorkeur en door het risico dat bij de investering hoort.

Geld

Merk op dat alle ingrediĆ«nten in het economische verhaal zitten en dat er nog helemaal niet is gerept over geld. Alles kan worden uitgedrukt in goederen: het loon, de rente, het dividend, de lening. In een simpele economie waar maar een soort goed bestaat dat voor alles en nog wat kan worden ingezet kan dat. Eigenlijk is het goed hier ook het geld. Het is reeel geld dat je ook kunt opeten. Sommige economen beweren dan ook dat geld in die zin niets toevoegt: geld is gewoon een manier om die goederen om te zetten in nominale bedragen (Euro’s). Er is een vaste verhouding tussen de hoeveel geld in de economie en de hoeveel goederen. Er komt nu wel een complicatie bij, want door de hoeveelheid geld te verhogen gaan alle goederen nominaal in prijs omhoog en omgekeerd. Geld introduceert dan inflatie of deflatie, maar die is puur rekenkundig, heeft geen reele effecten op onze voorbeeld economie.

In werkelijkheid is natuurlijk niet sprake van een universeel goed. Er zijn meerdere goederen en iemand die goederen van type a overheeft zal in de regel iemand ontmoeten die goederen van type b nodig heeft. Geld zorgt er dan voor dat de alle goederen vergelijkbaar worden gemaakt, zowel onderling als in de tijd. Nu zal dus iedereen in geldeenheden gaan rekenen. De loonvoet wordt nominaal, de rentevoet wordt nominaal en dividend wordt nominaal. Theoretisch hoeft er door de introductie van geld niet veel te veranderen in onze voorbeeld economie. Maar in de praktijk trekt geld een sluier om de reele economie, er komt een extra vertaalslag met alle mogelijke fouten, onzekerheden en verwarringen die daarbij horen. Hier zijn bibliotheken over vol geschreven en het gaat voor dit verhaal te ver daar op in te gaan.

Wordt vervolgd

Rudy van Stratum