Tag archieven: rekenkamer

De prijs van een keuken (de rekenkamer 6-11-2014)

Afgelopen donderdag bij de start van het nieuwe seizoen ‘De rekenkamer’ meteen een mooie aflevering die het waard is apart uit te werken.

Onderwerp was de vraag hoe de prijs van een nieuwe (inbouw-) keuken tot stand komt. De ervaring van de meeste keukenkopers is dat de prijs enorm fluctueert en dat overal grote kortingen zijn te halen. Maar hoe zit het nu echt? Wat kost een keuken eigenlijk?

We willen van deze aflevering een infographic maken in de spirit van onze eerdere fles wijn. Hierbij illustreerden we aan de hand van een advertentie voor een fles wijn van welke denkfouten gebruik wordt gemaakt om jou lekker te maken voor de aankoop van een fles wijn. De fraaiere infographic houdt u nog van ons tegoed. Nu een ruwe versie en een tekstuele samenvatting van de keuken-aflevering.

Voor een overzicht van veel voorkomende denkfouten, zie onze infographic denkfouten.

3 fasen

Ik onderscheid 3 verschillende fasen in het verhaal. Ze zijn gekoppeld aan de 3 belangrijkste spelers: de fabrikant van de keuken, de verkoper van de keuken en de koper van de keuken. De koper van de keuken zit als het ware tussen de twee andere spelers in: van onderaf heb je de kostprijs van de keuken die door de fabrikant wordt bepaald, van bovenaf heb je de minimale prijs die de verkoper bereid is te accepteren. Daar tussenin vindt de onderhandeling tussen de koper en de verkoper plaats.

In de aflevering gaat het om een echte keuken die in wezen al besteld en gekocht is (voor € 9.700). De makers van het programma gaan nu precies dezelfde keuken bij meerdere winkels uitonderhandelen.

De onderhandelingsruimte waar het in deze aflevering over gaat zie je terug in onderstaand plaatje:

ScreenShot407Via de ‘opwarm-fase’ van de winkelier komt er een referentieprijs van € 13.058 tot stand. Dat is als het ware de eerste concrete uitspraak in Euro’s waarmee de onderhandeling kan beginnen. Vanaf de onderkant zie je de opbouw van de kostprijs van de keuken terug. Uiteindelijk komt die volgens de rekenkamer rond de € 6.000 euro uit. De échte verkoopprijs die de koper voor de keuken betaalt zal dus ergens tussen € 6.000 en € 13.000 in liggen.

Ik ga de genoemde 3 fasen nu uitwerken.

De kostprijs (fabrikant)

Een fabrikant van keukenkastjes geeft aan dat er voor € 1.000 aan hout en afwerking is verwerkt in de keuken. Daar komt ongeveer een zelfde bedrag bij voor arbeid, machines, huur gebouwen etc. Dit bedrag is nog exclusief het verpakken en vervoer naar magazijnen en winkels. Er komt nog een keukenblad bij met een kostprijs van € 1.250. We zitten nu op € 3.250 maar hebben nog geen inbouwapparatuur.

De wereld van de apparatuur blijkt een aparte wereld. De adviesprijzen zijn puur om een hoge referentie bij de koper te zetten (dan valt elke prijs daarna mee). Een korting van 20% is standaard en bij inkoop van grotere aantallen gaat de korting naar 50% of meer toe. De uitzending slaagt er uiteindelijk niet in om tot een kostprijs van de apparatuur te komen. Ik moet daarom zelf een redelijke aanname maken: € 1.250 voor 3 inbouwapparaten. Als we dan nog transport, verpakking en btw meenemen, zitten we ergens rond de € 6.000. Op het eind van de uitzending wordt er nog even verwezen naar ons buurland Duitsland dat bekend staat om grote aantallen keukens en bodemprijzen. De Duitse leverancier geeft uiteindelijk als absolute bodemprijs € 6.250 af. Een indicatie dat de échte kostprijs bij grote aantallen nog wat onder de € 6.000 zal liggen.

De opwarmfase (de verkoper)

Nu gaan we weer helemaal naar boven in het plaatje. Doel van de verkoper is hier de verwachting bij de kopende partij op maximaal haalbare prijs te zetten (de marge zo hoog mogelijk te maken). In deze fase wordt een aantal stappen doorlopen.

Stap 1 is het creëren van een ontspannen sfeer. Je krijgt een kopje koffie aangeboden en moet daardoor wat langer blijven zitten (kunt niet zo snel de winkel weer uitlopen).

Stap 2 in deze fase is het achterhalen van je maximale budget. Wat wil je uitgeven, waar had u zelf aan gedacht? Dit is nodig om aansluiting bij de klant te houden. Merk op dat de druk bij de kopende partij wordt gelegd (jij doet een uitspraak, daar kun je later aan gehouden worden). Je kunt een klant die rond de € 5.000 kan/wil uitgeven niet meteen lastig vallen met € 20.000 (dan loopt ie de winkel uit). Zo krijgt de verkoper een beeld van de range die de koper bereid is te betalen (zeg je € 10.000, dan weet de verkoper dat je tot zeg € 15.000 kunt gaan).

Stap 3 is dat je de hele winkel te zien krijgt. Hier komt veel braaftaal om de hoek kijken: een laserafkanting, het allernieuwste model etc (‘framing’ heet dat). Hier is sprake van de autoriteits-bias, de verkoper is de autoriteit en die zal het wel weten. Het doel van deze fase is om je lekker te maken en de bereidheid om iets duurders te kopen op te krikken. Ook krijg je hier te horen dat dit type veel wordt verkocht. Hiermee wordt gebruik gemaakt van ‘group-think’: als iedereen dit koopt dan moet het wel goed zijn (of: als ik dit niet bereid ben uit te geven dan wijk ik af).

Stap 4 is dat er een aanspraak wordt gemaakt op je schuldgevoel. Hiermee wordt een beroep gedaan op de zogenaamde ‘wederkerigheid’. De verkoper investeert in jou, het kost hem een paar uur van zijn tijd, een kopje koffie etc en het valt dan niet mee om zomaar uit de winkel te lopen. Misschien speelt je eigen investering (je zit daar toch een hele middag) ook een rol (sunk cost fallacy). Kortom, er is geen weg meer terug, je bent lekker gemaakt, de wederzijdse investering is begonnen, gij zult kopen.

De onderhandelingsfase (koper en verkoper)

De opwarmfase eindigt met een concrete uitspraak in Euro’s over wat zo’n keuken ‘eigenlijk’ zou moeten kosten: € 13.058. Dit is het eerste bod. Dit is weer een adviesprijs die in de praktijk nooit wordt betaald. Hiermee wordt een referentie gezet waarna alles eronder meevalt.

Deze onderhandelingsfase kent ook weer meerdere stappen. Eerst wordt er een prijzenboek bij gehaald (waar het eerste bod op is gebaseerd). Een boek geeft aan dat het officieel is. De eerste prijs is meestal ook een raar bedrag (geen rond bedrag) hetgeen suggereert dat er serieus aan is gerekend.

Vervolgens wordt er meteen een standaard korting op dit eerste bod gegeven. Want we zitten in de actieweek en er kan 25% van de prijs af. En omdat deze speciale keuken toevallig veel wordt verkocht etcetera is er nog een extra korting voor u mogelijk van nog x%.

Tot het moment dat het te lang gaat duren. Dan volgt de ‘nu beslissen’ prijs. Soms inclusief iets van gratis montage of een extra setje in je koelkast. Hiermee wordt de druk opgevoerd en wordt gebruik gemaakt van de schaarste-bias (nu beslissen, eenmalige korting, alleen vandaag, zolang de voorraad strekt). De prijs waar de uitzending mee komt is € 8.843.

Als er dan nog niet wordt toegehapt, gaat de verkoper nog een allerlaatste poging doen door zijn/haar eigen positie in het geding te brengen. ‘Ik kan nog met mijn baas bellen of er nog iets van de prijs afkan, dat gaat echter buiten mijn bevoegdheid’. Er wordt dus met de baas gebeld en je ziet als koper de taaie onderhandeling: de verkoper zet hiermee voor jou zijn eigen baan op het spel! Dan volgt een allerlaatste (niet verder vertellen) prijs, in dit geval van € 8.000 rond.

Nu voel je je helemaal schuldig (als je niet zou kopen). En je moet dus nu beslissen. De koper krijgt het letterlijk benauwd en gaat zweten. ‘Zal ik het nu dan maar voor jullie in orde maken?’. En je wilt niet onaardig gevonden worden, niet als een hork overkomen. De tip voor de koper is hier om te bedenken dat de verkoper niet op je feestje aanwezig zal zijn. Het is een zakelijke transactie, je hoeft je niet schuldig te voelen.

Afsluiting

Er is een complex ritueel nodig tussen koper en verkoper om klaar te zijn voor de onderhandeling. De rituelen zijn in hoge mate bepaald door enerzijds objectieve factoren (als inkoopprijzen van hout, het loon van een vakman etc) en anderzijds door subjectieve factoren en denkfouten (de sfeer, hoe de koffie smaakt, of we ons schuldig voelen etc).

De ondergrens wordt bepaald door de inkoopprijs van de winkelaar die gelijk is aan de kostprijs (prijs af fabriek + bijkomende kosten). In ons verhaal zit de onderkant ergens in de buurt van € 6.000. De bovengrens wordt bepaald door je verwachtingen op te rekken en door de bijhorende adviesprijs (referentie) + standaardkorting (bam). In ons verhaal is sprake van een echte bovengrens van ongeveer € 10.000 (vanuit het besef dat de adviesprijs nooit echt wordt betaald).

Hiermee ontstaat een ‘zoekruimte’ in de onderhandeling van € 4.000 (verschil tussen boven- en ondergrens). In de economie zijn wel modellen bekend die aantonen dat het optimum in een onderhandeling op langere termijn uitkomt op 50/50 verdeling van de zoekruimte: dus inderdaad is in  dat geval het eindbod van € 8.000 de optimale uitkomst van de onderhandeling.

Een afwijking van dit ‘optimum’ kun je verklaren uit verborgen kosten en opbrengsten. Iemand die meer dan € 8.000 betaalt heeft misschien minder tijd of ervaring of heeft een grote hekel aan onderhandelen of heeft minder informatie tot zijn beschikking. Iemand die minder betaalt dan € 8.000 heeft tijd zat, ziet onderhandelen als een sport, is bereid meer risico te lopen, is bereid helemaal naar Duitsland af te reizen etc.

Rudy van Stratum

 

5 verdienmodellen voor (gratis) apps

Hoe kun je toch geld verdienen met een gratis app? Dat was gisteren tijdens een uitzending van ‘De rekenkamer’ de leidende vraag. Er was een klip en klaar antwoord in de uitzending: er zijn 5 manieren om geld te verdienen als je een gratis app aanbiedt. Laten we ze eens langslopen.

5 manieren

Het maken van een app kost geld. Waarom investeren ontwikkelaars tijd en geld in het maken van een gratis app? Door het terug te verdienen op een van de volgende 5 manieren:

  • Reclame aanbieden tijdens gebruik van de app.
  • Beperkte omgeving aanbieden, volledige toegang kost geld (freemium model).
  • Merk building.
  • Data verkoop.
  • 2-zijdig business model.

 

1 = het aanbieden van reclame

Je installeert een gratis app. En elke keer tijden het spelen (gebruik) wordt er reclame in beeld getoond. Van alle vertoningen blijkt ongeveer 0,5% op de advertentie te klikken. En per klik betaalt de aanbieder van de advertentie ongeveer € 0,20 – € 1. Stel dat je 1.000.000 advertentievertoningen per dag hebt, dan zal bij een klikpercentage van 0,5% 5.000 keer worden geklikt. En dat betekent bij een ‘cost-per-click’ van laten we zeggen € 0,50 een omzet van € 2.500 per dag. En dus van ruim € 75.000 per maand.

Waarom zou een aanbieder van advertenties willen betalen voor een klik? Iemand die klikt is nog niet iemand die iets koopt. De uitzending ging hier verder niet op in, maar slechts een deel van de 5.000 kliks zal uiteindelijk ook daadwerkelijk iets kopen.

Dit verdienmodel is vergelijkbaar met dat van de commerciële tv-zenders. Je kunt gratis tv kijken maar wordt wel om de haverklap ‘lastig gevallen’ (er zijn mensen die reclame als ideale plasmomenten zien overigens) met reclame die in de regel ook wat luider wordt afgespeeld.

Een variant op dit verdienmodel is het afkopen van de reclame. Je gaat er dan vanuit dat de reclame op zich niet zo veel gaat opleveren, maar dat je je er wel aan gaat storen. Overigens hoeft het hier niet om reclame te gaan, je kunt ook steeds mededelingen als ‘pop-up’ in beeld krijgen. Als je dan lekker aan het spelen bent dan krijg je de gelegenheid de ergernis af te kopen. Het geld gaat dan rechtstreeks naar de app-bouwers.

Ook dit verdienmodel kennen we wel. Vroeger had je op de publieke omroepen geen of minder reclame en betaalde je daarvoor ‘kijk- en luistergeld’. Ook het nieuwe initiatief van ‘De reporter’ gaat een krant zonder reclame uitbrengen (natuurlijk betaal je voor de content, maar meer dan je zou moeten betalen als er ook sprake zou zijn van reclame).

In termen van onze beslisboom is bij dit verdienmodel sprake van ófwel een verborgen behoefte (je blijkt te verleiden tot een aankoop van een product van een reclamemaker) ófwel van verborgen kosten (er is sprake van ergernis en verspilde tijd en bent bereid die af te kopen).

2 = freemium model

Bij een freemium model kun je gewoon gratis de app downloaden. Maar tijdens het spelen blijken bepaalde mogelijkheden te zijn voorbehouden aan zogenaamde ‘premium’ spelers. Om premium speler te worden en dus van alle mogelijkheden gebruik te kunnen maken, moet je bijbetalen. Deze bijbetalingen worden ‘inapp’ aankopen genoemd. Een getrapt model dus, je start met gratis en vervolgens kom je bij afslagen die je verplichten tot betaling. Het geld gaat hier vanzelfsprekend rechtstreeks naar de app-bouwers (los even van de afdracht voor Apple).

Ook dit model kennen we wel. Als je in de supermarkt een gratis stukje kaas krijgt om te proeven, dan is het uiteraard de bedoeling dat je zo enthousiast wordt dat je een groot stuk gaat kopen. Dit verdienmodel gaat uit van een drempel verlaging, het is een manier om gratis kennis te maken met de voordelen van het product. Het heeft ook wel iets van een ‘locked-in’ effect. Als je er eenmaal in zit dan kun je niet meer terug. Vergelijk het met Google en de vele diensten. Allemaal gratis maar je raakt op den duur zo verstrikt in hun web aan faciliteiten dat je eigenlijk niet meer zonder kunt. Er dan een betaald model van maken is natuurlijk een optie.

Het doet me ook wel denken aan de goedkope printers die je een aantal jaren geleden kon kopen. Voor € 49 Euro had je dan een nette printer waarvan je wist dat ze hem voor dat geld niet konden maken. Maar om de 3 maanden werd dan het geld verdiend met de verkoop van cartridges die per stuk ergens rond de € 25 waren (kostprijs van enkele Euro’s).

3 = merk building

Producenten bieden ook gratis apps aan. Het is dan de bedoeling dat je van de producent gaat houden. Je wilt dolgraag hun producten kopen omdat het gebruik van de app en het plezier dat je daaraan beleeft gekoppeld wordt aan het product en het merk.

Het verdienmodel voor de app-bouwer (de producten, de merk-houder) is dan dat voor vergelijkbare producten een hogere prijs kan worden gevraagd. Merkentrouw wordt beloond met een hogere verkoopprijs van het product.

Ook niet nieuw natuurlijk. Volgens mij is dit wat Michelin honderd-plus jaar geleden al deed. Michelin is een bandenmerk. Ooit heeft iemand daar bedacht een ‘Michelin-gids’ te gaan maken. Deze gids geeft dan aan waar je op hoog niveau kunt eten. De gids deelt sterren uit aan de beste restaurants. De gids heeft zo’n enorme invloed op de keuze van bezoekers dat we spreken van ‘sterren-restaurants’ en van ‘sterren-koks’ alleen al door de vermelding in de gids. Misschien is de gedachte ooit geweest dat dit restauranten-bezoek tot extra gereden kilometers leidt en dus tot hogere slijtage aan banden. Maar vooral is het zo (denk ik) dat Michelin als zo’n fijn merk wordt gezien dat je meer over hebt voor een Michelin-band dan voor een willekeurige vergelijkbare band.

Doet me denken aan de denkfout die een beroep doet op de ‘wederkerigheid’. Denk aan de Hara-Krishna’s die je op het station een gratis bloem geven. Waarna een collega Hare-Krishna 25 meter verderop je om een gift vraagt. Het blijkt dan dat je ná een gift eerder bereid bent iets terug te geven. Dit verdienmodel doet dus een beroep op je ingebouwde neiging de balans van geven en nemen te herstellen. Je wilt niet achterblijven met een schuldgevoel.

4 = verkoop van data

De vierde manier om geld te verdienen aan gratis apps is om de gegevens van de gebruiker op te slaan en door te verkopen. De gegevens worden dan alsnog gebruikt om u gerichter van reclame te kunnen voorzien zodat u eerder overgaat tot koop van een product. Theoretisch zou je gevoelige privé-informatie natuurlijk ook kunnen gebruiken om mensen te chanteren, maar deze mogelijkheid laat ik hier verder buiten beschouwing.

Het verdienmodel aan de kopende kant (de producent) is ook wel duidelijk. De producent kan met deze nieuwe informatie met een beperkter marketing-budget toe om eenzelfde omzet te genereren. Of omgekeerd, kan met eenzelfde marketingbudget tot een hogere omzet en bijbehorende winst komen.

Overigens is de stelling van de rekenkamer dat men zich over het algemeen niet of nauwelijks bewust is van dit verdienmodel. De boodschap is eigenlijk: er is niet zoiets als gratis. Ook hier is sprake van verborgen kosten. Wil je wel dat de app-bouwer zoveel over je te weten komt?

5 = 2-zijdig business model

Wat houdt deze wat cryptische omschrijving in? Het betekent dat de gebruiker gratis de app kan gebruiken en dat er ‘aan de achterkant’ partijen bereid zijn te betalen voor informatie. Neem als voorbeeld een vacature-site als Monsterboard, die met eenzelfde model werkt. Als werkzoekende kun je gewoon gratis inschrijven. De vacature-site ontleent zijn waarde aan het feit dat er veel werkzoekenden zijn ingeschreven. Pas dan is het mogelijk voor een werkgever om snel en efficiënt te zoeken in een database aan geschikte kandidaten voor zijn vacature.

In app-land gaat het dan bijvoorbeeld om een vergelijkingssite. Je bent op zoek naar een nieuwe tv en wilt snel alle informatie zoals prijzen op een rij. Ook wil je graag weten wat andere gebruikers van het product vinden. Je wordt dan doorgestuurd naar een winkel en die betaalt een bedrag aan de vergelijkingssite per verkocht product. Of het gaat om een site die je helpt een reis te boeken. Het verdienmodel is hier dat er een ‘aanbrengfee’ wordt afgerekend. Een vergoeding dus voor de bemiddeling tussen koper en verkoper.

Verdienmodel 5 heeft wel wat weg van nummer 4 (het verkopen van informatie). Maar in dit geval van het 2-zijdig business model is er in de regel sprake van een échte verkooptransactie waarna er pas wordt afgerekend. De informatie sec wordt ook niet (per se) verkocht maar blijft bij de tussenpartij.

Rudy van Stratum

De Rekenkamer: het rendement van een spaarlamp

Een prima aflevering van de fantastische reeks ‘De Rekenkamer’, over het rendement van een spaarlamp. Ik kan hier de link naar uitzending gemist opnemen maar die in binnen enkele maanden ongetwijfeld niet meer werkend.

Beslisboom

Dit is nu een mooie casus om de beslisboom aan te toetsen. Ik haal de belangrijkste kengetallen uit de aflevering van 25 juli 2013 naar voren voor het rekenvoorbeeld.

Een gewone lamp kost bij aanschaf € 1 en gaat ongeveer een jaar mee. Een goede spaarlamp kost ongeveer € 9 en gaat ongeveer 10 jaar mee. De besparing op de energiekosten is uiteraard afhankelijk van de energieprijs en het verbruik op jaarbasis, maar gemiddeld komt een gewone lamp op een energielast van € 9,20 per jaar terwijl een spaarlamp het doet voor € 1,84 per jaar.

Over een periode van 10 jaar is de totaallast van een gewone lamp daarmee € 102 (10 keer de lamp + energiekosten/jr) en die van een spaarlamp € 27,40 (1 keer de aanschafprijs + 10 keer de energiekosten/jr). Op jaarbasis bespaar je dus €7,46 per spaarlamp.

Door met de ratio

Maar we hebben natuurlijk niet 1 lamp in ons huis. Gemiddeld is sprake van 44 lampen in een huis waarvan er ongeveer 28 gloeilampen zijn. Een spaarlamp heeft technisch wat beperkingen (met name de opstarttijd van 10 seconden) waardoor niet overal een spaarlamp kan worden toegepast. Laten we daarom eens uitgaan van 15 zinvolle vervangingen per huishouden, hetgeen de som oplevert van een besparing van € 111 per jaar voor een gezin.

Dan is er nog een kleine correctie nodig. Oude gloeilampen zetten een flink deel van hun energie om in warmte. Dat betekent dat bij vervanging door spaarlampen dus iets meer gestookt moet worden om dezelfde temperatuur in huis te krijgen. De rekensom leert dat het hier gaat om ongeveer 11 kuub gas à € 0,65 oftewel € 7,15 op jaarbasis. Brengt het totaalvoordeel na correctie van stookkosten op € 103,85 per jaar per gezin.

Maar ….?

Toch worden lang niet alle lampen (in Nederland) vervangen door spaarlampen. De beslisboom laat overtuigend zien dat de rationele som een financieel voordeel oplevert. Is er dan sprake van verborgen kosten? Of van denkfouten? Wat zien we over het hoofd?

In de aflevering worden de volgende nadelen genoemd:

– een langere opstarttijd van spaarlampen. Dat argument hadden we al meegenomen. Daarom vervang je in een trapportaal de gloeilamp niet door een spaarlamp.

– de andere (mindere) kwalitatieve eigenschappen van spaarlampen. Dit is wel een belangrijk argument. Spaarlamplicht staat bekend als ongezellig, minder sfeervol en kleuren komen niet goed tot hun recht. Ook werken onder een spaarlamp is wellicht minder productief. Het is dus een beetje appels met peren (ja, leuk) vergelijken.

– dan heb je nog de mogelijk andere negatieve eigenschappen van spaarlampen voor het milieu. In spaarlampen zit kwik en dat is giftig. Als een spaarlamp thuis kapotvalt dan moet je dat heel voorzichtig volgens voorschrift opruimen, dat is ongemak. En verder worden de spaarlampen als het goed is gerecycled, maar dat kost wel moeite van wegbrengen. Ik neem aan dat de kosten van het recyclen zelf al zijn verwerkt in de aanschafprijs van de spaarlamp zelf.

De belangrijkste nadelen hebben we nog niet genoemd. En die gaan richting categorie denkfouten:

– Een spaarlamp is dan wel goedkoper op jaarbasis maar het gaat wel om een hogere aanschafprijs in de winkel. En niet zo’n klein beetje hoger, maar liefst 9 keer zo hoog. Je kunt dus 9 gewone lampen in je karretje laden in plaats van 1 spaarlamp. Uit de serie denkfouten weten we dat we zijn geprogrammeerd om voor de korte termijn voordelen te gaan. Het moeilijke rekensommetje maken we pas achteraf. Het kost dus moeite om dit denksysteem te overrulen met argumenten.

– En deze is zeker zo belangrijk. Het gaat dan wel om een echte besparing maar het gaat om zo’n € 100 per jaar. Op het totale budget van een gezin is dat peanuts. Verder is het ook geen sexy product, het is niet top of mind. Een hoop gedoe om voor iets onbelangrijks honderd euro per jaar te besparen, en dan ook nog met minder gemak en een lagere kwaliteit.

Toch doorzetten

Dus er is een financieel voordeel op rationele gronden, maar als we alles meerekenen inclusief denkfouten dan valt de beslissing nadelig uit. Althans, het gaat niet zo hard als je wellicht zou verwachten. Maar toch moest de lamp er komen. Wat zit daar dan achter?

Natuurlijk de voordelen voor het milieu. Hoewel we de kwik hebben (lang niet opgelost, omdat in de praktijk lang niet alle lampen worden gerecycled). En hoewel we weten dat het in totaal weer niet zo heel veel zoden aan de dijk zet. Hadden we met dezelfde publieke inspanning niet een veel hoger milieu-resultaat kunnen bereiken?

Vermoedelijk wel. Dus wat zijn we dan nog vergeten? We hebben nog niet naar de belangen gekeken. Zoals in de uitzending al wordt gesteld: ‘de producenten van spaarlampen zullen op de tafel hebben staan dansen bij het verbod op productie van oude gloeilampen.’ Er is dus een belang voor Philips die zijn oude machinepark voor gloeilampen al heeft terugverdiend, en nu een concurrentie voordeel kan behalen door de productie van spaarlampen op te voeren en versneld de reeds gedane investering in het nieuwe machinepark terug kan verdienen. De latere toetreders, landen in het verre oosten die 10 jaar geleden nog hele nieuwe fabrieken hebben neergezet om oude lampen te maken, hebben het nakijken.

Ex-minister Cramer ontkent dit niet, maar buigt de vraag om naar ‘win-win’. Philips heeft er dan een voordeel bij, maar wij als maatschappij ook. Het woord lobby neemt ze daarbij overigens niet in de mond. Ja, ze heeft vroeger voor Philips gewerkt. ‘Maar daarom weet ik ook zo goed wat er allemaal speelt in die wereld’.

Epiloog

En zo hebben we de hele beslisboom doorlopen. Rationeel de getalletjes op een rijtje gezet. Geconstateerd dat de aanschaf van een spaarlamp economisch rendabel is. Toen de verborgen kosten en denkfouten op een rij gezet. En geconcludeerd dat er nog bezwaren overblijven die verklaren waarom de verkoop en productie van spaarlampen maar beperkt van de grond komt/kwam.

En toen verklaard waarom de overheid een zetje heeft gegeven (een ‘nudge’) om de productie van oude gloeilampen te verbieden. Waardoor we nu toch aan de spaarlamp gaan en we de komende 10 jaar zullen meemaken dat de kwaliteit (en gezelligheid) omhoog zal gaan omdat investeringen in die richting lonend zijn geworden.

Rudy van Stratum