Maandelijks archief: december 2012

Financiële denkfout (13): groupthink

Beschrijving

Groupthink is het effect dat je het moeilijk vindt voor je eigen (afwijkende) mening op te komen in een grotere groep. Anders geformuleerd: je bent geneigd je mening aan te passen aan het grotere geheel van de groep.

Op zich heeft dat iets moois. Je wilt je eigen mening afstemmen op die van de groep. Je wilt niet onnodig afwijken en je streeft dus naar consensus. Dat is goed voor de sfeer en betekent ook behoud van positieve energie. Het gevaar is dat dat 1-op-1 een verstandige keuze kan zijn, maar dat als in een groep iedereen dat voor zichzelf wil doen, je uiteindelijk een consensus kan krijgen over iets dat uiteindelijk niemand wil. Hier lijkt sprake van een cirkelredenering: je maakt een projectie van wat de groep zou willen en baseert daar je eigen mening op. Maar als iedereen dat doet, ontstaat een kip-ei discussie met een halfzachte uitkomst.

Achtergrond

De achtergrond van dit fenomeen is dat we aardig gevonden willen worden. Als we niet aardig gevonden worden dan lopen we het risico om uitgestoten te worden door de groep. Blijkbaar heeft dat evolutionair voordeel opgeleverd, de kans dat je in slechte tijden voedsel van de groep kreeg werd op deze manier groter. De groepsmening is als het ware een beschermende cocon van overtuigingen om de groep heen, die de groep sterker en consistenter maakt.

Het gevaar is dat het originele denken wordt uitgeschakeld. Voor ’tegendenken’ is niet zo veel plaats, want tegendenkers zijn remmers die de fun bederven. Maar tegendenkers zorgen er ook voor dat de einduitkomst van de groep robuuster wordt, beter bestand tegen ongewenste en verrassende schokken van buitenaf. De beschermende cocon van de groep levert in veranderende tijden juist een gevaar op voor de groep.

De oplossing voor dit gevaar is simpel. Bouw bij elk besluit een extra stap in. Op het moment dat je het besluit wilt nemen, vraag je nog een keer expliciet of er iemand is die in staat is het voorgenomen besluit te verbeteren. Wat zouden we nog anders kunnen doen om dit besluit aan kracht te laten winnen? En: wat zou er nog fout kunnen gaan? Je kunt deze vraag een expliciete plek in het proces geven door iemand verantwoordelijk te maken voor dit tegendenken. En om te voorkomen dat de boodschapper wordt neergeschoten (don’t shoot the messenger) laat je deze kritische rol rouleren.

Groupthink in combinatie met de autoriteitsbias is levensgevaarlijk. We zijn al geneigd onze meningen op elkaar af te stemmen, maar als er dan ook nog iemand is die autoriteit uitstraalt (en macht heeft, je positie hangt ervan af) dan laat je het helemaal uit je hoofd nog iets anders te bedenken. Hoe dat op te lossen? Die vraag is lastiger te beantwoorden. Selecteer leiders die zich bewust zijn van hun eigen rol en de gevaren van de denkfouten. Beoordeel leiders op het meetbaar toestaan van afwijkend gedrag en meningen. Installeer een raad van toezicht die toeziet op het ongeoorloofd gebruik van denkfouten waar we evolutionair mee behept zijn.

Tenslotte: wat ook enorm kan helpen is het regelmatig innemen van andere posities. Een paar keer per jaar kun je stilstaan bij de vraag: als we nu met zijn allen eens van grotere afstand naar ons zelf en onze eigen organisatie kijken, wat zien we dan, wat valt dan op? Wat is de dynamiek die hier aan het werk is? Welke patronen zijn zichtbaar, welke daarvan zijn gewenst en welke zijn ongewenst? Het systematisch in kaart brengen van die patronen is met behulp van diverse tools (360 graden feedback, metaprofiel analyse en zo kan ik nog wel even doorgaan) tegenwoordig binnen ieders handbereik.

Rudy van Stratum

Financiële denkfout (22): de jij-bak

Beschrijving

Voor de mensen die de tel in deze reeks aan het kwijt raken zijn: de serie had een geplande bespreking van 20 denkfouten. Dobelli beschijft er meer, maar ik heb me vooral geconcentreerd op denkfouten die een relatie hebben met ‘slimme financiering’ (hoe krijg je zaken toch voor elkaar als de middelen ontoereikend zijn). Maar soms komt er een nieuwe denkfout voorbij uit de actualiteit die ik de lezer niet wil onthouden.

Dat is nu ook het geval. Susanne Weusten schrijft elke woensdag in de Volkskrant over het ABC van denkfouten (zoals de naam al doet vermoeden, een reeks van 26 items). Lijkt toeval dat we beiden hetzelfde doen, maar ook Weusten is (naar mijn inschatting) door Dobelli op dit spoor gebracht. Afijn, doet er ook niet toe, vandaag bespreekt ze onder de letter Q de denkfout ’tu quoque’, oftewel de jij-bak.

Wat houdt de jij-bak in? Ik denk dat dat weinig uitleg behoeft. Je bent het ergens niet mee eens (ziet het graag anders) en zegt daar wat van. Vervolgens krijg je als antwoord terug: ja maar jij dan, jij deed toen en toen ook iets fouts, dus wie ben jij om mij iets te verwijten. Zoals Weusten terecht opmerkt gaat het hier om een afleidingsmanoeuvre met als resultaat dat het bezwaar aan de kant wordt geschoven en de ‘beschuldigde’ weer door kan gaan met zijn (al dan niet foute) zaak.

Achtergrond

Hoewel Weusten de denkfout netjes uitlegt, gaat ze naar mijn mening niet echt in op de achtergrond. Wat is hier aan de hand? Waarom zijn we geneigd een jij-bak in te zetten? Naar mijn idee is de denkfout dat inhoud en persoon door elkaar worden gehaald. Soms bewust, soms onbewust. Jij bent het ergens niet mee eens, en wilt daar dus een punt van maken. Ik ga ervan uit dat het punt een inhoudelijk punt betreft. De ontvanger van dit inhoudelijke punt voelt zich in de praktijk vaak persoonlijk aangevallen. Zijn conclusie is: dus ik voldoe niet, ik ben niet goed genoeg?

Het is dan een natuurlijke reactie dat je jezelf wil beschermen. Leven met een slecht zelfbeeld is lastig en weinig productief. Je gaat je dus verdedigen. Je wilt weer een balans in het systeem krijgen en dat kun je doen door de ander omlaag te halen naar jouw niveau. Dus kom je met een jij-bak: ja maar jij doet ook veel fout! Je zou vanuit dit mechanisme natuurlijk ook jezelf weer omhoog kunnen halen: ja daar heb je een punt, maar wat ik wél heel goed doe … . Maar dat zie je in de praktijk dus niet zo vaak gebeuren.

Het gevaar van deze denkfout is dat het in no-time persoonlijk wordt. Een foute inhoudelijke zaak zal dan koste wat kost worden doorgezet. Juist om te bewijzen dat jij het bij het rechte eind had. Zo kunnen bij projecten miljoenen Euro’s ‘down the drain’ gaan. Grote ego’s gaan hun bewijs halen, tegen beter weten in.

De oplossing is om inhoudelijke opmerkingen te scheiden van persoonlijke zaken. Iemand zegt iets over de zaak en niet over jou als persoon. Dat is één. Vervolgens: als iemand al iets over jou zegt, dan gaat het over je gedrag (en niet over je ‘hele wezen’) van dat moment en is het feedback die je krijgt. Zie het als een systeemreactie: jouw gedrag roept blijkbaar een andere reactie op, dat is wat feedback wil zeggen. En het is aan jou wat je met die feedback doet. Je kunt hem naast je neerleggen maar je kunt je ook afvragen hoe je jezelf en de zaak er een voordeel mee kunt doen. Tenslotte: elk gedrag heeft een positieve intentie, dit wil zeggen: iemand stopt ergens energie in om daarmee iets goeds voor zichzelf te bereiken. Dat is de reden waarom je jezelf wil verdedigen (positieve intentie = jezelf beschermen). Maar zo heeft diegene die ‘kritiek’ op jou (jouw gedrag) heeft ook een positieve intentie. Vraag jezelf dus af: wat wil die ander bereiken voor hemzelf door dit op deze manier tegen mij te zeggen?

Op deze manier ontstaat weer ruimte om het over de inhoud te hebben. En om tot verbeteringen te komen die zaken die voorheen niet mogelijk waren alsnog te realiseren (en dat is ons onderwerp, slimme financiering, de cirkel is weer rond).

Rudy van Stratum

Financiële denkfout (12): het endowment-effect

Beschrijving

Het endowment-effect heet ook wel ‘bezitseffect’. Het geeft aan dat we ons op een niet-rationele manier hechten aan een voorwerp en daar dan meer waarde aan toekennen. Meer waarde aan toekennen dan we er redelijkerwijs in het economische verkeer voor terug kunnen krijgen.

Het kan dan gaan om voorwerpen die we al langere tijd in ons bezit hebben en waar we dus ook echt concrete ervaring mee hebben. Maar zeker zo apart is dat we het bezitseffect ook kunnen hebben bij iets waar we virtueel al een besluit over genomen hebben.

Een heel duidelijk en actueel voorbeeld van het eerste (reeds in bezit) is als we ons huis willen verkopen. We hebben een emotionele band met ons huis, we hebben er jaren in gewoond, we hebben onze kinderen zien opgroeien, kortom we zijn aan het huis en de herinneringen gehecht. We vragen meer voor ons huis dan anderen bereid zijn ervoor te geven. Resultaat: de markt stagneert, we zijn onredelijk in onze eisen als het gaat over de vraagprijs.

Een voorbeeld van het tweede: we zijn mentaal al eigenaar geworden. Ik ben aan het sparen voor een nieuwe versterker. Ik heb alle testen er al op nageslagen, ik weet precies wat ik hebben wil. De versterker heb ik in mijn gedachten al tientallen malen aangezet en van de klanken die eruit ontsproten genoten. De woorden van de recensenten resoneren in mijn hoofd mee op de muziekklanken. Eindelijk is het zover, ik ga met mijn spaarcentjes naar de winkel. En dan blijkt de versterker niet meer gemaakt te worden, te zijn uitverkocht, of flink duurder te zijn geworden. Ik zal en moet deze versterker hebben en zal hoe dan ook de eigenaar worden van dit apparaat.

Een meer praktisch voorbeeld van het mentaal eigenaar zijn is het fenomeen van veilingen. Je biedt met anderen mee op een voorwerp dat je graag hebben wilt. In de loop van het bieden waan je je al de winnaar van de veiling. In het heetst van de strijd (in de laatste minuten van de ebay-veiling) wil je niet meer opgeven en je laat jezelf verleiden door een biedings-roes waardoor je uiteindelijk ofwel een winnaar wordt met een te duur object ofwel verliezer wordt met een grote teleurstellings kater.

De overheid heeft dat goed begrepen als ze bijvoorbeeld zendfrequenties bij opbod verkoopt. Er is een ingenieuze procedure ontworpen waarin de spelers worden uitgenodigd te bieden en waar je niet weet wat je concurrent biedt. Achteraf blijken deze veilingen stelselmatig meer op te leveren dan verwacht.

Achtergrond

Om te beginnen vraag ik mij af of hier ook het omgekeerde effect opgaat? Ik heb slechte ervaringen met een product, ik weet zeker dat ik ervan af wil, elk bod dat iemand doet zal voor mij acceptabel zijn, eindelijk ben ik verlost van dit vervelende product met de bijbehorende negatieve associaties. Ik lees er in de literatuur niets over. Maar uit mijn eigen praktijk herken ik dit effect wel degelijk: soms krijg ik te weinig voor iets omdat ik er simpelweg vanaf wil (ik vergeet dat iemand anders daar wel eens anders tegen aan kan kijken en er dus meer voor over heeft).

Maar de vraag is waarom we ons hechten aan spullen en er dus meer voor terug willen dan objectief valt te rechtvaardigen. Ook hier zie ik geen antwoord staan in de teksten van Dobelli. Maar ongetwijfeld heeft het te maken met de schaarste aan hulpbronnen. Als we eenmaal met veel moeite eten hebben verzameld, dan is ons hele wezen gericht op het consumeren ervan. Consumptie in een schaarste omgeving vergroot de kansen op overleven. Omgekeerd: het afstoten van giftige bronnen heeft hetzelfde effect. We houden energie over om ons weer positief te richten op de jacht naar nieuwe hulpbronnen.

We moeten dus niet vergeten dat we dit overlevingsmechanisme in ons hebben en dat het ons soms ook afleidt van de échte doelen. Neem nu die sollicitatie naar die baan die je zo graag hebben wilt. Als je er veel moeite voor hebt gedaan en je virtueel de baan dus al hebt, dan voel je een enorme teleurstelling als je uiteindelijk nummer 2 op de lijst wordt (nét niet geworden). Maar eigenlijk kun je ook blij zijn, je bent immers beter dan die 100 andere kandidaten die het ook niet zijn geworden.

En vergeet niet dat je de kracht van deze misleiding van de natuur ook in je voordeel kunt omzetten. Als je met een project aan de slag bent dat koste wat kost door moet gaan, begeleid je opdrachtgevers en partners dan met positieve praat. Vertel vaak en inspirerend over de doeltoestand waarin het project al met succes is afgerond, laat je partners virtueel over het terrein lopen met dat prachtige gebouw, de lintjes worden doorgeknipt en de mensen staan te applaudiseren. Je partners zijn virtueel al eigenaar van dit succes geworden en zullen moeilijk afstand kunnen doen van dit eigenaarschap, ook als er wel degelijke financiële hobbels op de weg komen. Gna gna, projectmanagement voor ratten!

Rudy van Stratum

Crowdfunding, realiseer je droom zonder bank of subsidie (literatuur)

Crowdfunding is blijkbaar in, ik kom het regelmatig tegen in de krant en op televisie en we schrijven er zelf ook over. Nu is er een boekje verschenen over crowdfunding. “Crowdfunding, realiseer je droom zonder bank of subsidie”. Geschreven voor mensen die crowdfunding willen gebruiken om een project te realiseren.

De titel van het boekje roept bij mij een paar vragen op. Waarom je droom realiseren zonder bank of subsidie? Omdat jouw project daar niet voor in aanmerking komt? Omdat je project niet goed genoeg is? Of zijn er nog andere redenen om voor crowdfunding te kiezen?

De insteek van het boekje is in eerste instantie vooral dat het lastig is ergens andere geld vandaan te krijgen. Het lukt niet om aan voldoende financiële middelen te komen, dan is er altijd nog de mogelijkheid van crowdfunding. Het boekje geeft tips en trucs voor crowdfunding, onder andere 10 stappen naar crowdfundingsucces. Waar moet je op letten, hoe pak je dat aan. Ik zie in het boekje veel terug van mijn eigen constateringen na mijn (zeer beperkte) onderzoekje. Het boekje laat zien hoe je een aantal van de dilemma’s aan kunt pakken. Bijvoorbeeld de tijdsperiode waarin je geld werft en hoe je dat organiseert.

Even kort door de bocht een samenvatting. Kies een korte periode, zo’n 30 dagen. Bereid deze periode goed voor, hou voldoende tijd vrij voor een campagne en start deze campagne al ruim voor de crowdfundingperiode. Dat begint dus met het bouwen van een netwerk van mensen die het project kennen. Het netwerk wordt in de crowdfundingperiode gevraagd een bijdrage te leveren aan het project en wordt uiteraard steeds verder uitgebreid. De crowdfundingperiode kan je ook weer voorbereiden, maak vooraf afspraken met een aantal investeerders (vrienden, familie) en zorg vooral in de eerste dagen voor een gestage geldstroom. Dat zorgt voor vertrouwen. Vervolgens is het bijna een dagtaak om in de crowdfundingperiode reclame te maken, online en offline.

Is geld werven dan het belangrijkste? Ja, maar naast het werven van geld is er ook veel positieve spin off van crowdfunding. “Natuurlijk gaat het bij crowdfunding in de eerste plaats om geld. (…) Maar er zijn nog vijf elementen die crowdfunding een boeiend en waardevol fenomeen maken.”

  • Marktonderzoek. Crowdfunding laat direct zien of er marktkansen zijn.
  • Productontwikkeling. Betrokken investeerders kunnen meedenken over het product.
  • Marketing. Betrokken investeerders, fans, dragen het verhaal rondom het product verder uit.
  • Sales. Investeerders worden bijna verkopers van het bedrijf, zeker als het gaat om een lening of aandeel heeft de investeerder natuurlijk een duidelijk belang in het succes.
  • Klantenbinding.

Het boekje laat een aantal voorbeelden zien van projecten waarbij crowdfunding vooral gebruikt werd om een idee in de markt te zetten. Met een succesvolle crowdfunding kan je richting banken en andere investeerders laten zien dat dit een potentiële succes is. Het verhaal over crowdfunding wordt zo wel erg positief, waarom doen we dat niet altijd? En dat wordt nog erger als de vraag aan de orde komt of crowdfunding iets voor mij is. Op basis van drie vragen kan ik de knoop doorhakken en mijn campagne starten:

  • “Heb je een duidelijk en haalbaar doel?
  • Kun je de urgentie duidelijk maken?
  • Ben je bereid hier je ziel en zaligheid in te stoppen?

Je weet wat je te doen staat! het kan!”

Ik kan de beredenering goed volgen, het zijn belangrijke criteria. Maar, tegelijkertijd, er zijn heel veel crowdfundingprojecten die mislukken. Het boekje gaat daar nauwelijks op in, maar duidelijk wordt wel dat meer dan de helft van de projecten niet lukt. Het boek sluit af met 20 geslaagde casussen. Daar worden succesfactoren en tips aan gehangen. Erg nuttig allemaal, daar niet van. Maar zou het niet aardig zijn ook een aantal mislukte projecten ter sprake te brengen. Hoe kijken de initiatiefnemers er nu tegenaan? Waar liepen ze op vast? Zouden ze het nog een keer proberen? Wat zouden ze dan anders doen? In één faalfactor is het boek heel duidelijk, het succes van crowdfunding staat of valt bij een goede campagne en dat kost héél véél tijd. Voor het overige, ik mis een kritische reflectie, het tegendenken.

Wat ik verder mis is de ‘zachte’ kant van crowdfunding. Het boek beschrijft netjes hoe je het aan moet pakken maar er speelt altijd meer. Zo zou ik denken dat crowdfunding ook bij je persoonlijkheid moet passen. Sommige mensen zijn heel goed in het mobiliseren van anderen en het voeren van campagne. Andere zijn beter in het onderhandelen met een bank en weer andere slepen de ene na de andere subsidie binnen. En, er zijn ook mensen die niet zakelijk zijn ingesteld. Crowdfunding wordt mijns inziens nu te makkelijk geschetst, als je netjes tien stappen doorloopt, aan de criteria voldoet etc. dan moet het wel goed komen.

Rest de vraag of dit een nuttig boekje is. Als je wilt starten met een project en crowdfunding overweegt moet je het zeker lezen. Voor alle andere, het is een aardig boekje over crowdfunding maar verder niet heel erg bijzonder.

 

Stijn van Liefland

 

p.s. Ik heb me voorgenomen een aantal ‘mislukte’ crowdfundingprojecten na te bellen en daar volgend jaar kort verslag van te doen.

Schuld: de eerste 5000 jaar (David Graeber) (3)

Schuld: de eerste 5000 jaar. David Graeber (2011-2012).

 

Stelling 5: het kapitalisme drijft op een aantal ‘markten’ waar geld en schuld nauwelijks een rol spelen.

Dit vind ik zelf als ‘burgerlijk econoom’ een van de meest interessante fenomenen. Het fenomeen is ook indringend beschreven in de jaren 30 door Ronald Coase (’the nature of the firm’) maar is binnen de economisch onderzoeksdomeinen nooit echt serieus opgepakt en uitgewerkt. De belangrijkste ‘markten’ (daar waar we spullen uitruilen) in ons systeem zijn niet gebaseerd op schuld en geld. Kijk naar je eigen gezin of naar je vrienden. Je gaat niet elke dag een maaltijd koken voor je gezin en bijhouden wat je van ze tegoed hebt. Je geeft je vrienden een biertje, haalt ze op van het station, komt opdraven als ze een probleem hebben, en je houdt nergens bij hoe het met de balans is gesteld. Kijk naar je dagelijkse werkkring. Natuurlijk heb je een contract met je baas. Daarin staat beschreven hoeveel uur je komt werken en wat je maandelijks krijgt bijgeschreven op de bank. Maar als je koffie gaat halen voor je collega’s, dan doe je dat zonder vergoeding. Als je baas vraagt of je op de terugweg naar huis ergens een pakje kunt afgeven, dan ga je daar niet uitgebreid over staan te onderhandelen. Je doet het vanuit het vage besef dat het wel goed komt. Binnen een bedrijf spreek je loon en arbeidsvoorwaarden af voor langere tijd, je gaat niet dagelijks checken of je elders meer kunt verdienen en daarover in onderhandeling met je baas (je zult er namelijk in no-time uitliggen). Het gaat hier om ‘interne markten’ waar het efficiënt is om binnen een zeker vertrouwenskader dingen voor elkaar te doen die ‘in the end’ wel goed komen. Ook hier geldt dat er grenzen zijn en dat de balans wel ergens wordt opgemaakt. Maar niet op een kwantificeerbare en anonieme manier.

Het kapitalisme met geld, schulden en anonieme transacties zou niet kunnen bestaan als de andere ‘fuzzy’ markten niet als basis van het grote bouwwerk zouden bestaan. Dit is overigens ook een stelling, of ie ‘waar’ is weet ik niet, maar ik ben bereid hem te aanvaarden.

Stelling 6: De maatschappij is zich gaan vormen naar de taal en het denken van economen.

Economie wordt in de tekstboeken gestart met het werk van Adam Smith (1776, ‘The wealth of nations’). Natuurlijk is economie als wetenschap veel wiskundiger geworden (veroorzaker van deze stroming: David Ricardo, 1819). Smith werkte niet met modellen maar eigenlijk wilde hij dat wel. Hij leefde in de tijd dat Newton zijn grote natuurkundige systeem had bedacht. Exacte voorspelbare systemen met echte objectieve natuurwetten die de banen van de objecten bepalen. Smith zal zeker hebben gewerkt vanuit de gedachte een bijdrage aan deze nieuwe traditie te leveren. Een maatschappij waarin onderlinge ruiltransacties verlopen volgens objectieve regels over prijzen en waarden.

De stelling van Graeber is dat de economie als vak gekleurd is door deze context van natuurkundige wetten. Op zich hoeft dat niet verkeerd te zijn. Maar …. De economie is zo dominant geworden dat het handelen van ‘actoren’ of ‘agenten’ bepaald wordt door de fictieve verhalen van Adam Smith en zijn volgers. De taal van economen gaat een eigen leven leiden. Iedereen met een management-functie wordt verondersteld een zekere basiskennis te hebben van de economie en krijgt dit gedachtengoed voorgeschoteld. Zonder dat je dat wilt of weet ga je de wereld door deze bril zien. Je denkt in termen van markt, efficiëntie, transacties, groei, toegevoegde waarde, prijsvorming, geld, schulden. En uiteindelijk gaat de werkelijkheid zich naar het model zetten in plaats van andersom. We vergeten dat er ook hele andere manieren zijn om met elkaar deze planeet in te richten. Het lijkt een natuurwet: zo gaan die dingen nu eenmaal, ik doe ook maar wat ik moet doen.

Overigens blijkt Adam Smith veel van zijn werk ontleend te hebben aan oudere geschriften. Zelfs het beroemde voorbeeld van de arbeidsdeling in de naaldenfabriek schijnt al honderden jaren daarvoor beschreven te zijn. Ik wist het in ieder geval niet.

Evaluatie

Ik weet nog niet goed wat ik van het boek moet vinden. Ik weet dat Graeber een origineel denker is, die allerlei ingrediënten op een voor mij onverwachte wijze in een nieuw perspectief plaatst. Het blijft in mijn hoofd rondzingen. Dat is goed, dat is mooi, dat is nodig. Maar wat wil hij nu zeggen? Wat betekent dit nu voor ons? Welk handelsperspectief wordt hier geboden? Hoe moeten we verder? Hij zegt ook ergens dat hij niet de intentie had met dit boek oplossingen te willen aandragen, dus dat klopt dan wel.

Maar, en dat is het dubbele, de laatste 50 pagina’s vertellen tussen de regels door toch wel een verhaal. We zitten in een systeem waarvan we denken dat het het enige systeem is dat mogelijk is. We voegen ons allemaal in dat systeem. En het systeem heeft als interne dynamiek eeuwige groei en eindeloze schulden. En de uiterste consequentie is een crash omdat elke nieuwe (gedwongen) expansie alleen maar kan bij gratie van het aanboren van nieuwe resources, slaven, armen, onderdrukten. Maar kunnen we zomaar terug? De zogenaamde oervormen van schuld gingen ook gepaard met excessief geweld en slavernij, dus dat lokt ook niet. En hoe zit het met de niet te ontkennen ‘bijproducten’ van onze verslaving aan groei en expansie: technologische innovatie, hogere welvaart, betere gezondheid en langere levensduur? Kan niet anders dan dat hij een tweede deel moet schrijven: schuld, de volgende 5000 jaar.

Dit is het laatste deel in deze serie.

Rudy van Stratum, november 2012

 

 

 

 

Schuld: de eerste 5000 jaar (David Graeber) (2)

Schuld: de eerste 5000 jaar. David Graeber (2011-2012).

 

Stelling 3: Niet schuld is een probleem, maar ‘money is the root of all evil’.

Hoe zit het dan met geld? Aan geld is in kleine maatschappijen dus eigenlijk geen behoefte. Geld doet pas zijn intrede als maatschappijen groter en anoniemer worden. Graeber stelt dat de opkomst van geld samen gaat met de opkomst van heersers en oorlogen. Geld is oorlog en onderdrukking. Een heerser heeft een leger nodig om te kunnen veroveren. De vraag is wie de soldaten te eten geeft? De meest basale methode is om een land binnen te vallen en iedereen met de dood te bedreigen. Vervolgens zeg je dat je ze best wilt laten leven maar dan moeten de ‘geknechten’ wel zorgen voor brood en onderdak voor de soldaten. Afijn, roven en plunderen wordt op deze manier een weinig subtiele en vermoeiende bezigheid. Het behoeft voortdurend onderhoud en intimidatie. Tot een koning bedacht: als ik nu al mijn soldaten een muntje geef? Met dat muntje kunnen ze dan bij de inlanders een brood kopen. Maar waarom zouden de inlanders dat muntje accepteren in ruil voor een brood? Welnu, omdat de koning accepteert dat de verplichting die hij aan de inlanders heeft opgelegd mag worden betaald met die muntjes. Geld is belastingheffing zonder rechtstreeks geweld toe te hoeven passen.

Overigens stelt Graeber dat dit mechanisme tot op de dag van vandaag gewoon opgeld blijft doen. Geld is expansie, is onderdrukking, is oorlog. De oorlogen in Vietnam en Afghanistan zijn nodig om de carroussel van groei door te kunnen laten gaan. Het systeem is voortdurend op zoek naar nieuwe slaven die bereid (?) zijn offers te brengen voor het genot van een kleinere elite.

Maar dit is eigenlijk nog niet de kern van geld en waarom dit ‘kwaad’ is. Het kenmerk van geld is dat het exacte kwantificeerbare relaties legt met de goederen of diensten die je ervoor kunt kopen. De uitvinding van geld betekent het los kunnen laten van de oudere concepten van vage en moreel beladen schuldnoties. Ineens is het volstrekt helder wat ik precies van wie tegoed heb. Geld kwantificeert en anonimiseert. Geld tilt een maatschappij uit de sociale verbondenheid naar een hoger en abstracter niveau. De mens wordt verschoven van een sociaal wezen in een gemeenschap naar een actor die gedefinieerd is in termen van ruil en goederen. Door het ontstaan van geld, aldus Graeber, kunnen wij nu met droge ogen beweren: ja, ik snap wel dat er miljoenen kindertjes dood gaan in de derde wereld, maar ze hebben toch gewoon een schuld die moet worden terug betaald? Geld en schuld (in termen van geld) demoraliseert onze onderlinge verhoudingen. Het legitimeert als het ware verdere onderdrukking en uitbuiting.

Een nuancering. En misschien mijn invulling van wat Graeber beweert. Je zou kunnen denken dat in deze visie geld een instrument is dat is bedacht door de heersers om anderen te onderdrukken. Maar in feite gaat het hier om een autonome dynamiek. Je komt terecht in een groter systeem waarin ieder zijn rol speelt en moet spelen. Als de schuld er eenmaal is, achtervolgt hij je. Een mooie illustratie is het verhaal van de Spaanse Conquistadores bij de ontdekking van de nieuwe werelden. Een avonturier ziet in de nieuwe werelden zijn kans op fortuin. Hij heeft geld nodig voor de boot en het inhuren van manschappen. Hij leent geld van de koning om een expeditie te starten. De manschappen moeten onderweg betalen voor alles wat ze eten en aan verzorging nodig hebben. Eenmaal aangekomen bij de Azteken (ik noem maar wat) blijkt dat als ze niet oppassen ze met een restschuld huiswaarts moeten keren. Dit is de legitimatie om flink te plunderen en te moorden. Als ze thuis zijn terug gekeerd en de koning zijn beloning opeist, blijken ze weer op wereldreis te moeten om hun levenswijze te kunnen voortzetten. En zo verder en zo verder.

Stelling 4: Het bestaan van markten impliceert nog geen kapitalisme.

In de beschrijvingen van Graeber verwatert het verschil tussen kapitalisme en communisme. Wat voorbeelden om dit te verduidelijken. Stel je leeft in een communale gemeenschap. Een gemeenschap waar in wezen alles voor iedereen is: je draagt bij naar kunnen en krijgt naar behoefte. In een eerdere stelling had ik al laten zien dat het ook hier slechts goed gaat binnen zekere geaccepteerde grenzen. Je kunt niet eindeloos van de pot profiteren, ergens in het systeem wordt toch de balans opgemaakt. Parasieten worden (desnoods met geweld) uit het systeem gekieperd. Andersom: ook het kapitalisme (waarin van jou is wat je eigendom is) kent zijn grenzen. Graeber komt met een voorbeeld uit een (eigendoms) cultuur: als iemand zegt dat je zo’n mooie sjaal om hebt, dan betekent dat dat hij die sjaal graag wil hebben, de cultuur bepaalt dan dat je hem die sjaal ook daadwerkelijk geeft. Vanzelfsprekend bouw je dan wel een schuld op en de rekening moet wel weer een keer worden vereffend (sta niet raar te kijken dat deze weldoener een week later jou of je familie een compliment geeft!). Ook in ons hedendaags kapitalisme kun je natuurlijk niet onbeperkt je gang gaan. Het systeem stelt uiteindelijk grenzen aan wat je wel of niet kunt doen.

Markten zijn efficiënte vormen van elkaar ontmoeten en goederen uitwisselen. Ze zijn van alle tijden en hebben niets met kapitalisme ‘as such’ te maken. Sterker nog: Graeber beweert dat het ontstaan van markten als instituties historisch altijd te maken heeft met de opkomst van staten en regelingen/verplichtingen (oftewel: markten zijn een reactie op overheidsbemoeienis). Wat wil Graeber hier eigenlijk mee zeggen? Dat is het rare van het boek. Ik zou formeel kunnen zeggen: helemaal niets, hij constateert dat gewoon. Maar ergens bekruipt me toch het gevoel dat de boodschap is: als je markten fijn vindt dan kun je dat ook ervaren in andere samenwerkingsverbanden dan alleen die van kapitalisme.

Stelling 5 en 6 en evaluatie in 3e en laatste deel

Rudy van Stratum, november 2012

 

 

 

 

Crowdfunding in de praktijk 3, de initiatiefnemer

In het kader van mijn zoektocht naar de mogelijkheden van crowdfunding heb ik vorige week een gesprek gehad met Peter Dubois, één van de initiatiefnemers van het product “Lost in Time”. Ik heb daarin geïnvesteerd en zo kwamen we met elkaar in contact. We hebben het vooral gehad over crowdfunding maar afgesproken om elkaar ook nog een keer te spreken over de rol van een game, als Lost in Time, bij ruimtelijke kwaliteit. Wat er verder van komt weet je natuurlijk pas achteraf. Maar het is al de eerste positieve spin off van een investering, nieuwe contacten, nieuwe netwerken. Ons gesprek ging over de ervaringen van de initiatiefnemer met crowdfunding.

Waarom crowdfunding?

Tempeest is een samenwerking van een aantal zelfstandige ondernemers dat is ontstaan om gezamenlijk het idee voor de game “lost in time” uit te werken (Location Based Game). Omdat er geen omzet is en het samenwerkingsverband nieuw, was het lastig geld bij een bank te lenen. Er zijn diverse fondsen aangesproken voor financiering maar dat heeft geen resultaat gehad. In eerste instantie is daarom door middel van eigen uren en een beperkte subsidie (voor inhuur van specifieke diensten) een eerste versie van het spel ontwikkeld. Deze eerste versie kan inmiddels gespeeld worden in de oude binnenstad van Utrecht. Met een aantal aanpassingen kan de game ook in andere oude binnensteden gespeeld worden, zo’n 25 steden in Nederland komen hiervoor in aanmerking.

Tempeest wil nu een marketing campagne opzetten om de game bekendheid te geven bij gezinnen met kinderen die bij de VVV een iPad kunnen huren of het spel kunnen kopen in de app-store. Om de marketing professioneel aan te pakken is een geld nodig voor de onder andere de inhuur van een bureau, drukkosten en reclamekosten. In het voorjaar van 2012 kwam het idee op om door middel van crowdfunding de benodigde € 40.000,= bij elkaar te krijgen. Symbid sprak daarbij het meeste aan, investeerders worden aandeelhouder van het bedrijf en de hoop is dat ze daarmee ook ambassadeur van het bedrijf worden. De gezamenlijke investeerders worden voor 6% aandeelhouder.

Campagne

Maar hoe werkt dat nou zo’n crowdfunding campagne? Je meld je aan bij Symbid, dient een plan in en al vrij snel staat het idee op de site. Dat gaat eigenlijk heel gemakkelijk. Vreemd is dat een aantal keuzes door Symbid worden gemaakt. Bijvoorbeeld de looptijd van de crowdfunding periode, deze is met ca. 400 dagen erg lang. Daar kan vast wat aan gedaan worden maar Tempeest heeft dat zo gelaten maar hoopt het bedrag eerder bij elkaar te krijgen.

Veel mensen investeren kleine bedragen, maar een aantal komt met grote investeringen (ca. € 1000,=). Vooral bij de grotere investeringen komen er ook vragen over het businessplan. Investeerders zijn kritisch en willen weten waar het geld aan besteed wordt en hoe er uiteindelijk een positief rendement ontstaat. Peter geeft aan dat reclame maken belangrijk is. “Als we veel publiciteit maken rondom onze crowdfunding zien we dat in korte tijd relatief veel nieuwe investeerders komen. Als we niets doen komen er geen of weinig investeerders bij. Je moet dus actief blijven en dat kost weer een hoop tijd.” Flauw gezegd, er gaat dus een hoop tijd zitten in de marketing van een crowdfunding campagne die uiteindelijk de marketing (door een gespecialiseerd marketingbureau) moet financieren.

Op dit moment is ruim de helft van het benodigde bedrag binnengehaald (€ 22.600,= van de € 40.000,=). Dit is bij elkaar gebracht door ruim 100 investeerders, gemiddeld dus zo’n 200 euro. Maar niets is zeker, op Symbid kunnen investeerders zich ook weer terugtrekken en dat is ook bij Tempeest gebeurt. Dat betekent dus dat campagne voeren tot het einde nodig blijft.

(Verborgen) kosten

Al eerder noemde ik de tijd die in de crowdfunding campagne gestopt wordt. Feitelijk een grote kostenpost die niet erg zichtbaar is omdat het gewoon eigen onbetaalde uren zijn. Maar er zijn er meer, 5% van het opgehaalde bedrag gaat naar Symbid voor de geleverde diensten. Ook het oprichten van een investeringscoöperatie (waarin alle aandeelhouders vertegenwoordigd zijn) kost geld. Andere kosten die samenhangen met de crowdfunding zijn onder andere het onderhouden van de pagina’s op Symbid, het beantwoorden van vragen, het toelichten van het investeringsplan etc. Ook in de toekomst is er nog wat te verwachten, informatieverstrekking naar de aandeelhouders, het organiseren van een ‘evenement’ voor de wat grotere investeerders etc. Maar het is eigenlijk wel helder. Tempeest heeft wel tijd maar geen geld en kiest ervoor deze tijd in te zetten om aan financiële middelen te komen. Dat geld (in echte Euro’s) is nodig om het project van de grond te krijgen, crowdfunding is hiervoor een oplossing die lijkt te werken.

Overigens zijn er natuurlijk ook allerlei verborgen baten. De crowdfunding campagne geeft bekendheid aan de game, er ontstaan nieuwe contacten en netwerken en er ontstaat een groep van ambassadeurs. Op termijn levert dat wellicht veel meer op dan de hele financiële kant van crowdfunding.

Reflectie en conclusie

Tot slot een kritische kanttekening en weer een voorlopige conclusie. Uit het gesprek wordt duidelijk dat een crowdfunding campagne niet vanzelf gaat. Er wordt tot nu toe aardig wat geld opgehaald maar het kost ook tijd en een deel van de opbrengst gaat naar Symbid en ‘randgebeuren’. Een interessante vraag is nu hoe de opbrengst van de campagne zich verhoudt ten opzichte van kosten en of er een slimmere manier is om het geld bij elkaar te krijgen. Tempeest voert ook allerlei betaalde projecten uit. De vraag is dus vooral of in de tijd die nu aan crowdfunding wordt besteed middels extra werk voldoende geld verdiend kan worden. Het gaat hier om een flink bedrag dat je niet zo maar bij elkaar krijgt met betaalde opdrachten en het betekent ook weer een hoop tijd, acquisitie, uitvoering etc.Een tweede idee zou zijn om tot een urenruil te komen (immers het gaat niet echt om geld maar om de inzet van een bepaalde expertise). Kan Tempeest als creatief bedrijf niet diensten aanbieden aan een marketingbureau in ruil voor een marketingcampagne?

Ik neem me bij deze voor om na afloop van de crowdfunding campagne nog eens met Tempeest in gesprek te gaan over de vraag of de kosten en baten een beetje met elkaar in verhouding zijn geweest. Mijn hypothese is dat dit wel goed uitpakt want het gaat om een flink bedrag. Als het je een jaar lang één dag in de week kost om zo’n bedrag binnen te halen is dat niet slecht.

Voorlopige conclusie: Een inspirerend idee, een flinke campagne en een hoog bedrag leiden gezamenlijk tot rendabele crowdfunding. Als één van die drie pijlers onvoldoende is dan keldert het rendement en zijn er waarschijnlijk betere manieren om aan geld te komen.

En, als allerlaatste, lezer, ga kijken op de site van Symbid en bekijk het filmpje van lost in time. Ik vind het echt een geweldig initiatief (ben inmiddels natuurlijk wel belanghebbend en stel me dus bewust op als ambassadeur). Kijk wat je er van vindt en overweeg om ook te investeren.

Stijn van Liefland

 

Verdienmogelijkheid: Peerby

Omschrijving

Met dank aan een artikel in de Volkskrant van vandaag worden we gewezen op een nieuwe verdienmogelijkheid. Het gaat om Peerby. Wat is het en hoe zit het in elkaar? Het gaat om een internetsite waarop je spullen kunt vragen waar je (soms tijdelijk) behoefte aan hebt. Vaak gaat het om wat duurdere spullen als een zware boormachine waar je alleen maar wat gaten mee hoeft te boren bijvoorbeeld. Het past naadloos in een tijd van economische crisis maar ook in een tijd waarin sociale contacten in een buurt blijkbaar niet meer volstaan.

De vraag of behoefte is bij deze site het uitgangspunt. De andere kant wordt bepaald door de eigenaren en aanbieders van de spullen die blijkbaar bereid zijn al dan niet tijdelijk afstand van die spullen te doen. Heel kort door de bocht zou je kunnen zeggen dat het een marktplaats is voor het lenen van spullen ergens bij je in de buurt. Maar soms vinden eigenaren het ook prima als je de spullen houdt, ze kunnen er toch niks meer mee of hebben het dubbel. Of dat je er een klein bedragje voor betaalt.

Caire.nu

Het initiatief doet me ergens denken aan het eerder besproken caire.nu. Ook daar gaat het om een lokale aangelegenheid waar je onderling zorgdiensten uitruilt. Zo heeft iemand behoefte aan vervoer naar het ziekenhuis en is er altijd wel iemand bij je in de buurt die bereid is voor je op en neer te rijden. Bij caire bouw je punten (credits) op waar je op termijn eigen zorgbehoefte mee kunt inkopen. Maar de kern blijft toch wel onderlinge hulp en vrijwilligheid. Bij caire zit er wel degelijk een groter verdienmodel achter: de ouderenzorg is op de reguliere manier op termijn financieel onhoudbaar geworden, en dit initiatief kan gezien worden als een laagdrempelige manier om in ieder geval de simpele zaken onderling te regelen. Kostenbesparing en ‘zelf hulp’ zijn hier dus leidende principes.

Verdienmodel?

Hoe dat bij Peerby zit is niet geheel duidelijk. Het initiatief is ontstaan vanuit een duurzaamheidsgedachte: waarom zou je iets kopen als je het bij een buurman kan lenen? Elkaar helpen, sociale cohesie, allemaal woorden die in het artikel terug komen. Wat is dan het verdienmodel? De oprichter had het idee om van elke transactie een klein percentage te vragen, maar in de praktijk worden de transacties vaak gratis onderling uitgewisseld, dus van inkomsten is geen sprake.

Maar het opmerkelijke is dat er toch makkelijk (? dat is de indruk die het artikel wekt) financiers zijn te vinden. Grote marktpartijen die een aardige som geld inleggen. Dus is de vraag: waarom doen die partijen dat? Het antwoord is in het artikel niet goed terug te vinden. Ik zie twee mogelijkheden:

1. Het is een initiatief á la facebook of zelfs marktplaats. Aanvankelijk is het niet geheel duidelijk waar het geld mee verdiend moet worden maar het kan wel eens heel groot worden. Hier is blijkbaar wat aan de hand en nu kun je hier relatief makkelijk instappen. Op termijn wordt het bedrijf dan verkocht en deel je mee in de opbrengst. Maar nog steeds is niet duidelijk waar ‘in the end’ geld mee kan worden verdiend. Bij facebook is dat nog steeds niet duidelijk, maar de meest voor de hand liggende reden is toch inkomsten uit advertenties en de beschikbaarheid van een groot vertrouwenswaardig netwerk.

2. Niemand weet het eigenlijk. Er hangt bij deze crisis iets in de lucht dat het ‘oude’ verdienmodel deuken oploopt. Je zult als grote marktpartij overal je neus in moeten steken, gevoel krijgen welke kant het allemaal uit kan gaan. Blijkbaar is dit iets wat aanspreekt: een sfeer van duurzaamheid, sociale cohesie, vrijwilligerswerk, lokale warme contacten. Wat er allemaal uit gaat komen, we weten het niet, maar als het iets wordt dan wil je er bij zijn en in ieder geval er nu iets van leren als het niks wordt. Misschien levert deze site wel bruikbare inzichten op hoe je als bedrijf vertrouwen terug kunt winnen en is dat inzicht geld waard?

Rudy van Stratum