Tag archieven: waarde

Waardering en financiering van de Nederlandse natuur

Onlangs bracht de raad voor de leefomgeving en infrastructuur het advies “onbeperkt houdbaar” uit over de vernieuwing van het natuurbeleid en de financiering hiervan. Op de site van het rli is ook een aantal onderliggende studies beschikbaar. Eén daarvan trok mijn aandacht, “Waardering en financiering van de Nederlandse natuur”.

Het onderzoek is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen en heeft als ondertitel “Argumenten voor grootschalige innovatie in private financiering van natuur, onder blijvende eindverantwoordelijkheid van het Rijk”. Daarmee is de conclusie al duidelijk, want argumenten tegen komen blijkbaar niet aan de orde, maar dat terzijde. Het is een publicatie die bij snelle lezing nogal rommelig overkomt, een verzameling argumenten, maar er staan wel interessante dingen in. Ik bespreek niet de hele publicatie maar alleen een aantal zaken die voor mij nieuw of verrassend zijn.

5 markten voor natuur

De onderzoekers maken een indeling in 5 markten voor natuur. De eerste markt is die van de ecologie of biodiversiteit. Het gaat hier voor een groot deel om ethische argumenten. Veel mensen maken zich zorgen om het uitsterven van soorten. 97% van de in de EU ondervraagde burgers geeft aan dat ze het voorkomen van verlies aan biodiversiteit als een morele plicht zien. Deze zorgen uiten zich echter verschillend, op lokaal niveau kan je vanwege economische motieven tegen bescherming zijn (en bijvoorbeeld voor de aanleg van een weg) terwijl je je wel zorgen maakt over het uitsterven van soorten elders. Dan zijn er drie markten voor beleving, lokaal, regionaal en nationaal. Tot slot is er de vijfde markt van indirecte diensten (ecosysteemdiensten, etc.). Het verschil van deze laatste markt met de eerste vier is dat het hier niet om de natuur zelf gaat maar om wat de natuur oplevert. De auteurs zeggen het niet, maar eigenlijk lees je: deze diensten zijn mogelijk ook op een andere manier te krijgen.

Het onderscheid tussen de drie belevingsmarkten is van belang omdat de onderzoekers constateren dat recreanten op verschillende plekken recreëren (logisch) maar dat de inkomsten op die plekken daar niet gelijk mee opgaan. Als voorbeeld komt een zeiler op de Waddenzee aan bod. De boot ligt in Lelystad, droogvallen op de Waddenzee kost niets en incidenteel wordt een haven op een waddeneiland aangedaan. De inkomsten van het Waddengebied zijn derhalve gering, het meeste geld voor deze recreatieve activiteit (liggeld, onderhoud boot, inkopen etc.) wordt uitgegeven in Lelystad. Heel Nederland is tegenwoordig zeer mobiel en bezoekt overal in het land natuur, tot heel veel uitgaven in het gebied zelf leidt dit niet. Als ik voor me zelf spreek, wanneer ik nog een uur moet rijden ga ik liever uit eten in mijn eigen woonplaats (je kunt er dan een fles wijn bij drinken, bent na afloop lekker snel thuis etc.) dan naast het natuurgebied.

Extra economische pijlers zouden tot meer inkomsten in en rondom gebieden kunnen leiden. Denk aan een skipiste, een kartbaan of hotel met zwembad. De onderzoekers stellen dat dit weinig met de natuur te maken heeft maar economisch interessant kan zijn. Maar tegelijkertijd leidt het op een hoger niveau tot sub-optimalisatie. De natuur is beter af zonder deze attracties en de mensen die deze attracties bezoeken wonen veelal in de stad. Ergo, zet ze dan daar neer waar ze het beste tot hun recht komen. Probleem is wel dat de inkomsten dan niet meer terecht komen bij de natuur. Daarom een pleidooi voor de rijksoverheid als verantwoordelijke die voor verdeling van middelen zorgt en niet de provincies.

Waardering van natuur

De onderzoekers besteden veel aandacht aan de vraag hoeveel waarden mensen aan natuur hechten. Eén van de trucs is kijken waar hele rijke mensen wonen. Miljonairs wonen relatief vaak (meestal) in het groen, conclusie, als je een vrije keuze hebt kies je voor groen. Een andere manier waarop de waarde die mensen aan groen hechten wordt geïllustreerd is aan de hand van het aantal recreatieve overnachtingen. Het blijkt dat mensen met weinig groen in de omgeving jaarlijks 4,5 meer recreatieve overnachtingen hebben ten opzichte van mensen die in een groene omgeving wonen. Conclusie, mensen zoeken compensatie voor een gebrek aan groen. Ik vraag me dan wel meteen af of hier een storende factor meespeelt (zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat mensen die in een minder groene omgeving wonen rijker zijn en zich dus meer overnachtingen kunnen permitteren). Maar ik zie ze niet direct. Blijkbaar hebben we er dus heel wat voor over om in of nabij de natuur te zijn. In totaal gaat het om ca. 20 miljoen extra overnachtingen, kosten € 500 mln. Daarmee heeft overigens ook en plaatselijk gebrek aan groen een waarde voor de economie, want dat leidt tot meer recreatieve overnachtingen, dus meer omzet in die sector, dus meer economische groei.

De onderzoekers constateren dat natuur bijna niets kost en, dat de kosten die gemaakt worden vooral het gevolg zijn van negatieve externe effecten van andere activiteiten, bijvoorbeeld compensatie voor stikstofdepositie, ontwatering of de doorsnijding met infrastructuur. Met andere woorden, “de verhogende kosten voor natuurbeheer worden aanwijsbaar veroorzaakt als zij-effect (…) in het proces van economische waardecreatie van anderen”. Eigenlijk wisten we dat wel, economische activiteiten hebben externe effecten en iets of iemand anders heeft daaronder te leiden. Maar, hier leidt het bij mij toch tot een nieuw inzicht want we beheren dus niet alleen omdat we bepaalde soorten zo graag terug willen laten komen of in stand willen houden, maar ook (om het maar bot te stellen) omdat anderen er een rotzooi van maken. Met ons belasting- en subsidiestelsel knopen we dan de eindjes weer aan elkaar. Een pleidooi dus om subsidies te laten bestaan, één van de aanbevelingen in het rapport.

De natuurconsument

Tot slot houden de onderzoekers een pleidooi om meer inzicht te krijgen in het gedrag en de wensen van de natuurconsument. Ze spreken zelfs over een “customer relationship management systeem” voor de natuur. Albert Heijn weet door de bonuskaart heel goed wat de wensen zijn van de consument. Wat de natuurconsument doet en wat hij / zij wil is veel minder bekend. Welke gebieden worden gewaardeerd en waarom? Welke wensen heeft de natuurconsument? Hier is uiteraard al onderzoek naar gedaan, maar te weinig en vooral onder te weinig mensen. Een aardig initiatief is de hotspotmonitor waar iedereen aan kan geven welke natuur hij of zij waardeert en waarom.

Op basis van deze kennis kan je vervolgens het beheer aanpassen en efficiënter uitvoeren. Dat is weer een aardige brug naar de eerdere discussie over de schaapsherder. Het gaat er vanuit deze optiek helemaal niet om welke begrazingsmethode duurder, goedkoper of efficiënter. Eerst moet de vraag beantwoord worden wat de natuurconsument wil en vervolgens kijk je wat daarbij de best passende oplossing. Bij die laatste vraag mogen de kosten natuurlijk ook een rol spelen.

 

Stijn van Liefland

 

 

 

Over prijs en waarde (2)

Na het schrijven van het stukje over prijs en waarde van gisteren (naar aanleiding van 5 misvattingen over waardering van Jan Vis) zit ik nog wat te peinzen.

Volledige informatie

Waardering volgens de handboeken is gebaseerd op rationele keuzes maken op basis van zo volledig mogelijke informatie. En gebaseerd op kasstromen van de toekomst. En gebaseerd op een specifieke transactie en context rondom koper en verkoper. Lees er het verhaal van gisteren nog eens op na.

En daarom is de feitelijke transactieprijs lager dan de economische waarde die de koper kan realiseren en juist weer hoger dan de economische waarde die de verkoper opoffert. Klinkt logisch, vanuit deze set aannames.

Dus ook over de situatie van elkaar ..

Maar het is nog ingewikkelder. Als je hier nog een over doordenkt dan betekent dat ook dat in deze rationele waarderingswereld je ook alles weet van elkaar. De prijs is inderdaad afhankelijk van de context en de transactie.

Stel nu eens dat de verkoper nauwelijks alternatieven heeft. Soms is een te verkopen object zo specifiek dat er niet zoveel kandidaten voor de koop zijn. Of soms heeft de verkoper heel veel haast, want hij staat onder tijdsdruk, of hij heeft snel geld nodig, of hij wil zo snel mogelijk van de sores af en zo voorts. Ook deze kennis kan in principe beschikbaar zijn voor de koper en hij zal die kennis rationeel inzetten bij het onderhandelingsproces.

Soortgelijke overwegingen gelden voor de koper. In wezen gaat het er niet eens om of de koper een prijs moet betalen die lager is dan de economische waarde. Op zich is dat natuurlijk wel leuk, maar een Euro kun je maar één keer inzetten dus gaat het er ook bij de koper om hoe het zit met zijn alternatieve aanwendingen. Niet zozeer de economische waarde in absolute zin is hier van belang, maar de economische (meer-) waarde ten opzichte van andere mogelijkheden die zich op dit moment voordoen.

En wat voor koper en verkoper ook van belang is: je kunt NU verkopen maar je kunt ook wachten met het sluiten van de deal. Weer een alternatieve aanwending dus die in de beschouwing moet worden betrokken. Soms is uitstellen een interessante mogelijkheid: je kunt zien of de verkoper haast heeft of anderszins in problemen komt, de koper kan nog eens rondvragen hoe anderen erover denken. Bij het kopen van zonnepanelen hadden we in een eerdere blog al gezien dat het vaak gunstig is te wachten omdat de prijzen dalen en het rendement van de panelen juist stijgt door nieuwe technologische ontwikkelingen.

Prijs = waarde?

Zo kan ik me een situatie voorstellen waarin toch weer geldt dat de prijs gelijk is aan de waarde. Of net 1 cent onder de waarde. 1 cent onder de economische waarde voor de koper. Want stel dat de verkoper helemaal geen haast heeft, verkopen over een jaar kan ook nog prima, er is geen reden aan te nemen dat de kasstromen anders zullen worden. En stel eens dat de verkoper NU geld over heeft en dringend op zoek is naar een renderende investering. En dat er geen betere alternatieven voorhanden zijn. Dan kan ik als koper net zolang wachten en de vraagprijs opschroeven tot de koper er aan de marge nog nét iets aan verdient, niet meer en niet minder. Je kunt zeggen dat dit niet eerlijk is, maar 1 cent verdienen (bovenop wat je minimaal aan rendement eist natuurlijk) is nog altijd beter dan niets verdienen.

Epiloog

En zo werd de prijs toch weer gelijk aan de waarde.

En hoe is de prijs van de vastgoedportefeuille die SNS overnam in 2006 tot stand gekomen? Door volledige informatie? Wetende dat zowel ABN als Rabo hier hun vingers niet (meer) aan wilden branden? Vanuit toekomstige kasstromen? Of speelt hier mee: bij de grote jongens willen horen, er een leuke bonus aan over houden, meegaan in de euforie dat markten maar één kant op kunnen en zo verder. Ben benieuwd hoe Jan Vis zo’n prijs vanuit economische waarde en de tekstboeken verklaart.

 

Over prijs en waarde

Vanmorgen trof ik in mijn in-bakje een lezenswaardig artikel aan onder de titel ‘5 misvattingen bij waarderen’. Het origineel van de hand van beroepsvaluator dr Jan Vis is hier te vinden:
5 misvattingen bij waarderen

En om meer te doen dan gewoon een link naar een ander artikel opnemen, voeg ik er mijn eigen samenvatting bij. Ik lees het artikel als een setje vooronderstellingen (die niet zo expliciet worden benoemd) en met een aantal daarbij horende gevolgtrekkingen. Die gevolgtrekkingen worden als mogelijke misvattingen gepresenteerd. Misvattingen die natuurlijk bedoeld zijn als tips bij eigen handelen.

Vooronderstellingen:

  1. Binnen de onderneming werken ondernemers met causale rationele verbanden (gokken doen ze in het casino).
  2. Door het handelen van ondernemers wordt via combineren van productiefactoren (middelen) naar verwachting resultaat opgeleverd.
  3. Resultaat = economische waarde.
  4. Economische waarde wordt berekend door toekomstige verwachte kasstromen contant te maken (de zogenaamde ‘discounted cash-flow’ methode).
  5. De omgeving waarin dit gebeurt kenmerkt zich door transparante markten, volledige mededinging en volledige informatie voor alle deelnemers.

Gevolgtrekkingen:

  1. De prijs is niet de waarde. De waarde is zoals gezegd de stroom toekomstige (meer-) ontvangsten. De prijs is wat uiteindelijk in de transactie tussen koper en verkoper wordt betaald. Je zou kunnen zeggen dat voor een geslaagde transactie de prijs lager moet zijn dan de waarde voor de kopende partij maar hoger dan de waarde voor de verkopende partij. Deze laatste wordt ook wel de opgeofferde waarde genoemd. Dus: opgeofferde waarde < prijs < economische waarde (voor koper). Een transactie is pas geslaagd als die voor beide partijen een meerwaarde oplevert. Impliciet is hiermee ook gezegd dat economische waarde subjectief (=afhankelijk van het subject dat waarde toekent) wordt bepaald. En dat is te verklaren vanuit een verschillende positie en een verschillende situatie van de waarderende partijen.
  2. Het verleden speelt maar een bescheiden rol bij de waarderingen van de verschillende partijen. Of beter gezegd: zou een bescheiden rol moeten spelen. Welke kasstromen in het verleden allemaal gerealiseerd zijn is niet bepalend voor de nieuwe eigenaar. Het gaat zoals gezegd om de toekomstige kasstromen. Als metafoor wordt wel gebruikt: als je een wijngaard koopt dan is het mooi als die jaren lang veel druiven heeft geleverd (wijngaard = te kopen object, druiven = kasstromen). Maar de boom kan ziek worden, de grond vervuild zijn geraakt en misschien had de vorige eigenaar wel een bijzondere gave voor hoge oogsten die bij de verkoop verloren gaat. Omgekeerd zou ik zeggen: als de wijngaard nog nooit druiven heeft geleverd is dat wel degelijk relevante informatie. De rol die het verleden speelt zit daarmee meer in de vooronderstellingen: je hebt bij koop het recht om alle relevante informatie te kennen.
  3. Winsten hebben nauwelijks relatie met de waarde. Uiteraard wordt hier bedoeld: winsten uit het verleden. Het gaat immers om de winsten van de toekomst. De verwachte winsten, beter gezegd. Nee, nog correcter: verwachte kasstromen. Winsten zijn een fictief boekhoudkundig iets, door allerlei regels en afspraken (van de belastingdienst, van de beroepsgroep accountants etc) ‘mag’ je bepaalde dingen niet zomaar in je schriftje zetten. Als je een grote investering doet (=veel geld uitgeeft = een grote negatieve kassstroom) mag je niet zomaar je boekhoudkundige winst drukken. Daartoe hebben we afgesproken dat we dat over een aantal jaren uitsmeren via de fictie van ‘afschrijvingen’. Door dit soort constructies lopen kasstroom en winst niet meer in de pas. Geeft niks: gewoon naar kasstroom blijven kijken. De praktijk leert echter dat de winsten uit de boekhouding toch serieus worden genomen, en daarbij vergeten kopers wel eens dat winsten tot op grote hoogte manipuleerbaar zijn en dus weinig zeggen over de echte economische waarde van de toekomst.
  4. De vierde tip lijkt een spiegelbeeld van de vorige tip. Sommige valuators die het licht hebben gezien knopen dat in hun oren: het gaat om toekomstige kasstromen. En die moeten netjes worden berekend in een spreadsheet. En dat doe je door de correcte disconteringsvoet te hanteren. Jan Vis stelt dat het geen uitzondering is dat valuators deze discontovoet tot 3 cijfers achter de komma hanteren. Maar dan sla je dus door. Dat kan helemaal niet, het gaat over toekomstige verwachte kasstromen en die zijn per definitie met veel onzekerheid omgeven. De ruis om de bedragen is al zo groot dat het exacte percentage waarmee je contant maakt niet zo relevant is, sterker nog: tot schijnzekerheid leidt.
  5. De 5e tip is misschien nog wel de meest wijze. Waarde kan alleen worden vastgesteld rondom een specifieke transactie. We hadden al geconstateerd dat waarde aan een subject is verbonden (iemand moet immers verwachtingen hebben en gaan handelen). Maar dat doe je niet in het luchtledige, dat doe je rondom een specifieke invulling van de aankoop, oftewel in een specifieke context of transactie. Als iets er dus zomaar ligt of staat dan is het zonder specifieke vraagstelling (en zonder concrete subjecten koper en verkoper) onmogelijk tot een waardering te komen.

Dit zijn overigens mijn 5 conclusies, niet die van Jan Vis (hoewel ik zijn redeneerlijn wel stevig volg, maar om te voorkomen dat ik een opmerking krijg van: Jan Vis noemt bij punt 5 een andere conclusie (dat klopt dus)).

Waardevolle inzichten. Maar, en daar zal Vis vast anders over denken, het is echt wel denken vanuit een bepaalde school. Toen ik de dikke handboeken van Weston & Copeland (en zo zijn er nog honderden) bestudeerde was dit revolutionair gedachtegoed. Je kon er op promoveren en hele mooie modellen van maken. Inmiddels weten we dat de wereld vaak zo niet werkt. We hebben niet de volledige informatie, we handelen niet altijd rationeel, er zijn transactiekosten en zo verder en zo verder. Hebben de valuators zitten slapen de afgelopen 10 jaar? Hoe de prijs écht tot stand komt is een oneindig meer genuanceerd verhaal, zo complex dat de economische wetenschap nog decennia nog zal hebben om tot nieuwe generaties modellen te komen. Dus ‘moderne waardering’ is eigenlijk al oud denken.

Rudy van Stratum

Filosofisch intermezzo (1): duurzaamheid en groei

Twee dingen hebben mij afgelopen week getriggerd:

  • De column van Bas Haring in de Volkskrant over economie. Haring is filosoof én heeft besloten zich te gaan verdiepen in de achtergronden van het vak economie. Hij is nog maar net begonnen (pas op, daar zit weer een boekje aan te komen op termijn! Ga maar vast nadenken over een grappige titel á la Plastic Panda’s. Iets van ‘dure economen’, ‘groei in de uitverkoop’?). Ik ben nog niet heel enthousiast maar afgelopen week trof ik een eye-opener bij Haring aan (waarover zo dadelijk meer).
  • Mijn 2 vorige blogs over de waarde van natuur (mag dat wel?) waar ik bij wat literatuur-onderzoek aanliep tegen toch wel wat misverstanden over het vak economie. Het lijkt soms wel of economie het tegengestelde wil doen van wat duurzaamheid beoogt. Dat is volgens mij niet of slechts ten dele het geval.

Ik heb geen doortimmerd verhaal maar een paar kleine elementjes die onderling samenhangen en wellicht wat discussie kunnen stroomlijnen over de relatie tussen economie en duurzaamheid.

De kern

De eerste vraag die ik mezelf stelde was: waar gaat het nu écht om in het leven? Dat is natuurlijk dat je kunt (over-) leven. Dat betekent dat je voldoende eten hebt en in goede gezondheid verkeert. Dit is een minimum. Maar alleen eten en in goede gezondheid, dat kan niet het hele verhaal zijn. Je wilt ook kunnen genieten, fun hebben, leuke dingen doen en vrije tijd hebben.

Is dat het dan? Lekker eten en leuke dingen doen klinkt leeg. Mensen willen worden gewaardeerd. Om in goede gezondheid te leven moet je jezelf accepteren en waarderen en het is nog mooier als je ook waardering krijgt van anderen (of andersom). Dit lijkt een beetje op een afgeslankte vorm van de Maslow-piramide.

Met wat goede wil zou je kunnen zeggen: dit zijn de ingrediënten van wat economen de nutsfunctie noemen. Er zit in wat wij waarderen en belangrijk vinden. Dus als wij maar zoveel mogelijk gezond zijn, fun hebben en gewaardeerd worden: dan hoeft de rest niet meer zo nodig, dan is het goed.

Merk ondertussen op: geld speelt hier geen enkele rol (je hebt wel geld nodig om deze zaken te bereiken maar geld op zichzelf zit niet in het basisblok), economische groei is niet aanwezig (en komt pas later in het plaatje terecht).

Maar dit kan het ook niet zijn: waar blijft de bezieling en de passie en de drive om te willen blijven leven? We willen toch verder, ons ontwikkelen, groeien, ontdekken?

Talenten

We hebben al deze zaken nodig om uiteindelijk in staat te zijn om …. Aanvankelijk dacht ik: om te kunnen groeien. Maar groei kan nooit een doel op zich zijn. Waar leidt groei dan toe, waarom groei? Groei moet uiteindelijke ook weer tot iets ‘beters’ leiden.

Het zou iets met talent of capaciteit te maken kunnen hebben. Ik kan er weer een economische invulling aan geven: mensen hebben de neiging (scheppen er genoegen in, zijn er op uit etc) om hun talenten tot ontwikkeling te brengen, ze doen graag waar ze goed in zijn, of willen ergens goed in zijn of worden. Ik kan het zien als een economische concept omdat het gaat om de maximale benutting van je talenten en capaciteiten. Zolang er nog sprake is van braakliggende en onderbenutte talenten is er nog potentie om verder te groeien, om mooiere en betere dingen te doen. Onderbezetting of onderbenutting (van talenten en capaciteiten) is hier het toverwoord.

Dus uiteindelijk hebben we voeding, gezondheid, rust en waardering nodig om onze talenten maximaal tot uitdrukking te brengen.

Het gaat niet om economische groei sec. Groei is het gevolg van benutting van talent.

Minimalisering van pijn

Maar in dat proces van maximale benutting van talent (bij voldoende aanwezigheid van voedsel en vrije tijd en waardering) gaat er ook van alles mis. Noem het ‘collateral damage’, ongewenste bij-effecten. In onze dagelijkse activiteiten produceren we vervuiling, armoede, oorlog, vernietiging, ongelijkheid en zo verder. Uiteindelijk beïnvloedt dat weer onze mogelijkheid om te eten, gezond te zijn en gewaardeerd te worden.

Bas Haring zei in zijn laatste column: het gaat me niet om het maximaliseren van geluk of welbevinden, ik ben meer geïnteresseerd in het minimaliseren van ongeluk of pijn. En hebben economen daar iets over te zeggen? Ik weet niet of ik het er mee eens ben, maar het is een interessante gedachte. Ik denk dat het gaat om het maximaliseren van je talenten en capaciteiten onder minimale vervuiling en pijn als een randvoorwaarde. Je mag het ook optimaliseren onder randvoorwaarden noemen want uiteindelijk werken als deze zaken op elkaar in. Bij vervuiling zou je nog kunnen spreken van minimale vervuiling (want ik zie zo snel niet wanneer vervuiling iets zou toevoegen) maar bij ongelijkheid is het niet per se minimale ongelijkheid. Een te grote ongelijkheid kan weer leiden tot mogelijke onderbenutting van talent of gebrek aan waardering.

Het model: economie en duurzaamheid

Als we alle elementen in onderlinge samenhang bij elkaar brengen krijgen we het volgende:

Dus in dit filosofisch intermezzo is mijn stelling dat we uiteindelijk onze talenten maximaal willen benutten. Om dat te kunnen doen hebben we eten nodig en waardering. Maar tijdens de rit kan er van alles fout gaan en wel zodanig dat onze doelstelling om talenten maximaal te ontplooien in het gedrang komt. We moeten rekening houden met de ongewenste bij-effecten, anders is ons handelen niet vol te houden, niet duurzaam. Voeding en vervuiling zijn dus de begrenzing van wat we maximaal aan talent kunnen ontwikkelen.

Twee vragen die nog leven (nog wel meer, maar deze komen nu bij me op):

  • Is het nu echt zo dat we ‘meer’ willen als we toch voldoende voedsel, rust en waardering hebben? Zijn we als mensen wezenlijk anders dan een leeuw die het dan wel best zou vinden (eten, slapen, sex)? Of wil een leeuw ook meer dan dat? Hij wil sex met méér vrouwtjes, dus moet hij steeds vechten om dat te bereiken. Zo bezien is ook een leeuw nooit klaar? Ik ben benieuwd in de visie van een bioloog. Vanuit de psychologie zal hier ook meer over te zeggen zijn. Een econoom stelt zich ‘neutraal’ op: ‘ik heb hier geen verstand van, vertelt u mij maar wat belangrijk is en dan stop ik het in mijn model’. Input vanuit de biologie of psychologie is data voor het model.
  • Als dit modelletje klopt: zitten we dan onvermijdelijk vast aan groei? Ja en nee. Ja omdat er altijd dynamiek en aanpassing zal blijven. Nee omdat de vraag waarschijnlijk is ingegeven door de verzuchting dat er grenzen zijn aan groei. Maar nergens stel ik dat groei per se gekoppeld moet worden aan materiële welvaart in termen van steeds meer ‘stuff’ (zie Tim Jackson’s boeken). Je kunt ook groeien in steeds minder vervuilende technologieën verzinnen, of in steeds efficiëntere medicijnen bedenken.

Rudy van Stratum

Wat is slim? (1)

Bijna een half jaar zijn we actief actief met slimmefinanciering.nl. Niet alleen is het leuk om kennis te verzamelen en weer verder te verspreiden, het is ook een enorme stimulans om verder na te denken over slimme financiering. In een korte serie wil ik wat inzicht geven in de discussies die we de afgelopen tijd gevoerd hebben. Titel van de serie, wat is slim? Als eerste een reflectie op de titel, wat is nou eigenlijk slimme financiering?

Slimme financiering, het lijkt zo simpel. Een slimme manier om geld bij elkaar te krijgen, een slimme manier om een wens of ambitie gefinancierd te krijgen. Maar, na een kleine 50 artikelen op de site, hebben we nog geen antwoord gegeven op de vraag wat we onder slim verstaan. Is het slim om geld te lenen of juist om een subsidie aan te vragen of moet je een stichting te beginnen. Wat is nou slim? Natuurlijk, het is altijd afhankelijk van de situatie, de plek, de partijen, de ingreep etc. Toch denk ik dat we iets in algemene termen kunnen zegge, in ieder geval ik ga het proberen. Ik wil hier allereerst beginnen met een onderscheid te maken tussen slimmigheidjes en echt slim.

Er zijn talloze slimmigheidjes ook hier op deze site genoemd die kunnen helpen bij een financieringsprobleem. Om er een paar te noemen, het vormen van een fonds, het afstaan van eigendom, slim omgaan met inkoop en aanbesteding etc. Niets mis mee, de een wellicht wat slimmer dan de ander. Ik ga proberen de komende tijd een aantal vragen en criteria te benoemen die ons helpen bij het bepalen hoe slim het slimmigheidje eigenlijk is. Ik stel me een soort slimheidsscore voor.

Wat is dan echt slim? Ik ben er nog niet helemaal uit, maar zie wel dat sommige financieringsvormen voor mij onverwachte en onbekende neveneffecten hebben. Neem het fenomeen crowdfunding (mijn nieuwe favoriet), niet alleen een manier om geld bij elkaar te krijgen maar ook om mensen bij elkaar te brengen, betrokkenheid te creëren, en verantwoordelijkheid te delen. Zo wordt een financieringsvorm meer dan alleen het verzamelen van geld, maar tevens iets dat extra waarde creëert. Een artikel op CNN geeft een aantal voorbeelden hoe de financiering van locale ondernemers tot extra waarde leidt. Hoe dit te gebruiken in mijn eigen vakgebied (duurzame gebiedsontwikkeling) is voor mij nog een vraag waar ik het antwoord niet op weet. Voorlopig eerst maar eens op zoek naar constructies die echt slim zijn. Aan welke criteria moeten die voldoen en welke zijn er dan.

Overigens, het allerslimste, slim plannen en ontwerpen zodat je investeringsbedrag en beheerskosten naar beneden gaan, laat ik hier voorlopig even buiten beschouwing.

Wordt vervolgd.

Stijn van Liefland