Tag archieven: renderende investering

Redenaties over het rendement van energiebesparing

De afgelopen tijd hebben we regelmatig geschreven over het energieneutraal maken van bestaande woningen. Aanleiding daarvoor is een aantal discussies dat wij met andere voeren en de vele brochures, boekjes en sites die over dit onderwerp zijn verschenen. Wij zijn helemaal voor het energieneutraal maken van woningen maar bekijken dat op deze site vooral vanuit een financiële invalshoek. Het valt ons op dat de beredenering en de berekening vaak niet kloppen. En dat stoort ons, want uiteindelijk keert dat zich tegen de mensen die zich inzetten voor energiebesparing.

Wij gaan niet discussiëren over het rendement van afzonderlijke maatregelen. Experts weten heel goed wat extra isolatie van een buitenmuur, een nieuwe ketel etc. kost en wat het oplevert, daar moeten we op vertrouwen. De vraag die vervolgens van belang is, hoe bepaal je dan of zo’n maatregel, of pakket van maatregelen, voldoende rendement heeft? Hiervoor hebben we de afgelopen week een rekentool geïntroduceerd. Daar kan je netjes de hoogte van de investering invullen, wat die jaarlijks oplevert en nog wat variabelen. Zo krijg je precies te zien wat het financieel rendement is ten opzicht van niets doen, je geld op een spaarrekening laten staan.

Als we dan vervolgens een aantal voorbeelden uit de vele sites en boekjes invullen komen we er gewoon niet uit. Bijvoorbeeld, de stelling dat een energierekening van € 1.812,= per jaar voldoende is om een investering van € 41.000,= te verantwoorden. Vul het maar eens in en varieer met de variabelen, je zult zien dat bij redelijke aannames geld op de bank laten staan vrijwel altijd beter uitpakt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen positief rendement is. Wanneer de energieprijzen de komende jaren net zo blijven stijgen als het gemiddelde van de afgelopen jaren, dan leidt deze investering tot een positief rendement, maar het rendement is simpelweg een stuk lager dan het alternatief, niets doen.

Een andere redenering die we tegenkwamen gaat als volgt. Als je € 100.000 op de bank hebt staan en je krijgt 1,5% rente (€ 1.500) en je energierekening is € 2.000 per jaar, dan kan je beter die € 100.000 in je huis investeren, dat levert je jaarlijks € 500 meer op. Dat klopt, je moet je wel bedenken dat je die € 100.000 de komende jaren kwijt bent (het duurt ca. 25 jaar voordat er weer een ton op de rekening staat).

Wat past bij wie?

Zijn de bovenstaande twee redeneringen dan helemaal fout? Ja, als je het puur financieel bekijkt. Maar, als je het vanuit de gebruiker bekijkt dan is het soms helemaal niet zo fout. We hebben geprobeerd in beeld te brengen wat er allemaal speelt bij energiebesparing in relatie tot het financieel rendement. Het maakt immers nogal wat uit of energiebesparing je hobby is of dat je het doet om je huishoudboekje op orde te krijgen. Zo zijn we tot onderstaand beslisschema gekomen.

energiebesparing wat  past bij jou-01

Ook daar valt nog veel meer over te zeggen. Zo blijft het een beetje knagen dat het zo vaak over energieneutraal gaat. Waarom niet 50% of 75% energiebesparing? Dat heeft per definitie een hoger financieel rendement. Stel nou dat je geld teveel hebt en klimaatverandering / energiebesparing heel belangrijk vindt. Dan is een voor de hand liggende gedachte om je hele huis energieneutraal te maken. Maar, zowel financieel als voor het klimaat is het beter dat niet te doen en te gaan voor 50% – 75%. Het uitgespaarde budget (en eventueel ander geld dat je nog hebt) kan je dan veel beter uitlenen aan buurtgenoten die geld te weinig hebben en het gaan gebruiken voor maatregelen in hun eigen woning. Dat leidt voor alle partijen tot een beter financieel rendement en zorgt in totaal ook nog eens voor meer energiebesparing. Tenzij energiebesparing natuurlijk gewoon je hobby is, dan stop je alles in je eigen huis.

Stijn van Liefland

Rekenmodule rendement

Vandaag presenteren we op de site een rekentool die je kunt gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiemaatregelen, kijk rechts bovenaan.

Vanaf het begin van deze site houdt de vraag wat rendement is ons bezig. Het antwoord lijkt zo makkelijk. Rendement gaat over geld en tegelijkertijd ook over zo veel meer, geluk, waarde, kwaliteit etc. Zaken die niet zo makkelijk te meten en te berekenen zijn. Maar zelfs als het alleen over geld gaat, financieel rendement dus, blijkt het voor veel mensen lastig om dat rendement te bepalen. Op sites die adviseren over energiebesparing komen we de raarste adviezen tegen. Bijvoorbeeld dat het rendement op energiemaatregelen hoger is dan de rente op spaargeld en dat je dus beter al je geld in energiemaatregelen kunt investeren. Het valt ons op dat bij energiemaatregelen wel heel makkelijk het financiële rendement als argument voor investeringen wordt aangevoerd.

Wij winden ons daar regelmatig over op maar willen ook een poging doen helderheid te scheppen bij het berekenen van rendement. Wij denken dat onze rekenmodule dat doet.

Het werkt heel simpel, bovenaan vul je de verschillende variabelen in, onderaan volgt het resultaat. We hebben gekozen voor een manier die volgens ons iedereen kan begrijpen. Een bedrag wordt geïnvesteerd in energiebesparing, dit leidt tot een lagere energierekening waarmee de investering wordt terugbetaald. Vervolgens rekenen we drie scenario’s door:

  1. Wat gebeurt er als je niets doet, dit geld gewoon op de bank laat staan en jaarlijks rente krijgt?
  2. Wat gebeurt er als je je geld van de bank haalt, investeert in maatregelen en vervolgens al het uitgespaarde geld weer op de bank zet (en daar weer rente over krijgt)?
  3. Wat gebeurt er als je geld leent, dit investeert in maatregelen en het uitgespaarde geld gebruikt voor rente en aflossing?

Voor alle drie de scenario’s laten we de verandering van het banksaldo zien na een gekozen periode. Dat kan ook negatief zijn. De drie bedragen geven dus aan hoeveel je rijker of armer bent geworden na afloop van de gekozen periode.

Voor meer informatie en uitleg kijk op deze pagina.

Rudy van Stratum

Stijn van Liefland

Energienota-nul woningen, de constructie (2)

In twee eerdere blogs (eerste en tweede) hebben we de constructie “ons huis verdient beter” besproken. Wat ons betreft in de kern een prima constructie, maar we blijven wel kritisch. Deze constructie is niet voor iedereen geschikt en kan tot onverwachte neveneffecten leiden. We hebben een tweede infographic (klik op afbeelding) gemaakt waarin we de belangrijkste punten aangegeven die mis kunnen gaan. Grofweg zou je deze punten in tweeën kunnen delen:

  • Het gaat echt mis, je denkt dat je maandlasten gelijk blijven maar ze worden hoger. Je bent dus duurder uit.
  • Je maandlasten blijven weliswaar gelijk (of worden zelfs lager), maar een andere aanpak had je meer opgeleverd. Dit is vooral een probleem als je het financieel rendement belangrijk vindt. Als je graag energiemaatregelen wilt nemen maar geen extra geld uit wilt geven zijn deze punten niet van belang.

 

ons huis verdient het 2-01

Wanneer gaat het echt mis of kan het mis gaan?

  • Als je nu al zuinig met energie omgaat. De uitgaven aan energie zijn dan lager dan de rente en aflossing die nodig zijn voor de lening. Vooral een constructie dus voor mensen die gemiddeld of bovengemiddeld veel energie gebruiken.
  • Als er allerlei bijkomende kosten zijn. In de informatie zoals wij die tot nu toe hebben gezien lees je hier weinig over. Het kan bijvoorbeeld gaan om transactiekosten, maar je mag er van uitgaan dat deze zijn meegenomen. Meer voor de hand liggen kosten die je maakt als gevolg van de energiemaatregelen. Het opnieuw verven van kozijnen nadat het glas is vervangen, een nieuwe vloerbedekking na vloerisolatie, het netjes wegwerken van kabels en leidingen t.b.v. Zonne-energie.
  • Het rebound-effect. Een bekend effect bij energiemaatregelen is dat mensen hun gedrag aanpassen na de aanschaf van zuinige technologie. Als je een waterbesparende douche hebt kan je daar gerust wat langer onderstaan en het kan niet zoveel kwaad om een zuinig lamp wat langer te laten branden. Verkeerde beredenering uiteraard, maar wel de praktijk. Grote kans dat de werkelijke besparing uiteindelijk lager uitpakt.
  • Verhuizing. Wat doe je bij een verhuizing? Is de woning in waarde gestegen? Neemt de nieuwe bewoner de lening over? Of blijf je met een restschuld voor de ‘energielening’ achter. Tot nu toe nog geen duidelijk antwoord op gevonden.
  • Schade / defecten. In mijn ogen marginaal, maar we moeten het wel meenemen. Wat als een deel van de installatie het na zeg 10 begeeft? Dan komen er nieuwe kosten terwijl de lening nog niet is afbetaald. Maar marginaal omdat dit eenvoudig is op te lossen door middel van garanties en / of verzekeringen. Maar, dit leidt mogelijk weer tot transactiekosten.
  • Nog meer wat mis kan gaan? Ja indirect kan er nog van alles gebeuren, een hogere OZB (over € 44.000,- gaat het om een paar tientjes per jaar) en hogere verzekeringspremies. En, wie weet, besparen we wel zoveel energie dat de belastinginkomsten te ver teruglopen (50% van de rekening is belasting), dat zou tot een belastingverhoging kunnen leiden. Ook is er een mogelijkheid dat door een veel lager energiegebruik energiebedrijven failliet dreigen te gaan. Extra inkomsten zouden ze kunnen zoeken in hogere aansluitkosten en vastrecht. Maar goed, het zal waarschijnlijk om kleine bedragen gaan waarvan een groot deel (belasting, vastrecht) over alle huishoudens wordt afgewenteld, doe je niet mee en komt dit scenario uit, dan moet je ook betalen.

 

En verder …

Er is nog een tweetal punten waar je rekening mee kunt houden. Vooral belangrijk als het je vooral om financieel rendement te doen is.

  • De energieprijzen kunnen gaan dalen. Als de energieprijzen gaan dalen ben je goedkoper uit als je niet investeert, je maandlasten gaan dan zonder enige inspanning naar beneden. Ik heb het doorgerekend, als de energieprijzen met 10% dalen en de rente is 2% dan heb je na 15 jaar ruim € 6.000,=. Dan moet je het natuurlijk wel netjes op de bank zetten. Het voorbeeld laat ook zien dat over een periode van 17 jaar een investering in je huis toch weer beter is. In jaar 16 en 17 samen bespaar je zo’n € 7.000 (2 maal € 3.666, maar bij dalende prijzen natuurlijk wat minder).
  • Het afwachteffect. Wie weet, is het over een jaar of vijf mogelijk een vergelijkbaar pakket aan maatregelen te laten uitvoeren voor bijvoorbeeld € 35.000. Soms kan het lonend zijn af te wachten en te kijken of de prijzen gaan dalen.

 

Stijn van Liefland

Ondernemerschap (5): Intermezzo, ondernemen in de natuur

Een nieuwe publicatie van InnovatieNetwerk: “Ondernemerschap in de sector bos, natuur en landschap”. Een studie die op het snijpunt ligt van Rudy’s zoektocht naar de kern van ondernemerschap en onze eerdere serie en onderzoek naar financiering van de natuursector. In de studie wordt gezocht naar de kansen en mogelijkheden voor (nieuw) ondernemerschap in de bos, natuur en landschap sector. Voor het gemak spreek ik hier verder over de natuursector. De studie is gebaseerd op 9 verdiepende interviews.

Leren van falen
Het meest bijzondere vind ik toch wel het interview met de directeur van landgoed Schovenhorst (Martin Vastenhout). Om extra inkomsten te genereren is op landgoed Schovenhorst een bostoren gebouwd. Idee is dat deze attractie tot extra bezoekers leidt dit niet alleen een kaartje voor de toren betalen maar ook geld besteden aan andere activiteiten op het landgoed. Op basis van het interview kunnen we stellen dat dit project heel anders is gelopen dan vooraf verwacht. Achteraf bljikt dat het toenmalige bestuur te veel vertrouwen had en te weinig aandacht heeft gegeven aan de risico’s.

De bostoren ging – na grote kostenoverschrijdingen – in 2009 open. Het marktonderzoek voorspelde 50.000 bezoekers per jaar. Uiteindelijk komen er nu jaarlijks gemiddeld 7.000. Niet zo gek want de kaartjes voor de bostoren kosten € 5,- tot € 7,50 per persoon. Voor een gezin betaal je al snel € 25,=. Achteraf gezien makkelijk te verklaren dat dit niet goed gaat, maar vooraf zijn het vooral de mooie verhalen die iedereen hoort. Vastenhout (vanaf 1-1-2011 betrokken) geeft aan dat de verwachtingen te hoog gespannen waren door rooskleurige marktonderzoeken en bevlogen verhalen van ontwerpers. Ook met de horeca liep het niet zo als verwacht. Korte conclusie van Vastenhout, “horeca is een vak”. Voor iedereen die wil ondernemen in de natuursector (maar ook daarbuiten) een waarschuwing. Complimenten voor zowel de directeur van landgoed Schovenhorst (die zich kwetsbaar opstelt) als de interviewer die dit mooi heeft beschreven. Jammer dat dit soort verhalen niet vaker gepubliceerd worden want dat is een stuk leerzamer dan de succesverhalen.
Om het verhaal van landgoed Schovenhorst af te maken, door de financiële tegenvallers ging het niet goed, maar inmiddels is de weg omhoog weer gevonden. De conclusie van de directeur is dat je als ondernemer in het bos vooral bij je core business moet blijven, niet teveel tegelijk moet willen, kleine stapjes moet zetten en aandacht moet hebben voor de financiële risico’s.
De andere 8 casussen in de publicatie zijn wel min of meer succesvol. Jammer voor de lezer, wel fijn voor de  betrokkenen uiteraard.

Verdienmogelijkheden
In het tweede deel van de publicatie word op basis van de interviews een nadere analyse uitgevoerd. Zo worden er op basis van de interviews 5 verdienmodellen onderscheiden voor organisaties in de natuursector. Het is een wat andere indeling dan wij hanteren (zie verdienmodellen Nederland Boven Water) en er zit ook een nieuwe variant bij:

  • Exploitatie van eigendommen. Op veel terreinen staat (historisch) vastgoed, het verhuren hiervan kan geld opleveren. Dit zit niet echt in ons overzicht, maar zou onder oogsten kunnen vallen, optimaal gebruiken (te gelde maken van) wat een terrein te bieden heeft.
  • Businessarrangementen met marktpartijen. Dit is wat mij betreft in eerste instantie oogsten maar laten we het oogsten 2.0 noemen. De toegevoegde waarde is dat de producten een speciale status krijgen (bijv. streekproduct, natuurproduct) en dat de eindverkoper (bijvoorbeeld de Hema) zich inzet om dit extra stukje beleving te verkopen. Het verhaal rondom het product leidt tot meer opbrengst. Maar arrangementen kunnen ook zijn meeliften in de marketing van andere partijen (bijv. verzekeraars) of diensten afnemen van anderen.
  • Marktgericht rentmeesterschap. Dit is eigenlijk het zoveel mogelijk inkomsten halen uit het gebied, vaak een mix van (neven-) activiteiten. Eigenlijk oogsten en het toevoegen van kwaliteiten.
  • Natuur als bron van producten en diensten. Ook hier feitelijk oogsten van bestaande kwaliteiten.
  • Advies en projectenbureau. Deze is echt anders, de kennis die binnen de organisatie zit benutten om betaalde opdrachten buiten de organisatie uit te voeren. Maar dit is per definitie slechts voor een beperkt groep in de sector weggelegd. Niet iedereen uit de sector kan de sector gaan adviseren. Tenzij de sector de afgelopen jaren bepaalde kennis heeft opgedaan die buiten de sector bruikbaar is.

Mijn conclusie, de kern is toch vooral meer opbrengst uit het gebied. Voor een deel oogsten, voor een deel kwaliteiten toevoegen en voor een deel vastgoed verhuren.  Het advies en projectwerk is nieuw, maar voor de sector als geheel alleen kansrijk als dit zich richt op activiteiten buiten de sector.

Terug naar ondernemerschap
De studie concludeert dat aandacht voor ondernemerschap in de sector groeit. Dit komt omdat de sector zich bewust is dat de financiering van activiteiten gaat veranderen. Aan welk type ondernemers is dan binnen de sector behoefte? De studie geeft aan dat er behoefte is aan drie typen ondernemers:

  • Ondernemende medewerkers, zien marktkansen en weten die tot succes te maken. Hierbij nemen zij een deel van de organisatie op sleeptouw.
  • Zelfstandige ondernemers van binnen en buiten de sector die zelf risico nemen. Dit kan zijn op het gebied van natuurbeheer, maar ook bijvoorbeeld horeca of de gastvrijheidsector.
  • Flexibele arbeidskrachten. Het gaat hier om het inhuren van ondernemers van buiten die tijdelijk werk verrichten.

 

IKEA en K3
Drie typen ondernemers dus, dan mis ik er nog één. Niet zozeer een type ondernemer als wel een eigenschap van ondernemers. Ondernemerschap is volgens mij niet alleen maar nieuwe verdienmogelijkheden zoeken, (verantwoorde) risico’s nemen en zoveel mogelijk inkomsten genereren. Ondernemen is ook zo min mogelijk uitgeven. Niet voor niets hebben wij bij de verdienmogelijkheden een tweedeling gemaakt in meer inkomsten en minder uitgaven.

Anderhalve week geleden stond er in Volkskrant Magazine een artikel over IKEA, niet over de producten die ze maakten maar over de manier waarop ze werken. De oprichter van IKEA is een soort Dagobert Duck. Geld is leidend in alles, bij het ontwerp van een nieuwe stoel wordt eerst bepaald wat de consument er aan uit wil geven. Binnen dat kader wordt een ontwerp gemaakt. Maar het gaat veel verder, het zit in alle details, een gebruiksaanwijzing met veel plaatjes en weinig tekst is een stuk goedkoper te vertalen dan een gebruiksaanwijzing met veel tekst. De mensen die in de catalogus in de keuken zitten of op een bank hangen zijn gewoon medewerkers van IKEA, waarom zou je daar modellen voor inhuren als je zelf mensen genoeg hebt? En de oprichter, directeur eigenaar reist gewoon tweede klas. Volgens mij is dat een belangrijke les uit de werkwijze van IKEA en de problemen bij de bostoren in landgoed Schovenhorst. Wees kritisch op alles en iedereen die zich met jouw business bemoeit. Het is een element dat ik mis in het ondernemerschap zoals dat in de genoemde studie wordt belicht en wellicht mist het ook in de artikelen die Rudy tot nu toe over ondernemerschap heeft geschreven. Ondernemerschap betekent wat mij betreft ook dat je kostenbewust, krenterig en kritisch moet zijn, K3 dus. Ik zou dan ook willen concluderen dat ondernemerschap twee gezichten kent, investeren, risico’s, innoveren, marktkansen etc. aan de ene kant en kostenbewust, krenterig en kritisch aan de andere kant.

 

Stijn van Liefland

Gaat crowdfunding een succes worden?

Afgelopen maandag (14 oktober) stond in de Volkskrant een artikel met de titel “de crowd lijkt alweer een beetje uitgefund”. Opmerkelijk omdat begin augustus nog een artikel in dezelfde krant stond met de titel “crowdfunding neemt hoge vlucht in 2013”. Een beetje flauw misschien om deze twee artikelen naast elkaar te leggen want ze gaan niet over hetzelfde. Maar het geeft voor mij ook aan hoe pril crowdfunding nog is en hoe onzeker de toekomst. Een mooi aanleiding voor enige bezinning. Ik kijk eens terug naar mijn investeringen, onze discussie over crowdfunding in de natuursector en naar de beide artikelen in de Volkskrant van dit najaar. Ik sluit af met een aantal conclusies maar wil me ook wagen aan een voorspelling over de toekomst van crowdfunding.

Crowdfunding in de wetenschap

Het artikel van 14 oktober beschrijft dat het niet goed gaat met Amerikaanse organisaties die wetenschappers helpen bij het ophalen van geld bij particulieren. Een van de platformen (petridish.org) was de afgelopen succesvol en haalde een aantal miljoen op. Maar, wat blijkt op dit moment is een groot aantal van deze platformen alweer gestopt. De eigenaren van petridish.org doen inmiddels wat anders, online verse maaltijden. Blijkbaar valt in die markt meer te verdienen. Eén van de redenen waarom het niet echt wil lukken met crowdfunding voor de wetenschappelijke wereld is dat wetenschappers niet echt behendig zijn in de sociale promotie van hun onderzoek. Bijkomend punt is dat crowdfunding een hoop tijd kost die je ook in je wetenschappelijk werk kunt stoppen.

Ook in Nederland is een platform voor crowdfunding in de wetenschap opgericht. En, ook hier wil het niet echt lukken, na een jaar is voor alle aangemelde projecten gezamenlijk slechts 10% van het benodigde bedrag binnengehaald. Best opmerkelijk, want het zijn echt goede projecten die op de site staan. Een jaar geleden ging ik op zoek naar leuke projecten. Projecten waar je een om meerdere redenen een goed gevoel bij krijgt (leuk project, nuttig, kans op rendement etc.) en kon ik ze niet vinden. Hier staat wel een aantal van dit soort projecten, bijvoorbeeld “PAMMografie: Pijnloos borstkankeronderzoek voor alle vrouwen”. Maar nu even verder kijken. Er is nogal wat geld nodig, daarom zijn subdoelen gesteld, € 2.000,= voor een aanvraag bij de medische toetsingscommissie en als hoogste doel € 350.000,= daarmee kunnen onderzoekers worden betaald, een instrument worden ontwikkeld etc.

Maar, waarom zou ik hier aan mee betalen? Ik doneer al aan KWF kankerbestrijding, nog een donatie, zou kunnen, maar ligt wat mij betreft niet erg voor de hand. Een andere reden kan zijn een leuke tegenprestatie of hoog financieel rendement. Dat valt tegen, voor € 10,= krijg ik exclusieve projectupdates (waarschijnlijk ongelezen in de mailbox), voor € 50,= een kleine attentie en voor € 200,= het boek ‘Health at University of Twente: High Tech, Human Touch’ (altijd al willen hebben ;-)). Ga zelf maar eens kijken, maar ook voor hogere bedragen geldt, van de tegenprestatie moet dit project het niet hebben. Voor de paar andere projecten die ik bekeken heb zijn de tegenprestatie min of meer vergelijkbaar. Daarmee wordt het wat mij betreft een soort liefdadigheid, daar is niks mis mee, maar op de liefdadigheidsmarkt is een hoop concurrentie.

Wat stelt crowdfunding nu eigenlijk voor?

Hoe gaat het met mijn eigen investeringen van een klein jaar geleden in vier projecten. Kunnen we daar iets uit afleiden (ook al gaat het maar om vier projecten)?. Eén project heeft € 820,= van de benodigde € 25.000 binnengehaald. Dat is wel heel weinig, zeker in de wetenschap dat daarvan € 50,= van mij afkomstig was als experiment. Een ander project is ook niet doorgegaan. Twee projecten zijn wel geslaagd, maar beide op miraculeuze wijze. Er was kort voor de sluitingsdatum nog een hoop geld nodig (50% of meer) en op de een of andere manier is dat toch nog binnengehaald. Ik doe een gok, eigen geld van de initiatiefnemers, een rijk familielid of toch nog ergens een investeerder achter de hand. Niks op tegen, maar het lijkt erop dat de gedachte was, we doen het liever met het geld van een ander (crowdfunding) en als dat niet lukt gebruiken we pas ons eigen geld.

Dan nog even terug naar het artikel dat begin augustus in de Volkskrant stond (Crowdfunding neemt hoge vlucht in 2013). Ik had het in een eerder artikel al aangestipt, maar het is maar wat je er van maakt, je kunt ook zeggen “crowdfunding stelt in 2013 nog steeds niets voor” (nl. € 13 mln. in een half jaar). Het is een flauwe opmerking want de bedragen die in crowdfunding omgaan zijn de afgelopen jaren sterk gestegen. Maar op macro niveau stelt het allemaal nog niet zoveel voor en de vraag is of dat ooit zo gaat worden. Het uitgangspunt van crowdfunding is natuurlijk dat veel mensen een kleine bijdrage leveren. Dat doet lang niet iedereen en dat doe je hooguit een paar keer per jaar. 10% van de Nederlanders, € 100,= per jaar lijkt mij al een zeer ruime schatting, dan kom je op € 170 mln. Een flink bedrag waar je heel veel leuke dingen mee kunt doen, maar macro nog steeds weinig. Tenzij natuurlijk organisaties, bedrijven en investeerders zich er mee bemoeien, dan kunnen er grotere bedragen binnenkomen, maar dan is weer de vraag kan je niet beter direct met die grote geldschieters in contact treden.

Als laatste wil ik even terugkomen op de discussie die we in het kader van de natuursector over crowdfunding hebben gevoerd. Het gaat er wat mij betreft niet om wie er gelijk heeft (is crowdfunding nu wel of niet kansrijk), ik concludeer dat er blijkbaar een grote behoefte is om iets met crowdfunding te gaan doen. Het is relatief nieuw, er zijn succesverhalen, het lijkt makkelijk en dus willen we dat graag overal toepassen. Want, niet alleen binnen de natuursector hoor ik het woord crowdfunding vallen ook in talloze andere projecten. “Financiering? We gaan ook iets met crowdfunding doen.”

 Wat moet ik hier nu uit concluderen?

  • Crowdfunding gaat niet vanzelf. Je moet netwerken, reclame maken etc. De ene sector is hier beter in dan de andere. Niet zo raar dat crowdfunding wel lukt in de film en muziekindustrie en dus niet in de wetenschappelijke wereld. De filmsector: naar buiten gericht, tegenprestatie première bijwonen of figurantenrol versus de wetenschap, naar binnen gericht, tegenprestatie: op de hoogte blijven van de onderzoeksresultaten. Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen.
  • En nogmaals crowdfunding gaat niet vanzelf. Netwerken en reclame maken het kost gewoon heel veel tijd. Tijd die je ook op een andere manier in je project kan stoppen. Bijvoorbeeld door een bank te overtuigen, een investeerder te zoeken of gewoon heel hard aan je project te werken.
  • Crowdfunding is hip en dus wil iedereen crowdfunden. Dit wordt nog versterkt doordat het vooral de succesverhalen zijn die in het nieuws komen.
  • Dat crowdfunding succesvol kan zijn, laten we dat niet vergeten. Maar, dat het ook vaak (ik vermoed veel vaker maar kan dat niet onderbouwen) niet succesvol is.

 

Eigenlijk niets nieuws deze conclusies. Maar, als ik mijn gedachten zo op een rijtje zet ontstaat er toch een beeld. Crowdfunding is een hype, we willen allemaal een graantje meepikken en stappen er met oogkleppen op in. Soms lukt dat maar vaak ook niet. Waait crowdfunding dan helemaal over. Dat denk ik niet. Maar ik durf wel te beweren dat het overwaait in sectoren waar het niet bij past (de groene sector, de wetenschap, ruimtelijk domein etc.). Het is te veel gedoe om een een goede campagne op te zetten en voldoende geld binnen te halen en het is te weinig aantrekkelijk voor investeerders (een waardeloze tegenprestatie). Bij sommige sectoren past het natuurlijk heel goed, innovatieve producten, film etc.. daar zal het blijven werken. Ook voor investeringen in een betere wereld met een financieel rendement lijken mij kansrijk zoals bijvoorbeeld duurzame energie.

Tot slot, Rudy wees mij erop dat er ook een andere denklijn is. “We gaan ook iets met corwdfunding doen” is wellicht ook een uiting dat we de zaken anders aan willen pakken. Dat we met z’n allen die financiële instituties (banken etc.) eigenlijk gewoon meer dan zat zijn. Ze doen moeilijk, hebben veel macht en gaan alleen voor hoog financieel rendement. We zoeken dus naar nieuwe wegen om onze ideeën te financieren. Crowdfunding is er één, maar er zijn er meer zoals bijvoorbeeld het gebruik van alternatieve valuta. Misschien heeft het gewoon wat tijd nodig en is het over een aantal jaar bij een goed idee meteen duidelijk of je moet kiezen voor crowdfunding, alternatieve valuta, een bank of nog iets heel anders.

 

Rendement van zonnepanelen (deel 2)

In het vorige artikel heb ik de rationele kant van een investering in zonnepanelen laten zien. Financieel zeer aantrekkelijk, maar wel onder de voorwaarde dat je het geld niet ergens anders voor nodig hebt. Naast deze rationeel financiële kant spelen ook andere zaken. Als eerste een aantal argumenten dat minder financieel is maar wel van belang, als tweede de vraag of de afweging werkelijk rationeel is of vol met denkfouten zit.

Andere argumenten

Als het rendement zo mooi is en het geld beschikbaar, waarom dan zo lang gewacht? Bij al dit soort investeringen (groot of klein) spelen ook andere overwegingen een rol.

  • Wordt 14 panelen niet heel erg zwaar op een dak? Kan ons dak daar wel tegen? Dat bleek mee te vallen, er was geen extra ballast nodig voor de panelen, dus niet veel extra gewicht.
  • Dan krijg ik weer zo’n installateur over de vloer, moet ik thuisblijven, veel rommel etc.
  • Ik moet allerlei formulieren invullen voor subsidies.
  • Er moet een nieuwe leiding door het huis komen, waar komt die? Hoe gaat dat eruit zien? Hoeveel troep geeft dat?
  • Etc.

 

Je zou dat allemaal verborgen kosten kunnen noemen en proberen te vertalen in financiële argumenten. Maar het gaat eigenlijk om iets anders, heb je er een goed gevoel bij of niet. Vooraf zie je er erg tegenop, achteraf blijkt het allemaal wel mee te vallen. Na een halve dag was de installateur klaar, een paar uur opruimen (één kamer moest i.v.m. een nieuwe kabel leeggemaakt worden) en schoonmaken en dat was het. Is hier een denkfout voor? Ja ik denk het wel, Les 3 uit Rudy z’n lessen psychologie “korte termijn bevrediging is belangrijk, we hebben last van tijdsvoorkeur”. Ook hier, geen panelen is genot op korte termijn of in ieder geval geen gedoe. En, die korte termijn kan zich vervolgens eindeloos herhalen.

Denkfouten

Ik ben zelf natuurlijk de laatste die kan inschatten of ik bij mijn afweging denkfouten heb gemaakt maar ik ga het toch proberen. Eerst iets over de achtergrond van dit project. De gemeente Delft heeft sinds een aantal jaar het project steek energie in je woning om particuliere woningeigenaren te verleiden energiemaatregelen te nemen. Per wijk wordt een campagne georganiseerd en gekeken welke maatregelen passen bij de woningen in die wijk (gezien leeftijd van de woning, type etc.). Zonnepanelen was één van de maatregelen die door de gemeente en een groep bewoners was uitgewerkt.

Samen met een kleine groep bewoners heeft de gemeente een tweetal bedrijven geselecteerd voor dit project (op basis van prijs, kwaliteit, service etc.). Omdat de verwachting is dat er relatief veel deelnemers in een klein gebied zijn bieden deze bedrijven een korting voor de deelnemende huishoudens.

Denkfout 1. De gemeente en bewoners hebben kritisch gezocht naar een goed bedrijf, dat zal dus wel goed zitten. Ik heb nog wel gegoogeld of er geen problemen waren met het bedrijf of de panelen maar heb niets negatiefs kunnen vinden. Denkfout vermeden? Ja en nee. Ik ben op zoek gegaan naar negatieve informatie en heb die niet gevonden. Maar ik ben niet op zoek gegaan naar andere bedrijven. Is er werkelijk geen bedrijf dat het goedkoper of beter kan? Zijn deze bedrijven echt zo goed? Ik ben toch in availability bias en authority bias (gemeente) getrapt. Ik zou me daar nu natuurlijk wel wat zorgen over moeten maken, maar dat doe ik niet. Ik weet op basis van mijn rendementsberekeningen dat het aanbod van dit bedrijf zeer aantrekkelijk is. Dus als er iemand beter is kan het nooit heel veel zijn (maar dat is natuurlijk weer een geval van cognitieve dissonantie, achteraf goed praten / denken).

Denkfout 2. Hoewel het aanbod van zonnepanelen zonder meer aantrekkelijk is heb ik niet naar alternatieven gekeken (afgezien van niets doen en geld op de bank laten staan). Het was natuurlijk beter geweest om te kijken wat het rendement is van een nieuwe CV-ketel, wasmachine of het isoleren van een muur, dak of vloer. Al deze alternatieven leiden ook tot minder CO2 uitstoot en mogelijk ook tot een financieel rendement. Een ander mogelijkheid is investeren in een windmolen, geen idee wat dat oplevert, had ik natuurlijk wel moeten weten… Nog een geval van availability bias, maar ook van de alternatieve paden.

Denkfout 3. De subsidiepot die het rijk beschikbaar stelde voor zonnepanelen was bijna leeg toen ik mijn besluit genomen had. Het ging om een aardig bedrag (15% van de investering). Daarnaast dreigde een importheffing voor panelen uit China. Haast is geboden, zelf denk ik dat ik een weloverwogen besluit heb genomen, of is hier toch sprake van schaarstedwaling?

Denkfout 4. “En als ik nou de komende tijd wat minder verdien en het zit wat tegen?” “Ja, maar zo erg zal het ons toch niet tegenzitten, wij hebben hier toch goed over nagedacht? In ieder geval beter dan de meeste andere mensen. Trouwens het zou heel goed kunnen dat die panelen veel meer op gaan leveren dan gemiddeld, in het westen schijnt de zon meer en ons dak is perfect ..” Overconvidence-effect?

 

Stijn van Liefland

Rendement van zonnepanelen (deel 1)

Deze week zijn er 14 zonnepanelen op ons dak geplaatst. We hebben een plat dak en in de omgeving geen daken die hoger zijn, een ideale situatie want op een plat dak kunnen de panelen perfect georiënteerd worden. Verder worden de panelen niet gehinderd door schaduw van andere gebouwen. Hoewel de panelen financieel zeker rendabel zijn was het toch een lastig besluit. Het leek mij aardig in het kader van onze series over rendement en denkfouten kort verslag te doen van mijn zoektocht die uiteindelijk tot deze beslissing leidde.

De aanleiding om deze panelen te kopen ligt al ver achter ons. Toen we ruim 5 jaar geleden gingen verhuizen en er behoorlijk wat verbouwd moest worden wilden we dat ook duurzaam doen. Dat viel nog niet mee, maar dat is een ander verhaal. Eén van de ideeën was zonnepanelen op het dak. Maar verhuizing en verbouwing kosten veel geld en zonnepanelen waren duur. Het compromis, bij het vervangen van de dakbedekking in ieder geval zorgen voor een voorziening waarmee je later eenvoudig zonnepanelen op het dak aan kunt brengen. Nu, 5 jaar later zijn zonnepanelen een stuk goedkoper geworden en lijkt een investering in zonnepanelen zeer aantrekkelijk.

Als eerste het rationele verhaal, het financiële rendement. In het volgende deel een aantal andere overwegingen en kijk ik of er geen denkfouten gemaakt zijn.

Rationeel, het rendement

Kort een aantal cijfers:

  • De aanschaf en installatie van de 14 panelen kost in totaal € 4.342,=. Dit is na aftrek van subsidie en korting vanwege collectieve aanpak (daarover later meer).
  • Volgens de leverancier leveren de panelen jaarlijks gemiddeld 3024 kWh op.
  • Bij een kWh prijs van €0,23 is dat jaarlijks € 695,=.
  • Dit leidt tot een terugverdientijd van iets meer dan 6 jaar, niet slecht.

 

Nou is er natuurlijk een alternatief scenario (lees de serie over rendement), in dit geval het geld op de bank laten staan tegen een rente van 1,6%. Daar staat tegenover dat ik de jaarlijkse opbrengst uit de panelen ook netjes op een rekening stort en daar ook 1,6% rente over krijg. Om een lang verhaal kort te maken, het maakt niet veel uit, na een kleine 7 jaar staat er in beide scenario’s evenveel op de bank (komt dus vrijwel overeen met de terugverdientijd). Leuker is het na tien jaar te kijken, dan staat er bij het scenario zonnepanelen € 2.400,= meer op de bank (na 20 jaar is dat zelfs € 10.000,=). Hieronder staan de tabellen met berekeningen.

rendement zonnepanelen

Toch speelt er meer. Voor een zzp-er zijn het onzekere tijden en spaargeld is er ook om moeilijke tijden te overbruggen. Stel nou dat het tegenvalt met het werk, de auto en de wasmachine kapot gaan en dat er een flinke investering in het huis nodig is (lekkage, schilder o.i.d.). Over 5 – 6 jaar is dat geen probleem (of in ieder geval geen groter probleem dan een paar weken geleden), de panelen hebben dan voldoende opgeleverd. Als het over drie weken gebeurt zou ik waarschijnlijk snel spijt krijgen van deze onbezonnen actie (wijsheid achteraf). Het dilemma, hoog rendement maar op korte termijn minder geld beschikbaar heeft steeds door mijn hoofd gespeeld en daardoor heb ik de beslissing steeds uitgesteld. Zo’n twee maanden geleden heb ik een truc bedacht (of constructie) om uit dit dilemma te komen.

Rationeel, constructies

Naast alle betaalrekeningen en spaarrekeningen die ons gezin heeft heb ik ook nog een depositospaarrekening. Hierop staat een flink bedrag voor tien jaar vast met een rente van 4%. We hebben het nooit over dit geld, het valt volledig buiten ons huishoudboekje. Als we iets willen (dure vakantie, auto, verbouwing of wat dan ook) dan kijken we op al onze rekeningen behalve deze. Het is bedoeld voor mijn pensioen dus daar blijven we af. Maar je kunt het wel gebruiken. Als je geld op wilt nemen betaal je een boete van 5% en uiteraard krijg je over het opgenomen bedrag niet meer de mooie rente van 4%.

Het eerste idee was de zonnepanelen van deze rekening te betalen. De 5% opname kosten beschouwen we gewoon als extra investeringskosten. Het alternatieve scenario is dan geld op een rekening laten staan met 4% rente. De jaarlijkse opbrengst storten we weer op een nieuwe depositorekening (voor mijn pensioen), deze levert nu bij dezelfde bank een rente van 3,2% op (looptijd 10 jaar). In dit scenario hebben we na 8 jaar evenveel geld op onze rekeningen staan als in het scenario niets doen en geld op de depositorekening laten staan. Geen slecht scenario, want ook hier geldt, de inkomsten blijven doorlopen en op langere termijn levert het meer op. Feitelijk is deze constructie een lening: van mijn persoonlijke pensioenfondsje aan mijzelf.

Het kan natuurlijk nog slimmer, het geld is er nu wel en het geld van de depositorekening is pas nodig als we heel veel pech krijgen. De constructie wordt dus zonnepanelen betalen uit onze reserveringen voor calamiteiten en de calamiteiten (als die zich voordoen en er niet voldoende geld beschikbaar is) betalen uit de depositorekening en deze vervolgens weer aanvullen met winst uit de zonnepanelen. Waarschijnlijk is dat niet nodig maar het grootste risico is hiermee afgedekt, de constructie wordt daarmee een garantstelling.

Dan blijft er nog één scenario over, namelijk dat alles op korte termijn zo tegenzit en we heel veel geld nodig hebben. Het zou kunnen dat spaarrekeningen en depositie gezamenlijk voldoende waren geweest en dat nu (na deze investering) niet meer zijn. Dat is dan het risico dat we nemen bij deze investering, met de volgende overwegingen:

  • De investering is niet extreem hoog gezien de bedragen op de verschillende rekeningen
  • Het gaat om een beperkte periode die redelijk te overzien is
  • We kunnen altijd onze vrienden en familie nog heel lief aankijken
  • We kunnen tegen die tijd misschien wel weer een nieuwe constructie bedenken. Bijvoorbeeld het verkopen van onze panelen, ze wel op het dak laten staan en jaarlijks een deel van onze uitgespaarde energiekosten aan de koper overmaken. (constructie eigendom afstaan)

 

Stijn van Liefland

 

Rendement (7), zachte waarden en casus

In het kader van onze serie over rendement komen we toe aan de vraag hoe je om moet gaan met waarden die niet direct financieel te vertalen zijn. Dit is voor mij ook een zoektocht, dus hierbij de eerste gedachten. Voor de gedachtenvorming begin ik met een casus waarbij we zachtere waarden vertaald hebben in financieel rendement.

Casus

Als procesbegeleiders waren we betrokken bij het ontwerp van een brede school. Aanleiding voor onze betrokkenheid was het grote aantal partijen, gemeente, school, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, centrum voor jeugd en gezin, provincie etc. Gezamenlijk was de ambitie uitgesproken om een duurzaam en gezond gebouw te realiseren, met een groene (biodiverse) buitenruimte, een zogenaamde frisse school. Op een bepaald moment kwam uiteraard ook de financieringsvraag aan de orde, wat gaat dat allemaal kosten? Waarop uiteraard ook de vraag werd gesteld wat het op zou kunnen leveren.

Er was in dit geval een vast budget voor het gebouw, gebaseerd op een vergoeding per vierkante meter. We praten hier dus eigenlijk vooral over de vraag hoe we de extra investering die nodig is voor de frisse school gefinancierd krijgen. Als we deze investering aan de hand van de rendementsvraag bekijken komen we tot het voglende rijtje:

Een aantal maatregelen is simpelweg even duur of goedkoper. Duurzame materialen hoeven niet duurder te zijn dan gangbare materialen, een slimmere indeling van het gebouw, gezamenlijk gebruik van ruimtes etc. kan allemaal geld opleveren. Een discussie over financiering is hier niet aan de orde, uiteraard moet er wel voldoende draagvlak zijn voor deze maatregelen. Kort samengevat, maatregelen die direct financieel rendement opleveren.

Een tweede groep maatregelen is duurder maar verdient zich in de loop van de tijd terug. Het zal geen verrassing zijn dat het hier om energiemaatregelen gaat. Wanneer het rendement voldoende is kan het geen probleem zijn om tot financiering van deze maatregelen te komen. Immers er komen vanzelf weer Euro’s terug. Als er geen geld beschikbaar is kan bijvoorbeeld een constructie in de vorm van een lening helpen.

Een derde groep bestaat uit maatregelen die bijdragen aan een betere school maar die op zichzelf onvoldoende financieel rendement hebben. Of beter gezegd waarvan het financieel rendement niet één twee drie duidelijk is. De discussie zal vooral over dit soort maatregelen gaan.

Een belangrijk deel van deze ‘niet rendabele’ maatregelen heeft betrekking op verbetering van de kwaliteit van de binnenlucht. In tegenstelling tot energiemaatregelen verdient dit type maatregel zichzelf niet direct terug. We moeten dus kijken naar de positieve effecten van deze maatregelen en de mate waarin ze bijdrage aan het realiseren van ons doel (een gezonde en duurzame school). Daarnaast kunnen we kijken of we het effect van deze maatregelen kunnen vertalen in financiële baten. In deze casus is dat laatste zeer uitvoerig gedaan.

De belangrijkste effecten van een betere kwaliteit van de binnenlucht zijn gezondere kinderen, minder ziekteverzuim bij kinderen en personeel en betere leerprestaties van de kinderen. Al deze effecten kunnen we vervolgens proberen te vertalen in Euro’s. Minder ziekteverzuim van personeel is in dat geval heel duidelijk, dat betekent minder kosten voor vervanging. Ook bij kinderen leidt minder ziekteverzuim tot financiële voordelen, ouders hoeven niet meer thuis te blijven, geen oppas te nemen, zorgkosten (dokter, medicijnen) worden lager etc. Dit lijkt fictief, maar voor kinderen die last hebben of krijgen van astma maakt een gezonde school een groot verschil.

Dit zijn allemaal kosten die nog redelijk direct aan een partij zijn toe te rekenen (werkgever, verzekering, ouders etc.). Het worden wel steeds meer partijen die soms ook pas op langere termijn baat hebben bij deze maatregelen. Mensen die nu bijvoorbeeld nog geen kinderen hebben maar over een paar jaar wel, profiteren t.z.t. ook mee van de gezonde school maar zijn nu nog niet in beeld.

Een gezonde school leidt ook tot betere leerprestaties en dat leidt er toe dat leerlingen een hogere vervolgopleiding volgen en uiteindelijk een betere baan met een hoger inkomen krijgen. Het onderzoek heeft laten zien dat wanneer van de 50 leerlingen die de school jaarlijks verlaten er 2,5 een hogere vervolgopleiding gaan volgen dit jaarlijks tot € 120.000 extra baten leidt. Hiervan is zo’n 40% toe te schrijven aan het gezonde gebouw (€ 48.000). Lastig is wel dat deze baten in de toekomst liggen en je niet weet bij wie of waar ze terecht komen. Werd het met het ziekteverzuim al ingewikkeld, hier lijkt het hopeloos om tot een constructie te komen. Maar, het zijn wel echte baten in echte Euro’s, het financiële rendement van deze maatregelen is hiermee aangetoond.

Een laatste groep maatregelen heeft betrekking op zaken die lastig of niet in geld zijn te vertalen. In dit geval bijvoorbeeld een groene buitenruimte met veel biodiversiteit. Je zou kunnen zeggen dat omwonenden hier van profiteren, maar het is toch vooral iets dat je wilt omdat je het belangrijk vindt. Sommige mensen noemen biodiversiteit zelfs een intrinsieke waarde, die staat niet ter discussie en is ook niet in geld uit te drukken, maar dat is een andere discussie.

Wel of niet financieel doorrekenen van rendement

Stel we werken aan een project en naderen de besluitvorming, we hebben de inkomsten en uitgaven van de direct betrokken partijen in beeld gebracht en dus een beeld van het financieel rendement. De vraag is nu of je bij dit project een rekenexcercitie moet gaan houden of dat het beter is met kwalitatieve argumenten te komen. De eerste gedachte is, als dit project (zoals het nu is doorgerekend) financieel rendeert moet je niet te moeilijk doen, het is nergens voor nodig. Andersom, wanneer het project niet rendeert kan het zinvol zijn verder te rekenen, meer partijen er bij te betrekken nieuwe inkomsten in beeld te brengen etc.

Bij een renderend project is een verdere uitwerking alleen zinvol als voorbeeld om te laten zien dat zachtere waarden (gezondheid, natuur etc.) uiteindelijk ook tot financiële voordelen leiden. Daar staan een hoop redenen tegenover om het niet te doen:

  • Het kost een hoop tijd en geld en leidt tot een onnodige discussie over aannames en berekeningen.
  • De waarden waar het echt om ging raken buiten beeld, waarom niet een mooie businesscase met een aantal extra kwaliteiten dat gerealiseerd wordt?
  • Tot slot zou het tot wantrouwen kunnen leiden. Waarom al die waarden vertalen naar financiële voordelen? Je zou gaan vermoeden dat de businesscase helemaal niet zo sterk is.

 

Bij een niet renderend project lijkt het juist wel voor de hand te liggen allerlei waarden in geld te vertalen om zo de businesscase kloppend te krijgen. Wat zouden belangrijke redenen kunnen zijn om dit te doen?

  • Als de besluitvorming puur op basis van financiële argumenten plaatsvindt.
  • Om transparant te maken wat het rendement is en dat er meer partijen profiteren van deze investering dan je op het eerste gezicht zou denken. Wanneer het transparant gemaakt is wordt het ook lastiger om nee te zeggen.
  • Als het rendement net niet voldoende is en extra baten uit bijzondere waarden tot een positief rendement leiden.
  • Als het praktisch werkbaar is. Beter één of twee aspecten die relatief veel opleveren dan veel verschillende aspecten die afzonderlijk weinig opleveren maar bij elkaar wellicht veel. Het laatste betekent veel werk en veel discussie over alle aannames.

 

En waarom zou je het in dit geval niet doen?

  • Uiteraard als het onpraktisch is en het te verwachten resultaat marginaal.
  • Omdat de discussie al snel zal gaan over aannames en berekeningen in plaats van over de kwaliteit die gerealiseerd wordt. Bij het voorbeeld van de frisse school, voor je het gaat de discussie over of er nou gemiddeld 2 of 2,5 leerlingen beter preseteren en wat dat vervolgens oplevert. Terwijl het hier ging om een gezonde omgeving voor kinderen.
  • Een belangrijke reden kan ook zijn dat vertaling in financiële argumenten tot weerstand leidt. Voorbeelden (bijvoorbeeld in het al eerder aangehaalde boek ‘niet alles is toe koop’) laten zien dat veel mensen best bereid zijn wat extra’s te betalen als daar wat goeds tegenover staat en het helemaal niet fijn vinden als iemand precies gaat berekenen wat dat allemaal wel niet oplevert.

 

Tot zover de eerste gedachten, wordt vervolgd…

Stijn van Liefland

Financiële denkfout: intermezzo en praktijkcasus

Gisteravond was de tweede aflevering van dit seizoen van de slag om Nederland. Casus, een nieuw stadion voor VVV. Aanleiding om hier een aflevering aan te wijden, de gemeente gaat een lening aan van € 45 miljoen om het stadion te kunnen bouwen. Vervolgens zal zij dit verhuren aan voetbalclub VVV. Hoewel de programmamakers hier niet heel expliciet in zijn kun je niet anders dan concluderen dat hier geen goede businesscase ligt (kijk hier de aflevering terug). Kijkend naar het programma zag ik een groot aantal denkfouten de revue passeren, een mooie aanleiding voor een kort intermezzo met vier denkfouten in de praktijk.

Maar eerst, ook de volkskrant heeft een serie over denkfouten (overigens, wij waren eerder ;-)). Afgelopen week ging het over de beschikbaarheidsfout. Het artikel sluit af met “en wie nu opeens overal beschikbaarheidsfouten ziet, weet in elk geval hoe het komt”. Wat zoveel wil zeggen dat als je eenmaal ergens over gelezen hebt of je er in verdiept hebt, je dat vanzelf overal gaat zien. Met andere woorden, het is niet meer dan logisch dat je overal denkfouten ziet als je op een website een serie over denkfouten maakt. Dit ter relativering, wellicht zijn er bij de casus VVV helemaal geen denkfouten gemaakt en zijn wij de enige die ze zien. Maar, dat zou me verbazen.

Het overconfidence effect (artikel 2, 27 aug. 2012). Overschatting van jezelf. Lijkt mij hier zeker van toepassing. Terwijl overal clubs uit het betaalde aan het infuus liggen en stadions onrendabel zijn is men er in Venlo van overtuigd dat ze het beter kunnen. Wel veel bezoekers, wel veel evenementen, wel een rendabele exploitatie. Lijkt mij een geval van zelfoverschatting, ze zijn vast niet dommer dan al die andere, maar waarschijnlijk ook niet veel slimmer.

De confirmation bias (artikel volgt later).  In het kort, vaak zoeken we vooral bevestiging van ons (goede) idee. We gaan dus praten met mensen die er ook in geloven en negeren mensen die er niets in zien. Jan Smeets (organisator van Pinkpop) zat in een adviesoverleg omdat het stadion ook voor evenementen en concerten gebruikt moet worden. Pinkpop is natuurlijk een prachtig voorbeeld van een succesvol evenement in Limburg dat heel veel bezoekers trekt. Jan Smeets is kritisch, Pinkpop is geen goed voorbeeld, het heeft 40 jaar geduurd voordat het de huidige omvang kreeg en er komen weinig Duitsers (één van de doelgroepen voor het stadion). Jan Smeets wordt niet meer uitgenodigd voor het overleg.

Groupthink (artikel volgt later). Ik vraag me af, hoe kan het dat het college en driekwart van de raad hier positief tegenover staat? Van de supporters hoeft het niet, bewoners zijn tegen en de businesscase lijkt niet echt houdbaar. Is hier sprake van groupthink? Als iemand niet dwars wil liggen in het college of in de fractie en wellicht ook onzeker is over de eigen argumenten, dan kan zwijgen en instemmend knikken het gevolg zijn. Als veel mensen zo doen, dan is het resultaat dat er besluiten genomen worden die niemand ziet zitten. Rolf Dobelli (auteur “de kunst van het heldere denken”) geeft aan dat een hechte groep hun eigen illusies creëert en daar zelf in gaat geloven. De wil (of het belang) om bij deze hechte groep te blijven is groter dan de wil om kritisch te blijven denken.

Tot slot zie ik al een toekomstige denkfout aan de horizon gloren. Als het stadion gerealiseerd is, de exploitatie niet sluitend blijkt te zijn en er publiek geld bij moet wordt waarschijnlijk de “sunk cost fallacy” fout gemaakt. “We hebben er nu al zoveel geld aan uitgegeven, het zou wel heel dom zijn om nu te stoppen”. En zo gaat er nog een aantal miljoen in een bodemloze put. Meer over deze fout volgt later.

Stijn van Liefland

Wat is slimme financiering, de slag om Nederland 16 januari 2012

Met veel plezier heb ik gekeken naar de aflevering van de slag om Nederland van 16 janauri 2012. Dat leidde tot verschillende discussies en gesprekken met anderen. De uitzending maakt duidelijk dat hier iets heel vreemds aan de hand is.

In het kort, KPMG huurt een groot kantoorpand  in Amstelveen, ze verlaten dit pand voor een nieuw een paar honderd meter verderop, nog steeds in Amstelveen. Het nieuwe pand is zeer duurzaam, maar …. het oude pand staat leeg. En meest opmerkelijk, voor KPMG is het financieel aantrekkelijk om te verhuizen. Niet omdat die nieuwe huisvesting beter past of tot tot een hoger rendement leidt, maar omdat de constructie achter de huur en verhuizing geld oplevert. Tot zover een korte samenvatting, kijk hier voor de hele aflevering.

Tegelijkertijd blijven we met een onbestemd gevoel achter, want we missen het overzicht. Wij willen weten:

  1. Hoe werkt deze constructie?
  2. Wie is hier nou de dupe?
  3. Mag dit?
  4. Kan je dit ook op een positieve manier toepassen?

Ik heb geprobeerd meer inzicht te krijgen in deze constructie door een tijdlijn te maken, wat gebeurt er nou precies op welk moment, wat gebeurt er met de waarde van het vastgoed, waar gaat het geld heen? Klik op de afbeelding om deze tijdlijn te bekijken. Als er denkfouten zitten in deze visualisatie hoor ik het graag dan werken we dat weer verder uit. Conclusie de waardestijging van het vastgoed wordt gecasht door ontwikkelaar en huurder.

Als de tijdlijn klopt dan rolt het antwoord op vraag twee er direct uit. De belegger is de dupe, maar heeft ook bewust een risico genomen. Een huurcontract voor tien jaar is voldoende om de waarde van de belegging 25% hoger in te schatten en dat geld ook daadwerkelijk uit te geven. We weten dat resultaten uit het verleden geen garanties bieden voor de toekomst, daar zou je aan toe kunnen voegen dat garanties voor de nabije toekomst geen garanties zijn voor de verre toekomst.

Is het dan erg wat hier gebeurt, mag dit? Wij hebben niet kunnen ontdekken dat hier iets gebeurt wat niet mag. Het is toch vooral een zakelijke overeenkomst tussen partijen die allemaal als doel hebben om meer winst te maken. Maar tegelijkertijd, leuk is het niet, zelfs onethisch, de gemeenschap en een belegger (ons pensioen?) zitten met het probleem.

Toch, een interessante constructie wat ons bij de vierde vraag brengt, wat kunnen we hier van leren, kan je dit ook positief inzetten? Rudy had een aardige suggestie. Stel dat je een achterstands wijk hebt, de waarde van de woningen is niet zo hoog. Stel ik overweeg als goede familie een nieuw huis te gaan bouwen in zo’n wijk, zodanig dat de verwachting is dat andere gegoede burgerij mij gaat volgen en dat alle huizenprijzen omhoog gaan. Nu ga ik bij alle bestaande bewoners eisen dat ze bij verkoop van hun woning de helft van de prijsstijging op mijn rekening gaan storten. Uiteindelijk kan ik dan voor niks naar die wijk komen, ik krijg mijn huis helemaal gratis of zelfs geld toe. Ik verzilver mijn marktwaarde om goede mensen de buurt in te trekken. De burgemeester die in een achterstandswijk gaat wonen zeg maar. Ik zelf ben er nog niet helemaal uit, is hier nog een verliezer? Of hebben we werkelijk een constructie met alleen maar winnaars?

Stijn van Liefland