Tag archieven: landschap

Verdienmodellen groen, overzicht

Vorige week zijn we gevraagd om deel te nemen over een bijeenkomst rondom verdienmodellen voor de financiering van groen. Daar hebben we natuurlijk al veel over geschreven en in de aanloop naar de bijeenkomst hebben we dat allemaal weer eens gelezen. We zijn best trots op wat er allemaal op onze site over dit onderwerp staat. Je zou er een boek over kunnen schrijven ;-). Tijd voor een overzicht, niet chronologisch, meer in de richting van een denklijn, niet alle artikelen staan erbij, dat werd teveel werk. Gebruik de zoekfunctie als je nog meer artikelen wilt lezen.

Als we het over verdienmodellen hebben kan je dat niet los zien van rendement. Uiteindelijk moet een verdienmodel er toe leiden dat je de aanleg en het beheer van een natuurgebied gefinancierd krijgt. Onze beslisboom is hierbij het uitgangspunt. Als er onvoldoende rendement is dan heeft het geen zin om door te gaan met een project. Verdienmodellen moeten dus vooral het rendement omhoog krikken. Waar hebben we het dan over? Vooral over minder uitgeven en meer inkomsten genereren. Het overzicht dat we hebben gemaakt op basis van het boekje van Nederland Boven Water laat dit mooi zien. Bij meer opbrengsten maken we nog onderscheid tussen oogsten (verdienen met dingen die er al zijn) en toevoegen (iets nieuws doen om mee te verdienen).

Wat de beslisboom ook laat zien is dat het doel belangrijk is. Dat staat bovenaan en niet voor niets. Twee dingen kan je er over zeggen:

  1. Je moet het doel in de gaten houden, voor wie ontwikkel je dat landschap, wat wil je er mee bereiken? En is er dan wellicht ook een andere manier om dat doel te bereiken?
  2. In hoeverre moet je vast houden aan dat doel? Het bijstellen van het doel is soms ook een goede verdienmogelijkheid.

We zijn onze serie over financiering van natuur en landschap dan ook begonnen met een artikel over tegendenken.  In essentie gaat het er om dat je steeds kritisch moet zijn naar wat je wilt bereiken en hoe je daar aan werkt.

De verdienmogelijkheden zelf

Dan de verdienmogelijkheden zelf. Eén van de organisatoren van de bijeenkomst verwees naar de enorme stapel literatuur die hij de afgelopen jaren over dit onderwerp had ontvangen. Herkenbaar. Wij hebben een aantal publicaties behandeld, onder andere van Innovatienetwerk:

  • Innovatienetwerk heeft een SWOT analyse van de natuursector uitgevoerd
  • Het boek Waardevol Groen uitgegeven, hier hebben we vervolgens nog een artikel aan gewijd om te kijken wat nou de grote verdienmogelijkheden zijn. Ook deze studie is van Innovatienetwerk.
  • De raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur over vernieuwing van de financiering maakt onderscheid in 5 markten voor natuur
  • Uit België komt een uitgebreide studie over Rural alliances. We hebben hier drie artikelen aan gewijd (1, 2 en 3). Deze studie onderscheidt zich doordat geld en ecosysteemdiensten minder van belang zijn. De nadruk ligt op oplossingen van onderaf, vrijwilligers, ruilhandel, lokale valuta etc.

Belangrijke vraag is natuurlijk hoe je door de bomen het bos ziet bij al deze verdienmogelijkheden. We hebben daarom  een soort van beslisboom gemaakt die kan helpen bij het bepalen welke verdienmogelijkheid nou bij jouw situatie past.

Eigen onderzoek

Voor innovatienetwerk hebben we een studie gedaan naar verdienmogelijkheden. Hoofdvraag, is het mogelijk in dat hele woud van verdienmogelijkheden enige duiding te geven? Wat zet nou zoden aan de dijk? Wat kan je overal doen? Wat alleen op enkele plekken? Ook hier hebben we een aantal artikelen aan gewijd:

  • In dit artikel brengen we de grote geldstromen binnen de sector in beeld. Hoeveel subsidie gaat er in om? Hoeveel andere inkomsten zijn er? En, waar gaat het geld heen?
  • In het tweede artikel kijken we naar het belang van de verdienmogelijkheden. Wat leveren ze op en waar zijn ze toepasbaar.
  • Vervolgens geven we een overzicht van de belangrijkste verdienmogelijkheden.
  • Tot slot een nabrander, een verdienmogelijkheid die we te weinig aandacht hebben gegeven, niets doen.

Hoe pak je het probleem aan

Het probleem binnen de sector is: te weinig middelen om het beheer te financieren. Wat zijn nou mogelijkheden die steeds weer langs komen? We pikken er twee uit en vragen ons af, gaat dat werken?

  • Ondernemerschap. Innovatienetwerk deed een studie naar ondernemerschap in de natuur. Rudy heeft een hele serie geschreven over ondernemerschap. In dit artikel gaat het over het Canvasmodel en natuur en Rudy vraagt zich af, wat zou een ondernemer doen met een bos? Als je geld wilt verdienen met natuur, dan vraagt dat wel om een zakelijke aanpak zo betoogde we in Trouw. Het leidde tot aardig wat kritiek, maar was ook prikkelend bedoeld.
  • Crowdfunding komt met enige regelmaat terug al het ei van Columbus en kan goed werken. Wij zijn wel beducht voor de survivorship bias, alleen de successen zijn in beeld, al die crowdfundingsprojecten die minder goed liepen zie je niet. We hebben een infographic gemaakt over crowdfunding, wat is het en waar moet je op letten.

Prijs, waarde en rendement

We hebben ook veel geschreven over prijs, waarde en rendement. Belangrijke begrippen als je het over verdienmogelijkheden hebt. Want, als iets veel waard is (of in waarde stijgt) wil dat nog niet zeggen dat het ook veel geld oplevert. Je moet nog wel cashen.

  • We beginnen bij rendement. Ja, de natuursector kan efficiënter werken en zo het rendement verhogen. Maar of je dat wilt? Lees onze discussie over de schaapsherder, artikel 1 en 2. Overigens vinden wij dat rendement niet alleen over geld gaat. Ook zachte waarden moet je meenemen. In onze eerste serie over rendement schrijven we daarover, bijvoorbeeld in dit artikel of in dit artikel. Hier gaat het specifiek over zachtere waarden in relatie tot natuur.
  • Over prijs en waarde heeft Rudy het een en ander geschreven. (1 en 2)
  • Maar de echte discussie gaat vaak over de vraag of je alles wel aan geld moet koppelen, moet je de waarde van de natuur wel gaan berekenen? En hoe doe je dat eigenlijk? (artikel 1 en 2)

Tot slot

Het financiële argument heeft met ongeveer alles te maken en dus ook met de natuur. Als je niet over geld na wilt denken, dan moet je er uiteindelijk juist meer tijd aan besteden. Dat geldt ook voor de natuursector.

Stijn van Liefland

Brabantse natuur naar de markt

‘De natuur is ook een exploitatie-bv’ kopt het Brabants Dagblad vandaag 3 januari 2014. De bezuinigingen op de natuur/parken blijft een actueel thema. Buck Consultants heeft in 2013 onderzoek verricht naar mogelijke verdienmodellen voor enkele Brabantse natuurparken. Later zullen we wellicht dieper ingaan op de conclusies van de rapporten zelf. Nu is de aanleiding én bron het betreffende artikel in de krant.

Redenering

De redenering is simpel. De overheid heeft minder inkomsten, moet dus bezuinigen en heeft ook minder geld beschikbaar voor de natuur. Kortom: minder subsidie. En dus moeten de parken hun eigen broek (meer) ophouden, ondernemer worden en ‘verdienmodellen’ introduceren. Enkele key-players rondom de vier Brabantse parken worden geïnterviewd en doen (met het rapport van Buck op het bureau) enkele uitspraken over mogelijke oplossingen.

Verdienmodellen

Nogmaals: ik baseer me vooralsnog uitsluitend op het krantenartikel. Welke oplossingen blijven ‘hangen’ bij de betrokkenen en om welke bedragen gaat het dan. In een mindmap:

Biesbosch naar de marktIn het geval van park Biesbosch (nationaal park sinds 1994, 90 vierkante kilometer) gaat het om de uitdaging er zelf €1.000.000 bij te harken. Het artikel vermeldt niet of dat per jaar is of over een bepaalde periode van meerdere jaren. De bestuurders hinken een beetje op twee gedachten: natuurlijk moet er bezuinigd worden en wij vinden dat we zelf ook meer creatief en ondernemend moeten zijn, maar: best raar want elke euro subsidie in de natuur levert de maatschappij 4 euro op. Dit laatste is natuurlijk interessant en voor ons een mooie uitdaging te achterhalen waar die uitspraak op is gebaseerd.

Kortom: aan de slag met verdienmodellen. Welnu, een hek rondom ‘onze’ (Brabantse) parken is geen optie, zoiets is alleen weggelegd voor de Hoge Veluwe. Het meest kansrijk en praktisch (mijn subjectieve inweging op basis van de tekst) is het heffen van parkeergelden. Een bedrag van € 2 / dag wordt haalbaar geacht, dat is de prijs van een ijsje immers. Vervolgens is een waterwin-opslag kansrijk, met een opslag van een-duizendste cent per kuub water. Dan het beroemde kopje koffie waar wordt gesproken over een opslag van € 0,10 per kopje. Biomassa (rooien van hout voor verbranding / energie) wordt als onvoldoende rendabel ingeschat. Watersporters kunnen vrijwillig een vaantje voor op hun boot kopen voor € 40-50. En tenslotte gaat de rondvaartboot de verkoop in zodat de exploitatiekosten voor rekening van de nieuwe eigenaar zijn.

De bijbehorende begroting en hoe die € 1.000.000 wordt behaald ontbreekt in het artikel maar zal ongetwijfeld in de achterliggende rapporten worden becijferd (nogmaals: gaan we nog naar kijken). De conclusies zijn globaal wel in lijn met een eerder onderzoek dat we voor InnovatieNetwerk hebben verricht.

Rudy van Stratum

Geld verdienen met een bos: interview Patrick Jansen van Probos

“Het is gewoon verrekte moeilijk om geld te verdienen met een bos”. Deze week spraken we met Patrick Jansen directeur van Probos over nieuwe verdienmogelijkheden voor de groene sector. We kwamen Patrick Jansen op het spoor naar aanleiding van een bijeenkomst waarin hij zich relativerend uitliet over allerlei nieuwe verdienmogelijkheden voor de bosbouwsector. In het kader van onze eigen zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe je het beheer van natuur en groen in Nederland de komende jaren gaat financieren wilden wij hier meer over weten. Zo komen we terecht in de bosbouwsector, een sector waarvoor lange termijn denken de kern is.

Op jullie site staat dat Probos werkt aan de duurzame instandhouding van kwalitatief hoogwaardig bos. Wat is dat dan duurzaam bosbeheer?

Het gaat om de economische belangen, de ecologische belangen en de sociale belangen. Dat klinkt afgezaagd, maar voor de bosbeheerder is dit al jaren de realiteit. Bosbeheer gaat over de lange termijn. 20 jaar is niets in de bosbouw. Het is ook niet zo gek dat in de bosbouw het begrip duurzaamheid (Nachhaltigkeit) 300 jaar geleden al gebruikt werd. Je kunt alleen geld verdienen met een bos als je (maar vooral anderen) in het verleden in het bos geïnvesteerd hebt. Door de juiste bomen te planten, door te dunnen en door regelmatig te snoeien. Dat kost tijd en geld, vooral in de eerste 20 jaar van een bos. Maar de baten uit de houtverkoop liggen ergens ver in de toekomst, die komen pas over 50 of 100 jaar. Mooi dik eikenhout heb je overigens pas na ca. 200 jaar. Zo’n boom levert dan een flink kapitaal op. Bosbouwers zijn dus genoodzaakt om naar die lange termijn te kijken en doen investeringen voor volgende generaties, de kern van duurzaamheid.

In het verleden (100 jaar geleden) was dit overigens wat simpeler, de belangrijkste functie van een bos was hout produceren. Tegenwoordig is ook de ecologische doelstelling belangrijk en wordt het bos gebruikt voor recreatie. Het vraagt heel wat beheer om een bos voor al deze functies geschikt te maken.

Zo zijn bijvoorbeeld veel exotische bomen zoals Amerikaanse eik en de Douglas de afgelopen jaren gerooid. Dit vanuit de overtuiging dat deze niet thuishoren in een natuurlijk bos. Maar, dit zijn wel de bomen die financieel het meeste opleveren. Het economisch belang is de afgelopen jaren ondergeschikt geraakt aan de ecologische doelstellingen en dat is dus niet duurzaam. Komt bij dat de beheerders van bossen ook verwend werden met flinke subsidies waardoor optimalisatie van de houtproductie niet nodig was.

Dus boseigenaren werden slapend rijk?

Nee, dat zeker niet. Er is in Nederland vrijwel geen enkele boseigenaar die winst maakt met een bos. Over het algemeen moet er geld bij of gaat er een hoop eigen tijd in zitten. De meeste eigenaren werken gewoon en bezitten daarnaast een stuk bos. Het beheer van zo’n bos kost geld, maar het levert ook wat op. Maar als eigenaar mag je blij zijn als je quitte speelt. Van een echt bos (en dus niet een landgoed o.i.d.) kan je niet leven.

Een echte ondernemer zou hier onmiddellijk mee stoppen en proberen het bos te verkopen. Je verdient dan in één keer aardig wat geld en bent vervolgens van het gedonder af.

Precies, dat zou een echte ondernemer doen. Maar, bosbouwers zijn geen echte ondernemers. En, dat bedoel ik positief. Het zijn mensen die hart hebben voor hun bos dat vaak al lang in de familie is. Ze zijn trots op het bos en doen hun best daar wat moois van te maken. Geld verdienen met het bos is van ondergeschikt belang. Hoewel bosbouwers in mijn ogen dus geen echte ondernemers hoeven te zijn die streven naar winstmaximalisatie vind ik wel dat ze meer als een ondernemer zouden moeten denken. Ik bedoel dan eigenlijk dat boseigenaren zakelijker te werk moeten gaan.

Noem eens een voorbeeld?

Soms wordt wel eens moeilijk gedaan over bepaalde kosten die gemaakt moeten worden om (in de toekomst) tot een goede houtoogst te komen, bijvoorbeeld snoeien. Dat is arbeidsintensief en dus duur, maar verbetert wel de kwaliteit van het hout. Tegelijkertijd wordt er wel makkelijk geïnvesteerd in zaken die financieel gezien geen enkel rendement hebben zoals bijvoorbeeld poelen, wandelpaden, cultuurhistorie etc. Het is natuurlijk voor veel mensen prachtig dat dit gebeurt, maar zakelijk gezien niet zo slim.

Als je het hebt over zakelijker te werk gaan, denk je dan ook aan allerlei nieuwe verdienmogelijkheden?

Ja en nee. Ik krijg soms een punthoofd van alle aandacht voor verdienmogelijkheden. Elke keer wordt er ook weer een nieuwe term voor bedacht. Profijtbeginsel, verzilvering, groene diensten, vermarkting, nu hebben we het over nieuwe verdienmodellen. Weet je waarom er steeds weer een nieuwe term wordt bedacht? Omdat het in de praktijk gewoon verrekte moeilijk is om op een andere manier geld te verdienen aan een bos. Het is niet zo simpel. En dat komt weer omdat je niet van de ene op de andere dag een nieuwe verdienmogelijkheid op de sector los kan laten. Je hebt te maken met twee partijen, de boseigenaar of beheerder en een andere partij, bijvoorbeeld de horeca, de mountainbikers of de ruitersport. Beide partijen moeten er klaar voor zijn. De meeste horecabedrijven vinden het heel normaal dat ze in of bij een mooi natuurgebied zitten en dat ze daar niets aan meebetalen. Dat ga je echt niet binnen een paar jaar veranderen. Maar, je moet er wel aan werken, het vraagt om een cultuurverandering bij de ondernemers die profiteren van groen en bij de consument. Dat gaat met kleine stapjes. Eén van onze initiatieven was ‘S(up)port for nature’ (www.supportfornature.nl). Het idee is dat je bij sportevenementen in de natuur van alle deelnemers een euro vraagt voor beheer van het terrein. Maar, er hoort ook bij dat je zorgvuldig met het gebied omgaat, een soort gedragscode. Het is helaas niet gelukt om dit door alle boseigenaren en betrokken sportbonden aan te laten nemen, de financiële bijdrage en de zorgplicht is daarom vrijwillig. Maar, dit is een manier om met mensen de discussie over een individuele bijdrage te starten. Je begint bij bijzondere groepen, ruiters en mountainbikers, langzaamaan raakt betalen voor natuur zo normaal.

Maar er zijn toch honderden verdienmogelijkheden voor deze sector?

Ja, maar je moet je realiseren dat die lang niet altijd en overal passen. Laat ik nog een voorbeeld noemen dat vaak wordt aangehaald. In Friesland werd een das doodgereden. De boswachter in het gebied begon via twitter een crowdfundingsactie en binnen korte tijd was er voldoende geld voor een dassentunnel, een geweldig succes dus. De conclusie is dan snel getrokken dat crowdfunding ook voor de natuursector werkt. Maar dat is maar het halve verhaal. Je moet er dan ook bij vertellen dat deze boswachter al jaren op twitter zit, met grote regelmaat interessante tweets verstuurt en zo in een paar jaar een grote hoeveelheid volgers heeft. Crowdfunding paste dus precies bij hem en bij deze situatie en dat heeft hij fantastisch benut, niets dan lof. Maar, als je die volgers niet hebt, gewoon niet van sociale media houdt, of vooral bezig wilt zijn met bosbeheer, dan is crowdfunding natuurlijk helemaal niet zo makkelijk, dan kan je je tijd wellicht beter in het beheer van je bos stoppen.

Overigens zijn er natuurlijk mensen die dit bestrijden en overal kansen zien. Maar het valt op dat in de discussie steeds weer dezelfde voorbeelden genoemd worden. Nieuwe verdienmogelijkheden kunnen dus wel, maar niet altijd en niet overal.

Ik wil overigens wel benadrukken dat wij niet tegen nieuwe verdienmogelijkheden zijn. Die zijn belangrijk en als een mogelijkheid past wordt er ook succes mee geboekt en daar zijn talloze voorbeelden van. Aanvullende inkomsten zijn ook belangrijk omdat afhankelijkheid van subsidie de sector kwetsbaar maakt (en kwetsbaar betekent dus niet duurzaam).

Nieuwe verdienmogelijkheden leiden op de korte termijn dus niet tot een oplossing voor de groene sector. Wat dan wel?

Dan kom ik weer terug op een zakelijke aanpak. Het is niet heel flitsend en sexy maar het werkt wel. Goed nadenken, alleen zaken oppakken die echt belangrijk zijn, die zo efficiënt mogelijk uitvoeren en indien mogelijk samenwerken met andere eigenaren.

Komt er dan ooit een moment dat we de subsidies kunnen afschaffen?

Nee en dat willen wij ook helemaal niet. Veel Nederlanders gaan graag naar het bos. Belasting is dan een mooie en efficiënte manier om iedereen daar wat aan mee te laten betalen. En mensen die nooit naar het bos gaan, die gaan weer wat vaker naar het strand, of een historische binnenstad, dat is ook allemaal gratis en dat vraagt ook om beheer en wordt ook betaald uit de belasting. We moeten gewoon accepteren dat bossen geld kosten en daar via belastingen aan bijdragen.

Heb je nog een tip voor mensen die op zoek zijn naar nieuwe verdienmogelijkheden?

Ja, mijn tip is om bij een nieuwe verdienmogelijkheid eerst eens even de tijd te nemen, kijk de kat uit de boom, denk eens even goed na. Neem daar gerust een jaar de tijd voor. Dat bos dat loopt niet weg, daar verandert niet zoveel in dat ene jaar. Of zoals een bekende al zei: ‘have a cup of tea’.

Tot slot, dit jaar is het precies 300 jaar geleden dat de Duitse bosbouwer Hans Carl von Carlowitz, in een periode van ernstige leegroof van de Europese bossen, de term duurzaamheid (“Nachhaltigkeit”) introduceerde. Probos organiseert daarom met een aantal partners op 13 december het Symposium “300 jaar duurzaamheid: van nature vooruitkijken”. Voor meer informatie verwijzen we naar de www.probos.nl.

Rudy van Stratum / Stijn van Liefland

 

Verdienmogelijkheden groen in economisch perspectief: een (kritische) reactie

In juli 2013 hebben in opdracht van Innovatienetwerk een onderzoek gedaan naar de verdienmogelijkheden voor de groene sector. Het onderzoek is te vinden op:

http://www.innovatienetwerk.org/nl/bibliotheek/rapporten/567/Verdienmogelijkhedengroenineconomischperspectief.html

Op deze site (slimme financiering) is in een viertal blogs de inhoud van dit onderzoek nog eens apart besproken. De eerste blog in deze reeks is te lezen via http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2306.

Hans Kamerbeek, zelfstandig journalist en auteur van de studie ‘Waardevol groen’, meldde ons zwaar teleur gesteld te zijn in ons onderzoek. Hans heeft na wat op en neer mailen, op ons verzoek, zijn bezwaren op papier gezet. Wij vinden het nuttig voor de discussie over dit belangrijke onderwerp dat zijn bijdrage voor iedereen die dat interesseert is na te lezen.

Wij (Stijn en ik) vinden dat Hans een aantal essentiële punten maakt. Maar zien een aantal zaken ook fundamenteel anders. Ik hoop dat hier op deze site deze week nog toe te kunnen lichten.

Rudy van Stratum

 

Reactie op essay ‘Verdienmogelijkheden groen in economisch perspectief’

14 oktober 2013

Het essay is een macro-economische analyse en biedt helaas de natuurondernemer, dus op micro-niveau, geen handvaten. Dat is mijn belangrijkste punt van kritiek op het essay ‘Verdienmogelijkheden groen in economisch perspectief’ dat Rudy van Stratum en Stijn van Liefland in opdracht van InnovatieNetwerk hebben geschreven. Deze twee economen hebben een analyse gemaakt van de 101 verdienmodellen, kostenbesparingen en tips aan overheden die ik heb verzameld in het boek ‘Waardevol Groen’. Dat schept hoge verwachtingen, maar de resultaten stellen ernstig teleur. Mijn indruk is dat dat niet aan de schrijvers ligt, maar aan de weerbarstige materie.

Het essay lijdt aan nogal wat, deels zelf opgelegde, beperkingen.

1. De essayisten beperken zich tot verdienmodellen voor natuurbeheer en hebben dus alle incidentele inkomstenbronnen genegeerd. In de praktijk lopen incidentele en structurele geldstromen nogal eens door elkaar, zoals de aanschaf van een machine incidenteel heet, maar structureel kan bijdragen aan efficiënter natuurbeheer.

2. Een van hun conclusies luidt “dat 80-90% van de verdienmodellen slechts 10-20% van de potentieel extra inkomsten zullen genereren”.  Dat verrast niet want dat geldt in het algemeen voor alle startende bedrijven. Zo gesteld lijkt het dat vrijwel alle verdienmodellen weinig opleveren. Hier wreekt zich de macro-economische methode. Want de bijdrage aan het grote geheel kan klein zijn, de eigenaar of beheerder kan veel baat hebben van die unieke inkomstenbron en kostenbesparing, die kennelijk alleen op zijn of op enkele terreinen succes heeft.

3. De hoofdvraag is interessant: ‘Hoe kun je de bestaande kwaliteit van beheer binnen een termijn van 5-10 jaar op peil houden bij een voorziene reductie van de subsidiestromen? Welke verdienmogelijkheden zijn dan in welke volgorde het meest kansrijk?’ Jammer is dat het essay slechts een beperkte rangorde biedt van niet meer dan vier opties.

De schrijvers hebben van de 101 verdienmodellen er 35 geschrapt, zoals zorg als inkomstenbron (staat nu bij ‘bezuinigen’), overnachten in hotels/pensions/B&B’s, pretpark/exposities à la Efteling en Keukenhof, bij biomassa staat alleen biogas en niet elektriciteit, warmte, fotonenboer, veevoer, mest, haardhout, grasproducten of ‘nieuwe’ zoals warmtecontracten, ecotoerisme à la PAN Parks en Rewilding Europe, grote grazers die besparingen op beheer opleveren en vlees produceren, vergroening van het Europese landbouwbeleid, verkoop hout met hogere marges zoals grafkisten, huizen, kantoren, landschaps- en streekfondsen waaraan ook bedrijven bijdragen bv via de streekrekening, €130 miljoen aan compensatiegeld via het Groenfonds, malegenootschappen/aandelen voor bestaande natuur en zo voort.

De resterende 66 verdienmodellen hebben ze in slechts 14 categorieën geperst en daar een zogenaamde mindmap van gemaakt. Daarmee miskennen zij de kern, namelijk dat er heel veel kan en dat toont de mindmap juist niet.

2. Een enquête onder tachtig professionals in de natuursector vormde een deel van de opdracht. De auteurs erkennen in hun essay dat de enquête niet representatief is vanwege een oververtegenwoordiging van de sector beleid en advies. Ook was slechts een ondernemer aangeschreven. De uitkomsten leveren dus geen kwantitatief bruikbare conclusies op.

Kritiek is ook mogelijk op de vragen in de enquête zoals naar het rendement van een gemiddeld terrein. Net als in de rest van de markt bestaan er geen modellen die op bijna elk terrein toepasbaar zijn. Zelfs McDonald’s wordt niet op elke plek een succes. Een natuurbezitter doet er verstandig aan om de sterke kanten van zijn of haar bezit op te sporen en van daaruit en of meer economische dragers te ontwikkelen. Ook hier wringt de macro-analyse met de praktijk.

Desondanks zijn enkele conclusies interessant. Want algemeen geldig voor alle terreinen is de vraag of samenwerking kan leiden tot kostenbesparing op bv inkoop, administratie, ict en tot meer (indirecte) inkomsten uit gezamenlijke producten en diensten, zoals betaalde apps, websites waar mensen informatie kunnen vinden over routes, natuurgebieden, overnachtingen en zo voort.

Ook klinkt meer oogsten logisch als antwoord in de enquête. Net als natuurbegraven, erfpacht en verhuur van gebouwen, al schrappen de auteurs die vervolgens uit de ranglijst.

Deze magere conclusies bevestigen een fundamentele kritiek op het instrument enquête voor dit doel. De natuursector kent een geweldige dynamiek. Onder druk van de enorme bezuinigingen blijken overal in het land mensen aan de slag te gaan met manieren om het hoofd boven water te houden. De aanhoudende stroom van nieuwe verdienmodellen wijst op grote creativiteit. Nadeel van deze turbulente fase is wel dat velen niet weten wat anderen doen. Dus levert een enquête op zijn best een beeld van het verleden waarin sprake was van hout, jacht en pacht als inkomstenbronnen. Nogal wat geënquêteerden vullen dat lijstje aan met gebouwen en soms publieksevenementen, maar blijken niet op de hoogte van nog minstens 150 andere manieren. Dat is ook niet vreemd want die kennis is maar deels beschikbaar. In een boek dat volgend voorjaar verschijnt, wordt het scala uit ‘Waardevol Groen’ bijna verdubbeld. Met hulp van enkele partnerorganisaties als FPG, Kastelenstichting, VPHB en Groenfonds komt die groeiende stroom aan verdienmodellen en voorbeelden daarvan wellicht ook digitaal beschikbaar.

3. Sponsoring komt er in het essay karig af. Want die geldstroom omvat echt meer dan het plaatsen van reclameborden. De 19 bedrijfssponsors van NM doen veel andere dingen, van leveren bedrijfskleding tot opwekken duurzame energie. De focus gaat steeds meer naar samenwerking met bedrijven die werk maken van duurzaamheid, zodat beide partijen elkaar kunnen versterken.

4. Crowdfundinglijkt zich niet te lenen voor steun aan regulier beheer, wel voor projecten en past dus niet in de zelf opgelegde focus van dit essay. Aan de andere kant leveren landschapsveilingen wel geld op voor tien jaar beheer. De creativiteit van ondernemers laat zich kennelijk niet vangen in vakjes.

Het is ook niet waar dat crowdfunding altijd om kleine bedragen gaat. Het gaat nogal eens om veel grotere bedragen dan de genoemde 10.000 tot 50.000 euro. Zo werd op een zondagavond in september voor een miljoen euro verkocht aan Winddelen, allemaal eigenaren van een windmolen.

Dat de sector donaties mis zou lopen als crowdfunding veel succes heeft, valt te betwijfelen. Er zijn maar weinig donateurs met een vast jaarbudget. Steeds weer blijkt de tegenprestatie bepalend voor de opbrengst. Hier liggen dus kansen voor creatieve ondernemers.

5. De gepresenteerde cijfers van het overheidsbeleid voor natuur blijken een slag in de lucht. De cijfers hebben de auteurs nodig om het relatieve belang van inkomstenbronnen te becijferen. Maar in literatuur en onder deskundigen circuleren cijfers met een onderling verschil van een factor 2,5. Het is wonderlijk dat de Tweede Kamer deze onduidelijkheid accepteert, maar dat terzijde. De cijfers in de analyse vormen dus helaas een onbetrouwbare basis.

6. Omdat de analyse zoveel beperkingen kent, lukt het niet om een ranglijst te maken van 14 categorieën, noch van de geselecteerde 66 verdienmodellen, laat staan van alle 101 uit ‘Waardevol Groen’. Het doel van dit essay, een ranglijst maken, stelt dus teleur:

Deze meest kansrijke verdienmogelijkheden zijn in volgorde:

1. Een verhoogde interne efficiency binnen de groene sector.

2. Meer rendement uit oogsten in brede zin.

3. Meer betalen voor groen door gerichte inzet van heffing van entree en parkeergelden.

4. Een verhoogde externe efficiency van de groensector door gezamenlijk en/of slimmer gebruik te maken van de mogelijkheden van sponsoring, branding en reclame.”

Samenwerken van Natuurmonumenten, de 12 Landschappen, Staatsbosbeheer kan een besparing van €100 miljoen opleveren, heeft McKinsey berekend. Deze drie opdrachtgevers hebben dit cijfer omlaag gepraat in het gepubliceerde rapport, omdat zij hechten aan hun ‘identiteit’. Maar als die samenwerking zou leiden tot één organisatie – velen kijken met jaloezie naar de Britse National Trust, maar het kan ook anders – en meer natuurbezitters zouden zich aansluiten zoals FPG, SBNL, Recreatieschappen, Waterschappen en nog vijftig andere terreinbeheerders, dan zou de besparing verder kunnen oplopen. Dus is het terecht dat interne en externe efficiëntie hoog in zo’n ranglijst komen.

Oogsten van zand, klei en grind kan lang niet overal. En oogsten van hout blijkt zelfs met hoge houtprijzen een marginale activiteit die erg afhankelijk is van subsidie. Gemiddeld 40% van de bosinkomsten komen van subsidie. Dat aandeel zal de komende jaren rap dalen tot 10% en minder. Even snel zullen eventuele winsten vervliegen. De vraag is dus of oogsten zo hoog op de ranglijst past.

Terwijl de auteurs zichzelf de eis opleggen dat de verdienmodellen uit de ranglijst algemeen toepasbaar moeten zijn, lukt dat met oogsten net zo min als met entree en parkeergelden, waarvan zij de opbrengst becijferen op €12 miljoen. Het model van Nationaal Park De Hoge Veluwe, dat driekwart van zijn inkomsten haalt uit entreekaartjes, past op meer plaatsen in het land, maar op vrijwel alle natuurgebieden? En parkeergeld werkt alleen als er geen gratis alternatieven vlakbij zijn en je goed duidelijk maakt dat de opbrengst ten goede komt van de natuur.

Fundamenteler zijn de algemene bezwaren tegen zo’n ranglijst van verdienmodellen. Op grond van vier jaar bezoeken, interviews, literatuur en bijeenkomsten, luidt mijn conclusie: laat duizend bloemen bloeien. Geef natuurondernemers de grootst mogelijke ruimte, help hem en haar met uitwisseling van kennis en ervaring en val hen niet lastig met oordelen over verdienmodellen die er mogelijk toe leiden dat financiers zoals banken geen krediet willen verlenen omdat de investeringsplannen zo laag op de ranglijst staan. Zo heeft een goed bedoeld rapport van Alterra, ‘slechts een literatuuroverzicht’, tot jarenlange vertraging geleid in de ontwikkeling van natuurbegraven.

Ook op details valt er op het essay een en ander af te dingen. Een bloemlezing:

a. Bij de uitleg in Figuur 6 zijn kanttekeningen te plaatsen, zoals entree heffen betekent niet automatisch subsidie verliezen, wel staat een NSW-status dan onder druk.

b. Als voorwaarde voor succes staat bij entreeheffing: ‘Beperkt aanbod van natuur in de omgeving’. Dat geldt niet voor NP De Hoge Veluwe. Kennelijk gelden daar andere bezoekersmotieven zoals musea.

c. Onder ‘Verantwoording’ staat dat de natuursector €12 miljoen verdient aan entreekaartjes als 10% van de 60 miljoen bezoekers €2 betaalt. Daar moeten dan nog alle kosten af van het hek, de toegangsloketten, het personeel en zo voort. Maar zou het aantal jaarlijkse bezoeken aan natuur inderdaad met 50 miljoen dalen, dus bijna halveren, na entreeheffing? Reëler is om te veronderstellen dat alleen Nationale Parken en enkele, andere grote natuurgebieden zich lenen voor entree. Ook tolheffing op een doorgaande weg valt te overwegen.

d. Bij natuurbegraven is laag grondwater geen vereiste mits het om een eeuwigdurend grafrecht gaat. Dat is een voordeel ten opzichte van het traditionele begraven waar na verloop van het grafrecht de kist weer opgegraven moet worden. Dat is onder het grondwater niet zo’n pretje voor de delvers.

e. Horeca levert steeds vaker niet alleen pacht of huur op, maar ook investeringen in natuurbeheer en kwaliteitsverbetering. Zie bijvoorbeeld de zes Green Deals van STIRR. Het gekozen voorbeeld, een pannenkoekenrestaurant, staat er inderdaad om bekend in deze weinig extra’s op te leveren. Maar als je met ambitie een prachtig landhuis verhuurt voor €13.000 aan een groep van 8 personen voor een midweek, zoals in Schotland gebeurt, dan kom je een heel eind.

f. Het begrip ‘ondernemerschap’ komt in het hele essay niet voor. Het succes hangt namelijk vaak af van wat een ondernemer met een model doet.

Wat ik bedoel, illustreert Landgoed Verwolde met de zogenaamde ‘IJzeren Hein’ bij de ‘dikste eik van Nederland’. De eigenaar heeft daar een vandaalbestendige gietijzeren pot neergezet met een gleuf en informatie over de besteding van de donaties. Hij ontvangt gemiddeld €1200 per jaar. Dat kan lang niet overal, maar past heel goed bij alle andere activiteiten op Verwolde. Als nfc op smartphones een vlucht neemt, kan het straks digitaal en zit er geen fysiek geld in de paal. Mijn conclusie na vier jaar onderzoek: het aantal mogelijkheden om geld te verdienen met natuur en op kosten te besparen, wordt slechts beperkt door de mogelijkheden van het terrein en de creativiteit van de ondernemer.

Het deed me goed om eens met macro-economische ogen te kijken naar de financiering van natuur en landschap. Ik dank jullie voor die gelegenheid.

Hans Kamerbeek

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (4): nawoord, verdienmogelijkheid niets doen

Gaandeweg een onderzoek komen er altijd nieuwe gezichtspunten, vragen en ideeën naar voren. Zo ook bij ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. In de zijlijn van ons onderzoek speelden twee vragen. Als eerste de vraag wat is natuur in Nederland eigenlijk? Afgeleid daarvan, hoe zijn natuurgebieden in Nederland ontstaan en wie bepaalt uiteindelijk wat natuur is? Voor ons onderzoek was dit niet van belang. Immers een hoop gebieden hebben het etiket natuur gekregen (een gegeven) en voor ons was de enige vraag hoe ga je het beheer in de toekomst financieren. De tweede vraag die regelmatig opkwam was waarom het beheer van natuur eigenlijk zoveel geld kost, waar wordt dat geld eigenlijk aan uitgegeven?

Om met de eerste vraag te beginnen, wat is natuur in Nederland eigenlijk en hoe is dat zo gekomen? Ik vertel niets nieuws, maar natuurgebieden zijn uiteindelijk gewoon de gronden waar we niets mee konden. De heidevelden, de zandverstuivingen, de Oostvaardersplassen, de bossen op de Veluwe hebben met elkaar gemeen dat er in het verleden geen geld mee te verdienen viel en we er ook geen geld aan wilden uitgeven. Gevolg was dat we ze lieten liggen en de natuur haar gang kon gaan. Nu vinden we dat prachtige gebieden en willen we vooral wat er is in stand houden of wat er vroeger was (zand en heide) weer terugbrengen. Vervolgens noemen we het een natuurgebied en krijgt het een beschermde status. Het is niet uit te sluiten dat we over 50 of 100 jaar een aantal nieuwe natuurgebieden hebben, verlaten dorpen, bedrijventerreinen of kantoren waar de natuur uiteindelijk wel raad mee weet.

Waarom kost beheer van natuur dan zoveel geld? We hebben dat niet uitgezocht, maar zo voor de vuist weg kom ik op het volgende:

  • Het moet veilig zijn. Dat betekent dat allerlei vormen van beheer nodig zijn, afrasteringen om te voorkomen dat groot wild over de snelweg loopt, bomen kappen of snoeien die om dreigen te vallen, bossages verwijderen die de waterafvoer belemmeren etc. Je zou kunnen zeggen min of meer noodzakelijk onderhoud.
  • We willen graag dat wat wij natuur noemen (met al haar soorten) behouden zoals het nu is (of vroeger was). Dat betekent dat we de heide af moeten plaggen of laten begrazen, dat we bossen uitdunnen, graslanden maaien, dat we proberen te voorkomen dat een moeras verandert in een bos etc. Ik vermoed dat hier het meeste geld naartoe gaat.
  • We willen een mooi landschap. Dat is heel duidelijk bij landgoederen, daar is de beeldkwaliteit wellicht belangrijker dan de natuurwaarden. Maar ook in andere gebieden speelt dit, denk aan houtwallen, open gebieden etc.

Samenvattend natuurgebieden zijn plekken waar we niets aan konden verdienen en niets aan uit wilden geven, nu kosten deze gebieden een hoop geld omdat we ze willen houden zoals ze zijn. Een nieuw verdienmodel dient zich hiermee aan, laat de geschiedenis zich herhalen. De natuurgebieden van nu leveren te weinig op en kosten te veel. Waarom niet een tijdje niets doen, de natuur haar gang laten gaan en vervolgens als er geld is (maar ook als dat er niet is) zien we over een aantal jaar wel wat er van geworden is. Ongetwijfeld hebben we dan iets heel anders dan we nu hebben, maar is het daardoor minder waardevol of minder natuur? Laten we maar eens kijken hoe we er dan over denken.

Mijn stelling is dat niets doen in veel gebieden een prima verdienmogelijkheid is. Uitzonderingen zijn altijd mogelijk, veiligheid van bezoekers is belangrijk en we kennen natuurlijk een aantal gebieden die zo uniek en bijzonder zijn dat we daar wellicht wel door moeten gaan met het beheer. Maar voor het overige, laat maar gaan en we zien wel wat er gebeurt. Natuurlijk kan het zo zijn dat de natuurliefhebber het hier niet mee eens is of misschien wel de meerderheid van Nederland. Dat komt er dan vanzelf wel uit, als we het echt belangrijk vinden wordt het een verkiezingsitem, groeien de ledenaantallen van natuurorganisaties en zullen er meer donaties komen. Met andere woorden volgens mij is een tijdje niets doen een hele goede verdienmogelijkheid en mocht ik er naast zitten dan komen andere mogelijkheden vanzelf weer in beeld.

Stijn van Liefland

 

 

 

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (3): Overzicht verdienmogelijkheden

In dit derde en laatste artikel bespreken we de afzonderlijke verdienmogelijkheden. Zoals we in de grafiek (vorige artikel) lieten zien zijn er verdienmogelijkheden die in grote delen van Nederland toegepast kunnen worden, bijvoorbeeld oogsten en samenwerken. Maar hoe zit het dan met mogelijkheden die maar op een beperkt aantal plekken werken? Onder welke condities kunnen deze nou wel en niet en wat levert het dan vervolgens op voor een terreineigenaar?

In grote lijnen hebben we onderscheid gemaakt tussen drie typen verdienmogelijkheden:

  • Markt, kort door de bocht commerciële activiteiten die tot winst leiden die in het gebied gestoken kan worden. Een voorbeeld is horeca.
  • Donaties, activiteiten waarbij je een beroep doet op het belang dat mensen aan natuur hechten.
  • Efficiency, besparen in de uitgaven en daardoor meer doen met minder

In onderstaande figuur is het overzicht van de 7 eerder genoemde verdienmogelijkheden opgenomen. We hebben het hier over extra verdienmogelijkheden, dus bovenop wat er nu al verdiend wordt. Als voorbeeld, de verdienmogelijkheid horeca betekent in deze studie dus méér inkomsten voor de natuur uit de horeca halen. Per verdienmogelijkheid geven we een vuistregel en komt kort aan de orde wanneer deze kansrijk is. Ik licht er een aantal toe, voor het overige en voor een onderbouwing van de cijfers verwijs ik naar ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Efficiency en samenwerking. Tegelijkertijd met ons onderzoek heeft McKinsey onderzoek uitgevoerd naar de natuursector. In het voorjaar van 2013 is hierover diverse malen gepubliceerd in de media. De cijfers die naar buiten kwamen komen overeen met de cijfers die onze gesprekspartners noemden, een besparing van 10% door efficiency en samenwerking binnen de sector is goed mogelijk. Deze verdienmogelijkheid is wellicht niet altijd even leuk, kijk nog eens naar onze discussie over de schaapsherder op de Veluwe. Maar, het is wel de verdienmogelijkheid die in onze ogen het meeste oplevert.

Entree en parkeergeld. Gaandeweg het onderzoek kwam de vraag op waarom er geen entree wordt gevraagd voor natuurgebieden? Een belangrijke reden is dat de beheerssubsidie die veel terreinen ontvangen als voorwaarde heeft dat het terrein gratis en openbaar toegankelijk is voor wandelaars en fietsers. Voor bijzondere activiteiten als mountainbiken of paardrijden zou je wel entree kunnen vragen. De vraag is natuurlijk of deze subsidie opweegt tegen de inkomsten die je uit entree zou kunnen krijgen. Als voorbeeld, voor een bosgebied is de subsidie ongeveer € 200,= per ha. per jaar. Als het je dus lukt om per hectare meer dan 100 betalende bezoekers (á € 2,=) te krijgen dan wordt entree heffen een serieuze optie. Lastig punt is natuurlijk de kaartverkoop en de handhaving maar hier zijn creatieve oplossingen voor te bedenken. Uiteindelijk is er vaak een beperkt aantal dagen waarop heel veel mensen een terrein bezoeken, dat is het moment om te handhaven en wellicht ook om meteen een seizoenskaart te verkopen. Parkeergeld is een bijzondere vorm van entree heffen omdat dit wel is toegestaan binnen de beheerssubsidie.

Over een aantal verdienmogelijkheden wordt veel gesproken, ze lijken het ei van Columbus. Maar helaas, onze conclusie is dat deze relatief weinig opleveren.

Crowdfunding. Hierover hebben we op deze site al veel geschreven. Natuurlijk zijn er ook in de natuursector succesvolle voorbeelden van crowdfunding. Misschien heeft de natuursector bij de aankoop van de eerste natuurgebieden, ca. 100 jaar geleden, crowdfunding wel zelf uitgevonden. Maar, crowdfunding moet concreet zijn en tot iets tastbaars leiden (inderdaad bijvoorbeeld de aankoop van een stuk natuur) en we hebben het hier over het financieren van langdurig beheer. Komt bij dat de doelgroep voor crowdfunding in de natuur voor een deel al lid of donateur is van een natuurorganisatie. Onze conclusie is, een aardige mogelijkheid om incidenteel voor iets concreets geld mee in te zamelen maar geen structurele bron van inkomsten voor beheer van gebieden.

Horeca. Ook horeca wordt wel eens gepresenteerd als hét verdienmodel voor de natuursector. Maar, laten we los van allerlei cijfers over winstmarges en dergelijke eens door de oogharen naar de horeca in Nederland kijken. Die heeft de grootste moeite haar hoofd boven water te houden. Wil de horeca een serieuze verdienmogelijkheid zijn, dan moet je nog een deel van de winst die de horeca eventueel maakt afromen om in een gebied te stoppen. Overigens we hebben ons in de cijfers verdiept en ook dan blijken de extra inkomsten voor de natuursector gering.

Verdienmogelijkheden natuur

Verdienmogelijkheden natuur

Tot zover de verdienmogelijkheden voor de groene sector. Als laatste volgt binnenkort nog een kort nawoord.

Stijn van Liefland

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (2): belang van verdienmogelijkheden

Dit is het tweede artikel naar aanleiding van ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Vandaag bespreken we de verdienmogelijkheden in algemene zin. Centrale vraag: wat is het belang van de vele verdienmogelijkheden die genoemd worden. In het derde en laatste artikel komen de verdienmogelijkheden afzonderlijk aan de orde. Meer informatie over ons onderzoek in het vorige artikel of in ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Onder verdienmogelijkheden verstaan wij manieren om geld te verdienen (dat je vervolgens vrij kunt besteden) of manieren om geld te besparen (waardoor je meer kunt doen met minder geld). In ons onderzoek naar verdienmogelijkheden zijn we gestart met het terugbrengen van ruim 100 verdienmogelijkheden tot 14 hoofdcategorieën. Om tot deze 14 categorieën te komen waren feitelijk twee criteria van belang:

  • Het vermoeden dat het hier om een substantiële verdienmogelijkheid gaat
  • Het vermoeden dat deze verdienmogelijkheid op meerdere plekken toepasbaar is

 

Het gaat hier om vermoedens maar, uiteraard gebaseerd op ervaring, literatuur etc. Een mogelijkheid die we bijvoorbeeld niet meegenomen hebben is het verpachten van grond voor een gasverdeelstation waar een landgoed veel geld mee verdient. Het gaat hier weliswaar om een substantiële verdienmogelijkheid, maar deze is echter op een zeer beperkt aantal plaatsen (mogelijk slechts één) toepasbaar. De 14 mogelijkheden zijn vervolgens verder onderzocht door middel van een enquête en literatuurstudie en gesprekken met experts.

Na dit onderzoek hebben we het aantal categorieën nog verder ingedikt tot 7. Veel verdienmogelijkheden uit de eerdere 14 bleken bijvoorbeeld samen te hangen met natuurbeleving. Het verkopen van apps, activiteiten gericht op natuurbeleving en sponsoring appelleren allemaal aan de ‘liefde’ voor de natuur. De mogelijkheden die samenghangen met de verkoop van grond voor andere activiteiten werden als minder gewenst gezien en hebben we in het vervolg buiten beschouwing gelaten.

De overgebleven verdienmogelijkheden hebben we verder onderzocht door middel van gesprekken met experts en aanvullende literatuur. Om het belang van deze overgebleven verdienmogelijkheden duidelijk te maken hebben we het resultaat in een grafiek afgebeeld. Hierin laten we zien wat de mogelijkheid voor Nederland als geheel kan betekenen en voor de individuele terreineigenaar of beheerder.

De grafiek laat drie zaken zien:

  • Op de verticale as de opbrengst voor heel Nederland, anders gezegd, wat kan deze verdienmogelijkheid de natuursector opleveren. Hoe hoger in de grafiek hoe meer de mogelijkheid oplevert.
  • Op de horizontale as het aantal hectaren waar de mogelijkheid toegepast kan worden , naar mate de mogelijkheden verder naar rechts staan kan de mogelijkheid op een groter oppervlakte of in meer gebieden toegepast worden.
  • Tot slot geeft de grootte van de bollen de verdiencapaciteit per hectare weer.

rankinggroen slimfin_grafiek 5

Het valt op dat de meeste verdienmogelijkheden voor de natuursector als geheel niet heel veel opleveren. Mogelijkheden als horeca, natuurbegraafplaatsen en crowdfunding worden de laatste tijd veel genoemd als het gaat om verdienmogelijkheden. Voor de sector als geheel leveren deze echter relatief weinig op. Wat niet wegneemt dat een goede crowdfundingsactie of een natuurbegraafplaats voor een specifiek gebied wél veel zoden aan de dijk kan zetten. Vandaar de relatief grote bollen.

Minder sexy en al wat oudere mogelijkheden als efficiency door samenwerking en oogsten (uitgesplitst in twee vormen, hout en overig) kunnen de sector wel veel opleveren. Voor beide mogelijkheden geldt dat het al gebeurt maar dat er verder geoptimaliseerd kan worden.

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (1): introductie en geldstromen

In de eerste helft van dit jaar hebben wij in opdracht van InnovatieNetwerk onderzoek uitgevoerd naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Aanleiding van dit onderzoek was allereerst het boek “Waardevol Groen”. Hierin wordt welliswaar een groot aantal verdienmogelijkheden benoemd maar ontbreekt het aan een waardering van deze mogelijkheden. Zo wordt niet duidelijk wat de verschillende mogelijkheden opleveren en op welke schaal deze toepasbaar zijn. Een tweede aanleiding zijn (dreigende) bezuinigingen voor de natuursector. Een belangrijke vraag waar de sector mee worstelt is hoe het beheer van natuurgebieden de komende jaren gefinancieerd kan worden. (Nieuwe) verdienmogelijkheden bieden wellicht een oplossing.

De opdracht was om door middel van een kort onderzoek meer richting te geven aan het grote aantal verdienmogelijkheden dat in diverse publicaties genoemd wordt. Belangrijkste 2 vragen:

  • Wat kan een verdienmogelijkheid opleveren voor de natuursector als geheel in Nederland?
  • Op welke schaal zijn de verdienmogelijkheden toepasbaar, vrijwel overal in Nederland of alleen op specifieke plekken?

Uitgangspunt bij het onderzoek is dat de verdienmogelijkheden moeten helpen bij de financiering van het beheer, bijvoorbeeld om een mogelijke bezuiniging op te vangen. Een jaarlijks terugkerende geldstroom is daarbij dus van belang. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de website van Innovatienetwerk. In een serie van 3 artikelen gaan we hier kort op het rapport. In dit eerste artikel komen de geldstromen in de natuursector aan de orde, in de volgende twee artikelen komen de verdienmogelijkheden aan de orde.

Geldstromen

Gedurende het onderzoek ontstond er behoefte om meer duidelijkheid te krijgen over de geldstromen in de natuursector. Immers als we een verdienmogelijkheid vinden die zeg € 10 miljoen oplevert voor de natuursector, dan willen we graag weten of dat veel of weinig is. Het viel ons op dat een totaaloverzicht van de geldstromen in de natuursector niet te vinden is. Of laten we het zo stellen, wij hebben het niet kunnen vinden, als het er is, dan is het goed verstopt. Er zijn wel veel lijstjes met uitgaven, subsidiestromen, begrotingen etc. te vinden maar wij waren vooral geïnteresseerd in het totaalplaatje.

Het blijkt nog niet mee te vallen om al deze cijfers bij elkaar te krijgen en vervolgens met een consistent verhaal te komen. Om een voorbeeld te geven, er gaat vanuit de overheid veel geld naar de natuur, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies voor aankoop en beheer van gebieden, voor natuurorganisaties en voor agrarisch natuurbeheer. Maar er gaat ook geld naar de natuur in de vorm van compensatie voor andere activiteiten zoals de aanleg van de tweede Maasvlakte of het uitdiepen van de Westerschelde. Dan gaat er ook nog geld naar natuur doordat natuurontwikkeling meelift op andere ontwikkelingen zoals waterveiligheid.

Wij hebben ons beperkt tot de gelden die als hoofdoel natuur en een min of meer structureel karakter hebben. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om middelen voor de aankoop en het beheer van gebieden. Uiteindelijk ligt de focus bij de geld dat beschikbaar komen voor beheer. Ons onderzoek naar verdienmogelijkheden gaat immers ook over de financiering van het beheer van natuur. De belangrijkste geldbronnen zijn subsidies, charitas en economische activiteiten.

De cijfers hebben we vervolgens verwerkt tot onderstaande diagram dat een beeld geeft van de geldstromen.Hierin is ook een bezuiniging opgenomen en laten we zien hoe je deze bezuiniging op kunt vangen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was zal er op details vast wat op aan te merken zijn, aan de grote lijn die deze figuur laat zien zal dat weinig afdoen.

rankinggroen slimfin_stromen a3

Stijn van Liefland

Rendement (5), intermezzo, schaapsherder (2)

Stijn vroeg me mijn kijk te geven op de schaap-discussie. In relatie tot ons thema: rendementsdenken. Inmiddels kun je het gedupeerde herders-echtpaar overigens financieel steunen via de site www.schaapskuddehetsoerel.nl. Jawel: crowdfunding.

Eerste overwegingen

Ik heb de tekst van het herders-echtpaar onderaan deze blog integraal overgenomen. Toen ik de tekst las zag ik parallellen met het stukje dat we eerder schreven over het aanprijzen van de fles bijzondere wijn. Dat stukje schreven we toen om onze reeks ‘denkfouten’ nog eens te illustreren. De wijn was zo bijzonder omdat de druiven met de hand werden geplukt, in houten vaten werden opgeslagen en zo verder. Bovendien ging het om een uniek en eenmalig aanbod en was de voorraad beperkt en wees er dus snel bij. Een dankbaar object om denkfouten als de ‘schaarstedwaling’ te illustereren.

En wat is het makkelijk om de tekst van het herdersechtpaar eens te leggen naast de tekst over de fles wijn. We zien de denkfouten zonder veel moeite weer terugkomen. Ik was al begonnen met een plaatje en daarbij de betreffende uitspraken en de daarbij horende denkfouten. Maar ergens dacht ik, dit is te makkelijk, dit voelt niet goed.

En zeker: ons herdersechtpaar kan ik ook gebruiken als voorbeeld van een minder geslaagde vorm van crowdfunding. Ze zijn al een jaar fondsen aan het werken en massa’s aan het mobiliseren en blijkbaar zonder al te veel succes. De landelijke media moeten er aan te pas komen om het zaakje in een versnelling te brengen. Maar ook hier weer de overweging: is dit nu de kern van de zaak?

En als ik de tekst van Stijn van gisteren er nog eens op nalees … Natuurlijk, dit is niet rationeel. Want waar gaat het om? Om het in stand houden van de heidegronden? Dat kan inderdaad goedkoper. Om het in stand houden van een oud beroep van schaapsherder? Ik weet het niet, en volgens mij weet niemand het.

En toch: er klopt iets niet, it doesn’t feel right.

Tweede overweging

Dus dat ga ik allemaal niet doen. Ik kies niet de rationele route, ik voel sterk de neiging het op te nemen voor dit herdersechtpaar.

De trigger was voor mij de tegenlicht-uitzending van gisteravond 15 april 2013. Duurzaamheidshoogleraar Jan Rotmans sprak een zin uit die mij trof: ‘als ik ergens een hekel aan heb is het aan het woordje ‘efficiency”. Volgens mij slaat Rotmans hier de spijker op zijn kop.

Met efficiency is op zichzelf niet zo veel mis. Je wilt met zo weinig mogelijk middelen een bepaald doel bereiken. Maar het begrip is uitgewoond en misbruikt. Het wordt te pas en te onpas gebruikt en er worden ongezien en ongemerkt (of misschien wel bewust) vele onnodige kosten en slachtoffers bij gemaakt. Efficiency gaat een eigen leven leiden en wordt als alibi gebruikt voor iets anders. Het wordt een koud en onpersoonlijk toverwoord dat vooral bedoeld is om mensen als nutteloos en overbodig weg te zetten. Het lokt de discussie niet uit maar stelt hem juist ‘kalt’.

Marktwerking is al een zelfde lot beschoren. We zijn ons niet meer bewust van de oorspronkelijke betekenis van het woord. Het is een ideologie, een geloof, een instrument in de verkeerde handen geworden. En het maakt meer kapot dan ons lief is. Ook nu kan ik weer een flauw woordenspel opvoeren: er is hier sprake van verborgen kosten en die moeten we dus netjes meenemen in de discussie. Maar laten we dat nu eens niet doen.

Kwaliteit

Efficiency en rendement gaan uit van de kortste route tussen het heden (startpunt, uitgangssituatie) en het doel. Dat je aan de weg zelf nog lol kan beleven, en dat dat vaak zelfs het doel is, wordt vergeten. Op de een of andere manier lijkt de invoering van deze misbruikte toverwoorden de essentie van het leven zelf te vernietigen.

Voorbeeld. Persoonlijke stokpaardje van mij. Ik bouw al sinds mijn jonge jaren zelf versterkers. Als je de ontwikkeling van versterkers beschouwt vanaf de jaren 20 van de vorige eeuw tot nu, dan zie je een voortdurende race om steeds efficiëntere versterkers te produceren. Ze worden in de loop van de tijd steeds kleiner, compacter en goedkoper. En ondertussen ook zuiniger en koeler.  De oude elektronenbuis wordt vervangen door de transistor, de transistor door het ‘integrated circuit’ en zo verder. Prachtig toch?

Misschien. En toch heb ik sterk de indruk dat de gehoormatige lol die je aan de versterkers kunt beleven steeds minder wordt. Er is dan ook een sterke revival (als sinds de jaren 80 van de vorige eeuw) om terug te keren naar handgemaakte inefficiënte versterkers met buizen uit de jaren 30. En daar is de fun weer helemaal terug. Wat een prachtig gezicht die gloeiende buizen, en vooral: wat kunnen we weer genieten van die mooie volle ruimtelijke klank die door buizen kan worden geproduceerd. Ik ken maar weinig mensen die het verschil niet onmiddellijk horen tussen die warme volle vintage-sound en het koude blikkerige geluid van de moderne opvolgers. Ingenieurs/techneuten zeggen dan: dat is allemaal vervorming die je met die buizen hoort, dat vinden we dan blijkbaar mooi, maar objectief gemeten zijn de moderne versterkers superieur.

Zie je de overeenkomst? Als ik naar de meettechnische rapporten kijk, kan ik weinig tegen de ingenieurs inbrengen, ze hebben gewoon gelijk. Maar wat heb ik daar als dagelijkse luisteraar aan? Het hart is uit de machine gehaald, de versterkers zijn kapot ontwikkeld, dat is wat ik gevoelsmatig ervaar en dat is waar ik mee te leven heb. Een bekend audio-goeroe had hier het woord ‘scroop’ voor uitgevonden. Een versterker moest ‘scroop’ hebben, het ding moest gewoon lekker klinken, ‘swingen’, je hoort dat meteen. Duizenden gitaristen (en niet de minsten) zweren nog altijd bij hun buizengitaar versterkers.

Efficiency vernietigt de scroop, marktwerking vernietigt de essentie van een samenleving.

Jaja, dan zul je ook nog wel ouderwetse platen draaien? Die klinken zeker ook beter dan CD’s dan?

Waar het dus wél om gaat

De schaapskudde heeft dus scroop en is een aanklacht tegen de vermeende efficiency. Het gaat om vakmanschap, om persoonlijke betrokkenheid, om de diversiteit van de verschijningsvormen in het landschap, om het kunnen aanschouwen van het nutteloze, bijzondere, toevallige. Dat zijn zaken die onbetaalbaar zijn en veel meer opleveren dan in getallen is uit te drukken. En het staat diametraal tegenover de anonimiteit en de rationaliteit. Super-efficient en meer van hetzelfde, maar dan wel heel veel en heel goedkoop. Misschien hebben mensen daar hun buik vol van, is dat tijdperk ten einde.

Zoals mijn vrouw jaren geleden al tegen mij zei: ‘en dan heb je dat ook weer voor elkaar, kun je dat nog sneller doen, ben je nog sneller klaar … maar wat ga je dan de rest van de dag doen? iets anders nog sneller doen?’.

En het echtpaar heeft natuurlijk gelijk. Een ander gaat het goedkoper doen, de hele opbouw aan kennis gaat verloren, en er komt een uitkering voor in de plaats. Het is helemaal niet goedkoper. En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over alle kosten die gemaakt zijn om tot deze efficiency-beslissing te komen. Al die overleggen van die ambtenaren, het opstellen van aanbestedingsregels, het beoordelen van de voorstellen, het maken van de voorstellen door de indieners. Het gaat hier om een veelvoud aan kosten van de zogenaamde besparing die nu wordt gerealiseerd.

Rudy van Stratum

 

Integrale tekst Schaapskudde Het Soerel

 

 Traditionele schaapskudde kapot gemaakt door marktwerking

 

Schaapskudde Het Soerel is zo goed als ruiming.jpgfailliet. Zoals het er nu naar uitziet, moeten we aan het eind van deze week onze schapen verkopen. Na 25 jaar vakmanschap, hindernissen en hoogtepunten laten wij met veel pijn in ons hart het herderschap achter ons.

 

In 1988 begon het leven als schaapherder met als kroon op het werk een eigen schaapskudde in 1990. We groeiden uit tot een goedlopend bedrijf tot de schapen in 2001 werden getroffen door de mond- en klauwzeer. Zowel financieel als emotioneel was de schade ontzettend hoog en toch hebben we een nieuwe start gemaakt met onze schaapskudde. De terreinbeherende organisaties (TBO’s) hebben tijdens de MKZ-crisis het vuur uit hun sloffen gelopen om onze Schoonebeekers te behouden. Onze dank is nog steeds groot dat zij ons 22 jaar hebben gesteund en ons een warm hart hebben toegedragen.

 

Na jarenlang hard werken hebben we de vervolgschade afgeschud en konden we de toekomst weer positief tegemoet zien, tot in 2007 en de jaren daarna de kredietcrisis iedereen trof. Bij de TBO’s, waarmee we altijd zo’n goede relatie hebben gehad, was geen geld en plaats meer voor zelfstandige schaapherders. Daarom organiseerden we in 2012 de protesttrektocht Schapen Op Drift. De media-aandacht, steun van het publiek en bewegingen die binnen ons vakgebied in gang zijn gezet, waren verbluffend. Nu -een jaar later – zijn de effecten nog merkbaar. Maar helaas is het niet voldoende om ons overeind te houden.

 

Na de protesttrektocht hadden wij onze hoop gevestigd op Hulshorsterzand, een gebied van Natuurmonumenten waarvan wij al eerder delen hadden begraasd. Er waren al gesprekken geweest over begrazing met onze Schoonebeekers van het gehele terrein. Dit jaar dachten wij voor deze opdracht alle troeven in handen te hebben: terreinkennis, een overeenkomst om ook omliggende terreinen van Staatsbosbeheer, de gemeente Harderwijk en Vitens te begrazen, de cultuurhistorische waarde van de kudde en natuurlijk een scherpe prijs.

 

Ons was verzekerd dat de opdracht niet per se naar de goedkoopste aannemer zou gaan en eigenlijk leek alles in kannen en kruiken. Maar na een openbare aanbesteding – zo gaat dat met Europese financiering – is een niet-schaapherder die 40 procent onder de marktwaarde heeft geoffreerd er met de buit vandoor gegaan.

 

Wij weten dat niemand wakker ligt van een faillissement in het midden- en kleinbedrijf. Het is aan de orde van de dag. En toch is het zo zonde: een herdersechtpaar, hij met kennis van de dieren en van het hoeden en zij die precies op de hoogte is van alle regelgeving. Wij liggen wel wakker, want het enige wat ons rest is de bijstand. Voor dat geld hadden wij liever ons bedrijf voortgezet.

 

Kille bezuinigingen en marktwerking maken het de hardwerkende schaapherder onmogelijk. Ook in andere vakgebieden worden mensen wegbezuinigd die inmiddels weten dat goedkoper en beter niet samengaan. Wij roepen iedereen op die dit aan den lijve ondervindt om met ons op de deuren van de politiek en de ivoren torens van het geld en de vrije markt te bonzen totdat er echt iets verandert.

 

Wij hadden ons een ander vijfentwintigjarig jubileum voorgesteld.

Rendement (4), intermezzo, schaapsherder

De afgelopen week was er een interessante discussie in de krant en op de radio over een schaapherder die werd ingehuurd door natuurmonumenten voor beheer van heidegebieden. Zijn schapen lopen vrij over de heide en met behulp van honden houdt de herder de kudde bij elkaar en op de juiste plek. Als de kudde naar een ander gebied moet volgt een lange wandeling van schapen, herder en honden. Ik ben ook wel eens zo’n herder tegenkomen en het is een prachtig ritueel. Helaas is het niet zo efficiënt.

Anderen herders blijken dit veel goedkoper te kunnen. Die rasteren een stuk heide af en laten daar de schapen grazen. Als het werk gedaan is worden de schapen verplaatst met een vrachtwagen. Dat scheelt een hoop tijd, de herder kan in de tussentijd iets anders gaan doen en er zijn geen honden nodig. Een herder kan deze vrije tijd benutten om meerdere kuddes te beheren. Het is waarschijnlijk best leuk te zien hoe schapen in en uit een vrachtwagen worden geladen, maar het haalt het natuurlijk niet bij de herder met zijn honden.

Natuurmonumenten heeft besloten om de komende jaren gebruik te maken van een herder die een afrastering en een vrachtwagen gebruikt. Helemaal in lijn met het denken in rendement. De organisatie heeft te weinig geld voor het beheer van al haar terreinen en de subsidies vanuit het rijk en de provincies worden steeds lager. Als je dan aan rendement wilt werken moet je dus de kosten verlagen en de inkomsten verhogen. Zo zou je meer hout kunnen kappen voor houtverkoop (inkomsten) en dus ook kunnen besparen op schaapskuddes (uitgaven). Vanuit rendement beredeneerd is dit dus een uitstekende keuze.

Maar er is ook een aantal onverwachte gevolgen. De herder heeft de publieke opinie opgezocht en vanuit diverse kanten komt kritiek op Natuurmonumenten dat zij niet zo zakelijk moet opereren. Het schijnt dat een aantal leden van Natuurmonumenten het lidmaatschap heeft opgezegd. Dat werpt een ander licht op rendement. Het verlies van inkomsten doordat leden weglopen moeten we ook meenemen in onze rendementberekening. Ook het imago dat slechter wordt is een factor van belang, dat leidt mogelijk tot minder bezoekers aan de bezoekerscentra, minder deelnemers aan activiteiten, minder vrijwillige bijdrage, kortom minder inkomsten. Mogelijk (en volgens mij zeer waarschijnlijk) waait het wel weer over en levert deze keuze Natuurmonumenten uiteindelijk toch wat op.

Toch is dit niet het hele verhaal er is wat meer aan de hand en dat is ook belangrijk als we het over rendement hebben. Er is een groep mensen die een schaapherder met honden waardevol vindt en deze folklore wil behouden. Ik vermoed dat het hier om een groep gaat die vele male groter is dan de groep mensen die hun lidmaatschap heeft opgezegd. Is dit dan een maatschappelijke waarde? Ik vind van niet, de groep is beperkt en je kunt moeilijk zeggen dat we hier de maatschappij een groot plezier mee doen (kritiek welkom). Wel zou je kunnen zeggen dat het niet financiële baten zijn. Het beeld van die herder op de heide, daar kun je eigenlijk geen prijskaartje aan hangen. Maar is dat zo?

Ik dacht aan crowdfunding om deze herder te helpen bij het in stand houden van zijn kudde. Als een grote groep het zo belangrijk vindt deze vorm van begrazing te behouden, dan moet je deze groep benaderen en kijken of ze daar een financiële bijdrage aan willen leveren. Crowdfunding leek me in dit geval wel geschikt. De herder en zijn kudde, het is heel concreet, het is aaibaar, er is al een hoop publiciteit en, ik meen dat we het hier niet over een heel groot bedrag hebben (enkele tienduizenden euro’s, best veel maar geen tonnen). Een tegenprestatie is ook zo bedacht, bij een klein bedrag een speciale dag voor de donateur (met lammetjes) en producten van de schapen (vlees, wol). Bij hogere bedragen kan je denken aan speciale arrangementen zoals een dag met de hele familie of het bedrijf meelopen met de herder, kamperen met de herder op de heide etc. Daar moet die herder natuurlijk wel zin in hebben maar dat terzijde. Op basis van het succes van deze campagne krijgen we direct een beeld van de omvang van deze niet financiële baten, namelijk het bedrag dat mensen over hebben voor behoud van deze folklore.

Tot slot, ook bij een dergelijke crowdfundingscampagne kun je weer vraagtekens stellen. Je zamelt geld in om iets dat niet efficiënt is in stand te houden. Er vanuit gaande dat de natuurconsument een beperkt bedrag beschikbaar heeft voor donaties e.d. kan je dat geld dus niet aan iets anders besteden. Een minder efficiënte ingreep leidt dus tot minder natuurwaarden voor je euro’s. Met andere woorden het heeft een lager natuurrendement.

Stijn van Liefland