Tag archieven: duurzame ontwikkeling

Top 10 milieu: Milieu en milieuprobleem (afl. 1)

Voordat we in kunnen gaan op milieuproblemen en achterliggende principes moeten we bepalen wat het milieu precies is. Toen ik ging studeren koos ik voor de opleiding milieuhygiëne, maar halverwege mijn studie ging het opeens over duurzaamheid en duurzame ontwikkeling. Milieu, milieuproblemen en duurzame ontwikkeling, daar gaan we het dus over hebben.

Milieu

Het begrip milieu zoals wij dat gebruiken bestaat nog niet zo lang. Tot ca. 50 jaar geleden werd milieu vooral gebruikt als begrip om de sociale omgeving van iemand aan te duiden. Hoewel al veel eerder over de kwetsbaarheid van de natuur en de gezondheidseffecten van milieuverontreiniging wordt gesproken wordt de term milieu pas eind jaren 60 algemeen gebruikt. Tegenwoordig zien we als milieu de fysieke omgeving van de mens die invloed heeft op ons welzijn. Heel simpel zou je kunnen zeggen dat het om de bodem, de lucht en het water gaat. Daar kan je dan nog het natuurlijk systeem aan toevoegen (planten / dieren). Zo lang als de mens bestaat is er dus sprake van milieu. Maar is er dan ook altijd sprake geweest van milieuproblemen?

Milieuprobleem

Als eerste gaat het om aantasting van het milieu, de directe fysieke omgeving van de mens. Omdat tegenwoordig zo’n beetje overal op aarde mensen wonen kan een milieuprobleem zich dus overal voordoen. We hebben het dus over problemen in de fysieke omgeving. Ruzie met je buurman, of met de hele straat, valt niet onder een milieuprobleem. Achter dit eerste criterium zit natuurlijk de belangrijke vraag wanneer er sprake is van aantasting van de omgeving. Iedereen begrijpt dat als ik op de Veluwe één boom omhak of in de Noordzee één liter afgewerkte olie loos er nog geen sprake is van aantasting. Als ik alle bomen omhak of tonnen olie loos is er wel sprake van aantasting. Een belangrijke vraag is dus waar de grens ligt en hoe je dat bepaalt.

 

Ten tweede is een milieuprobleem door de mens veroorzaakt. Dus, geluidsoverlast, bodemverontreiniging, het kunnen allemaal milieuproblemen zijn. Een vulkaanuitbarsting valt niet onder de milieuproblemen, waarmee niet gezegd is dat het geen probleem is. Sterker nog, bij een vulkaanuitbarsting komen vergelijkbare stoffen vrij als bij een kolencentrale of olieraffinaderij en ook nog eens in grotere hoeveelheden. Het verschil is dat we bij een kolencentrale of raffinaderij iets aan de oorzaak kunnen doen en bij een vulkaan niet.

Er wordt als derde criterium wel eens gezegd dat er pas sprake is van een milieuprobleem als de mens het als een probleem ervaart. Dit is in zekere zin een beetje dubbel op omdat milieuproblemen gaan over onze directe leefomgeving. Een meer filosofische vraag is of er sprake kan zijn van een milieuprobleem buiten de mensheid om? Dit lijkt een beetje over de discussie die Bas Haring in het boek Plastic Panda’s over intrinsieke waarde van de natuur aanstipt. Heeft de natuur ook waarde buiten de mensheid om. Een interessante discussie, ook in het kader van milieuproblemen, maar ik wil het hier praktisch houden dus we laten het hier bij.

Historie

Er is veel geschreven over de invloed van de mens op het milieu door de eeuwen heen. “Een groene geschiedenis van de wereld” is een leuk leesbaar boek geschreven door Clive Ponting. Hij begint in de tijd dat mensen nog jagers en verzamelaars waren. In die tijd veroorzaakten mensen nog nauwelijks milieuproblemen. Toch lijken deze mensen zich bewust te zijn van hun invloed op de omgeving. Ze hadden voldoende te eten maar hielden vermoedelijk de groep bewust klein, een deel van de baby’s werd simpelweg gedood. Twee belangrijke ontwikkelingen hebben gemaakt dat de invloed van de mens op het milieu groeide, de landbouw en de industriële revolutie.

Door de landbouw ging de mens heel bewust de omgeving aanpassen waardoor sommige soorten bevoordeeld werden ten opzichte van anderen. Het maakte ook dat mensen op één plek bleven wonen en uiteindelijk de steden ontstonden. Het is ook het moment dat de eerste grote milieuproblemen ontstonden. In Mesopotamië bouwde men huizen van stenen van gebakken klei. Hiervoor was heel veel hout nodig wat leidde tot ontbossing, wat vervolgens weer leidde tot droogte en uiteindelijk tot de ondergang van deze steden.

De industriële revolutie had als gevolg dat mensen op grote schaal fossiele brandstoffen gingen gebruiken. In eerste instantie vooral steenkool, later ook olie en gas. Dit leidde tot uitstoot van schadelijke stoffen, maar ook tot uitputting van grondstoffen. Overigens werd in Engeland in de 13e eeuw al steenkool gebruikt voor verwarming en dat leidde ook toen al tot klachten over milieuverontreiniging. En, leuk detail, in 1865 schreef W. Stanley Jevons het boek “The Coal Question”. Zijn stelling was dat kolen op korte termijn onbetaalbaar zou worden. De makkelijk winbare voorraden zouden uitgeput raken en winning op grotere diepten te duur en gevaarlijk. Hij zat er natuurlijk heel ver naast, maar dacht in ieder geval wel na over de relatie van de mens met haar omgeving. Daarin was hij overigens niet de eerste en zeker niet de laatste.

Onderstaande figuur laat mooi zien hoe de invloed van de mensheid op het milieu zich de afgelopen duizenden jaren heeft ontwikkeld (gegevens overgenomen uit het boek “living in the environment”, Tyler Miller).

top 10 milieu-01

Te zien is hoeveel kilocalorieën (energieeenheid) een mens gemiddeld per dag gebruikt voor alles wat je maar kunt bedenken. De eerste mens gebruikte per dag ca. 2000 kilocalorieën, dat was alleen eten. In de loop van de tijd werden er steeds meer calorieën gebruikt. Eerst voor een vuurtje om warm te blijven en om op te koken, later ook voor allerlei andere activiteiten, bijvoorbeeld om metalen te smelten, om klei te bakken. Na de industriële revolutie gaat de mens helemaal los en neemt de hoeveelheid energie die we per persoon gebruiken met een factor 50 tot 100 toe ten opzichte van de eerste mens. Energie is hier een indicator voor onze impact op de omgeving, vergelijkbare grafieken kunnen gemaakt worden voor het gebruik van grondstoffen, water, hout, vis etc. en het produceren van afval.

Tegelijkertijd is ook het aantal mensen op aarde toegenomen, van circa 4 miljoen 10.000 voor christus tot ruim 7 miljard nu.

Dus kort samengevat, milieuproblemen worden door de mens veroorzaakt, er zijn de afgelopen jaren steeds meer mensen bijgekomen en al die mensen zijn steeds meer energie en grondstoffen gaan gebruiken.

Draaien aan de knoppen

Hiermee hebben we belangrijke knoppen gevonden waar we aan kunnen draaien om milieuproblemen aan te pakken. Als eerste is er het aantal mensen dat op de aarde rondloopt. Hoe meer, hoe groter de invloed op het milieu. Ten tweede is er het gebruik van energie, grondstoffen en het ontstaan van afval per persoon. Deze laatste is afhankelijk van de hoeveelheid die we consumeren en de milieubelasting die dat per eenheid met zich meebrengt.

Samengevat in een formule ziet dat er als volgt uit:

Totale milieudruk = Aantal mensen * consumptie per persoon * impact per eenheid consumptie

De laatste factor zou je ook kunnen omschrijven als “de stand van de technologie”. Als we dus milieuproblemen op willen lossen moeten we of met minder mensen zijn, of minder consumeren of een betere technologie gebruiken. Hier wordt al eeuwen over gediscussieerd. In 1798 schreef Thomas Maltus “An essay on the principle of population” waarin hij wees op de gevaren van bevolkingsgroei. Daarna zijn er verschillende grote denkers geweest die het accent eveneens op bevolkingsgroei legde, maar net zoveel die juist één van de andere knoppen aanwezen.

Bovenstaande formule is trouwens niet alleen handig als je het over milieuproblemen op wereldschaal hebt. Ook voor zoiets als milieubelasting door autoverkeer geeft het richting. Auto’s worden wel schoner en zuiniger (technologie) maar we gaan wel steeds meer kilometers rijden (consumptie) en voorlopig groeit de bevolking in Nederland ook nog steeds. Netto is het resultaat daarom gering.

Genoeg over milieu en milieuproblemen. Er rest wat mij betreft nog één vraag, wat is de relatie tussen milieu en duurzaamheid of duurzame ontwikkeling.

Duurzame ontwikkeling

In de jaren 80 van de vorige eeuw kwam het besef dat de milieuproblemen in de wereld echt heel groot waren. In Europa hadden we bijvoorbeeld de zure regen, de vervuiling van rivieren en bodemverontreiniging. In andere delen van de wereld ging het bijvoorbeeld om de vernietiging van het tropisch regenwoud en watertekort. In de hele wereld speelde het probleem van de aantasting van de ozonlaag.

Meer en meer kwam het besef dat deze problemen niet op zich zelf staan maar met elkaar samenhangen. En, dat deze problemen ook samenhangen met bijvoorbeeld armoede. In Nederland hadden (en hebben we nog steeds) het mestprobleem. Dit probleem is eigenlijk een verstoring van de mineralenbalans. We importeren veevoer voor de varkens en de koeien, het vlees en de melk eten we op en exporteren we voor een deel. Maar, de hele berg mest die hier als bijproduct bij ontstaat blijft in Nederland. Geen wonder dat hier het grondwater vervuild raakte. Tegelijkertijd werd aan de andere kant van de wereld het regenwoud gekapt om veevoer voor Nederland te telen wat weer allerlei gevolgen had voor de lokale bevolking.

In 1987 werd door de Verenigde Naties het rapport “Our Common Future” uitgebracht. Hierin wordt het begrip duurzame ontwikkeling geïntroduceerd:

Sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.

De definitie gaat dus uit van voorzien in behoefte. Eigenlijk kan je zeggen dat je alles mag doen zolang dat anderen maar niet belemmert in het voorzien in hun behoeften. En die anderen dat zijn dan niet alleen jouw eigen kinderen maar iedereen die op aarde rondloopt of daar ooit nog rond gaat lopen. Een belangrijk punt was dat in het rapport de link werd gelegd met economische ontwikkeling. Een duurzame ontwikkeling is alleen mogelijk als ook de economie zich blijft ontwikkelen. Want, daarmee kan je armoedeproblemen oplossen maar ook werken aan betere technologie.

Zoals het begrip duurzame ontwikkeling in 1987 werd gedefinieerd kan er weinig discussie zijn over wat de gewenste ontwikkeling is. In de loop van de tijd is het begrip echter steeds anders uitgelegd. Het werd vertaald in de bekende 3 p’s (people, planet, profit) en het accent komt bij sommige wel erg sterk op het profit deel te liggen (en als je dan ook wat aan people en planet doet dan is het toch heel duurzaam!). Als iemand zegt dat hij of zij wil bijdragen aan een duurzame ontwikkeling kan het daarom geen kwaad even te vragen wat daar precies onder verstaan wordt.

Duurzame ontwikkeling laten we in deze serie voorlopig even liggen. We komen er weer op terug als we het over oplossingen gaan hebben. Eerst moeten we meer te weten komen over milieuproblemen.

Stijn van Liefland

Top 10 milieu, proloog, waarom en waarover? (afl. 0)

Aanleiding

Laatst was ik bij een workshop en kwam de elektrische auto ter sprake. Eén van de vragen was of de gemeente nu wel of geen oplaadpunten moet aanleggen? Het is nog maar helemaal de vraag of die elektrische auto wel beter is voor het milieu zei iemand. Ik dacht bij me zelf dat er toch eigenlijk wel consensus is over het nut van elektrische auto’s. Uiteindelijk ging het er in de discussie om dat elektrische auto’s zo duurzaam zijn als de opgewekte stroom. Komt die van een kolencentrale dan is een elektrische auto niet zo milieuvriendelijk, komt het van een windmolen, dan is het al een stuk beter. Maar niets is zeker, hier kan je vraagtekens bij zetten. Wellicht is een elektrische auto veel zuiniger en is een elektrische auto op kolenstroom per kilometer nog altijd beter dan een auto met een benzinemotor en is de uitstoot van CO2 bij een elektrische auto dus altijd lager. Dan is er nog iets, de uitstoot van CO2 veroorzaakt een mondiaal probleem, een auto zorgt ook voor heel lokale problemen. Om er twee te noemen, de uitstoot van fijn stof en geluidsoverlast. Om deze problemen op te lossen is de elektrische auto sowieso beter. En tot slot, ook windmolens zijn niet van onbesproken gedrag. Horizonvervuiling, geluidsoverlast, vogels en vleermuizen die er tegenaan vliegen, bruinvissen die verjaagd worden door het geluid en ja, die windmolen moet ook weer geproduceerd worden, dat kost weer energie en materialen en wat doe je met die molen als deze wordt afgedankt? Je zou bijna vergeten dat de discussie over een elektrische auto ging (ik kom er in aflevering 8 op terug).

Rudy had een vergelijkbare ervaring over het gebruik van biomassa. Naar aanleiding daarvan vroeg hij mij of ik niet iets kon schrijven over de basisprincipes van milieu en duurzame ontwikkeling. “Bij economie heb je de wet van vraag en aanbod om maar eens wat te noemen, dat soort principes moeten er toch ook zijn als het om milieu en duurzaamheid gaat”.

Inderdaad die zijn er. Als we terugkijken naar de discussie over de elektrische auto zien we dat het bijvoorbeeld gaat over milieuproblemen dichtbij en ver weg. Het gaat over milieuvervuiling (fijn stof) over natuur (vogels en vleermuizen), over grondstoffen en afval etc. Maar op de achtergrond spelen nog veel meer principes, het gaat over stromen en voorraden, over sinks, de wet van behoud van energie etc. Tja, hoe vind je hierin je weg, welke keuzes moet je dan maken. Om in termen van natuur en milieu te blijven, hoe zie je door de bomen het bos? We gaan een poging wagen om de hoofdzaken van de bijzaken te scheiden. Maar eerst nog de vraag, waarom op slimmefinanciering.nl, wat is de relatie?

Ten eerste, er zijn veel mensen die met milieu- en duurzaamheidsissues in aanraking komen maar daar nooit voor geleerd hebben (Rudy bijvoorbeeld). Hoe bepaal je dan wat belangrijk is? Hoe neem je dan een besluit? Hoe weet je zeker dat je een probleem oplost en niet een nieuw probleem creëert of het probleem alleen maar groter maakt? Deels heeft dat te maken met logica, maar er zijn ook principes te benoemen. Die zijn handig om mee te nemen. In wezen hebben we het hier over het rendement van wat je doet, dat begint met het juiste te doen.

Ten tweede, voor iedereen die wel verstand heeft van milieu om weer eens op te halen waarom je doet wat je doet. En ja, je doet het dus niet omdat het je werk of opdracht is, je doet het omdat het een doel heeft en er ooit een gedachte achter zat. Als je niet oppast ben je dat doel en die gedachte vergeten en loop je als een stel kippen zonder kop achter elkaar aan, gewoon omdat we het nou eenmaal altijd zo doen. In zekere zin heeft dit ook betrekking op mijzelf en gaat het dus om het expliciet maken van al die keuzes die je impliciet op basis van kennis en ervaring maakt. Maar zijn dat dan de juiste keuzes en waar zijn ze eigenlijk op gebaseerd?

Waar gaan we het over hebben?

  1. Wat is milieu, een milieuprobleem en duurzame ontwikkeling?
  2. Hoe kunnen we milieuproblemen indelen?
  3. Waarom zien we milieuproblemen vaak niet?
  4. Wat zijn de basisprincipes voor materie en energie?
  5. Wat zijn de basisprincipes voor een natuurlijk systeem / ecosysteem?
  6. Welke successen en mislukkingen kennen we binnen het milieubeleid?
  7. Welke basisprincipes zijn er voor het oplossingen van milieuproblemen?
  8. Hoe zit het met levensloop, kringlopen sluiten en producten?
  9. Wat is de relatie met geld en belangen?
  10. Waarom moeten we kritisch blijven denken?

Wellicht volgt er nog een aflevering 11 waarin we de boel samenvatten in een infographic o.i.d. en mogelijk dat Rudy nog een reflectie geeft of een belangrijke vraag waar we het nog over moeten hebben.

Stijn van Liefland

Nieuwe business modellen (Jan Jonker en crowd)

Vandaag mag ik, zo vlak voor de kerstdagen, een geweldig nieuw boek bespreken. Een boek van Jan Jonker met de titel ‘Nieuwe Business Modellen’ (NBM). Een paar nuanceringen. Geweldig? Jazeker, ik verwelkom elk nieuw boek over deze materie (omdat er nog steeds relatief weinig informatie over het onderwerp beschikbaar is). En jazeker omdat ik er ook een paar nieuwe inzichten uit haal én er ook wel wat op te mekkeren heb. De tweede nuancering: Jan Jonker? Ja, dat is het brein achter dit boek maar het boek is deels geschreven door een grotere groep mensen, dus Jan Jonker als aanjager en (eind-)redacteur.

De opzet van het boek over nieuwe business modellen

Het boek is liggend uitgevoerd in een iets kleiner dan A4-formaat met harde kaft. Het is rijkelijk voorzien van illustraties en kaders die uitleg en voorbeelden geven. De ondertitel is: ‘samen werken aan waardecreatie’. Dat samen werken is hier wel heel letterlijk genomen en maakt het boek of project alleen daarom al uniek. Het tweede deel van het boek is namelijk geschreven door een grotere groep mensen ‘van onderop’ via crowdthinking of crowdwriting. Ergens in 2013 is via een openbare oproep een grotere groep mensen bij elkaar gekomen met de vraag een bijdrage te leveren aan dit boek. Dat schijnt er vrij strak aan toe te zijn gegaan (‘dat we maar niet de illusie hadden helemaal zelf aan de gang te kunnen, aan het kader viel niet te tornen’) en vrij snel besloot een deel van de groep alsnog niet mee te doen.

Het eerste deel bevat dus dat strakkere regievoerende theoretische kader. Dat deel is wel geschreven door Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen). Dat kader is niet zomaar bij dit boek geschreven maar heeft zich geleidelijk gevormd in de afgelopen jaren.

De twee delen van het boek, theorie en praktijk, zijn genoemd: ‘bibliotheek’ en ‘werkplaats’.

Deel 1: de theorie of ‘De bibliotheek’

Laat ik maar met de deur in huis vallen. Een flink aantal pagina’sl van deel 1 zijn nodig om ons in de wakker-stand te zetten. Dus vooral hoe erg het nu is en vooral dat het dus anders moet. Onze planeet is eindig, we hebben de grenzen van de groei bereikt en als het zo doorgaat dan gaat het helemaal fout. Ergens vind ik dat jammer. Enerzijds omdat deze diagnose voor veel mensen wel helder is (en voor wie dat niet helder is zal ófwel dit boek niet lezen ófwel sowieso niet overtuigd worden) en anderzijds omdat het mij naar de strot grijpt, ik krijg het gevoel geen kant meer uit te kunnen, het ontneemt een deel van mijn vrijheid in denken.

Het boek heeft daarom ook wel iets van een pleidooi, van een oproep, van een gewenste denkrichting, van mijn part van een ideologie. Dat is best vreemd te lezen van een hoogleraar die bij een universiteit werkt. Die zou op enige afstand mogelijke toekomsten moeten schetsen en voorzien van voor en tegens en meerdere scenario’s ontvouwen zodat wij als intelligente lezers op basis van feiten en eigen afwegingen een oordeel kunnen vellen (en actie kunnen ondernemen). Maar ik geef toe dat dat ook maar een beperkt en wellicht achterhaald idee is van ‘hoogleraar’ en ‘universiteit’. En hou met ten goede: het is niet dat ik de urgentie van het vraagstuk niet herken.

Terug naar de inhoud. We zijn dus niet goed bezig, we putten de aarde uit. Dat komt door ons lineaire systeem van productie. We nemen wat spullen (inputs, grondstoffen), doen daar van alles mee (transformeren de inputs in een fabriek met machines) en krijgen dan bruikbare goederen (outputs) die we kunnen consumeren. En zo begint elke dag weer een nieuwe ronde, alsof er geen einde aan komt. Lineair: de spullen komen nooit terug, maar worden opgemaakt of weggegooid.

Het gaat niet goed omdat de spullen aan de voorkant eindig zijn en een keer opraken (daar is natuurlijk een hele literatuur over, het is lang niet altijd zo, en nog belangrijker: het proces van prijsvorming leidt tot afgedwongen innovatie en substitutie van grondstoffen. Dit boek laat deze beschouwingen bewust achterwege). Dan komt een eerste generatie duurzaamheidsdenken: je kunt het slimmer doen door afval te hergebruiken. Die benadering heet eco-efficiency. Het blijft lineair denken omdat het hergebruik binnen de fabriek plaats vindt. De volgende generatie duurzaamheidsdenkers komt dan met échte recycling over de hele keten heen. Een voorbeeld van dat denken is C2C (cradle to cradle). Dat is geen lineair denken meer maar cyclisch denken. Het gaat dan niet meer om eco-efficiency maar om eco-effectiviteit.

De volgende stap in het duurzaamheidsdenken is volgens mij de kern van de Jonker-school. Voor mij een eye-opener omdat ik er zelf ook te weinig over na heb gedacht. Hoe cyclisch en duurzaam ook, zowel eco-efficiency als eco-effectiviteit blijven gedreven door de bestaande principes van organiseren in markten en gedreven door het maximalieren van de (bedrijfs-) winsten. Het zijn visies die het huidige systeem met de huidige instituten (‘van bovenaf’) als uitgangspunt blijven nemen. En dan kom je tot de constatering dat markten met hun ‘bedrijven’ en hun ‘consumenten’ ook maar een vorm van organisatie zijn. En dus betekent dat dat je ook op andere manieren kunt organiseren (van onderaf, of hoe dan ook op een manier die we nog niet eens hebben bedacht). Die andere manier van organiseren en voortbrengen noemt Jonker ‘eco-innovatie’.

Business model en verdienmodel

Dan wordt het belangrijke onderscheid gemaakt tussen een business-model en een verdienmodel.

Een business-model geeft aan hoe je waarde creëert, op welke manier je dat organiseert, hoe je dat voor elkaar krijgt. Het oude denken (eco-efficiency etc) pakt daarbij dus onze bestaande manier van organiseren via fabrieken, kantoren, markten, winkels, arbeiders, beurzen als vanzelfsprekend uitgangspunt. De nieuwe manier van denken stelt dat je op andere manieren waarde kunt creëren, een andere manier van voortbrengen kunt kiezen. Jonker neemt hier (zover ik kan zien te snel) het uitgangspunt dat die andere manier van voortbrengen en organiseren er eentje is van onderop, er eentje is van samen en collectief (ik denk dat er nog andere manieren van organisatie zijn behalve markt en collectief).

Je hebt dus organiseren van waarde via de markt (oud) en via collectief (nieuw).

Dan heb je nog het begrip verdienmodel. Het verdienmodel zegt iets over hoe je de organisatie of voortbrenging ‘afrekent’ of ‘waardeert’. Wanneer doe je het goed? Wat zijn je criteria? Het oude en niet-duurzame denken hanteert hier een eendimensionale waarde door alleen te kijken naar de Euro’s (het geld). De nieuwe en duurzame(re) manier kiest hier voor een meervoudig waardebegrip en sterker nog (volgens Jonker, ook hier weer een stap te snel) voor een collectief waardebegrip.

Ik heb voor mezelf het volgende kwadrant getekend waar het oude en nieuwe denken in termen van business-model en verdien-model wordt geïllustreerd:

nieuwe business modellen - 1Er valt nog veel meer over te zeggen maar de bespreking loopt nu al uit de hand. De gewenste duurzame richting van Jonker behelst een aantal principes of tendensen zoals:

  • van lineair naar circulair
  • van uitsluitend (markten) naar inclusief (collectief, zelforganisatie)
  • van top-down naar bottom-up
  • van alleen geld naar meer dan geld (van eendimensionale naar collectieve waarde)
  • van bezit (eigendom) naar toegang (huur, lease, lenen etc)

 

Nogmaals: of al deze eigenschappen per se (noodgedwongen) horen bij een houdbare toekomst vind ik te voorbarig. Een bekende constructie als Design-Build-Maintain-Finance in de bouw kan het principe van eigenaarschap en markten in stand houden en toch insluiten dat duurzaam wordt georganiseerd en gebouwd (of is er dan nog steeds afwenteling mogelijk? verzin er dan nog een letter bij die die afwenteling ook meeneemt?).

Deel 2: de theorie of ‘de werkplaats’

In dit tweede deel komen dus de praktische handvaten, uitwerkingen en voorbeelden aan bod. Naar mijn mening belooft de titel ‘werkplaats’ meer dan het waar maakt. Er zijn slechts weinig voorbeelden te vinden en die worden qua essentiële werking of principe dan niet voldoende uitgewerkt. Het tweede deel is in mijn ogen dus ook meer filosoferend, tekenend, inspirerend, verkennend van karakter. Misschien doe ik het nu te kort omdat er wel degelijk stappenplannen staan beschreven. Maar die stappenplannen hebben dan het karakter van: eerst moet je een idee hebben, dan moet je een pilot uitvoeren, dan heb je een proof of concept etc. Dergelijke schetsen zijn in mijn ogen te generiek of te ‘waar’ en behoeven verdere uitwerking en verdieping om praktisch bruikbaar te zijn.

Ik haal er een paar voorbeelden uit die ik dan wél concreet vind. Er komen in de nieuwe benadering van Jonker natuurlijk praktische vragen als: hoe moet ik nu vastleggen of meten of we op de goede weg zitten (zeg maar: hoe doe je in de nieuwe wereld wat de huidige slechterikken de boekhouding noemen)?

nieuwe business modellen - 2Bovenstaand zie je een illustratie uit het boek hoe de nieuwe boekhouding er uit kan zien. Zo’n boekhouding kan tot stand komen door elkaar zogenaamde ‘ware facturen’ te sturen. De term was hierboven al te zien in het getekende kwadrant. Een voorbeeld van een ware factuur zoals in het boek te vinden is:

nieuwe business modellen - 3Maar misschien moeten we wel constateren dat het hele idee van boekhouden, vastleggen, factureren niet meer bij de nieuwe situatie past en ons dwingt in niet-duurzame kronkels?

Wij hebben hier op deze site eerder iets ontwikkeld dat een soortgelijk doel diende: inzichtelijk maken wat je nog mist in je boekhouding. Zie hiervoor de serie ‘bepalen van rendement’ in meerdere afleveringen.

nieuwe business modellen - 3

Ho ho ho

.. de bespreking is nog niet af. Maar wijkt daarna wezenlijk af van wat er in het boek zelf te vinden is. Ik ga in de volgende aflevering dan ook maar eens een pot denken en verkennen over wat wij nu eigenlijk hebben gedaan de afgelopen jaren. Waar zitten verschillen en overeenkomsten tussen Jonker+crowd en slimme financiering. Want laten we wel zijn: al bijna 4 jaar blogs en artikelen schrijven en dan nergens genoemd worden in dit nieuwe standaardwerk, zelfs niet in een voetnoot … Dat is natuurlijk geen mooi uiteinde van 2014.

Rudy van Stratum

 

 

Circulaire economie, tegendenken proces

Mijn idee is dat het niet gaat lukken met het ontwikkelen van een circulaire economie. Heel toepasselijk pas ik daarvoor zelf een cirkelredenering toe. De principes van de circulaire economie zijn niet nieuw, die gebruiken we steeds weer opnieuw. We geven ze steeds weer een nieuwe naam omdat het onder de oude naam blijkbaar niet werkte. Conclusie, het is nog steeds niet geland en dat gaat ook niet gebeuren. (meer over circulaire economie aflevering 1, aflevering 2)

Om het gedachtegoed te laten landen bij ondernemers worden twee strategieën gehanteerd.

Steeds een nieuwe naam
Elke paar jaar geef je dit een andere naam en hang je er nog wat extra toeters en bellen aan. De ladder van Lansink werd in 1979 als beleidslijn voor afval door de tweede kamer vastgesteld. Deze ladder geeft een voorkeursvolgorde aan over hoe om te gaan met afval:

  • preventie
  • hergebruik
  • sorteren en recyclen
  • verbranden
  • storten

 

Preventie, het voorkomen van afval staat bovenaan, daarna volgen vier manieren om met afval om te gaan die tot een steeds laagwaardiger gebruik leiden. In het gedachtengoed van de circulaire economie wordt dit verder uitgewerkt, maar de basis is hetzelfde. 10 jaar na de ladder van Lansink werd het eerste Nationaal MilieubeleidsPlan (NMP) vastgesteld. Onderwerpen waren onder andere het sluiten van kringlopen en kwaliteitsbevordering bij productieprocessen en producten. Hoe circulair wil je het hebben? Het tweede nationaalbeleidsplan (1994) gaat hier verder mee, aan de orde kom onder andere product-dienstcombinaties. Steeds een nieuwe naam werkt uiteindelijk contraproductief, juist daardoor krijgen mensen de indruk dat het iets tijdelijks is dat wel weer overwaait. Het lijkt een beetje op de reclame voor wasmiddelen, die zijn ook elke keer “nu nog beter”.

Bang maken
Je maakt mensen bang. Ik zie hier een patroon, niet alleen bij de circulaire economie, maar ook bij andere ontwikkelingen. Als eerste maak je mensen bang door te verkondigen dat, plat gezegd, het einde van de wereld nadert als we zo doorgaan. Dan verkondig je een oplossing. In dit geval, als we overstappen op ons idee van de circulaire economie komt het helemaal goed. De oplossing wordt gepresenteerd als positief, niet reguleren, niet vertellen wat je niet moet doen, nee, deze oplossing biedt juist kansen en is leuk en vlot, helemaal van deze tijd. Wanneer iedereen dan opgelucht ademhaalt kom je met een tweede dreigement, ditmaal gericht aan ondernemers. Als je niet meedoet met onze oplossing dan is er in de toekomst geen plek meer voor jouw bedrijf. Alleen bedrijven die onderdeel zijn van de circulaire economie zullen overleven. Ik overdrijf natuurlijk, maar kijk toch even naar dit citaat en het onderstaande plaatje uit één van de publicaties over circulaire economie. “Wie te ver achterloopt op nieuwkomers en op bedrijven die de sprong wel wagen, neemt risico’s.”

verliezersce(Bron: Ondernemen in de circulaire economie, OPAi)

Waarom werkt het niet?
Mijn conclusie, dit werkt dus niet. Op de een of andere manier landt het gedachtegoed niet bij de doelgroep. Zonder met een volledige verklaring te komen waarom de strategie niet werkt kan ik wel een aantal factoren benoemen:

  • Als eerste belangen van allerlei partijen. Er is een hele ‘circulaire industrie’ ontstaan van ambtenaren, adviseurs, schrijvers etc. Die hebben er natuurlijk alle belang bij om het concept circulaire economie te verkopen en hier werk uit te halen. Het rare is, cradle to cradle is (of was?) in mijn ogen ongeveer hetzelfde. Ik vermoed dat een aantal adviseurs deze boot had gemist en weer met wat nieuws is gekomen. Het wachten is nu dus op adviseurs die niet alleen C2C hebben gemist maar ook de circulaire economie (ik ben er daar één van, enige jaloezie is mij niet vreemd) en over zo’n twee tot drie jaar weer met wat nieuws komen. Ik denk aan de economie van het geluk. In de economie van het geluk draait het niet om producten of diensten maar om wat die producten / diensten voor jou betekenen, hoe gelukkig je daar van wordt. Omdat mensen ongelukkig worden van allerlei externe effecten worden deze in de economie van het geluk automatisch meegenomen en voorkomen. Mensen zullen inzien dat het in het leven uiteindelijk om zachtere waarden als geluk draait en dat al het anderen daaraan ondergeschikt is. Ondernemers die dit niet inzien zullen op termijn geen markt meer hebben. De principes van de economie van het geluk zijn gebaseerd op … (Hier zoek ik nog een aanvulling om te zorgen dat het verhaal ook intuïtief goed aanvoelt. Een specifiek ecosysteem lijkt mij mooi, maar we kunnen natuurlijk ook een samenleving op een of ander exotisch eiland kiezen, er is altijd wel een draai aan te geven dat het precies past bij de economie van het geluk.)
  • Ten tweede we voelen ons beter of anders. Toen ik het plaatje hierboven voor het eerst zag dacht ik meteen, zou een ondernemer zich hier in herkennen? Zou die hier bang van worden? Ik denk het niet en kan me daarbij vier gedachten voorstellen.
  1. Ik ben anders, deze grafiek heeft geen betrekking op mijn onderneming, wat ik doe of maak past daar niet in. Anders zijn kan ook betekenen dat je denkt dat het beter doet dan de rest, ik doe dit al.
  2. Dat gaat nog wel even duren. Er worden al jaren dit soort dingen geroepen, mijn ervaring, eerst maar eens afwachten, er is nog tijd genoeg om hier op in te spelen, als het al zover komt. Bovendien hebben wij de afgelopen jaren bewezen dat we in kunnen spelen op veranderende markten.
  3. Jongens, ik ben een jaar of 50, als mijn bedrijf het nog een paar jaar volhoudt dan vind ik het mooi geweest. Ik ga daar nu echt geen werk van maken.
  4. Grondstoffen op, fossiele brandstoffen op? Dat zeiden ze 50 jaar geleden ook al, ik merk er nog steeds niets van. Dat zal dus allemaal wel meevallen. Lees: ik weet het beter.

Het zou kunnen dat er een ondernemer die het volgende denkt. “Woh, ze hebben gelijk, ik moet nu iets doen. Hoe heb ik dat eerder niet kunnen zien, er liggen enorme kansen voor mijn bedrijf, wat dom van mij. Ik ga meteen alles lezen over de circulaire economie en adviseurs inhuren.” Als iemand zo reageert zou ik meteen wantrouwend worden.

  • Ten derde hebben we allemaal twee petten op. Natuurlijk vinden we grondstoffen, milieu, schone lucht, eerlijke verdeling van welvaart belangrijk. Als je gevraagd wordt wat te schrijven voor een blad of een bijdrage te leveren aan een symposium dan zal je uit volle mond verkondigen hoe belangrijk dit is. Komt er een enquête langs dan is het al helemaal makkelijk. Maar dat is iets anders dan het echt doen in je eigen leven of binnen je eigen werk. We hebben allemaal twee petten op, die van de burger en die van de consument, schreef Rudy eerder (maak van consument gerust ondernemer). We willen het wel, maar niet vandaag, ook niet morgen maar misschien dat het volgende week wel goed uitkomt. Uiteindelijk zetten we liever de pet van consument (of producent) op dan die van burger.

 

Wat werkt dan wel?
NMP2Kijk op de afbeelding hiernaast voor een scan van de samenvatting van het nationaal milieubeleidsplan uit 1994, precies 20 jaar geleden. In hoofdstuk 4, duurzame consumptiepatronen en productieprocessen, pagina 13 worden drie punten genoemd:

  • Koop diensten in plaats van goederen
  • Circuleer goederen,
  • Grotere efficiency in de verbanden tussen mensen, goederen en diensten.

 

Niets mis mee. In plaats van 20 jaar lang deze eenvoudige boodschap te verkondigen en te verankeren in regelgeving hebben we steeds weer nieuwe concepten bedacht met elke keer moeilijkere woorden. Laten we die fout de komende 20 jaar niet nog een keer maken.

En ja, natuurlijk is er in die twintig jaar flink aan het concept geschaafd, is het verbeterd en zijn we tot nieuwe inzichten gekomen. En dat moeten we de komende 20 jaar ook zeker blijven doen. Maar in de kern is het nog steeds hetzelfde. Het concept van een circulaire economie of cradle te cradle (of heel ouderwets duurzame consumptiepatronen en productieprocessen) is veel te mooi en belangrijk om te verkwanselen door er elke paar jaar weer een nieuwe naam aan te geven.

Stijn van Liefland

 

Circulaire economie (2) De kern

In een eerdere blog (het dilemma van de theezakjes) heb ik een kritiekpunt op het concept van de circulaire economie gegeven. We hebben nog meer kritiekpunten maar komen daar een andere keer op terug. Want, ondanks alle kritiek is de circulaire economie een mooi concept, tijd dus om hier iets meer over te schrijven. In deze blog de kern van het gedachtengoed. Voor wie meer wil lezen verwijs ik naar drie publicaties:

Ik heb vooral gebruik gemaakt van het laatste rapport dat ook het meest recente is.

Aanleiding voor het denken over een circulaire economie is dat we teveel grondstoffen en fossiele brandstoffen gebruiken en teveel afval produceren. De economie zoals die nu is ingericht is hoofdzakelijk lineair. Grondstoffen worden gewonnen, met veel energie wordt er iets van gemaakt en dat wordt vervolgens weggegooid. In de hele keten ontstaat daarnaast veel afval bij winning, productie, distributie, gebruik etc. Als je logisch nadenkt dan weet je dat dit zo niet eeuwig door kan gaan, ooit raken die grondstoffen en fossiele brandstoffen op of verzuipen we in het afval. Allerlei secundaire effecten zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, vergiftigde rivieren etc. horen daar nog bij.

De oplossing is simpel en niet nieuw, we moeten meer in kringlopen denken. Zoveel mogelijk hernieuwbare grondstoffen en energie gebruiken en de grondstoffen die niet vernieuwbaar zijn zo vaak en zo lang mogelijk hergebruiken. In het concept van de circulaire economie wordt vervolgens uitgelegd om welke kringlopen het gaat, hoe je die organiseert en welke andere principes van belang zijn.

Niet alleen werken we zo aan een duurzamere wereld, ook biedt dit nieuwe kansen voor ondernemers. Dat is belangrijk, want mocht blijken dat het allemaal wel meevalt met de uitputting van die grondstoffen en fossiele energiebronnen dan hebben we het in ieder geval niet helemaal voor niets gedaan. Zeker voor een land als Nederland dat niet rijk bedeeld is met winbare grondstoffen liggen hier kansen om minder afhankelijk te worden van het buitenland.

Verschillende cirkels
Circulaire economie gaat dus voor een deel om het sluiten van kringlopen, het koppelen van stromen. Maar, net zo belangrijk is het ervoor te zorgen dat grondstoffen, onderdelen of producten zo lang mogelijk nut hebben. Of, anders gezegd zo lang mogelijk in de cyclus blijven. Dat kan door onderhoud, reparatie, hergebruik etc. Dat gebeurt nu natuurlijk ook, maar veel te weinig. Veel producten zijn zo ontworpen dat de productie heel goedkoop is (en daarmee de verkoopprijs heel laag), maar reparaties zijn daardoor vaak onmogelijk of heel duur.

In de circulaire economie wordt de levensduur van producten zoveel mogelijk verlengd. Dit zijn kleine cirkels binnen een lineair systeem. Zo is er een kleine cirkel die betrekking heeft op onderhoud, een wat grotere op reparatie en een nog weer grotere op upgrades. Volgens mij moeten we dat als volgt zien, een product wordt uit de lineaire stroom gehaald, doorloopt een kleine cyclus en kan weer verder in de lineaire stroom. Als je dat goed doet kan dit in theorie eeuwig doorgaan. In de praktijk is dat vaak niet mogelijk, of in ieder geval niet zinvol meer. Ergens komt er dus een einde aan deze lineaire stroom. Een grotere cirkel / kringloop moet er voor zorgen dat wanneer het einde van de levensduur dan echt bereikt is grondstoffen weer opnieuw gebruikt worden. Daarmee is de krinloop dan definitief gesloten.

Al deze cirkels (klein en groot) voegen waarde toe aan de productketen en bieden nieuwe kansen aan ondernemers. In plaats van alleen het produceren en verkopen van een product levert de ondernemer ook diensten. Onderstaand plaatje komt in bijna alle publicaties over circulaire economie terug, ik heb het daarom ook maar opgenomen.

circulaire economie(bron http://www.ellenmacarthurfoundation.org/circular-economy/circular-economy/interactive-system-diagram)

In de circulaire economie is veel aandacht voor de product-dienst combinatie. Gedachte hierachter is dat consumenten niet zozeer op een product als wel op een dienst zitten te wachten. Zo wil je geen evrwarming of combiketel, maar wil je een comfortabel huis (of nog beter woongenot) en warm water (of nog beter een schone vaat). Gangbaar is dat die dienst alleen vervult kan worden door het kopen van een product maar het kan ook anders. Verschillende voorbeelden laten dit nu al zien zoals bijvoorbeeld Greenwheels. Een product-dienst combinatie maakt het veel eenvoudiger om al die cirkels (onderhoud etc.) onder controle te houden.

Principes uit de natuur
De circulaire economie baseert zich onder meer op een aantal principes die ook in de natuur voorkomen.

  • De natuur is zeer divers, dat maakt dat een ecosysteem over het algemeen stabiel is. De diversiteit maakt dat externe veranderingen (bijvoorbeeld droogte) niet tot grote verstoringen leiden. Voor ondernemers in de circulaire economie gaat het onder andere om diversiteit aan klanten en leveranciers.
  • In de natuur is vaak sprake van symbiose. Organismen die samenwerken en beide profiteren van deze samenwerking. Samenwerking tussen bedrijven is ook in de circulaire economie belangrijk. Bijvoorbeeld in de productketen kunnen producenten samenwerken met onderhoudsbedrijven.
  • De thermodynamica en in het bijzonder het begrip entropie is belangrijk. In de natuur gaat alles steeds naar een lager entropieniveau. Alleen door het gebruik van energie (zon) kan er een hoger entropieniveau bereikt worden. In gewoon Nederlands, alles wordt in de loop van de tijd minder waardevol. In de natuur vergaat een boom of plant via een hoop tussenstappen uiteindelijk tot de chemische bouwstoffen (CO2, water en een heleboel meer). De waarde daarvan voor het ecosysteem is zeer gering. Door zonne-energie kan dit weer omgezet worden in een nieuwe boom. Vergelijken we dat met de economie, een boom is waardevol, een plank al minder (want is geen boom meer waar je eventueel ook nog een balk van kan maken), spaanplaat nog minder en alleen nog maar geschikt voor laagwaardige toepassingen. De kunst in de circulaire economie is om de grondstoffen op een zo hoog mogelijk niveau te houden (met zoveel mogelijk waarde). Dus is het beter om een product opnieuw te gebruiken, als dat niet lukt kun je kijken of je de onderdelen nuttig kunt gebruiken. Helemaal onderaan staat de laagwaardige toepassing van de restmaterialen.
  • Systeemdenken. De natuur is een ingewikkeld systeem, dat geldt ook voor de economie. Alleen door het systeem in beeld te brengen krijg je er grip op en weet je hoe je kringlopen kunt sluiten en welke feedbackloops van belang zijn.

 

Uit deze vier principes worden vervolgens weer principes afgeleid die van belang zijn voor de circulaire economie.

  • Design voor hergebruik
  • Veerkracht door diversiteit
  • Energie uit oneindige bronnen
  • No net loss bij grondstofwinning en bouw
  • Denken in systemen
  • Afval is voedsel of een component
  • Biobased benadering (o.a. Biologische grondstoffen)
  • Ondernemen als basis (nieuwe verdienmodellen en waardecreatie)

 

Nieuwe verdienmodellen
Binnen de circulaire economie zullen ondernemers op zoek moeten naar nieuwe verdienmodellen. In de oude economie was het eenvoudig, zo veel mogelijk producten verkopen, in de circulaire economie werkt dat niet meer. Welke verdienmodellen zijn er dan wel?

  • Verdienen in een korte cyclus (onderhoud, reparatie etc.), dit biedt bijvoorbeeld kansen voor producten die met relatief kleine inspanningen aangepast kunnen worden aan nieuwe mode of trends, of nieuwe technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld kleding, interieurs.
  • Lange cyclus, gericht op gebruik en levensduur. Hier gaat het om het ontwikkelen van producten die heel lang mee gaan. Als voorbeeld wordt een producent van outdoorkleding genoemd die zegt dat haar kleding een leven lang meegaat (eventueel met reparaties). Een lange cyclus kan ook bereikt worden door producten steeds weer terug te nemen en opnieuw uit te geven.
  • Cascade, getrapte waardebenutting. Eigenlijk gaat het hier om een vorm van downcycling. De waarde van de materialen wordt steeds lager. Het gaat hier om het vinden van nieuwe afzetkanalen voor afgedankte (onderdelen of materialen van) producten.
  • Pure cirkels, zuivere grondstoffen rond. Hier gaat het om het recyclen van pure materialen. Dat kunnen toxische stoffen zijn, metalen, maar ook stoffen van organische oorsprong.

 

Voor al deze verdienmodellen geldt dat je bij het ontwikkelen van producten rekening moet houden met deze verdienmodellen. Als het goedkoper is om een nieuw product te kopen dan het oude product te laten repareren, dan zullen ondernemers in de korte cyclus nooit succes hebben.

 

Stijn van Liefland

Welvaart zonder groei (Prosperity without growth)

Rudy heeft eerder het boek Prosperity without Growth van Tim Jackson besproken. Inmiddels is er ook een Nederlandse versie verschenen (welvaart zonder groei), een mooie aanleiding om het boek alsnog te lezen. Ik had een beknopte samenvatting gemaakt maar die komt vrijwel overeen met het verhaal van Rudy dus dat laat ik achterwege. Hier mijn persoonlijke reflectie en het advies aan iedereen om het boek ook maar eens te lezen.

Toen ik studeerde (milieuhygiëne in Wageningen) hadden we het vaak over hoe slecht het ging met de wereld en de conclusie was altijd, de wereld gaat ten onder (eerder op de korte termijn dan op de lange). Gesteund uiteraard door diverse publicaties die dat ook bevestigden. In de loop van de jaren ben ik daar anders over gaan denken. Voorspellingen komen niet uit (de olie is voorlopig nog niet op), mensen blijken toch inventiever (efficiency winst leidt tot een enorme afname van milieubelasting ) en uiteindelijk blijken we ook in staat internationale afspraken te maken en na te komen (bijvoorbeeld over de uitstoot van CFK’s, tasten de ozonlaag aan). Dat stemt positief, blijkbaar is er een economie mogelijk die groeit en tegelijkertijd tot een lagere belasting van onze omgeving leidt.

Tim Jackson laat een kritisch geluid horen. Als eerste de aanname dat het goed is de economie te laten groeien. Waarom eigenlijk? Leidt dat tot meer mogelijkheden tot zelfontplooiing? Is dat beter voor ons welzijn (gezondheidszorg, onderwijs etc.)? Of, is het belangrijk voor het in stand houden van ons economisch systeem? Na analyse blijft uiteindelijk alleen de laatste reden over, ons sociaal economisch systeem functioneert alleen bij groei (kijk hiervoor nog even in de samenvatting van Rudy).

Volgende vraag is dan of die groei mogelijk is met minder milieubelasting, ook wel genaamd ontkoppeling. Helaas, het antwoord is nee en vrij eenvoudig te volgen. Jackson maakt onderscheid in relatieve en absolute ontkoppeling. Er is sprake van relatieve ontwikkeling als de milieubelasting per eenheid product afneemt, absolute ontkoppeling vindt plaats als bij economische groei de totale milieubelasting afneemt (dus economische groei, maar bijvoorbeeld minder uitstoot van CO2). Bij relatieve ontkoppeling kan als gevolg van een toename van de wereldbevolking en een toename van de consumptie de milieubelasting in absolute zin nog steeds stijgen, bij absolute ontkoppeling niet.

Er is enig bewijs dat relatieve ontkoppeling werkt. Echter zeer gering en zeker niet voldoende om de economische groei bij te houden. Om relatieve ontkoppeling te laten werken moet de efficiencyverbetering  (op milieugebied) gelijk opgaan met de economische groei, dan blijft in absolute zin de milieubelasting gelijk. Mogelijk is hiervan sprake in een aantal ontwikkelde landen in Europa. Wat echter in dat soort berekeningen niet meegenomen wordt is dat een groot deel van de productie (en milieubelasting) is verplaatst naar Azië. Het is lastig dat allemaal door te rekenen, maar de conclusie van Tim Jackson is wel dat relatieve ontkoppeling tot nu toe een gering resultaat heeft. Als relatieve ontkoppeling niet werkt hoeven we het al helemaal niet meer over absolute ontkoppeling te hebben.

Uiteindelijk kan je dan niet anders dan concluderen dat voortdurende economische groei op enig moment de draagkracht van de aarde te boven gaat. Ik blijf toch wel een optimist en zie dat niet binnen 30 – 50 jaar gebeuren. Maar ooit, over 50, 100, 200 jaar of wellicht toch eerder (dan is mijn optimisme onterecht) is het zover. Je mag hopen dat we het nog op tijd aan zien komen en een poging kunnen ondernemen het tij te keren. Dat betekent schakelen naar een ander economisch systeem dat niet gebaseerd is op groei maar op stabiliteit of wellicht zelfs op krimp. Jackson betoogt dat er in het geheel geen plan B voor ons economisch systeem beschikbaar is. Als we morgen constateren dat we vanaf nu moeten stoppen met groeien (en er zijn natuurlijk al wetenschappers die dat beweren) dan hebben we geen flauw idee hoe we de economie draaiende moeten houden. Hoe komen we dan van onze schulden af, hoe houden we publieke voorzieningen in stand, hoe komen we tot een eerlijke verdeling van welvaart?

Het gemis in het boek vind ik dat Jackson niet echt een perspectief weet te schetsen. Of laat ik het anders zeggen, niet een perspectief dat mij overtuigt. Meer waarde hechten en identiteit ontlenen aan niet materiële zaken is zo’n beetje de boodschap. Daar ben ik het natuurlijk mee eens maar een cruciale vraag is wel, hoe gaat de transformatie van naar een ander systeem in z’n werk, welke stappen moeten we zetten, welke problemen komen we tegen en hoe pakken we die aan? Laten we er maar van uit gaan dat Jackson hard werkt aan een vervolg dat een antwoord geeft op een aantal van deze vragen.

Het boek heeft toch wel iets interessants met me gedaan. Was ik de afgelopen jaren positief gestemd, nu kijk ik er toch weer anders tegenaan. We kunnen niet eeuwig doorgaan met dit systeem, wanneer het vastloopt weten we feitelijk niet, maar als het vastloopt hebben we geen idee hoe we het anders aan moeten pakken. Ons voornemen is hier binnenkort een serie artikelen aan te wijden. Dat vraagt echter eerst wat studie dus dat stellen we nog even uit. Tot dit tijd zijn suggesties welkom.

Stijn van Liefland

Nieuwe Businessmodellen

De Radboud Universiteit voert onderzoek uit naar nieuwe businessmodellen. Achterliggende gedachte is dat de huidige businessmodellen niet voldoen bij een transitie naar een duurzame maatschappij en dat we nieuwe modellen nodig hebben om tot een duurzame samenleving te komen.  Onderzoek derhalve naar nieuwe businessmodellen, zijn die er? hoe onderscheiden die zich van de traditionele? en wat zijn de belangrijkste kenmerken? De resultaten van een eerste verkenning zijn opgenomen in een paper (hier te vinden). Het is een eerste publicatie in het kader van een lopend onderzoek, de komende tijd kunnen we hier dus meer over verwachten. Best aardig om te lezen, wel wat academisch en lopend onderzoek dus nog niet volledig, maar dat geven de auteurs zelf ook regelmatig aan. Hier gaan we kort in op de belangrijkste bevindingen.

Traditionele businessmodellen werken niet goed voor het creëren van meervoudige waarde. Duurzaamheid is meer dan alleen geld en de extra waarden die een duurzame ontwikkeling oplevert zijn niet altijd terug te vertalen naar geld. Een belangrijk kenmerk van nieuwe businessmodellen is dat waarde(n) niet alleen in geld uitgedrukt worden. Nieuwe modellen kijken dus naar meer dan alleen de financiële waarde. Dit betekent anders denken over geld, transacties, over ruilen en vooral over de vraag wat waarde betekent.

In het huidige denken (de bestaande businessmodellen) staat de eigen organisatie centraal. Het verdienmodel is diensten en producten te ontwikkelen die beter, sneller, zuiniger, groener en liefst ook goedkoper zijn dan die van de concurrent. Transacties zijn gebaseerd op geld. Bij nieuwe businessmodellen staat het waardenetwerk centraal, daarbinnen worden activiteiten georganiseerd. Het paper onderscheidt drie belangrijke stromingen:

  • Delen. Businessmodellen die zijn geënt op samenwerking in een netwerk en daar hoort delen bij. Delen van tijd, van kennis, van netwerk, van eigendom etc. voorbeeld. Kernbegrippen, gelijkwaardigheid en wederkerigheid.
  • Ruilen. Modellen waarbij een deel van de transacties met gesloten beursen wordt gedaan. Er wordt dus niet alleen met geld gerekend, maar ook met andere waarden zoals kennis, netwerken en aandacht. Ook andere betaalmiddelen kunnen hier een rol spelen zoals credits, punten etc. Centrale gedachte, ruilen leidt automatisch tot andere waarden.
  • Creëren. Het gaat hier vooral om het creëren van winwin situaties waarbij niet alleen financiële waarden ontstaan maar ook andere waarden. Bijvoorbeeld naast financiële waarden ook kennis, vertrouwen, en zekerheid.

Verder in het paper, aardige lijstjes met kenmerken, criteria en waarden die van belang zijn voor nieuwe businessmodellen. Belangrijk criterium is in ieder geval dat een nieuw businessmodel ook financieel duurzaam moet zijn. De organisatie moet zichzelf draaiende kunnen houden, met andere woorden de baten moeten hoger zijn dan de kosten. In dat opzicht wijkt het dus niet zo af van het oude model, uiteindelijk moet er ook hier brood op de plank, anders is het hobbyisme.

Tot slot, de moeite van het lezen waard is zeker de bijlage waarin 9 voorbeelden van ondernemingen die volgende een nieuw businessmodel werken beschreven worden.

Constructies Energie

Gisteren was er een bijeenkomst van het Netwerk Milieu en Economie. Naast een initiatief om groene investeringen te bevorderen (waarover later mogelijk meer) werden en twee initiatieven gepresenteerd om zonne-energie en energiebesparing betaalbaar te maken. In feite twee financieringsconstructies.

Eerste constructie, de zonnefabriek. Uitgangspunt, de prijs van zonnepanelen is zover gezakt dat het voor huishoudens financieel aantrekkelijk is hierin te investeren. Probleem is echter dat niet iedereen voldoende kapitaal heeft voor deze investering. Een bekend probleem, we hebben het hier over ca. $10.000,= per woning. De zonnefabriek investeert daarom in de panelen en verkoopt de stroom tegen een vast tarief aan de eigenaar van de woning. Tot zover leidt dat voroal tot CO2 reductie, financieel wordt de bewoner er nog niet wijzer van. Het contract legt de stroomprijs echter voor 20 jaar vast. Bij stijgende energieprijzen (en waarom zouden die niet stijgen) ontstaat een voordeel voor de bewoners.

Tweede constructie, de Energy Service Companies (ESCo’s). Deze zijn gericht op energiebesparing en dan vooral de bestaande bouw. Hier is nog steeds veel winst te behalen en ligt zelfs als het om klimaatbeleid gaat de komende jaren de grootste uitdaging. Een ESCo sluit een prestatiecontract af met de eigenaar of gebruiker van een pand. Denk aan een woningbouwcorporatie of een kantoor. De afspraak is een daling van het energiegebruik en als gevolg daarvan een lagere energierekening. Uit deze besparing wordt de ESCo betaalt. Wat doet de ESCo bijvoorbeeld? Inregelen van een CV-systeem, vervangen van verlichting, aanbrengen van isolatie etc. Het is natuurlijk een prachtige constructie, toch blijkt de praktijk weerbarstig. Om er twee te noemen, mensen voelen zich mogelijk gepasseerd als een ESCo hun taak overneemt en investeringen in een gebouw door de ESCo worden in de loop van de jaren terugverdient, maar wat doe je als een gebouw tussentijds van eigenaar verandert? Kortom, iets wat eenvoudig lijkt blijkt in de praktijk toch lastig, toch meer verborgen kosten dan verwacht.

Stijn van Liefland

 

 

Oplossing leegstand kantoren 6 juni

Vorige week (6 juni 2012) hebben we ons seminar ‘slimme financiering’ gehad. Aanleiding was het 1-jarig bestaan van deze website en het verwelkomen van de 100.000ste click. Ruim 50 deelnemers die zelf aan de slag zijn gegaan met het vraagstuk hoe de leegstand op de kantorenmarkt creatief op te lossen. Er zal nog meer informatie naar aanleiding van het symposium volgen, hou daarvoor onze website in de gaten. Voor nu een korte bespreking van de gemixte eindoplossing die zoveel mogelijk recht doet aan alle suggesties en ideeën.

Sloopfonds

De achterliggende feiten over de leegstand zijn overal te vinden. Waar het om gaat is dat er sprake is van forse leegstand (10-20% van het totale aantal meters en soms lokaal nog ver daarboven). Dat betekent overcapaciteit met een consensus dat een flink deel van deze overcapaciteit niet tijdelijk maar structureel van aard is. Onlangs is vanuit de bouwsector zelf daarom een voorstel gelanceerd (door het zogenaamde ‘bouwteam’) in een brief aan de minister. De term ‘sloopfonds’ heeft toen alle landelijke dagbladen gehaald. De oplossing van de structurele overcapaciteit is dus het slopen van een deel van de voorraad. Nou, voor zo’n idee heb je de minister niet nodig, dacht ik toen ik het las. Maar de aap kwam al snel uit de mouw: daar hebben we geld voor nodig want ‘het kan niet uit’. En, neem ik aan, de brief is aan de minister gestuurd met het idee van ‘mag ik even vangen’.

Wij vinden het sloopfonds niet zo’n slim idee omdat het een rem zet op de prijsdaling van kantoren en dus specifieke belangen dient (met name eigenaren van bestaand courant vastgoed zijn daar bij gebaat). En niet zo’n goed idee omdat er belastinggeld nodig is wat in feite een vorm van subsidie is. Akkoord, subsidie is niet altijd verkeerd maar als allerlei partijen jarenlang verdiend hebben aan juist dat vastgoed dan is het wrang dat de belastingbetaler een deel van de rekening moet betalen.

Tijdens ons seminar kwamen verschillende ideeën naar voren. Gecombineerd leiden deze tot een alternatief. Vraag is natuurlijk, is dit een alternatief dat minstens de voordelen van de sloopfonds-regeling heeft zonder de genoemde nadelen?

Het alternatief : opsloopfonds

Wij denken van wel. We hebben zelf de term ‘opsloopfonds’ bedacht, een verhaspeling van sloopfonds en opkoopfonds. Wat houdt het plan op hoofdlijnen in?

Alle eigenaren die omhoog zitten met hun leegstaande vastgoed krijgen de mogelijkheid hun vastgoed in te brengen in een nationaal opsloopfonds. Een neutrale partij bepaalt (in onderhandeling) wat de inbrengwaarde van het vastgoed is. In eerste instantie krijgt de inbrengende partij niet betaald in Euro’s maar krijgt voor de inbrengwaarde een percentage ‘aandeelhoudersschap’ (in het geval het opsloopfonds een nieuwe BV wordt) of een percentage lidmaatschap (als het een coöperatie wordt) in de gehele te vormen portfolio lege kantoren. Als de inbrengende partij dat allemaal te lastig vindt dan kan er ook cash worden afgerekend (waar de Euro’s in de pot vandaan komen, wordt zo meteen uitgelegd). Hou er wel rekening mee dat het hier gaat om ‘afbraakprijzen’: iedereen die denkt er in de losse verkoop meer voor te krijgen moet dat vooral doen (bedenk hierbij wel dat er kosten verbonden zijn aan het aanhouden van een leeg pand, sterker nog: het is waarschijnlijk dat die kosten door veranderende wetgeving alleen maar zullen toenemen). De andere kant van de medaille is dat de inbrenger die toetreedt tot het fonds ook deelt in toekomstige opbrengsten uit het fonds, uit de gehele portfolio.

Ook de overheid zal in het fonds een fiks bedrag moeten inleggen, laten we zeggen het bedrag dat nu berekend is voor het sloopfonds. Het verschil met het sloopfonds is echter dat de overheid nu geen geld weggeeft maar gewoon naar rato deelnemer wordt in het fonds. Met alle rechten en plichten van dien. Doordat de risico’s (en de kansen) in het fonds gespreid worden (alle inbrengers worden eigenaar van een deel van het geheel) en de overheid als grote partij en ‘lender of last resort’ optreedt (garant kan staan) is een nieuwe en meer interessante situatie ontstaan. In plaats van allemaal afzonderlijke belangen, “rendement op mijn vastgoed” gaat het om een gedeeld belang, “rendement op de portfolio als geheel”.

Inbreng in Euro’s maar ook in uren

Verder, zo kwam in ons seminar naar voren, kunnen andere partijen ook gewoon deelnemen tot burgers aan toe. Dat kan door toe te treden met een inleg in Euro’s maar ook door uren te werken voor het fonds en daarmee een deel van het eigendom op te bouwen. Dit idee is ontleend aan het gepresenteerde Caire.nu initiatief. Iedereen die uren werkt aan de transformatie van de portefeuille kan afspraken maken over de waarde van zijn of haar inbreng. Het voordeel hiervan is dat er deels ook gedacht is aan het oplossen van leegstand van beschikbare arbeidsuren: timmermannen, schilders, adviseurs, architecten en ga zo maar door kunnen hun restant uren inbrengen en zo op termijn toch nog een rendement verwachten. Een deel van de oplossing voor werkloze zzp’ers bijvoorbeeld. Je kunt er op korte termijn geen brood van kopen maar deelt op termijn wel mee in mogelijk rendement en je kunt blijven bouwen aan een CV.

Van het inkomende geld kunnen mondjesmaat bepaalde lege kantoren worden afgekocht van inbrengers die liever direct geld zien. Maar het grootste deel van het inkomende geld zal gebruikt worden in de kern van de opgaaf: de transformatie of sloop van panden zodat nieuwe renderende bestemmingen ontstaan die passen bij de situatie van het toekomstige Nederland. In ons seminar zijn sprekers ook uitgebreider ingegaan op de manieren waarop je leegstaande kantoorpanden kunt herbestemmen afhankelijk van de doelgroepen die je kiest.

Revolving fund

Elk pand dat uiteindelijk wordt ingebracht zal scrupuleus aan een onderzoek worden onderworpen. Wat kan er met dit pand gebeuren en wat is de plek in de totale portefeuille? Wat zijn de inkomsten en uitgaven die bij deze transformatie horen? Bij elke ingreep is het doel  het verhogen van het rendement van de gehele portfolio. Soms kan het zelfs betekenen dat een pand slechts gratis en voor niets kan worden ingebracht om op termijn toch nog een rendement te kunnen laten zien (denk aan de verkoop van Kalkar voor het symbolische bedrag van € 1 destijds aan Henny van de Most). Als na jaren de panden hun nieuwe bestemming krijgen ontstaat er een nieuwe stroom aan inkomsten. Panden worden verhuurd, panden worden verkocht, vrijkomende gronden worden verkocht, wellicht is er zelfs sprake van landbouwopbrengsten op de vrijkomende gronden etc etc. De overheid is als grote partij nu in staat ook te sturen op maatschappelijke rendementen, iets wat bij het sloopfonds ook niet of in mindere mate het geval is. De overheid krijgt weer een stuur in handen en kan meer focus leggen om lange termijn rendementen en inverdien effecten (besparingen op uitkeringen, op onderhoudskosten in de openbare ruimte etc). De verdiensten van het fonds worden jaarlijks als rendement uitgekeerd aan de inbrengers van panden en kapitaal, naar rato van hun bijdrage (met verrekening van gemaakte kosten etc).

Samenvattend

We zetten de voordelen op een rijtje:

  • Opschonen van de oude kantorenvoorraad
  • Toevoegen van nieuwe passende bestemmingen door transformatie en sloop
  • Overheid heeft weer een stuur in handen en deelt in de opbrengsten
  • Partijen die van hun buikpijn-panden af willen krijgen die kans
  • Ruimte voor ondernemerschap en vernieuwing
  • Spreiding en delen van risico’s, kansen en kosten
  • Deels oplossing voor werkloosheid en rest-uren zzp’ers
  • Uiteindelijk reële kans op rendement op je investering (in Euro’s of in uren)
  • Meerdere belangen worden tegelijk gediend, een goede oplossing voor lege panden wordt een gedeeld belang.
  • Er komt een gezonde correctie voor de waarde van leegstaand (en via lagere huren ook voor) bestaand vastgoed.
  • Maar er ontstaat nieuwe dynamiek en bedrijvigheid dus een positieve correctie op de waarde is ook mogelijk.

Bekijk hier onze visualisatie van het opsloopfonds.

Rudy van Stratum

Stijn van Liefland

Verdienmogelijkheid (33): Crowdfunding

We hebben het op deze website al eerder gehad over crowdfunding (zie hier).  Toen hebben we de vraag gesteld of het kan helpen bij gebiedsontwikkeling, de toolbox denkt van wel. Eerst even terug, wat was crowdfunding ook al weer? Eigenlijk heel simpel, een grote groep mensen brengt gezamenlijk een som geld bij elkaar om te investeren. De oorsprong ligt in de film en muziekindustrie, door middel van crowdfunding betaalt het publiek direct aan de kunstenaar, zo wordt een schakel  (de geldschieter) uit het systeem gehaald. Vaak is er een tegenprestatie, de nieuwste CD, een ‘gratis’ kaartje voor een concert etc. Sociale media maken het in deze sector mogelijk wereldwijd geld te zoeken. Zie ook onze infographic over crowdfunding.

Lees verder