Tag archieven: verdienmogelijkheden

Wat is rendement 2.0 (deel 2 van een zoektocht)

Wat is rendement? Ik heb de vraag de afgelopen week regelmatig gesteld en meestal is de reactie, maar dat weet je toch wel? Dat is toch logisch! Dat stelt gerust, ware het niet dat op de vraag verschillende antwoorden kwamen. Dus waar iedereen het heel vanzelfsprekend vindt is het nog maar de vraag of we allemaal hetzelfde bedoelen. Logisch dat je zo een discussie over rendementsdenken krijgt.

Googelen

Googel op rendement en het gaat over heel veel onderwerpen. Het rendement van een CV-ketel, het rendement van een motor, ik kwam zelfs het rendement van een blik verf tegen. Om met die laatste te beginnen, het rendement zegt iets over het aantal vierkante meters dat je met een liter van die verf kunt schilderen. Ik denk dan al snel een paar stappen verder: Maar dan moet je toch ook weten of je één of twee lagen nodig hebt? Dan moet je toch ook weten hoe lang die verf blijft zitten? Met andere woorden je verft niet alleen om het verven, het heeft een doel en het is belangrijk dat mee te nemen. Uiteraard komen er bij google ook veel verwijzingen naar financieel rendement langs, daarover later meer.

Het is interessant naar rendement in relatie tot energie te kijken, we hebben het dan over zonnepanelen, CV-ketels, motoren etc. en het energetisch rendement. Rendement is dan, de energie die je er nuttig uitkrijgt ten opzichte van de energie die er in is gegaan (dat heeft in dit geval niet te maken met terugverdientijden o.i.d.). Dus in het geval van een zonnepaneel, de energie die vanaf de zon op het paneel valt vergeleken met de elektriciteit die uiteindelijke geproduceerd wordt. En bij een CV-ketel, de energie in de vorm van gas die er in gaat vergeleken met de hoeveelheid nuttige warmte die het oplevert. Het rendement is dus altijd lager dan 100%, bij een zonnepaneel iets onder de 20% bij een goede ketel rond de 90%. In een formule ziet het er zo uit:

Wat er nuttig uitkomt / Energie die er in gaat   = rendement

Dit was overigens ook het antwoord van mijn dochters tijdens mijn vragenronde. Blijkbaar hebben ze goed opgelet bij natuurkunde. “Rendement is wat je nuttig overhoudt als je ergens wat instopt”, de eerste associatie had dus niets met geld te maken. Volgens mijn dochters kan het over energie gaan maar ook over aardappels. Rendement is dan de hoeveelheid aardappel die op je bord komt in relatie tot de hoeveelheid die je gekocht hebt. Ik legde dit aan Rudy voor en we hadden direct een discussie over aardappels en rendement. Ook hierover, later meer.

 

 

Het valt op dat we in het dagelijkse ‘normale’ leven blijkbaar tevreden zijn als er wat overblijft. Bij een CV-ketel met een rendement van 90% blijft 90% over, maar je zou ook kunnen zeggen dat 10% verloren gaat. In financiële termen zouden we het over een rendement van -10% hebben en dan zijn we helemaal niet tevreden.

rendement energie en geld-02Verder vragen

We zijn nog eens verder gaan vragen. Dit was zo’n beetje wat er uitkwam:

  • Als het je helpt je doel te bereiken
  • De efficiency waarmee je je doel bereikt
  • Het beste wat iets kan opleveren
  • Dat het meer oplevert dan je erin stopt
  • Het meest gunstige
  • Dat wat je nuttig overhoudt als je ergens wat in stopt
  • Dat wat je extra overhoudt als je ergens wat instopt

En een beetje googelen leidt tot het volgende:

  • De verhouding tussen de output en de input in een bepaald proces
  • De opbrengst van een belegging of investering over een bepaalde periode, uitgedrukt in een percentage van de daarvoor gemaakte kosten.
  • Rendement is de opbrengst of winst van een door iemand gedane investering.
  • Je kan het zien als de “winst”
  • Rendement staat voor opbrengst en opbrengst is meestal minder dan wat je erin stopt.

Ik had een leuke discussie tijdens het fietsen toen één van mijn fietsmaatjes zei: “Rendement is wat je extra overhoudt als je ergens wat instopt”. Hoe zit dat dan bij fietsen vroeg ik? “Dan krijg je energie, een goed en voldaan gevoel etc.” Maar dat is niet altijd zo, soms ga je fietsen en heb je vooraf geen zin, gaat het slecht en voel je je na afloop nog belabberd ook. “Dat is het risico,” zei hij, “rendement is altijd verbonden aan risico”. Met andere woorden, je kunt vooraf bedenken dat je een positief rendement gaat halen, maar zeker weten doe je het nooit. Dit leidde wel tot een nieuwe vraag, is rendement echt altijd verbonden aan risico? Of kan ik ook rendement halen zonder risico? Hoe zit dat bij die pot verf? Zit daar ook een risico aan vast? De moeite waard om nog eens verder over na te denken. Dus, voor dit onderwerp, misschien later meer.

Financieel en geld

Hoe zit het dan met rendement in relatie tot geld. Bij onze beperkte steekproef was dat in ieder geval niet het eerste waar mensen aan denken. Maar, zoals je kunt zien, als je gaat googelen komt geld wel heel duidelijk naar voren. En, dan lijkt rendement zo’n beetje hetzelfde te zijn als winst. Rendement is dan het percentage financiële winst, bijvoorbeeld 5 %. Als we dat vergelijken met de meer technische, natuurwetenschappelijke benadering dan zouden we het een rendement van 105% noemen. Immers, 100 ingestopt, 105 nuttig uitgekregen.

Maar wat mij vooral boeit is de verschillende manieren waarop over rendement wordt gedacht. Kunnen we de beredenering die natuurkundigen hebben rondom energie toepassen op financiële issues? Kijk eens naar het volgende citaat:

“Energie wordt niet altijd omgezet in een energiesoort die nuttig is. Bij een brandende lamp wordt de elektrische energie die uit het stopcontact komt omgezet in licht (=stralinsenergie) maar ook in warmte. Deze warmte-energie is eigenlijk ‘verloren’ energie. Het percentage wat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

En laten we eens kijken wat er gebeurt als je energie vervangt door geld. Vrij vertaald krijg je ongeveer dit:

“Geld wordt niet altijd omgezet in iets dat nuttig is. Als je iets koopt wordt een deel van het geld besteed aan de kosten voor materialen en arbeid, een deel wordt omgezet in winst, bijvoorbeeld voor de aandeelhouders. Deze winst is eigenlijk ‘verloren’ geld. Het percentage van je geld dat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

Ook hierover kreeg ik een hele discussie, dus ook hierop komen we later terug. De discussie maakte wel dat ik ’s avonds nog eens op een andere manier naar deze tekst keek. Je zou het ook anders kunnen vertalen:

“Geld wordt niet altijd omgezet in iets dat nuttig is. Als je iets koopt wordt een deel van het geld besteed aan de kosten voor materialen en arbeid, een deel van die materialen en arbeid gaan verloren, bijvoorbeeld in de vorm van onnodige handelingen, inefficiënties, afval of verspilde uren. Dit verlies is eigenlijk ‘verloren’ geld. Het percentage van je geld dat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

Met andere woorden, het rendement zegt dan iets over de efficiency waarmee je iets doet, dat staat dan los van winst. We hebben dit vaak genoemd in onze artikelen over verdienmogelijkheden, bijvoorbeeld in relatie tot natuur. De eerste (en wellicht de beste) verdienmogelijkheid waar je naar moet kijken is de vraag of je niet efficiënter kunt werken. Bijvoorbeeld door samen te werken, door zaken te combineren etc. Kijk dit komt al een beetje in de buurt van rendementsdenken. En daar zit ook een deel van de pijn. Als je de heide zo efficiënt mogelijk door schapen wil laten begrazen, dan laat je een vrachtwagen met schapen komen, zorg je voor een tijdelijke afrastering met schrikdraad en laat je de schapen een aantal dagen hun gang gaan. Een stuk efficiënter dan een herder met honden lopend naar de heide te laten gaan en daar de kudde in bedwang laten houden. In dit geval gooi je met de efficiencyslag ook wat weg, maar dat is natuurlijk niet altijd zo. (zie deze artikelen 1 en 2)

Samenvattend, als ik naar het rendement van iets wil kijken, bijvoorbeeld een nieuwe fiets kan ik dat op drie manieren. Hoeveel nut levert het me op wat heb ik er aan, krijg ik veel plezier etc. Dat is gewoon wat het voor mij doet. Ik kan ook kijken naar welk deel van mijn geld werkelijk in de fiets gaat zitten (incl. transport, reclame etc., dat wil ik allemaal meenemen) en welk deel in de keten als winst is uitgekeerd. Ik zou ook nog kunnen kijken of mijn fiets wel op de meest efficiënte manier tot stand is gekomen en in de winkel (of mijn schuur) is beland.

rendement energie en geld-03

Overigens ga ik hierbij dan uit van het rendement dat het voor mij heeft, een fietsenfabriek zal er natuurlijk heel anders naar kijken. Zo ontstaan nog veel meer manieren om naar rendement te kijken.

Conclusie

  • Het heeft te maken met het omzetten van iets. Van aardgas in een warm huis. Of van geld naar veel fietsplezier, of van een zak aardappels naar een maaltijd.
  • Rendement is iets positiefs. Dat wat je overhoudt, dat wat het je extra oplevert etc. Hoe zit dat dan met een rendement van -10%? Nou, dat is niet voor niets een negatief rendement.
  • Rendement gaat over nut. Dat je ergens iets aan hebt, het heeft iets te maken met het doel dat je wilt bereiken.
  • Financieel zien we rendement al snel als iets extra’s, natuurkundig vooral als wat er overblijft.

Stijn van Liefland

Circulaire economie (2) De kern

In een eerdere blog (het dilemma van de theezakjes) heb ik een kritiekpunt op het concept van de circulaire economie gegeven. We hebben nog meer kritiekpunten maar komen daar een andere keer op terug. Want, ondanks alle kritiek is de circulaire economie een mooi concept, tijd dus om hier iets meer over te schrijven. In deze blog de kern van het gedachtengoed. Voor wie meer wil lezen verwijs ik naar drie publicaties:

Ik heb vooral gebruik gemaakt van het laatste rapport dat ook het meest recente is.

Aanleiding voor het denken over een circulaire economie is dat we teveel grondstoffen en fossiele brandstoffen gebruiken en teveel afval produceren. De economie zoals die nu is ingericht is hoofdzakelijk lineair. Grondstoffen worden gewonnen, met veel energie wordt er iets van gemaakt en dat wordt vervolgens weggegooid. In de hele keten ontstaat daarnaast veel afval bij winning, productie, distributie, gebruik etc. Als je logisch nadenkt dan weet je dat dit zo niet eeuwig door kan gaan, ooit raken die grondstoffen en fossiele brandstoffen op of verzuipen we in het afval. Allerlei secundaire effecten zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, vergiftigde rivieren etc. horen daar nog bij.

De oplossing is simpel en niet nieuw, we moeten meer in kringlopen denken. Zoveel mogelijk hernieuwbare grondstoffen en energie gebruiken en de grondstoffen die niet vernieuwbaar zijn zo vaak en zo lang mogelijk hergebruiken. In het concept van de circulaire economie wordt vervolgens uitgelegd om welke kringlopen het gaat, hoe je die organiseert en welke andere principes van belang zijn.

Niet alleen werken we zo aan een duurzamere wereld, ook biedt dit nieuwe kansen voor ondernemers. Dat is belangrijk, want mocht blijken dat het allemaal wel meevalt met de uitputting van die grondstoffen en fossiele energiebronnen dan hebben we het in ieder geval niet helemaal voor niets gedaan. Zeker voor een land als Nederland dat niet rijk bedeeld is met winbare grondstoffen liggen hier kansen om minder afhankelijk te worden van het buitenland.

Verschillende cirkels
Circulaire economie gaat dus voor een deel om het sluiten van kringlopen, het koppelen van stromen. Maar, net zo belangrijk is het ervoor te zorgen dat grondstoffen, onderdelen of producten zo lang mogelijk nut hebben. Of, anders gezegd zo lang mogelijk in de cyclus blijven. Dat kan door onderhoud, reparatie, hergebruik etc. Dat gebeurt nu natuurlijk ook, maar veel te weinig. Veel producten zijn zo ontworpen dat de productie heel goedkoop is (en daarmee de verkoopprijs heel laag), maar reparaties zijn daardoor vaak onmogelijk of heel duur.

In de circulaire economie wordt de levensduur van producten zoveel mogelijk verlengd. Dit zijn kleine cirkels binnen een lineair systeem. Zo is er een kleine cirkel die betrekking heeft op onderhoud, een wat grotere op reparatie en een nog weer grotere op upgrades. Volgens mij moeten we dat als volgt zien, een product wordt uit de lineaire stroom gehaald, doorloopt een kleine cyclus en kan weer verder in de lineaire stroom. Als je dat goed doet kan dit in theorie eeuwig doorgaan. In de praktijk is dat vaak niet mogelijk, of in ieder geval niet zinvol meer. Ergens komt er dus een einde aan deze lineaire stroom. Een grotere cirkel / kringloop moet er voor zorgen dat wanneer het einde van de levensduur dan echt bereikt is grondstoffen weer opnieuw gebruikt worden. Daarmee is de krinloop dan definitief gesloten.

Al deze cirkels (klein en groot) voegen waarde toe aan de productketen en bieden nieuwe kansen aan ondernemers. In plaats van alleen het produceren en verkopen van een product levert de ondernemer ook diensten. Onderstaand plaatje komt in bijna alle publicaties over circulaire economie terug, ik heb het daarom ook maar opgenomen.

circulaire economie(bron http://www.ellenmacarthurfoundation.org/circular-economy/circular-economy/interactive-system-diagram)

In de circulaire economie is veel aandacht voor de product-dienst combinatie. Gedachte hierachter is dat consumenten niet zozeer op een product als wel op een dienst zitten te wachten. Zo wil je geen evrwarming of combiketel, maar wil je een comfortabel huis (of nog beter woongenot) en warm water (of nog beter een schone vaat). Gangbaar is dat die dienst alleen vervult kan worden door het kopen van een product maar het kan ook anders. Verschillende voorbeelden laten dit nu al zien zoals bijvoorbeeld Greenwheels. Een product-dienst combinatie maakt het veel eenvoudiger om al die cirkels (onderhoud etc.) onder controle te houden.

Principes uit de natuur
De circulaire economie baseert zich onder meer op een aantal principes die ook in de natuur voorkomen.

  • De natuur is zeer divers, dat maakt dat een ecosysteem over het algemeen stabiel is. De diversiteit maakt dat externe veranderingen (bijvoorbeeld droogte) niet tot grote verstoringen leiden. Voor ondernemers in de circulaire economie gaat het onder andere om diversiteit aan klanten en leveranciers.
  • In de natuur is vaak sprake van symbiose. Organismen die samenwerken en beide profiteren van deze samenwerking. Samenwerking tussen bedrijven is ook in de circulaire economie belangrijk. Bijvoorbeeld in de productketen kunnen producenten samenwerken met onderhoudsbedrijven.
  • De thermodynamica en in het bijzonder het begrip entropie is belangrijk. In de natuur gaat alles steeds naar een lager entropieniveau. Alleen door het gebruik van energie (zon) kan er een hoger entropieniveau bereikt worden. In gewoon Nederlands, alles wordt in de loop van de tijd minder waardevol. In de natuur vergaat een boom of plant via een hoop tussenstappen uiteindelijk tot de chemische bouwstoffen (CO2, water en een heleboel meer). De waarde daarvan voor het ecosysteem is zeer gering. Door zonne-energie kan dit weer omgezet worden in een nieuwe boom. Vergelijken we dat met de economie, een boom is waardevol, een plank al minder (want is geen boom meer waar je eventueel ook nog een balk van kan maken), spaanplaat nog minder en alleen nog maar geschikt voor laagwaardige toepassingen. De kunst in de circulaire economie is om de grondstoffen op een zo hoog mogelijk niveau te houden (met zoveel mogelijk waarde). Dus is het beter om een product opnieuw te gebruiken, als dat niet lukt kun je kijken of je de onderdelen nuttig kunt gebruiken. Helemaal onderaan staat de laagwaardige toepassing van de restmaterialen.
  • Systeemdenken. De natuur is een ingewikkeld systeem, dat geldt ook voor de economie. Alleen door het systeem in beeld te brengen krijg je er grip op en weet je hoe je kringlopen kunt sluiten en welke feedbackloops van belang zijn.

 

Uit deze vier principes worden vervolgens weer principes afgeleid die van belang zijn voor de circulaire economie.

  • Design voor hergebruik
  • Veerkracht door diversiteit
  • Energie uit oneindige bronnen
  • No net loss bij grondstofwinning en bouw
  • Denken in systemen
  • Afval is voedsel of een component
  • Biobased benadering (o.a. Biologische grondstoffen)
  • Ondernemen als basis (nieuwe verdienmodellen en waardecreatie)

 

Nieuwe verdienmodellen
Binnen de circulaire economie zullen ondernemers op zoek moeten naar nieuwe verdienmodellen. In de oude economie was het eenvoudig, zo veel mogelijk producten verkopen, in de circulaire economie werkt dat niet meer. Welke verdienmodellen zijn er dan wel?

  • Verdienen in een korte cyclus (onderhoud, reparatie etc.), dit biedt bijvoorbeeld kansen voor producten die met relatief kleine inspanningen aangepast kunnen worden aan nieuwe mode of trends, of nieuwe technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld kleding, interieurs.
  • Lange cyclus, gericht op gebruik en levensduur. Hier gaat het om het ontwikkelen van producten die heel lang mee gaan. Als voorbeeld wordt een producent van outdoorkleding genoemd die zegt dat haar kleding een leven lang meegaat (eventueel met reparaties). Een lange cyclus kan ook bereikt worden door producten steeds weer terug te nemen en opnieuw uit te geven.
  • Cascade, getrapte waardebenutting. Eigenlijk gaat het hier om een vorm van downcycling. De waarde van de materialen wordt steeds lager. Het gaat hier om het vinden van nieuwe afzetkanalen voor afgedankte (onderdelen of materialen van) producten.
  • Pure cirkels, zuivere grondstoffen rond. Hier gaat het om het recyclen van pure materialen. Dat kunnen toxische stoffen zijn, metalen, maar ook stoffen van organische oorsprong.

 

Voor al deze verdienmodellen geldt dat je bij het ontwikkelen van producten rekening moet houden met deze verdienmodellen. Als het goedkoper is om een nieuw product te kopen dan het oude product te laten repareren, dan zullen ondernemers in de korte cyclus nooit succes hebben.

 

Stijn van Liefland

Canvasmodel 1: Wat is het?

Al eerder was ik tegen het canvasmodel aangelopen. Afgelopen week heb ik een presentatie bijgewoond van Martijn Felder waarin het canvasmodel ter sprake kwam. Studenten van Hogeschool InHolland zijn in het kader van hun studie op zoek naar nieuwe verdienmodellen voor agrarische ondernemers in het Groene Hart. Als hulpmiddel bij het zoeken naar deze nieuwe verdienmodellen en vooral het verder ontwikkelen werd het canvasmodel geïntroduceerd. Al eerder van gehoord, klok horen luiden, maar nog steeds niet echt een duidelijk beeld wat het nou is en wat je er mee moet. De presentatie leverde al aardig wat helderheid, wat leeswerk deed de rest.

Inmiddels heb ik gemerkt dat een stukje schrijven een goede manier om je verder in zo’n model te verdiepen. Daarom in een aantal afleveringen het canvasmodel. Allereerst, wat is het canvasmodel en wat kan je ermee. In de volgende aflevering wil ik het canvasmodel naast een aantal van onze instrumenten leggen, of omgekeerd, een aantal van onze instrumenten naast het canvasmodel. Dan waarschijnlijk nog een aflevering waarin we eens kritisch kijken naar het canvasmodel en het gebruik ervan. En wie weet hebben we nog wat suggesties voor verbetering, gebruik, combinaties met andere tools of iets dergelijks. Dat wordt dan mogelijk aflevering vier.

Aanleiding canvasmodel

Het boek “Business Model Generation” beschrijft uitgebreid wat het canvasmodel inhoudt en hoe je het kunt gebruiken. De stelling waar het boek mee begint is dat er bij discussies over verdienmodellen een gemeenschappelijk beeld moet zijn van wat een verdienmodel is. En dat beeld moet simpel en begrijpelijk zijn. Dat is dus precies wat het canvasmodel doet. Het deelt een verdienmodel op in 9 blokken / bouwstenen. Kernboodschap, voor een succesvol verdienmodel moet je aan al deze 9 onderdelen aandacht besteden. Ik denk dat aandacht besteden ook kan betekenen dat je dat onbewust doet of dat je besluit dat het niet nodig is er aandacht aan te besteden. Maar dat laatste dan wel als een bewuste keuze, toch een beetje aandacht dus.

De naam canvas slaat op een canvas doek waar een schilder naar hartenlust mee aan de slag kan gaan. Zo moeten we ook het canvasmodel zien. Een groot leeg vel papier waarop je alles wat belangrijk is voor een verdienmodel een plek kan geven. Het canvas is daarvoor ingedeeld in 9 vlakken die, je raadt het al, allemaal één bouwsteen voorstellen.

Kern van het model

In grote lijnen werkt het als volgt. Links staan drie blokken die betrekking hebben op de bedrijfsvoering, rechts drie blokken die betrekking hebben op de klant. Centraal staat de waardecreatie (value proposition). Onderaan staan links de kosten en rechts de inkomsten.

We lopen de blokken langs:

  • De klant staat uiterst rechts. Voor een succesvol verdienmodel moet je weten wie die klant is en welke behoefte en problemen de klant heeft. Zo nodig maak je onderscheid in verschillende groepen.
  • Centraal staat “value propostion”. Een begrip dat ik ook wel eens in Nederlandse publicaties tegenkom. Ik worstel hier altijd mee want wat wordt er nou eigenlijk mee bedoeld? Wat is een goede Nederlandse vertaling? Het beste is misschien “het voordeel dat de klant heeft door mijn klant te zijn”. Het gaat hier dus niet sec om een product of dienst maar om het klant zijn. Laten we als voorbeeld de wasmachine nemen. Het product zelf is niet zo interessant voor de klant, het gaat om het voordeel dat het product levert, schone kleren. Maar schone kleren kan je ook krijgen door met de hand te wassen, dat is niet uniek aan een wasmachine. Wat een wasmachine echt oplevert is heel veel vrije tijd. Ben je dus klant bij de wasmachinewinkel, dan krijg je vrije tijd. Voor een succesvol verdienmodel is het belangrijk het voordeel voor de klant te achterhalen. De vraag die het canvasmodel vervolgens stelt, waarom ben jij (of is jouw bedrijf) hier beter in dan een ander. Meer basaal gaat het om vragen als: wat is de behoefte van de klant? Welk probleem lossen wij voor de klant op? Welke waarde leveren wij de klant? Hoe helpen wij klanten kosten te besparen?
  • Klantcontact (channels) staat tussen de “value proposition” en de klant. Hier zitten twee kanten aan. Allereerst hoe je communiceert met de klant. Hoe weet de klant wat je te bieden hebt? Waar kan de klant meer informatie krijgen etc. Als tweede de vraag hoe het product of de dienst bij de klant komt.
  • De relatie met de klant staat eveneens tussen de “value proposition” en de klant. Wat voor soort relatie heb je met de klant? Een persoonlijke, een afstandelijk en volledig geautomatiseerd, zelfbediening, samenwerking, etc.
  • De inkomsten staan rechts onderaan. Welke inkomsten levert de klant het bedrijf op? Het spreekt voor zich dat alle inkomsten en alle soorten klanten hier bij horen, de verkoop van een product, het onderhoudscontract, de dienstverlening, een licentie die uitgegeven wordt, eventuele subsidies etc. Maar de kernvraag is hier natuurlijk, waar wil een klant voor betalen en hoeveel (wat wordt de prijs)? Wat vindt de klant zo belangrijk dat de portemonnee opengaat?
  • De hulpbronnen staan aan de andere kant van de “value proposition”. Wat is nodig om het verdienmodel te laten werken. Denk niet alleen aan grondstoffen en productiemiddelen, maar ook aan kennis, menselijk kapitaal, geld, etc. Misschien hoort hier ook wel zoiets als gedrevenheid bij.
  • Activiteiten staan ook links van de “value proposition”. Wat doe je om het verdienmodel te laten werken? Ik zou het bedrijfsprocessen willen noemen. Wordt er iets geproduceerd? Wordt er vooral gepraat? Wordt er een dienst verleend? Reparaties? Een voorstelling?
  • Partners staan helemaal links, naast de activiteiten en hulpbronnen. Wie heb je nodig om je verdienmodel te laten werken? Toeleveranciers, dienstverleners, brancheorganisatie. Het Canvasmodel onderscheidt vier type partners, strategische partners en geen concurrent ; strategische partners maar wel concurrent, joint ventures en toeleveranciers.
  • De kosten staan links onderaan. Uiteraard gaat het om alle kosten die gemaakt worden om het verdienmodel te laten werken. Het staat er niet met zoveel woorden, maar ik krijg sterk de indruk dat het hier vooral om geld gaat. Zaken als tijd en stress zijn natuurlijk ook belangrijk om mee te nemen. Bij veel (vooral grotere) ondernemers wordt tijd natuurlijk meteen doorvertaald in euro’s, maar vooral bij zelfstandigen of stichtingen en verenigingen met vrijwilligers is dat vaak niet zo.

 

Canvasmodel in een plaatje

In een plaatje ziet het canvasmodel en dan als volgt uit (bron: Business Model Generation, Alexander Osterwalder & Yves Pigneur).

canvasmodel-01 Is dat dan alles? Ja dat is alles. Nou weten wij uit eigen ervaring dat iets wat er simpel uitziet vaak niet zo eenvoudig te maken is. Alle waardering voor de bedenkers dus. Het meest bijzondere van het canvasmodel is misschien wel dat het niet lineair is. Het is bedoeld als instrument om met elkaar na te denken over hoe het verdienmodel van een organisatie eruit ziet. In een workshop kan met geeltjes of met stiften op een groot uitgeprint “canvas” naar hartenlust gebrainstormd worden over het verdienmodel. Het canvas biedt meteen structuur en laat ook zien waar weinig aandacht voor is. Of zoals de spreker bij InHolland zei, je gaat met elkaar het gesprek aan over verdienmodellen, schrijft alles op geeltjes en geeft het een plek op het canvas.

 

Stijn van Liefland

 

 

 

 

Ondernemerschap (5): Intermezzo, ondernemen in de natuur

Een nieuwe publicatie van InnovatieNetwerk: “Ondernemerschap in de sector bos, natuur en landschap”. Een studie die op het snijpunt ligt van Rudy’s zoektocht naar de kern van ondernemerschap en onze eerdere serie en onderzoek naar financiering van de natuursector. In de studie wordt gezocht naar de kansen en mogelijkheden voor (nieuw) ondernemerschap in de bos, natuur en landschap sector. Voor het gemak spreek ik hier verder over de natuursector. De studie is gebaseerd op 9 verdiepende interviews.

Leren van falen
Het meest bijzondere vind ik toch wel het interview met de directeur van landgoed Schovenhorst (Martin Vastenhout). Om extra inkomsten te genereren is op landgoed Schovenhorst een bostoren gebouwd. Idee is dat deze attractie tot extra bezoekers leidt dit niet alleen een kaartje voor de toren betalen maar ook geld besteden aan andere activiteiten op het landgoed. Op basis van het interview kunnen we stellen dat dit project heel anders is gelopen dan vooraf verwacht. Achteraf bljikt dat het toenmalige bestuur te veel vertrouwen had en te weinig aandacht heeft gegeven aan de risico’s.

De bostoren ging – na grote kostenoverschrijdingen – in 2009 open. Het marktonderzoek voorspelde 50.000 bezoekers per jaar. Uiteindelijk komen er nu jaarlijks gemiddeld 7.000. Niet zo gek want de kaartjes voor de bostoren kosten € 5,- tot € 7,50 per persoon. Voor een gezin betaal je al snel € 25,=. Achteraf gezien makkelijk te verklaren dat dit niet goed gaat, maar vooraf zijn het vooral de mooie verhalen die iedereen hoort. Vastenhout (vanaf 1-1-2011 betrokken) geeft aan dat de verwachtingen te hoog gespannen waren door rooskleurige marktonderzoeken en bevlogen verhalen van ontwerpers. Ook met de horeca liep het niet zo als verwacht. Korte conclusie van Vastenhout, “horeca is een vak”. Voor iedereen die wil ondernemen in de natuursector (maar ook daarbuiten) een waarschuwing. Complimenten voor zowel de directeur van landgoed Schovenhorst (die zich kwetsbaar opstelt) als de interviewer die dit mooi heeft beschreven. Jammer dat dit soort verhalen niet vaker gepubliceerd worden want dat is een stuk leerzamer dan de succesverhalen.
Om het verhaal van landgoed Schovenhorst af te maken, door de financiële tegenvallers ging het niet goed, maar inmiddels is de weg omhoog weer gevonden. De conclusie van de directeur is dat je als ondernemer in het bos vooral bij je core business moet blijven, niet teveel tegelijk moet willen, kleine stapjes moet zetten en aandacht moet hebben voor de financiële risico’s.
De andere 8 casussen in de publicatie zijn wel min of meer succesvol. Jammer voor de lezer, wel fijn voor de  betrokkenen uiteraard.

Verdienmogelijkheden
In het tweede deel van de publicatie word op basis van de interviews een nadere analyse uitgevoerd. Zo worden er op basis van de interviews 5 verdienmodellen onderscheiden voor organisaties in de natuursector. Het is een wat andere indeling dan wij hanteren (zie verdienmodellen Nederland Boven Water) en er zit ook een nieuwe variant bij:

  • Exploitatie van eigendommen. Op veel terreinen staat (historisch) vastgoed, het verhuren hiervan kan geld opleveren. Dit zit niet echt in ons overzicht, maar zou onder oogsten kunnen vallen, optimaal gebruiken (te gelde maken van) wat een terrein te bieden heeft.
  • Businessarrangementen met marktpartijen. Dit is wat mij betreft in eerste instantie oogsten maar laten we het oogsten 2.0 noemen. De toegevoegde waarde is dat de producten een speciale status krijgen (bijv. streekproduct, natuurproduct) en dat de eindverkoper (bijvoorbeeld de Hema) zich inzet om dit extra stukje beleving te verkopen. Het verhaal rondom het product leidt tot meer opbrengst. Maar arrangementen kunnen ook zijn meeliften in de marketing van andere partijen (bijv. verzekeraars) of diensten afnemen van anderen.
  • Marktgericht rentmeesterschap. Dit is eigenlijk het zoveel mogelijk inkomsten halen uit het gebied, vaak een mix van (neven-) activiteiten. Eigenlijk oogsten en het toevoegen van kwaliteiten.
  • Natuur als bron van producten en diensten. Ook hier feitelijk oogsten van bestaande kwaliteiten.
  • Advies en projectenbureau. Deze is echt anders, de kennis die binnen de organisatie zit benutten om betaalde opdrachten buiten de organisatie uit te voeren. Maar dit is per definitie slechts voor een beperkt groep in de sector weggelegd. Niet iedereen uit de sector kan de sector gaan adviseren. Tenzij de sector de afgelopen jaren bepaalde kennis heeft opgedaan die buiten de sector bruikbaar is.

Mijn conclusie, de kern is toch vooral meer opbrengst uit het gebied. Voor een deel oogsten, voor een deel kwaliteiten toevoegen en voor een deel vastgoed verhuren.  Het advies en projectwerk is nieuw, maar voor de sector als geheel alleen kansrijk als dit zich richt op activiteiten buiten de sector.

Terug naar ondernemerschap
De studie concludeert dat aandacht voor ondernemerschap in de sector groeit. Dit komt omdat de sector zich bewust is dat de financiering van activiteiten gaat veranderen. Aan welk type ondernemers is dan binnen de sector behoefte? De studie geeft aan dat er behoefte is aan drie typen ondernemers:

  • Ondernemende medewerkers, zien marktkansen en weten die tot succes te maken. Hierbij nemen zij een deel van de organisatie op sleeptouw.
  • Zelfstandige ondernemers van binnen en buiten de sector die zelf risico nemen. Dit kan zijn op het gebied van natuurbeheer, maar ook bijvoorbeeld horeca of de gastvrijheidsector.
  • Flexibele arbeidskrachten. Het gaat hier om het inhuren van ondernemers van buiten die tijdelijk werk verrichten.

 

IKEA en K3
Drie typen ondernemers dus, dan mis ik er nog één. Niet zozeer een type ondernemer als wel een eigenschap van ondernemers. Ondernemerschap is volgens mij niet alleen maar nieuwe verdienmogelijkheden zoeken, (verantwoorde) risico’s nemen en zoveel mogelijk inkomsten genereren. Ondernemen is ook zo min mogelijk uitgeven. Niet voor niets hebben wij bij de verdienmogelijkheden een tweedeling gemaakt in meer inkomsten en minder uitgaven.

Anderhalve week geleden stond er in Volkskrant Magazine een artikel over IKEA, niet over de producten die ze maakten maar over de manier waarop ze werken. De oprichter van IKEA is een soort Dagobert Duck. Geld is leidend in alles, bij het ontwerp van een nieuwe stoel wordt eerst bepaald wat de consument er aan uit wil geven. Binnen dat kader wordt een ontwerp gemaakt. Maar het gaat veel verder, het zit in alle details, een gebruiksaanwijzing met veel plaatjes en weinig tekst is een stuk goedkoper te vertalen dan een gebruiksaanwijzing met veel tekst. De mensen die in de catalogus in de keuken zitten of op een bank hangen zijn gewoon medewerkers van IKEA, waarom zou je daar modellen voor inhuren als je zelf mensen genoeg hebt? En de oprichter, directeur eigenaar reist gewoon tweede klas. Volgens mij is dat een belangrijke les uit de werkwijze van IKEA en de problemen bij de bostoren in landgoed Schovenhorst. Wees kritisch op alles en iedereen die zich met jouw business bemoeit. Het is een element dat ik mis in het ondernemerschap zoals dat in de genoemde studie wordt belicht en wellicht mist het ook in de artikelen die Rudy tot nu toe over ondernemerschap heeft geschreven. Ondernemerschap betekent wat mij betreft ook dat je kostenbewust, krenterig en kritisch moet zijn, K3 dus. Ik zou dan ook willen concluderen dat ondernemerschap twee gezichten kent, investeren, risico’s, innoveren, marktkansen etc. aan de ene kant en kostenbewust, krenterig en kritisch aan de andere kant.

 

Stijn van Liefland

Geld verdienen met een bos: interview Patrick Jansen van Probos

“Het is gewoon verrekte moeilijk om geld te verdienen met een bos”. Deze week spraken we met Patrick Jansen directeur van Probos over nieuwe verdienmogelijkheden voor de groene sector. We kwamen Patrick Jansen op het spoor naar aanleiding van een bijeenkomst waarin hij zich relativerend uitliet over allerlei nieuwe verdienmogelijkheden voor de bosbouwsector. In het kader van onze eigen zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe je het beheer van natuur en groen in Nederland de komende jaren gaat financieren wilden wij hier meer over weten. Zo komen we terecht in de bosbouwsector, een sector waarvoor lange termijn denken de kern is.

Op jullie site staat dat Probos werkt aan de duurzame instandhouding van kwalitatief hoogwaardig bos. Wat is dat dan duurzaam bosbeheer?

Het gaat om de economische belangen, de ecologische belangen en de sociale belangen. Dat klinkt afgezaagd, maar voor de bosbeheerder is dit al jaren de realiteit. Bosbeheer gaat over de lange termijn. 20 jaar is niets in de bosbouw. Het is ook niet zo gek dat in de bosbouw het begrip duurzaamheid (Nachhaltigkeit) 300 jaar geleden al gebruikt werd. Je kunt alleen geld verdienen met een bos als je (maar vooral anderen) in het verleden in het bos geïnvesteerd hebt. Door de juiste bomen te planten, door te dunnen en door regelmatig te snoeien. Dat kost tijd en geld, vooral in de eerste 20 jaar van een bos. Maar de baten uit de houtverkoop liggen ergens ver in de toekomst, die komen pas over 50 of 100 jaar. Mooi dik eikenhout heb je overigens pas na ca. 200 jaar. Zo’n boom levert dan een flink kapitaal op. Bosbouwers zijn dus genoodzaakt om naar die lange termijn te kijken en doen investeringen voor volgende generaties, de kern van duurzaamheid.

In het verleden (100 jaar geleden) was dit overigens wat simpeler, de belangrijkste functie van een bos was hout produceren. Tegenwoordig is ook de ecologische doelstelling belangrijk en wordt het bos gebruikt voor recreatie. Het vraagt heel wat beheer om een bos voor al deze functies geschikt te maken.

Zo zijn bijvoorbeeld veel exotische bomen zoals Amerikaanse eik en de Douglas de afgelopen jaren gerooid. Dit vanuit de overtuiging dat deze niet thuishoren in een natuurlijk bos. Maar, dit zijn wel de bomen die financieel het meeste opleveren. Het economisch belang is de afgelopen jaren ondergeschikt geraakt aan de ecologische doelstellingen en dat is dus niet duurzaam. Komt bij dat de beheerders van bossen ook verwend werden met flinke subsidies waardoor optimalisatie van de houtproductie niet nodig was.

Dus boseigenaren werden slapend rijk?

Nee, dat zeker niet. Er is in Nederland vrijwel geen enkele boseigenaar die winst maakt met een bos. Over het algemeen moet er geld bij of gaat er een hoop eigen tijd in zitten. De meeste eigenaren werken gewoon en bezitten daarnaast een stuk bos. Het beheer van zo’n bos kost geld, maar het levert ook wat op. Maar als eigenaar mag je blij zijn als je quitte speelt. Van een echt bos (en dus niet een landgoed o.i.d.) kan je niet leven.

Een echte ondernemer zou hier onmiddellijk mee stoppen en proberen het bos te verkopen. Je verdient dan in één keer aardig wat geld en bent vervolgens van het gedonder af.

Precies, dat zou een echte ondernemer doen. Maar, bosbouwers zijn geen echte ondernemers. En, dat bedoel ik positief. Het zijn mensen die hart hebben voor hun bos dat vaak al lang in de familie is. Ze zijn trots op het bos en doen hun best daar wat moois van te maken. Geld verdienen met het bos is van ondergeschikt belang. Hoewel bosbouwers in mijn ogen dus geen echte ondernemers hoeven te zijn die streven naar winstmaximalisatie vind ik wel dat ze meer als een ondernemer zouden moeten denken. Ik bedoel dan eigenlijk dat boseigenaren zakelijker te werk moeten gaan.

Noem eens een voorbeeld?

Soms wordt wel eens moeilijk gedaan over bepaalde kosten die gemaakt moeten worden om (in de toekomst) tot een goede houtoogst te komen, bijvoorbeeld snoeien. Dat is arbeidsintensief en dus duur, maar verbetert wel de kwaliteit van het hout. Tegelijkertijd wordt er wel makkelijk geïnvesteerd in zaken die financieel gezien geen enkel rendement hebben zoals bijvoorbeeld poelen, wandelpaden, cultuurhistorie etc. Het is natuurlijk voor veel mensen prachtig dat dit gebeurt, maar zakelijk gezien niet zo slim.

Als je het hebt over zakelijker te werk gaan, denk je dan ook aan allerlei nieuwe verdienmogelijkheden?

Ja en nee. Ik krijg soms een punthoofd van alle aandacht voor verdienmogelijkheden. Elke keer wordt er ook weer een nieuwe term voor bedacht. Profijtbeginsel, verzilvering, groene diensten, vermarkting, nu hebben we het over nieuwe verdienmodellen. Weet je waarom er steeds weer een nieuwe term wordt bedacht? Omdat het in de praktijk gewoon verrekte moeilijk is om op een andere manier geld te verdienen aan een bos. Het is niet zo simpel. En dat komt weer omdat je niet van de ene op de andere dag een nieuwe verdienmogelijkheid op de sector los kan laten. Je hebt te maken met twee partijen, de boseigenaar of beheerder en een andere partij, bijvoorbeeld de horeca, de mountainbikers of de ruitersport. Beide partijen moeten er klaar voor zijn. De meeste horecabedrijven vinden het heel normaal dat ze in of bij een mooi natuurgebied zitten en dat ze daar niets aan meebetalen. Dat ga je echt niet binnen een paar jaar veranderen. Maar, je moet er wel aan werken, het vraagt om een cultuurverandering bij de ondernemers die profiteren van groen en bij de consument. Dat gaat met kleine stapjes. Eén van onze initiatieven was ‘S(up)port for nature’ (www.supportfornature.nl). Het idee is dat je bij sportevenementen in de natuur van alle deelnemers een euro vraagt voor beheer van het terrein. Maar, er hoort ook bij dat je zorgvuldig met het gebied omgaat, een soort gedragscode. Het is helaas niet gelukt om dit door alle boseigenaren en betrokken sportbonden aan te laten nemen, de financiële bijdrage en de zorgplicht is daarom vrijwillig. Maar, dit is een manier om met mensen de discussie over een individuele bijdrage te starten. Je begint bij bijzondere groepen, ruiters en mountainbikers, langzaamaan raakt betalen voor natuur zo normaal.

Maar er zijn toch honderden verdienmogelijkheden voor deze sector?

Ja, maar je moet je realiseren dat die lang niet altijd en overal passen. Laat ik nog een voorbeeld noemen dat vaak wordt aangehaald. In Friesland werd een das doodgereden. De boswachter in het gebied begon via twitter een crowdfundingsactie en binnen korte tijd was er voldoende geld voor een dassentunnel, een geweldig succes dus. De conclusie is dan snel getrokken dat crowdfunding ook voor de natuursector werkt. Maar dat is maar het halve verhaal. Je moet er dan ook bij vertellen dat deze boswachter al jaren op twitter zit, met grote regelmaat interessante tweets verstuurt en zo in een paar jaar een grote hoeveelheid volgers heeft. Crowdfunding paste dus precies bij hem en bij deze situatie en dat heeft hij fantastisch benut, niets dan lof. Maar, als je die volgers niet hebt, gewoon niet van sociale media houdt, of vooral bezig wilt zijn met bosbeheer, dan is crowdfunding natuurlijk helemaal niet zo makkelijk, dan kan je je tijd wellicht beter in het beheer van je bos stoppen.

Overigens zijn er natuurlijk mensen die dit bestrijden en overal kansen zien. Maar het valt op dat in de discussie steeds weer dezelfde voorbeelden genoemd worden. Nieuwe verdienmogelijkheden kunnen dus wel, maar niet altijd en niet overal.

Ik wil overigens wel benadrukken dat wij niet tegen nieuwe verdienmogelijkheden zijn. Die zijn belangrijk en als een mogelijkheid past wordt er ook succes mee geboekt en daar zijn talloze voorbeelden van. Aanvullende inkomsten zijn ook belangrijk omdat afhankelijkheid van subsidie de sector kwetsbaar maakt (en kwetsbaar betekent dus niet duurzaam).

Nieuwe verdienmogelijkheden leiden op de korte termijn dus niet tot een oplossing voor de groene sector. Wat dan wel?

Dan kom ik weer terug op een zakelijke aanpak. Het is niet heel flitsend en sexy maar het werkt wel. Goed nadenken, alleen zaken oppakken die echt belangrijk zijn, die zo efficiënt mogelijk uitvoeren en indien mogelijk samenwerken met andere eigenaren.

Komt er dan ooit een moment dat we de subsidies kunnen afschaffen?

Nee en dat willen wij ook helemaal niet. Veel Nederlanders gaan graag naar het bos. Belasting is dan een mooie en efficiënte manier om iedereen daar wat aan mee te laten betalen. En mensen die nooit naar het bos gaan, die gaan weer wat vaker naar het strand, of een historische binnenstad, dat is ook allemaal gratis en dat vraagt ook om beheer en wordt ook betaald uit de belasting. We moeten gewoon accepteren dat bossen geld kosten en daar via belastingen aan bijdragen.

Heb je nog een tip voor mensen die op zoek zijn naar nieuwe verdienmogelijkheden?

Ja, mijn tip is om bij een nieuwe verdienmogelijkheid eerst eens even de tijd te nemen, kijk de kat uit de boom, denk eens even goed na. Neem daar gerust een jaar de tijd voor. Dat bos dat loopt niet weg, daar verandert niet zoveel in dat ene jaar. Of zoals een bekende al zei: ‘have a cup of tea’.

Tot slot, dit jaar is het precies 300 jaar geleden dat de Duitse bosbouwer Hans Carl von Carlowitz, in een periode van ernstige leegroof van de Europese bossen, de term duurzaamheid (“Nachhaltigkeit”) introduceerde. Probos organiseert daarom met een aantal partners op 13 december het Symposium “300 jaar duurzaamheid: van nature vooruitkijken”. Voor meer informatie verwijzen we naar de www.probos.nl.

Rudy van Stratum / Stijn van Liefland

 

Groei van crowdfunding

“Het bedrag dat in Nederland wordt opgehaald via crowdfunding stijgt sterk dit jaar” meldt de Volkskrant op 2 augustus. Een wat ouder bericht maar dat krijg je als je op vakantie bent en na afloop nog eens alle oude kranten doorneemt. Ik vind het een interessant artikel gezien de discussies die ik regelmatig meemaak waarin crowdfunding aan de orde komt.

In 2012 werd met behulp van crowdfunding € 14 mln. opgehaald, in de eerste zes maanden van 2013 maar liefst € 13 mln. Het lijkt er dus op dat het bedrag dat door middel van crowdfunding binnengehaald wordt dit jaar zal verdubbelen. Daarbij moeten we er ook nog rekening mee houden dat er in 2012 een zeer succesvol project was dat verantwoordelijk was voor meer dan de helft van het geld (de Windcentrale) . Het achterliggende onderzoek is uitgevoerd door Douw&Koren die er een mooie infographic bij gemaakt hebben.

douwenkoren

€ 13 mln. in een half jaar is een hoop geld, maar tegelijkertijd,  het is minder dan € 1,= per Nederlander. Het is dus veel, zeker gezien de bedragen die in de voorafgaande jaren werden binnengehaald, maar het is in mijn ogen ook weinig. Stel dat het de komende jaren 10 keer zo veel wordt dan is het op de hele economie nog steeds weinig. Wat niet wegneemt dat het voor de afzonderlijke projecten natuurlijk heel veel op kan leveren.

Van de € 13 mln. van de eerste helft van dit jaar ging maar liefst € 10 mln. naar ondernemingen die geld nodig hebben voor investeringen. € 3 mln. ging naar ideële doelen zonder winstoogmerk (kunst, milieu, wijken etc.). Dat laatste is natuurlijk wel heel weinig (maar voor een project kan het voldoende zijn).

Nu naar de discussies die ik regelmatig voer. Daar gaat het over het algemeen over het financieren van een ontwikkeling die in de categorie ideëel valt of in ieder geval algemeen belang (natuur, monumenten, groen in de stad etc.). De vraag is vrijwel altijd, hoe komen we aan voldoende middelen? Crowdfunding wordt de laatste tijd dan vaak genoemd als mogelijkheid. Ik ben dan wat sceptisch, je moet er ook een hoop voor investeren (publiciteit en dergelijke) en het resultaat is onzeker. Dit artikel bevestigt voor mij dat veel geld ophalen met crowdfunding voor ‘ideële doelen’ niet zo vanzelfsprekend is. Er gaat tot op heden maar weinig geld in om en lijkt mij daarom op het eerste gezicht niet heel kansrijk.

Maar er is ook een andere analyse mogelijk. Ondernemers hebben de weg van crowdfunding weten te vinden en halen daar in absolute zin een flink (maar relatief gezien klein) bedrag mee op. De non profit sector is nog niet zo ver (of er zijn teveel sceptici zoals ik…) en moet werken aan een inhaalslag, dan kan ook deze sector flink wat geld ophalen. Zeker als crowdfunding zo blijft groeien als de afgelopen jaren.

Stijn van Liefland

 

 

 

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (4): nawoord, verdienmogelijkheid niets doen

Gaandeweg een onderzoek komen er altijd nieuwe gezichtspunten, vragen en ideeën naar voren. Zo ook bij ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. In de zijlijn van ons onderzoek speelden twee vragen. Als eerste de vraag wat is natuur in Nederland eigenlijk? Afgeleid daarvan, hoe zijn natuurgebieden in Nederland ontstaan en wie bepaalt uiteindelijk wat natuur is? Voor ons onderzoek was dit niet van belang. Immers een hoop gebieden hebben het etiket natuur gekregen (een gegeven) en voor ons was de enige vraag hoe ga je het beheer in de toekomst financieren. De tweede vraag die regelmatig opkwam was waarom het beheer van natuur eigenlijk zoveel geld kost, waar wordt dat geld eigenlijk aan uitgegeven?

Om met de eerste vraag te beginnen, wat is natuur in Nederland eigenlijk en hoe is dat zo gekomen? Ik vertel niets nieuws, maar natuurgebieden zijn uiteindelijk gewoon de gronden waar we niets mee konden. De heidevelden, de zandverstuivingen, de Oostvaardersplassen, de bossen op de Veluwe hebben met elkaar gemeen dat er in het verleden geen geld mee te verdienen viel en we er ook geen geld aan wilden uitgeven. Gevolg was dat we ze lieten liggen en de natuur haar gang kon gaan. Nu vinden we dat prachtige gebieden en willen we vooral wat er is in stand houden of wat er vroeger was (zand en heide) weer terugbrengen. Vervolgens noemen we het een natuurgebied en krijgt het een beschermde status. Het is niet uit te sluiten dat we over 50 of 100 jaar een aantal nieuwe natuurgebieden hebben, verlaten dorpen, bedrijventerreinen of kantoren waar de natuur uiteindelijk wel raad mee weet.

Waarom kost beheer van natuur dan zoveel geld? We hebben dat niet uitgezocht, maar zo voor de vuist weg kom ik op het volgende:

  • Het moet veilig zijn. Dat betekent dat allerlei vormen van beheer nodig zijn, afrasteringen om te voorkomen dat groot wild over de snelweg loopt, bomen kappen of snoeien die om dreigen te vallen, bossages verwijderen die de waterafvoer belemmeren etc. Je zou kunnen zeggen min of meer noodzakelijk onderhoud.
  • We willen graag dat wat wij natuur noemen (met al haar soorten) behouden zoals het nu is (of vroeger was). Dat betekent dat we de heide af moeten plaggen of laten begrazen, dat we bossen uitdunnen, graslanden maaien, dat we proberen te voorkomen dat een moeras verandert in een bos etc. Ik vermoed dat hier het meeste geld naartoe gaat.
  • We willen een mooi landschap. Dat is heel duidelijk bij landgoederen, daar is de beeldkwaliteit wellicht belangrijker dan de natuurwaarden. Maar ook in andere gebieden speelt dit, denk aan houtwallen, open gebieden etc.

Samenvattend natuurgebieden zijn plekken waar we niets aan konden verdienen en niets aan uit wilden geven, nu kosten deze gebieden een hoop geld omdat we ze willen houden zoals ze zijn. Een nieuw verdienmodel dient zich hiermee aan, laat de geschiedenis zich herhalen. De natuurgebieden van nu leveren te weinig op en kosten te veel. Waarom niet een tijdje niets doen, de natuur haar gang laten gaan en vervolgens als er geld is (maar ook als dat er niet is) zien we over een aantal jaar wel wat er van geworden is. Ongetwijfeld hebben we dan iets heel anders dan we nu hebben, maar is het daardoor minder waardevol of minder natuur? Laten we maar eens kijken hoe we er dan over denken.

Mijn stelling is dat niets doen in veel gebieden een prima verdienmogelijkheid is. Uitzonderingen zijn altijd mogelijk, veiligheid van bezoekers is belangrijk en we kennen natuurlijk een aantal gebieden die zo uniek en bijzonder zijn dat we daar wellicht wel door moeten gaan met het beheer. Maar voor het overige, laat maar gaan en we zien wel wat er gebeurt. Natuurlijk kan het zo zijn dat de natuurliefhebber het hier niet mee eens is of misschien wel de meerderheid van Nederland. Dat komt er dan vanzelf wel uit, als we het echt belangrijk vinden wordt het een verkiezingsitem, groeien de ledenaantallen van natuurorganisaties en zullen er meer donaties komen. Met andere woorden volgens mij is een tijdje niets doen een hele goede verdienmogelijkheid en mocht ik er naast zitten dan komen andere mogelijkheden vanzelf weer in beeld.

Stijn van Liefland

 

 

 

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (3): Overzicht verdienmogelijkheden

In dit derde en laatste artikel bespreken we de afzonderlijke verdienmogelijkheden. Zoals we in de grafiek (vorige artikel) lieten zien zijn er verdienmogelijkheden die in grote delen van Nederland toegepast kunnen worden, bijvoorbeeld oogsten en samenwerken. Maar hoe zit het dan met mogelijkheden die maar op een beperkt aantal plekken werken? Onder welke condities kunnen deze nou wel en niet en wat levert het dan vervolgens op voor een terreineigenaar?

In grote lijnen hebben we onderscheid gemaakt tussen drie typen verdienmogelijkheden:

  • Markt, kort door de bocht commerciële activiteiten die tot winst leiden die in het gebied gestoken kan worden. Een voorbeeld is horeca.
  • Donaties, activiteiten waarbij je een beroep doet op het belang dat mensen aan natuur hechten.
  • Efficiency, besparen in de uitgaven en daardoor meer doen met minder

In onderstaande figuur is het overzicht van de 7 eerder genoemde verdienmogelijkheden opgenomen. We hebben het hier over extra verdienmogelijkheden, dus bovenop wat er nu al verdiend wordt. Als voorbeeld, de verdienmogelijkheid horeca betekent in deze studie dus méér inkomsten voor de natuur uit de horeca halen. Per verdienmogelijkheid geven we een vuistregel en komt kort aan de orde wanneer deze kansrijk is. Ik licht er een aantal toe, voor het overige en voor een onderbouwing van de cijfers verwijs ik naar ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Efficiency en samenwerking. Tegelijkertijd met ons onderzoek heeft McKinsey onderzoek uitgevoerd naar de natuursector. In het voorjaar van 2013 is hierover diverse malen gepubliceerd in de media. De cijfers die naar buiten kwamen komen overeen met de cijfers die onze gesprekspartners noemden, een besparing van 10% door efficiency en samenwerking binnen de sector is goed mogelijk. Deze verdienmogelijkheid is wellicht niet altijd even leuk, kijk nog eens naar onze discussie over de schaapsherder op de Veluwe. Maar, het is wel de verdienmogelijkheid die in onze ogen het meeste oplevert.

Entree en parkeergeld. Gaandeweg het onderzoek kwam de vraag op waarom er geen entree wordt gevraagd voor natuurgebieden? Een belangrijke reden is dat de beheerssubsidie die veel terreinen ontvangen als voorwaarde heeft dat het terrein gratis en openbaar toegankelijk is voor wandelaars en fietsers. Voor bijzondere activiteiten als mountainbiken of paardrijden zou je wel entree kunnen vragen. De vraag is natuurlijk of deze subsidie opweegt tegen de inkomsten die je uit entree zou kunnen krijgen. Als voorbeeld, voor een bosgebied is de subsidie ongeveer € 200,= per ha. per jaar. Als het je dus lukt om per hectare meer dan 100 betalende bezoekers (á € 2,=) te krijgen dan wordt entree heffen een serieuze optie. Lastig punt is natuurlijk de kaartverkoop en de handhaving maar hier zijn creatieve oplossingen voor te bedenken. Uiteindelijk is er vaak een beperkt aantal dagen waarop heel veel mensen een terrein bezoeken, dat is het moment om te handhaven en wellicht ook om meteen een seizoenskaart te verkopen. Parkeergeld is een bijzondere vorm van entree heffen omdat dit wel is toegestaan binnen de beheerssubsidie.

Over een aantal verdienmogelijkheden wordt veel gesproken, ze lijken het ei van Columbus. Maar helaas, onze conclusie is dat deze relatief weinig opleveren.

Crowdfunding. Hierover hebben we op deze site al veel geschreven. Natuurlijk zijn er ook in de natuursector succesvolle voorbeelden van crowdfunding. Misschien heeft de natuursector bij de aankoop van de eerste natuurgebieden, ca. 100 jaar geleden, crowdfunding wel zelf uitgevonden. Maar, crowdfunding moet concreet zijn en tot iets tastbaars leiden (inderdaad bijvoorbeeld de aankoop van een stuk natuur) en we hebben het hier over het financieren van langdurig beheer. Komt bij dat de doelgroep voor crowdfunding in de natuur voor een deel al lid of donateur is van een natuurorganisatie. Onze conclusie is, een aardige mogelijkheid om incidenteel voor iets concreets geld mee in te zamelen maar geen structurele bron van inkomsten voor beheer van gebieden.

Horeca. Ook horeca wordt wel eens gepresenteerd als hét verdienmodel voor de natuursector. Maar, laten we los van allerlei cijfers over winstmarges en dergelijke eens door de oogharen naar de horeca in Nederland kijken. Die heeft de grootste moeite haar hoofd boven water te houden. Wil de horeca een serieuze verdienmogelijkheid zijn, dan moet je nog een deel van de winst die de horeca eventueel maakt afromen om in een gebied te stoppen. Overigens we hebben ons in de cijfers verdiept en ook dan blijken de extra inkomsten voor de natuursector gering.

Verdienmogelijkheden natuur

Verdienmogelijkheden natuur

Tot zover de verdienmogelijkheden voor de groene sector. Als laatste volgt binnenkort nog een kort nawoord.

Stijn van Liefland

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (2): belang van verdienmogelijkheden

Dit is het tweede artikel naar aanleiding van ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Vandaag bespreken we de verdienmogelijkheden in algemene zin. Centrale vraag: wat is het belang van de vele verdienmogelijkheden die genoemd worden. In het derde en laatste artikel komen de verdienmogelijkheden afzonderlijk aan de orde. Meer informatie over ons onderzoek in het vorige artikel of in ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Onder verdienmogelijkheden verstaan wij manieren om geld te verdienen (dat je vervolgens vrij kunt besteden) of manieren om geld te besparen (waardoor je meer kunt doen met minder geld). In ons onderzoek naar verdienmogelijkheden zijn we gestart met het terugbrengen van ruim 100 verdienmogelijkheden tot 14 hoofdcategorieën. Om tot deze 14 categorieën te komen waren feitelijk twee criteria van belang:

  • Het vermoeden dat het hier om een substantiële verdienmogelijkheid gaat
  • Het vermoeden dat deze verdienmogelijkheid op meerdere plekken toepasbaar is

 

Het gaat hier om vermoedens maar, uiteraard gebaseerd op ervaring, literatuur etc. Een mogelijkheid die we bijvoorbeeld niet meegenomen hebben is het verpachten van grond voor een gasverdeelstation waar een landgoed veel geld mee verdient. Het gaat hier weliswaar om een substantiële verdienmogelijkheid, maar deze is echter op een zeer beperkt aantal plaatsen (mogelijk slechts één) toepasbaar. De 14 mogelijkheden zijn vervolgens verder onderzocht door middel van een enquête en literatuurstudie en gesprekken met experts.

Na dit onderzoek hebben we het aantal categorieën nog verder ingedikt tot 7. Veel verdienmogelijkheden uit de eerdere 14 bleken bijvoorbeeld samen te hangen met natuurbeleving. Het verkopen van apps, activiteiten gericht op natuurbeleving en sponsoring appelleren allemaal aan de ‘liefde’ voor de natuur. De mogelijkheden die samenghangen met de verkoop van grond voor andere activiteiten werden als minder gewenst gezien en hebben we in het vervolg buiten beschouwing gelaten.

De overgebleven verdienmogelijkheden hebben we verder onderzocht door middel van gesprekken met experts en aanvullende literatuur. Om het belang van deze overgebleven verdienmogelijkheden duidelijk te maken hebben we het resultaat in een grafiek afgebeeld. Hierin laten we zien wat de mogelijkheid voor Nederland als geheel kan betekenen en voor de individuele terreineigenaar of beheerder.

De grafiek laat drie zaken zien:

  • Op de verticale as de opbrengst voor heel Nederland, anders gezegd, wat kan deze verdienmogelijkheid de natuursector opleveren. Hoe hoger in de grafiek hoe meer de mogelijkheid oplevert.
  • Op de horizontale as het aantal hectaren waar de mogelijkheid toegepast kan worden , naar mate de mogelijkheden verder naar rechts staan kan de mogelijkheid op een groter oppervlakte of in meer gebieden toegepast worden.
  • Tot slot geeft de grootte van de bollen de verdiencapaciteit per hectare weer.

rankinggroen slimfin_grafiek 5

Het valt op dat de meeste verdienmogelijkheden voor de natuursector als geheel niet heel veel opleveren. Mogelijkheden als horeca, natuurbegraafplaatsen en crowdfunding worden de laatste tijd veel genoemd als het gaat om verdienmogelijkheden. Voor de sector als geheel leveren deze echter relatief weinig op. Wat niet wegneemt dat een goede crowdfundingsactie of een natuurbegraafplaats voor een specifiek gebied wél veel zoden aan de dijk kan zetten. Vandaar de relatief grote bollen.

Minder sexy en al wat oudere mogelijkheden als efficiency door samenwerking en oogsten (uitgesplitst in twee vormen, hout en overig) kunnen de sector wel veel opleveren. Voor beide mogelijkheden geldt dat het al gebeurt maar dat er verder geoptimaliseerd kan worden.

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (1): introductie en geldstromen

In de eerste helft van dit jaar hebben wij in opdracht van InnovatieNetwerk onderzoek uitgevoerd naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Aanleiding van dit onderzoek was allereerst het boek “Waardevol Groen”. Hierin wordt welliswaar een groot aantal verdienmogelijkheden benoemd maar ontbreekt het aan een waardering van deze mogelijkheden. Zo wordt niet duidelijk wat de verschillende mogelijkheden opleveren en op welke schaal deze toepasbaar zijn. Een tweede aanleiding zijn (dreigende) bezuinigingen voor de natuursector. Een belangrijke vraag waar de sector mee worstelt is hoe het beheer van natuurgebieden de komende jaren gefinancieerd kan worden. (Nieuwe) verdienmogelijkheden bieden wellicht een oplossing.

De opdracht was om door middel van een kort onderzoek meer richting te geven aan het grote aantal verdienmogelijkheden dat in diverse publicaties genoemd wordt. Belangrijkste 2 vragen:

  • Wat kan een verdienmogelijkheid opleveren voor de natuursector als geheel in Nederland?
  • Op welke schaal zijn de verdienmogelijkheden toepasbaar, vrijwel overal in Nederland of alleen op specifieke plekken?

Uitgangspunt bij het onderzoek is dat de verdienmogelijkheden moeten helpen bij de financiering van het beheer, bijvoorbeeld om een mogelijke bezuiniging op te vangen. Een jaarlijks terugkerende geldstroom is daarbij dus van belang. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de website van Innovatienetwerk. In een serie van 3 artikelen gaan we hier kort op het rapport. In dit eerste artikel komen de geldstromen in de natuursector aan de orde, in de volgende twee artikelen komen de verdienmogelijkheden aan de orde.

Geldstromen

Gedurende het onderzoek ontstond er behoefte om meer duidelijkheid te krijgen over de geldstromen in de natuursector. Immers als we een verdienmogelijkheid vinden die zeg € 10 miljoen oplevert voor de natuursector, dan willen we graag weten of dat veel of weinig is. Het viel ons op dat een totaaloverzicht van de geldstromen in de natuursector niet te vinden is. Of laten we het zo stellen, wij hebben het niet kunnen vinden, als het er is, dan is het goed verstopt. Er zijn wel veel lijstjes met uitgaven, subsidiestromen, begrotingen etc. te vinden maar wij waren vooral geïnteresseerd in het totaalplaatje.

Het blijkt nog niet mee te vallen om al deze cijfers bij elkaar te krijgen en vervolgens met een consistent verhaal te komen. Om een voorbeeld te geven, er gaat vanuit de overheid veel geld naar de natuur, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies voor aankoop en beheer van gebieden, voor natuurorganisaties en voor agrarisch natuurbeheer. Maar er gaat ook geld naar de natuur in de vorm van compensatie voor andere activiteiten zoals de aanleg van de tweede Maasvlakte of het uitdiepen van de Westerschelde. Dan gaat er ook nog geld naar natuur doordat natuurontwikkeling meelift op andere ontwikkelingen zoals waterveiligheid.

Wij hebben ons beperkt tot de gelden die als hoofdoel natuur en een min of meer structureel karakter hebben. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om middelen voor de aankoop en het beheer van gebieden. Uiteindelijk ligt de focus bij de geld dat beschikbaar komen voor beheer. Ons onderzoek naar verdienmogelijkheden gaat immers ook over de financiering van het beheer van natuur. De belangrijkste geldbronnen zijn subsidies, charitas en economische activiteiten.

De cijfers hebben we vervolgens verwerkt tot onderstaande diagram dat een beeld geeft van de geldstromen.Hierin is ook een bezuiniging opgenomen en laten we zien hoe je deze bezuiniging op kunt vangen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was zal er op details vast wat op aan te merken zijn, aan de grote lijn die deze figuur laat zien zal dat weinig afdoen.

rankinggroen slimfin_stromen a3

Stijn van Liefland