Maandelijks archief: maart 2013

Wie verdient er aan bouwgrond?

Residuele grondwaarde: wat is dat eigenlijk?

We merken het telkens weer: het begrip ‘residuele grondwaarde’, zoals dat in de wereld van bouwen en wonen veelvuldig wordt gebruikt, is lastig. Daarom een poging om het hier op zijn simpels uit te leggen. Twee dingen vooraf. Eén: ik sluit me aan bij het normale taalgebruik en heb het dus over waarde. In eerdere blogs ben ik al in gegaan op het verschil tussen ‘waarde’ en ‘prijs’. Twee: het begrip residuele grondwaarde speelt ook een belangrijke rol in onze infographic ‘wie verdient er aan bouwgrond?’ (te vinden onder het tabje ‘infographics’).

Een bonnetje

Stel ik geef u een bonnetje. Met dat bonnetje kun je ergens (bij de supermarkt, het postkantoor of de boekhandel) € 100 afhalen. Wat is dat bonnetje je waard? Hoeveel wil je ervoor geven? Ik stel deze vraag regelmatig in workshops. Het antwoord is meestal iets tussen de € 50 en € 75. Mensen vertrouwen het niet, krijg ik dat geld wel echt? En terwijl ik zeker weet dat ik mijn aankoopprijs kwijt ben, weet ik nog niet 100% zeker of ik die € 100 ook echt ga ontvangen. In principe luidt het antwoord: als ik zeker weet dat ik voor dat bonnetje inderdaad € 100 terug krijg dan is dat bonnetje me ook € 100 waard. In de praktijk iets minder omdat je toch liever meteen echt geld hebt en je moeite moet doen het bonnetje in te leveren. Het verschil tussen wat je er écht voor wilt betalen en die € 100 noemen we dan de ‘discount’ of korting.

Nog een bonnetje

Goed, nu hebben we weer zo’n zelfde bonnetje maar nu kun je er elk jaar en dat 5 jaar lang € 100 mee afhalen bij het postkantoor. Wat is het bonnetje je nu waard? Volgens dezelfde redenering als hiervoor: € 500 met een discount. En de discount is nu groter want voor die laatste € 100 moet je wel 5 jaar wachten. Je kunt je geld beter tussentijds op de bank zetten want dan krijg je een vergoeding (rente).

Als ik de redenering met het bonnetje nu veralgemeniseer: een bonnetje dat recht geeft op x maal jaarlijks y Euro is waard x keer y Euro met een discount die rekening houdt met renteverlies, risico en transactiekosten.

De waarde van een aandeel

Wat is volgens dezelfde redenering dan de waarde van een aandeel? Een aandeel geeft aan dat je eigenaar bent van een deel van een bedrijf. Dat bedrijf maakt als het goed is winst en soms wordt die winst uitgekeerd aan de aandeelhouders. Zo’n uitkering op een aandeel heet dividend. Het aandeel is in wezen een bonnetje dat je recht geeft op periodieke dividend uitkeringen.

Dus wat ben je bereid te betalen voor een aandeel dat je x maal jaarlijks y Euro dividend uit belooft te keren? Welnu: x maal y Euro met een discount die hier nog iets hoger is omdat een bedrijf failliet kan gaan (of slechter presteert dan beloofd). Maar hier speelt misschien nog wat anders. Een aandeel kun je makkelijk tussentijds verkopen. Als je daar rekening mee houdt dan wil je voor je aandeel betalen: x keer die y Euro aan dividend die ik denk te ontvangen + de verwachte opbrengst van dat aandeel als ik dat na die x jaren aan iemand anders ga verkopen.

Maar wat is die ‘iemand anders’ bereid dán voor jouw aandeel te betalen? Volgens dezelfde redenering: het aantal keren dividend wat die persoon denkt te ontvangen ná koop van dat aandeel. En weer de verwachte verkoopprijs van het aandeel aan weer de volgende koper.

Dit is misschien wat technisch of wiskundig maar je kunt aantonen dat die extra verkoopmogelijkheid in wezen neerkomt op een oneindige aaneenschakeling is van steeds weer nieuwe dividend uitkeringen. De waarde van een aandeel is, of je nu wel of niet tussentijds verkoopt, de optelling van alle dividenden zolang het bedrijf blijft bestaan rekening houdend met de discount. In technisch jargon: de waarde van een aandeel is de contant gemaakte stroom te verwachten dividenden.

De waarde van grond (1)

Zo kunnen we ook naar grond kijken. Wat ben je bereid te betalen voor een lapje grond? De grond is mij waard: het aantal keren opbrengst die die grond mij als eigenaar gaat opleveren. Rekening houdend met eventuele kosten die ik daarvoor moet maken.

Nemen we landbouwgrond. Die grond is waard het aantal oogsten aan graan (de opbrengst daarvan) rekening houdend met de arbeid die ik daarvoor moet verrichten. Als door wat voor reden dan ook de oogsten hoger uitvallen dan zal de grond dus meer waard worden. Hier is ook een van de uitspraken van oereconoom David Ricardo op gebaseerd: graan is niet duur omdat de grond duur is, maar grond is veel waard omdat graan veel opbrengt.

De waarde van grond (2)

Maar we weten dat de waarde van agrarische grond niet zo heel hoog is. Het wordt pas interessant als je huizen mag bouwen op die grond. Maar dat is vreemd: als de waarde van grond met huizen zo hoog is, waarom zou iemand er dan nog graan op gaan verbouwen? Simpel: omdat je niet overal huizen mag bouwen. We hebben het hier over een gereguleerde markt. En hier ligt ook de kern van het grondprijzen-beleid: een eenvoudige aanpassing van de wet (het bestemmingsplan) die toestaat dat een bepaald stukje grond verandert van agrarische bestemming naar woonbestemming zal van de ene op de andere dag vele malen in waarde stijgen.

Maar wat is de waarde van grond als je er een huis op mag bouwen? We nemen weer dezelfde basisredenering. Ik wil voor die grond betalen: de verwachte verkoopprijs van dat huis dat ik ga bouwen minus de kosten die ik moet maken om dat huis te kunnen bouwen op die grond. Let op: het gaat dus om een verwachting die je nu maakt over de toekomst. Je weet immers niet zeker wat je voor dat huis gaat krijgen als het daadwerkelijk af is.

En eindelijk hebben we het begrip ‘residuele grondwaarde’ te pakken. Het is de prijs die je maximaal wilt betalen (het punt waarop je net geen winst meer maakt) voor de grond rekening houdend met de te verwachten verkoopprijs van de woning in de toekomst minus de kosten voor het bouwen van dat huis (de zogenaamde stichtingskosten, de stenen, het cement, de werklui en zo verder).

De waarde van een woning

Blijven we nog zitten met de waarde van een woning. Hoe weten we wat een woning waard is? Die waarde hangt om te beginnen van allerlei externe factoren af. De stand van de economie (crisis of voorspoed), demografische factoren, de unieke ligging van het huis etc. Maar ook van allerlei fiscale factoren zoals de aftrekbaarheid van rente-kosten op de hypotheek (lening die je maakt om het huis te kunnen kopen).

Maar toch kunnen we weer dezelfde basis redenering van stal halen om de waarde van een huis te bepalen. Economen doen daar heel makkelijk over: we zien af van allerlei fiscale verstoringen en we doen alsof er maar één type huis is. Wat een huis in wezen doet is jou ‘woondiensten’ bieden. Een woondienst mag je vergelijken met ‘grondopbrengsten’, ‘dividend’ uit de eerdere voorbeelden. Een huis biedt jou dus een hele reeks jaarlijkse woondiensten.

Wat wil je betalen voor die reeks woondiensten? Daarvoor kijk je naar de alternatieven. We hadden al de flauwe vooronderstelling gemaakt dat er geen belastingtrucs zijn en dat alle huizen identiek zijn (qua uiterlijk en ligging). Je kunt dus kiezen: een huis huren of een huis kopen. Als je een huis gaat huren dan is het simpel. Je bent dan kwijt: de som aan huurpenningen die je moet betalen voor je woondiensten over een hele reeks jaren. Een econoom zegt dan: je wilt voor je huis dan niet meer betalen dan diezelfde stroom aan huurpenningen die je bij huur kwijt zou zijn (rekening houdend met rente-verlies etc). De waarde van een huis is in dit simpele voorbeeld dus gelijk aan de stroom huurpenningen die je bespaart door het huis te kopen.

Residuele grondwaarde: Ricardo revisited

Nu terug naar de (residuele) grondwaarde. Stel nu dat er ineens krapte op de woningmarkt komt. Er komen meer jongeren op de markt of de economie zit in een hausse of iemand bedenkt een fiscale tegemoet koming etc. Huizen zullen dan zomaar meer waard gaan worden (ervan uitgaand dat er niet ook meteen meer huizen gebouwd kunnen of mogen worden).

Ricardo zei: als graan meer gaat opleveren dan gaat de prijs van grond omhoog. De speculanten zeggen in navolging van Ricardo: als de prijs van woningen omhoog gaat, dan wordt de waarde van mijn stukje grond hoger. De truc is dus om zo vroeg mogelijk agrarische grond op te kopen tegen lage prijzen en te speculeren op een verandering in bestemming of op toekomstige stijging van huizenprijzen.

Daar is jarenlang heel veel geld mee verdiend. Door speculanten, door projectontwikkelaars, maar ook door gemeenten en huizenbezitters. De keerzijde is natuurlijk dat naarmate je later instapt op deze trein je meer risico gaat lopen en hogere verliezen kunt realiseren. En dat is wat we de laatste 5 jaar of zo om ons heen zien gebeuren.

Rudy van Stratum

Eerder maakten we een infographic over het ontstaan van grondwaarde (zie voor ontstaan van deze infographic ook deze pagina).

grondwaarde variant groen-01

Eén procent rente voor de schildpad?

Bas Haring bespreekt vandaag in de VK een interessante economische vraag: waarom is de rente altijd ergens zo tussen de 1 en de 10 procent? En zelden tot nooit negatief of 100%?

De redenering

Laten we de redenering van Haring eens volgen. Dat er rente wordt gevraagd vindt Haring wel logisch. Immers: als ik mijn auto aan iemand anders uitleen, dan wil ik hem een keer terug krijgen. Dus geld wil je ook terug krijgen als je dat aan iemand anders uitleent. En bij die auto: ik wil niet alleen de auto terug maar ook een vergoeding voor ‘verlies’ of compensatie voor iets wat ik heb gemist door het uitlenen. Ik heb bijvoorbeeld met de trein moeten reizen en dat was duurder of onplezieriger en dus wil ik dat vergoed hebben.

Mijn reflectie. Mee eens. Rente is een vergoeding voor gederfde inkomsten en mogelijk risico van wanbetalen. Stel dat gedurende een jaar x% van alle leningen niet terug zou worden betaald dan zou je met alle uitleners bij elkaar een verzekering kunnen opzetten. Uit de pot zou dan compensatie voor wanbetalingen kunnen worden betaald. De premie die iedereen zou moeten betalen zou dan ongeveer x% (+ een beetje voor de administratie) moeten zijn. Zie hier de eerste verklaring van de hoogte van de rente: ongeveer de kans op wanbetaling.

Verder is er sprake van een zogenaamde tijdsvoorkeur. Wat dat precies is, is ook onder economen niet helemaal duidelijk. Voor een econoom is het een ‘datum’, een gegeven. Het heeft iets met de psychologie te maken en in onze serie denkfouten hebben we er een item aan gewijd. Het heeft te maken met onze beperkte levensduur, met hoe we evolutionair hebben overleefd en wat niet al. Waar het op neerkomt is dat we een sterke neiging hebben voor consumptie en genot in het heden (‘je kunt het maar gehad hebben’) en dus zul je (bovenmatig blijkt uit onderzoek) verleid moeten worden afstand te doen voor je consumptie nu in ruil voor (iets meer) consumptie later.

Overigens, iets wat zelden wordt genoemd (zie mijn bespreking van het boek van Greco elders op deze site): rente kan wel degelijk negatief zijn. Als banken elk moment failliet kunnen gaan en je dus gedwongen wordt het ‘baar’ in huis te houden dan ben je bereid te betalen voor het veilig in een kluis opbergen van je geld. Je betaalt dan ‘stallingskosten’ om diefstal of inbraak te voorkomen en jezelf een veilig gevoel te geven.

Rente kan ook extreem hoog zijn (100% of meer) als er sprake is van een bijzonder nijpende situatie. Het is dan een situatie van vraag en aanbod (dat is het overigens bijna altijd): als ik heel erg smacht naar het bezitten van een uniek product dat nu eenmalig langs komt en ik heb geen geld maar ik weet dat ik over een maand dat geld wel heb of krijg, dan ben ik bereid nu een dure lening aan te gaan om in het nu alsnog dat unieke product te bemachtigen.

Maar waarom 5%?

Maar inderdaad: de rente is bijna nooit negatief of meer dan 100%. Altijd ergens tussen de 1 en de 10% inderdaad. De redenering van Haring is dat dat te maken heeft met onze levensduur. Wat zou ik willen betalen voor een bosje met hout? Welnu, voor mijn 30e kan ik een bosje niet betalen en na mijn 60e heb ik geen zin meer om te hakken. Dus ik kan 30 jaar van een bosje profiteren en heb dus 30 jaar een houtkap-oogst. Dus ik wil betalen maximaal 30 keer de houtoogst. En op jaarbasis betekent dat 1/30 van het totaal en dat is 3,3 procent en dat is ongeveer 5%.

Het is volgens mij een kringredenering maar ik ben het op hoofdlijnen wel met Haring eens. Hoe zou een econoom het benaderen? Wat is een object je waard (in financiële zin)? De oogst is het dividend waar je als eigenaar recht op hebt. Het object is dan waard: de voor de tijd gecorrigeerde stroom dividenden of oogsten. Het rendement of de rente is dan het dividend gedeeld door de waarde van het object. Zie je dat het een kringredenering is? De truc zit hem in het zinnetje: voor de tijd gecorrigeerd. Wat je daar invult of aanneemt is meteen je rendement of je rente. Het is niet de uitkomst van de som maar de aanname vooraf.

Eindige levensduur?

Een eindige levensduur maakt in essentie niet zoveel uit. Je kunt tegen het einde van je leven het bosje weer doorverkopen. De prijs van het bosje zal alsdan weer zijn: het aantal oogsten wat het bosje nog op zal leveren voor de koper van dat moment (gecorrigeerd voor de tijd). Wat van belang is: de oogstcapaciteit van het bosje. Vaak is de aanname in rekensommetjes dat een object een eeuwigdurende constante vrucht of oogst aflevert. Oftewel: de oogst zal telkenjare tot in het oneindige een gelijke houtkap zijn.

In dat geval kun je aantonen dat de waarde van het bos gelijk is aan de oogst gedeeld door de rentevoet. Dus als de oogst 100 Euro is per jaar en de rentevoet (tijdsvoorkeur + risico) gelijk aan 5% dan is de waarde van het bos gelijk aan 100 / 0.05 oftewel € 2.000. Hier is dus sprake van een vermenigvuldig factor van 20 en die is dus gelijk aan 1 gedeeld door de rentevoet. Deze waarde is gelijk en vast zowel voor iemand die 50 jaar leeft als voor iemand die 500 jaar leeft. Je kunt immers op elk gewenst moment het bosje weer doorverkopen aan de volgende generatie. Dit is hoe een aandeel werkt bij een bedrijf dat elk jaar dividend uitkeert. Het bedrijf blijft eeuwigdurend bestaan en de aandeelhouder heeft een eindige levensduur.

Dus waarom is de rente dan 5%? Eerlijk gezegd weet ik het antwoord daarmee nog steeds niet. Het is duidelijk dat zonder tijdsvoorkeur, zonder inflatie en zonder enig risico de rente 0% zou kunnen of moeten zijn. Maar dat is niet het geval in de praktijk. Een deel van die 5% is te herleiden tot onzekerheid over het vroegtijdig overlijden van bedrijven of bossen (en niet van personen dus). En het resterende deel van die 5% is te herleiden tot de goeddeels onbegrepen component van de tijdsvoorkeur. En dat laatste zou wel eens heel goed met de perceptie van een eindige leeftijd van de actor/persoon te maken kunnen hebben!

Rudy van Stratum

Niet alles is te koop, literatuur

Rudy heeft eerder het boek over rechtvaardigheid van Michael Sandel besproken. Recenter is het boek, “niet alles is te koop”. Sandel verkent hier de marktwerking met als centrale vragen is het goed om zo veel zaken aan de markt over te laten? en, is het goed om alles steeds in geld uit te drukken? Om maar meteen met de deur in huis te vallen, de titel luidt “Niet alles is te koop”. Sandel laat vooral  duidelijk zien dat vrijwel alles juist wel te koop is. Maar daarover later meer.

Allereerst een korte reflectie op de aard van dit boek en ook het boek rechtvaardigheid dat Rudy eerder besprak. Voor beide boeken geldt dat ze vooral beschrijven hoe je kunt denken over rechtvaardigheid dan wel marktdenken. Rudy merkte het al op praktische handvatten ontbreken volledig. Praktische handvatten is nou juist waar wij steeds naar zoeken. Bij beide boeken was ik er daarom zo’n 50 pagina’s voor het einde wel klaar mee. Je voelt, dit gaat nog even zo door en die afsluitende conclusie, die samenvatting, dat alles verbindende, die praktische insteek, die gaat er niet meer komen. Want, het laatste hoofdstuk is een zelfde soort hoofdstuk als het eerste, het begint weer van alles te beschrijven maar nu vanuit een net iets andere invalshoek. Tja, echt een gemis. Desondanks ben ik niet zo negatief. Voor mij is de functie van zo’n boek dat het mij aan het denken zet en dat heeft het zeker gedaan. Als dan in de loop van de tijd 5 of 10 procent van die gedachten weer ergens landen dan vind ik dat niet verkeerd.

De inhoud

Het boek bestaat uit 5 hoofdstukken, elk hoofdstuk kent een eigen thematiek. In het eerste hoofdstuk is dat bijvoorbeeld ‘voor je beurt gaan’. Het laat met een aantal mooie voorbeelden zien dat juist wel alles te koop is. Wil je niet in de rij staan, dan betaal je iemand anders om dat te doen. Heb je geen tijd om gratis kaartjes voor een voorstelling te halen (en weer in de rij te staan), op de zwarte markt kan je ze gewoon kopen. Wil je niet wachten voor een dokter en snel geholpen worden, zoek een dokter die je tegen extra betaling een voorkeursbehandeling geeft. Vervolgens komen diverse ethische dilemma’s aan de orde. Waarbij we er natuurlijk op gewezen worden dat marktwerking (want daar hebben we het feitelijk over) bepaalde mensen bevoordeeld (die met veel geld). De vraag is natuurlijk of je dat wilt als het bijvoorbeeld over de gezondheidszorg gaat?

Sandel gebruik bij alle dilemma’s steeds dezelfde vragen:

Als eerste de vraag hoe het zit met bereidheid en mogelijkheid. Veel gehoord bij marktdenken is de opmerking, als mensen bereid zijn het te betalen, dan is dat toch geen probleem. Daar tegenover staat dat veel mensen niet de mogelijkheid hebben om een bepaalde dienst te betalen. Hier legt Sandel het verband met het utilitarisme (maximaliseren van het geluk). Als mensen ergens veel voor over hebben (bereidheid) wil dat nog niet zeggen dat deze mensen daar ook het gelukkigst van worden. Marktwerking leidt zo niet tot optimalisatie van het totale geluk.

De tweede vraag is of een marktmechanisme (een bepaalde prikkel) werkt en of deze moreel verantwoord is. We kennen natuurlijk talloze voorbeelden van prikkels die een averechts effect hebben. Een mooi voorbeeld komt uit Zwitserland. Na jaren van onderzoek was in Zwitserland een klein bergdorpje aangewezen als potentiële opslagplaats voor kernafval. Kort voordat er een referendum werd gehouden deden economen onderzoek, zouden de mensen voor of tegen de opslag stemmen. Vrijwel iedereen had de opslag liever niet, maar 51% zou het toch accepteren. Vervolgens werd de vraag gesteld hoe mensen zouden stemmen als er een financiële vergoeding zou komen. Verrassend daalde de acceptatie van 51% naar 25%. Hier spelen morele overwegingen een rol. Acceptatie van de opslag zagen mensen als een ongemak, maar dat hoort er nou eenmaal bij als je je maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt (wat ze dus deden). Door extra geld te bieden kregen mensen het gevoel omgekocht te worden. De markt werd een bedreiging voor maatschappelijke verantwoordelijkheid. Sandel werkt dit verder uit door in te gaan op de vraag of altruïsme een schaars goed is, dat je moet bewaren voor momenten dat de markt er niet uit komt,  of dat het juist getraind moet worden en dat je er juist steeds meer van kunt krijgen. Het is ook een voorbeeld dat laat zien dat inderdaad niet alles zomaar te koop is.

Een derde vraag die hij stelt is of mensen werkelijk vrij zijn om te kiezen. Want, soms heb je geen keus en ben je dus overgeleverd aan de grillen van de markt.

Ik vind dat interessante vragen, vooral omdat ze een andere kijk geven op rendement, op deze site een centraal begrip. Door alles in geld en rendement uit te drukken ontstaat er soort weerzin. Wat je normaal gesproken gewoon doet, ga je nu afwegen, beoordelen of je gaat er opeens heel anders tegenaan kijken. We komen daar later nog wel eens op terug als we het begrip rendement verder gaan uitwerken.

Is alles te koop?

Sandel geeft heel veel voorbeelden in zijn boek waarin hij laat zien dat vrijwel alles te koop is. Om een extreem voorbeeld te noemen, in India kan je als buitenlander een baby kopen nadat je zelf een eicel of zaadcel hebt gedoneerd. En, waarschijnlijk lukt dat ook wel zonder ei- of zaadcel. Punt is natuurlijk dat dit soort zaken niet voor iedereen te koop zijn. Het voorbeeld uit Zwitserland suggereert dat instemming niet te koop is, maar ik ben er van overtuigd dat als je maar lang genoeg doorgaat dat wel degelijk te koop is. Wat als er zoveel geld komt om het hele dorp te verplaatsen naar een nog mooiere, prettiger plek en het hele dorp nooit meer hoeft te werken? Uiteindelijk zal de meerderheid instemmen. Wat is er dan niet te koop? Sandel geeft eer als voorbeeld van iets dat echt niet te koop is, je kunt een tweedehands Oscar kopen, maar niemand zal jou eren als groot acteur of regisseur. Toch denk ik dat ook eer te koop is, kijk naar rijke Russen die een voetbalteam kopen dat na een flinke investering kampioen wordt, zo’n man wordt vereerd. Blijft over vriendschap, je kunt een kring mensen om je heen verzamelen, je kunt daar goede relaties mee opbouwen en dat is zelfs voor geld te koop. Maar is er dan sprake van vriendschap, kun je vrienden kopen? Hier heeft Sandel wel een punt, echte vriendschap is niet te koop, dat vraagt meer dan alleen maar geld en marktwerking. En zo zijn er mogelijk nog wel een paar zaken die echt niet te koop zijn.

Alles in geld uitdrukken?

Dit boek roept de vraag op of je alles wel in geld moet uitdrukken. De vraag wordt niet expliciet gesteld, maar tussen de regels door wordt het antwoord van Sandel wel duidelijk, dat moet je niet doen. Het voorbeeld van de opslag van kernafval in Zwitserland laat zien wat er kan gebeuren wanneer de focus teveel op financiële waarden ligt.

Toch ligt hier een enorme tegenstrijdigheid. We willen zaken niet in geld uitdrukken en dus doen we het ook niet. Tegelijkertijd maken we wel allerlei keuzes waarbij we impliciet wel allerlei zaken waarderen die we niet in geld uit willen drukken. Deze week was er een kleine discussie over de veiligheid van vangrails in de middenberm van snelwegen. Zie hier het antwoord van de minister op één van de Kamervragen die gesteld werd:

“… Uit het oogpunt van acceptabele risico’s en kosteneffectiviteit vind ik het verantwoord om voor autosnelwegen te volstaan met de in Nederland nu geldende prestatieklasse voor vangrails.”

Hier zit dus een berekening (impliciet of expliciet) achter die iets zegt over wat een ongeval, gewonde of zelfs dode (of beter gezegd levende) waard is. Als je dit soort zaken transparant wilt maken dan is het geluid al snel “je moet niet altijd alles in geld uit willen drukken”. Dit speelt ook bij de discussie over de financiering van groen en landschap. Er gaat heel veel geld in om en er worden keuzes gemaakt, aan het een geven we meer geld uit dan aan het ander. Blijkbar is dat waardevoller. Ga je het expliciet maken (of stel je dat alleen maar voor) dan stuit je op weerstand. Maar als je het niet transparant maakt heb je geen idee of een uitgave op een efficiënte manier het doel dichterbij brengt. Bijkomende dilemma is dat transparant maken weer een eigen dynamiek oproept (‘als het alleen maar over geld gaat dan heb ik geen zin meer om als vrijwilliger aan de slag te gaan’). Tja dit vraagt wat mij betreft om meer verdieping. We gaan in ieder geval een poging wagen in onze serie over de waarde van een mensenleven. Suggesties welkom.

Stijn van Liefland

 

 

Crowdfunding: de correspondent

Crowdfunding

Gisteren bij DWDD Rob Wijnberg met zijn initiatief om een nieuwe krant op te starten. Ik had al eerder over zijn plannen gelezen maar nu is het concreet. Het gaat om een digitale krant die minder haastig nieuws wil brengen door de structuren achter de maatschappij bloot te leggen, dus minder incidenten (wat er die dag toevallig gebeurt) en meer diepgang (wat er elke dag gebeurt en waarom).

Wijnberg wil niet lenen bij een bank of bij geldschieters. Hij gaat het geld binnen halen met crowdfunding. Het doel is om € 900.000 binnen te halen in 1 maand tijd. Vandaag staat de teller na 1 dag al op ongeveer 4.000 aanmeldingen. Het ziet er dus naar uit dat de 15.000 leden á raison van € 60 per lid gehaald gaan worden.

Lid?

Er wordt steeds gesproken over het ‘werven van leden’. Wat is een lid dan? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Je kunt op meerdere manieren meedoen aan de crowdfunding van deze vorm van slow-journalism. In principe krijg je voor je € 60 simpelweg een jaarabonnement op een vernieuwende digitale krant. Je wordt symbolisch aandeelhouder (volgens de site) en dat komt er op neer dat je een mening kan hebben over de koers van de krant en dat de redactie (die besluit) daar serieus rekening mee gaat houden.

Je krijgt in ieder geval geen rendement in geld voor je inleg. Als de actie geen succes wordt (de doelstelling van 15.000 leden wordt niet gehaald binnen 1 maand) dan krijg je je geld terug. Verder zijn er nog zwaardere vormen van steun, oplopend van donaties die een vernoeming ergens op een pagina gaan opleveren tot aan grootstorters die in de hall of fame van de oprichters worden opgenomen. Ook dit is natuurlijk een mooie verfijning naar de verschillende motieven die donateurs kunnen hebben.

Epiloog

Ik vind het een geweldig initiatief en ga me in ieder geval als ‘lid’ melden. Het wordt een succes (denk ik) omdat het in DWDD aandacht heeft gekregen en nu al een aantal ‘goede koppen’ hun medewerking inhoudelijk hebben toegezegd. En het is dan ook meteen een van de meest in het oog springende voorbeelden van succesvolle crowdfunding in de praktijk.

Ik vroeg me nog wel af, ondanks dat het lidmaatschap wat onduidelijk blijft, of er openheid komt over de manier van besteding van het geld. Mag ik ook iets vinden over de salarissen van de redactie bijvoorbeeld?

Rudy van Stratum

Afronding financiële denkfouten (4), infographic

We sluiten onze serie over financiële denkfouten voorlopig af. Rudy heeft alle denkfouten beschreven, samen hebben we geprobeerd daar meer structuur in aan te brengen. Ons uitgangspunt daarbij is vooral om iets te maken dat praktisch nut heeft. We hebben daarom gekozen om grofweg het proces te gebruiken dat je doorloopt bij een project. Ongeacht het doel en resultaat van zo’n project (iets bouwen, kopen, organiseren, afbreken etc.) hebben dit soort processen veel gemeen. Het begint bij een aanleiding en eindigt bij een succes of een mislukking. Daar tussenin vindt overleg plaats, voer je onderzoek uit en worden besluiten genomen.

Een interessante vraag is nu welke denkfouten we dreigen te maken bij al die stapjes die we doorlopen. In onze infographic hebben we de denkfouten gekoppeld aan deze stappen. Een kort citaat geeft weer hoe de denkfout zich kan uiten. Vervolgens een korte tip hoe hier mee om te gaan. De denkfouten hebben we ingedeeld in 5 categoriën:

  • Belangen
  • Feiten
  • Tijd
  • Vertrouwen
  • Hechting

Allemaal erg beknopt, maar daardoor wel op één a4 af te drukken.

denkfouten flow5-01Het was best een worsteling om tot deze infographic te komen. Denkfouten kort samenvatten, nadenken over een structuur en vervolgens alles in één plaatje zien te krijgen dat ook nog eens overzichtelijk is (dat kan overigens vast veel beter). Vandaag bij de afronding begon ik me toch af te vragen welke denkfouten ik zelf eigenlijk gemaakt heb bij het maken van deze infographic. Immers ook dit was een proces dat begon met een goed (zo niet briljant ;-)) idee en uiteindelijk tot een resultaat heeft geleid (succes of mislukking, dat moet nog blijken).  Ik kan er wel wat bedenken:

  • Wat waren eigenlijk de alternatieve paden? Nog maar eens een jaartje laten bezinken, iemand anders vragen het te doen, alleen de denkfouten op kaartjes zonder proces erbij (kleiner maken), helemaal niets doen (denkfout action bias) etc.
  • The sunk cost fallacy. Er is zoveel tijd in gaan zitten, er moet nu ook wel iets uitkomen. Het gaat er hier natuurlijk om regelmatig de vraag te stellen of verder gaan wel tot voldoende rendement leidt, kan je de tijd niet beter ergens anders in stoppen. Ongeacht het resultaat dat er nu ligt kon het natuurlijk geen kwaad deze vraag eens te stellen, heb ik dus niet gedaan. Hier speelt overigens ook nog het endownment effect, je gaat je erg hechten aan het project en het mogelijk geweldige resultaat, moeilijk om los te laten.
  • Misschien moeten we tot slot ook nog de availability bias en conformation bias noemen. Het boekje van Dobelli lag in de winkel, mooie aanleiding om iets mee te doen. Maar we zijn niet op zoek gegaan naar literatuur die hier anders over denkt.

Maar, uiteindelijk stel ik mezelf gerust met de wijze woorden van Rolf Dobelli aan het eind van zijn boek. Belangrijke besluiten vragen om het afvinken van mogelijke denkfouten (daarvoor hebben we nu dus deze infographic), bij al het overige moet je gewoon vertrouwen op je intuïtie en je niet te druk maken. Blijft de vraag over of het maken van de infographic nou wel of niet een belangrijk besluit was.

Stijn van Liefland

 

 

 

 

Je geld of je leven

Via de nieuwsbrief van uitgeverij genoeg (http://www.genoeg.nl) werd ik gewezen op de gratis beschikbaarheid van het boek ‘Je geld of je leven’ van ‘vrekken-echtpaar’ Hanneke van Veen en Rob van Eeden. Zo’n kans laat ik niet voorbijgaan. Een al wat ouder boek (laatste druk 2002, en toen was het al een aantal jaartjes oud) en zelf ook grotendeels weer geïnspireerd door de Amerikaanse tegenvoeter ‘Your money or your life’ van Vicky Robin en Joe Dominguez. Ik had natuurlijk wel van het boek gehoord maar het zelf nog nooit echt gelezen.

Ondanks de ouderdom zeer het lezen waard, dus ga zeker een exemplaar downloaden en lezen.

Aanleiding

De auteurs stellen zelf al dat ze veel reacties op hun boek kregen in de sfeer van ‘gut, wat vervelend, al dat gekrabbel en ge-armoe’. Maar dan mis je het punt. Het boek gaat niet om zuinigheid sec (in de zin van: afzien en ontberen, voor zo weinig mogelijk rond zien te komen) maar gaat over een maximale kwaliteit van leven en in besef genieten van de rijkdom die grotendeels al binnen handbereik ligt. De auteurs kwamen zelf op deze route toen ze na jaren van uit-eten gaan en half-verslaafd spulletjes kopen, niet meer écht genoten van de dingen die ze deden.

En dan is de overgang naar het echte doel van het boek snel gemaakt. Als je bewust met je geld omgaat en optimaal geniet in termen van kosten-opbrengsten dan komt er een punt dat je financieel onafhankelijk kunt zijn. Ook hier is financieel onafhankelijk weer niet iets van ‘loaded, en doen wat je maar aan gekkigheid kan verzinnen’ maar: vrij om zelf te kunnen kiezen wat je gaat doen, niet meer hoeven te werken als je dat niet leuk vindt. Eigenlijk gaat het boek om: kwaliteit van leven voor elkaar krijgen met optimale inzet van bestaande middelen en capaciteiten. Meer dan ik gedacht had gaat het over dezelfde onderwerpen als slimme financiering (of draai ik het altijd zo dat wat ik hier schrijf zoiets wórdt?).

Het boek loopt een stappenplan door, evenals het Amerikaanse boek dat doet (heb ik zelf overigens niet gelezen). Ik ga die stappen niet slaafs volgen en zal om de verwarring te vergroten mijn eigen nummering van stappen aanbrengen. Dus mijn versie van een versie die zelf ook weer ergens van is afgeleid. Maar zo kan ik wel de accenten benoemen die er voor mij uitspringen.

Stap 1: bereken hoeveel je in je hele leven bij elkaar hebt verdiend

ScreenShot206Je gaat eens lekker op je gemak alle geldbedragen die je ooit in je leven hebt verdiend bij elkaar op ‘lopen te tellen’. Alles telt mee, te beginnen bij je zakgeld en je vakantiebaantjes. Doel van deze stap is dat je je bewust wordt van het vaak grote bedrag waar het om gaat. En als je inderdaad tot een fors bedrag komt dan komt meestal ook de vraag: en wat heb ik er in hemelsnaam mee gedaan, waar is het gebleven? Verder is het een ritueel waarmee je een streep zet onder je verleden van onbewuste en niet-optimaal genietende koop-verslaafde.

Stap 2: bepaal je huidige financiële waarde

Nu gaan we echt beginnen. We meten hier de nul-situatie. Wat is de waarde van al je bezittingen minus al je schulden. Je maakt een balansje op zoals alle bedrijven dat ook doen. Ik zie dat ik het weer eens andersom heb getekend dan gebruikelijk, maar zo blijf je tenminste opletten.

Je telt alle bedragen van je bankrekeningen op, van je spaarrekeningen, van je beleggingen etc. Daar tel je alle marktwaarden van je overige fysieke bezittingen bij op: auto, huis, inboedel en zo verder. Dat is de waarde van je bezittingen. Maar die kunnen in je bezit zijn gekomen niet alleen door eigen inkomsten maar ook door schulden aan te gaan. De schulden zet je dus ook op een rijtje en het saldo van beide bedragen is je netto bezit oftewel je startkapitaal.

ScreenShot207Je kunt hier best wat op afdingen. Niet alle bedragen zijn even liquide en/of hebben een zelfde ‘conversiewaarde’ nu of in de toekomst. Het boek geeft als voorbeeld nog dat je al je lp’s moet tellen en die op je balans moet zetten. Maar het idee is duidelijk: je hebt een startvermogen dat voor je kan gaan werken, een belangrijk stap op weg naar die vrijheid.

Stap 3: bereken je échte uurtarief

Dit lijkt heel veel wat wij doen bij het berekenen van het rendement van bijvoorbeeld een groen-investering. In deze stap ga je inzicht krijgen in wat je per uur nu eigenlijk écht verdient. En dat is iets genuanceerder dan je maandinkomen delen door het aantal uren dat op je arbeidscontract staat vermeld. Dat is in de meeste gevallen veel te hoog. Je moet echt alle opbrengsten en kosten in beeld brengen die je in staat stellen dat werk te kunnen doen om dat inkomen te kunnen genereren. Dus je telt ook de uren die je nodig hebt om te reizen naar je werk, de uren die je min of meer verplicht bent aanwezig te zijn bij bedrijfsborrels, de kosten die je moet maken om representatief op je werk te verschijnen, de uren die je kwijt bent aan studie, de uren die je nodig hebt om in het weekeinde ‘bij te komen’. Afijn, vul zelf maar in.

ScreenShot208Bottom-line is dat je schrikt van het veel lagere bedrag dat je eigenlijk per uur verdient. En wat is het nut van dit besef? Dat is een van de scharnierpunten van dit boek of deze aanpak: dat alles wat je koopt gebeurt in ruil van bloed, zweet en tranen. Jij ruilt een aantal uren van jouw inspanning voor een product of een dienst. En waarom wil je dat dan weten? Omdat je voorraad uren écht is en vooral heel eindig. Je hebt maar 700.000 uren tot je beschikking als je 80 jaar oud wordt. Daar gaan heel wat uurtjes vanaf voor noodzakelijk slaap en eten en lang niet iedereen wordt 80.

Goederen en diensten worden uitgedrukt in levensenergie. Jouw levensenergie. En dat geeft een heel ander gevoel en meer bewustzijn. Volgens mij gaat het hier ook om een variant op Marx zijn arbeidswaardeleer?

Stap 4: houdt per dag exact bij wat er binnenkomt en uitgaat

Tot nu toe was het vrij filosofisch, nu begint het boekhouden (auteurs vergeten erbij te zeggen dat dit ook heel veel levensenergie kost, maar blijkbaar gaat het per saldo renderen). Je houdt in een kasboek (of spreadsheet) heel precies bij waar je dagelijks geld aan uitgeeft. Je maakt een aantal rubrieken als eten, kleding, huisvesting en schrijft op elke regel het bedrag dat je uit je portemonnee of via pin/chip hebt betaald. Je krijgt dan zoiets:

ScreenShot209Dit moet je dus maand in en maand uit blijven doen. Pas dan krijg je inzicht in je uitgaven en hoe die zich ontwikkelen.

Stap 5: wat betekenen die uitgaven in termen van levensenergie?

Weten waar je geld naar toe gaat is al een belangrijke stap. Nieuw is het om die bedragen per categorie te vertalen in termen van eindige levensenergie. Hoeveel uur bloed zweet en tranen betekent die vaste post huisvesting van € 850 per maand? Dus alle bedragen worden gedeeld door het échte uurloon dat we eerder hebben berekend.

ScreenShot210

En als je dan weet dat je huisvesting je elke maand 67 uur eindige levensenergie kost, relateer dat dan aan het besef van de voorraad uren die je nog maximaal rest in dit leven. De uren in dit staatje zijn overigens fictief, op zich al een aparte oefening dit eens serieus in te vullen.

Stap 6: de verandering

Eigenlijk zijn alle besproken stappen voorwerk en bewustwording. Nu begint de echte interventie. Als dit is wat het echt kost, dan moet je gaan nadenken over wat je echt wilt met de uren die je nog resten. Wat vind ik echt belangrijk, waar gaat het me om? Het halve boek bestaat uit besparingstips die zorgen voor minder uitgaven of hogere inkomsten bij eenzelfde of hogere kwaliteit. Als je vaak uit gaat eten en er geen lol meer aan beleeft, ga dan vaker zelf koken of desnoods iets halen. Of vorm een groep gelijkgestemden en kook voor elkaar bij toerbeurt. Dit soort voorbeelden zijn natuurlijk altijd persoonlijk, de een vindt zo’n tip geweldig en de ander lijkt het maar niets.

ScreenShot211Stap 7: bepaal je eigen hoera-punt

Dit is het tweede belangrijke scharnierpunt van het boek. Je gaat je eigen hoera-punt bepalen. Want je gaat minder uitgeven en dus meer overhouden. Dat wat je overhoudt ga je op een verstandige manier opzij zetten met rendement. Naast je inkomen uit werk komt er een steeds groter deel uit inkomsten op vermogen.

Het hoera-punt is het punt waarop je niet meer hoeft te werken. Naar mijn mening is dit financieel niet goed genoeg uitgewerkt. In de Engelstalige literatuur wordt hier vaak gesproken over een ‘crossing point. Dat is het punt waarbij het inkomen uit je vermogen gelijk is aan je uitgaven. Ergo: je hoeft niet meer te werken.

Maar in mijn optiek is het échte hoerapunt dat moment waarop je het door jouw gewenste uitgavenpatroon kunt handhaven zonder te (hoeven) werken en wel zodanig dat je opgebouwde netto vermogen precies ‘op’ is op het moment dat je sterft (of een nader te noemen bedrag waar je blij mee bent, bijvoorbeeld omdat je wel degelijk iets achter wilt laten). In een plaatje krijg je dan zoiets:

ScreenShot212Op internet zijn vele tools te vinden waarmee je kunt berekenen op welk moment je financieel onafhankelijk kunt zijn. De tool die ik in gedachten heb, heb ik nog niet gevonden. Bij veel tools kom je uit bij dubieuze tussenpersonen die handel ruiken. Maar nergens kun je het zo instellen dat je op een eindvermogen van 0 uitkomt. De verklaring is hoogstwaarschijnlijk dat het wiskundig een complex vraagstuk is (een zogenaamd 2-punts randvoorwaarde probleem) dat je in een excel-spreadsheet niet kunt oplossen.

De tool die mij het meest aanspreekt (neutraal en qua opzet nog het dichtst bij wat ik wil) is te vinden op htpp://www.derentenier.nl

Epiloog

Wat een geweldige manier om weer eens naar je werk en leven te kijken. En de aansluiting bij slimmefinanciering is veel groter dan ik had verwacht. Het gaat hier om een persoonlijke financiële situatie en niet om een maatschappelijk vraagstuk. Hoewel dat ook maar de vraag is: als iedereen op deze manier gaat consuminderen dan kan een maatschappelijk effect niet uitblijven. En mijn inzicht is dat je bij een bescheiden levenswijze je hoera-moment veel sneller kan bereiken dan ik voor mogelijk hield. Dan kan ik eindelijk blogs gaan schrijven over nieuwe boeken die uitkomen.

Rudy van Stratum