Categoriearchief: Doel / Strategie

Denkfouten in de praktijk, oefening voor onze lezers

Vandaag hebben we als onderdeel van een cursus een presentatie gegeven over denkfouten. Kernvraag, als je een project / idee hebt met een bijbehorende businesscase, hoe weet je dan of dit een goed project is? Natuurlijk, iedereen kan eenvoudig de rekensommen maken en een tabel invullen om zo het rendement te bepalen van dit project (zie onze serie over rendement). Het rekenen is niet het probleem, het gaat om de getallen en de aannames achter de getallen die van belang zijn. Met andere woorden, hoe voorkom je dat je als team verdrinkt in collectieve waanzin, slechte informatie of teveel vertrouwen?

Als kleine casus hebben we een artikel uit de Volkskrant (28 augustus 2013) besproken over een nieuwbouwwijk in Sneek. Welke denkfouten kan je herkennen in dit artikel? De deelnemers aan de cursus wisten zonder kennis over denkfouten (die was in ieder geval niet door ons aangedragen) meer denkfouten aan te wijzen dan wij er vooraf uit gehaald hadden. Het zou aardig zijn voor onze lezers om de oefening mee te doen. Helaas mogen wij het artikel niet op onze site plaatsen, daarom hier een verwijzing naar een verkorte versie op de site van de Volkskrant.

waterpoort sneekedited

Wij kwamen op basis van het oorspronkele artikel tot 17 denkfouten.

  1. Availability bias. Gezinnen zouden alle hectiek van de randstad verruilen voor een kunstmatig eiland aan de snelweg vlak bij Sneek. Als het over de Randstad gaat zal de hectiek het eerste opvallen. Maar er zijn ook rustige plekken in of vlakbij de Randstad, bijv. het Groene Hart, Waterland (ten noorden van Amsterdam) of tussen Rotterdam en Den Haag in Schipluiden.
  2. Authority bias. Het architectenbureau dat ook het Java-eiland in Amsterdam ontwierp. Dit is een goed bureau, dus het plan is ook goed. Maar ook survivorship bias en confirmation bias, de geslaagde projecten van dit bureau zijn bekend, maar is er ook gekeken naar de mislukkingen? Mogelijk speelt ook nog het halo effect, als ze goede flats kunnen bouwen kunnen ze andere dingen waarschijnlijk ook heel goed.
  3. In Sneek randstedelijke salarissen spenderen. Alles wordt erbij gehaald zonder check van de feiten, confirmation bias.
  4. Van voor de crisis toen je alles met een paar grondtransacties zo terugverdiende. Dit lijkt op het winnaars effect, succes maakt roekeloos.
  5. Poort naar de Randstad, dit lijkt een staaltje group think. Als je hier met elkaar maar vaak genoeg over praat ga je er vanzelf in geloven.
  6. In het belang van het onderzoek niet mee mogen praten. Authority bias, alleen belangrijke mensen mogen hier over meepraten en oordelen.
  7. Het plan in Sneek wordt een Mercedes, geen Golfje. Hier speelt het overconfidence effect, wat is er mis met een golfje? Waar komt het vertrouwen vandaan dat het in Sneek (na 2008!) met een Mercedes gaat lukken?
  8. Eén ambtenaar uit Sneek deed de onderhandelingen, deze had dertig jaar ervaring. Authority bias, 30 jaar ervaring dus dat zit wel goed!
  9. De ijzerprijzen gaan stijgen, o.a. vanwege de olympische spelen in Londen, snel reageren dan kan je nog een goede deal maken. Schaarste dwaling, ijzer is schaars en wordt duurder, haast is geboden. Bovendien, concurreren met de olympische spelen klinkt heel belangrijk. Dit speelde in het voorjaar 2010, de olympische spelen waren in 2012, vermoedelijk was een groot deel van de bouwwerken al heel ver gevorderd.
  10. Concurrentie van de olympische spelen. Nogmaals, olympische spelen is heel interessant en belangrijk.
  11. Niemand dacht toen dat er niets verkocht zou worden. Availability bias / confirmation bias. Was er echt niemand die dacht dat er niets verkocht zou worden? Vermoedelijk wel, maar je moet er naar op zoek en je moet er naar luisteren. Het is vaak fijner om bevestiging van je idee te krijgen.
  12. Het kon een groot verlies worden, maar stoppen was geen optie, sunk cost fallacy. Hier was een goede calculatie nodig, wat kosten doorgaan resp. stoppen en wat zijn de risico’s?
  13. Contract ongezien tekenen tijdens feestelijke bijeenkomst, schaarste dwaling, nu moet het gebeuren!
  14. Burgemeester Apotheker, decennia ervaring in het burgemeestersvak, authority bias. Decennia ervaring als burgemeester is dus geen garantie!
  15. Achteraf vindt de lokale rekenkamer het project zeer risicovo”, eerder wilde niemand dat zien. Confirmation bias, bevestiging zoeken.
  16. Er is nauwelijks financiële schade geleden. Er werd wel 6,5 miljoen te veel uitgegeven, maar daar is extra grond mee bouwrijp gemaakt. Dat was anders uiteindelijk ook wel gebeurt. Achteraf is het vaak goed te praten, een geval van cognitieve dissonantie. Overigens valt dit alleen maar goed te praten als je nog steeds vertrouwen hebt in het project.
  17. Het echte probleem is dat er nooit een huis is verkocht. Hoe dan ook, uiteindelijk is het probleem niet door de gemeente Sneek veroorzaakt maar door de burgers uit de Randstad die geen woningen in Sneek hebben gekocht ;-).

Mis je een denkfout? Voeg deze dan toe als reactie onder aan dit artikel.

Het is natuurlijk relatief eenvoudig om achteraf, op basis van een krantenartikel, de denkfouten aan te wijzen. Eigenlijk op zichzelf weer een denkfout. Naar aanleiding van het boekje van Dobelli (de kunst van het heldere denken) zou je het chauffeurskennis kunnen noemen. Dobelli haalt een anekdote aan over Max Planck die naar aanleiding van de gewonnen Nobelprijs het hele land doorreisde om lezingen te houden. De chauffeur die de lezing elke keer had bijgewoond en daardoor de inhoud uit het hoofd kende stelde voor een keer van rol te wisselen. De chauffeur hield de lezing, Max Planck zat in de zaal. De lezing ging foutloos tot er een vraag werd gesteld door een professor in de natuurkunde. De chauffeur redde zich er als volgt uit: “ik had nooit gedacht dat er zo’n eenvoudige vraag zou komen, ik zal mijn chauffeur vragen deze te beantwoorden”.

Conclusie, echte wijsheid is iets anders dan kennis reproduceren. Om terug te komen op de casus in Sneek, het is leuk, soms zelf hilarisch en vooruit, ook wel leerzaam om achteraf de denkfouten aan te kunnen wijzen. Maar, het is belangrijker om ze zelf vooraf te herkennen en ze te voorkomen. We hebben inmiddels al een aantal instrumenten verzameld en komen daar ergens in dit najaar op terug.

Stijn van Liefland

Griekenland, interne markten en Ronald Coase

Tegenlicht over Griekenland (vervolg)

In de vorige blog over de Tegenlicht-uitzending over Griekenland (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2471) ging het over de beweging van onderop (ook wel parallel-economie genoemd) die nu in Griekenland plaats vindt als antwoord op de recessie. Je zou in de uitzending kunnen lezen dat de crisis vooral is veroorzaakt door ‘economische’ uitvindingen als de arbeidsdeling, specialisatie, tussenhandel, internationale handel en zo verder.

Op zich is de redenering ook wel verleidelijk. Al die uitvindingen hebben vooral het doel om alles efficiënter en sneller/handiger te maken. Het leidt tot een grotere, anonieme markt waarin niet meer de locale economie en de burgers/consumenten het voor het zeggen hebben maar de grote winkelketens en multinationals. Terug naar lokale handel en oude ambachten klinkt dan als ‘weg van de graaiers en uitknijpers’ en terug naar de autonomie of autarkie.

Maar, en dat is mijn stelling, niet zozeer de arbeidsdeling en de tussenhandel zijn foute uitvindingen als wel de partijen die er met hun belangen mee aan de haal gaan. Ik heb dit ‘collateral damage’ genoemd die alleen voorkomen kan worden als er voldoende zicht is op de vrijheid van markten (om machtsconcentraties tegen te gaan). Dus een goed werkend economisch systeem vereist in mijn optiek kosten van toezicht (monitor kosten, agency kosten).

Want, en dat is mijn volgende stelling, dat een vrije markt ‘vanzelf’ tot stand komt als gevolg van winstprikkels van ondernemers is een mythe. Of nog sterker: dat ondernemers voorstander zouden zijn van vrije markten. Vanzelfsprekend niet: de economische theorie veronderstelt ondernemers die hun zakken willen vullen met zo min mogelijk inspanning. Innovatie en ‘de wens om scherp te blijven’ (door concurrenten met open armen te ontvangen) horen vanuit diezelfde theorie niet thuis in het rijtje ondernemers-wensen.

Eigenlijk is het vreemd dat er zoveel ophef is over de zakkenvullerij en graaicultuur van het laatste decennium. De economie vertrekt vanuit zakkenvullerij als norm. Ethiek is slechts een afweging van kosten en baten (dus geen pakkans of reputatieschade dan zakken vullen en afromen die hap). Nogmaals: ik verzin het hier niet, je vindt het terug in elk standaard economie-boek maar dan opgesteld in meer braaf-taal, ik haal slechts het romantiek-sausje van de mythe van de vrije markt. ‘Greed is good’ zoals het in de bekende film over Wallstreet heet.

Familie en markt

Maar er was nog een interessant thema dat in de uitzending even werd aangestipt. Door Sedlacek die wat mij betreft in deze uitzending een glansrol had en ook sterker naar voren komt dan in zijn dikke en veelgeprezen boek (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2130 voor een bespreking van dat boek).

Sedlacek stelt dat ‘markt’ niet zozeer een economisch fenomeen is alswel een sociologisch of psychologisch fenomeen. Hij haalt daarbij het voorbeeld aan van het breken van een been. Stel dat je oma haar been breekt. In dat geval kom je terstond van je plek om te helpen, no matter what. Hier is niet sprake van een economische afweging van hoeveel moeite het je kost en wat je daarvoor terug krijgt (het economisch paradigma). Maar hoe anders is het als de bakker zijn been breekt. Als je bakker zijn been breekt dan zoek je simpelweg een andere bakker om aldaar je brood te kopen.

Waar wordt het verschil tussen oma en de bakker door bepaald? Oma is familie en binnen de context van familie wordt er geen economische calculatie gedaan. Dan doe je wat je moet doen. Een bakker is niet de persoon van de bakker, maar een middel om aan je product (brood) te komen. Een bakker is onderdeel van een anonieme markt. En die markt bezorgt jou je brood en dat brood haal je bij die partij die je het grootste voordeel biedt. Punt. Oma is familie en bakker is markt.

Inside-outside

En via die redenering kom je tot een belangrijk onderscheid: iets hoort wel of iets hoort niet tot de markt waar economische harde koude wetten regeren. Wat markt is wordt dus bepaald door wat je niet tot je familie of kring van ‘insiders’ vindt horen. En, nu komt de kern van de boodschap, dat bepaal je dus zelf. Jij bepaalt dus wie behandelt wordt als middel en wie als persoon of ‘familielid’. En dat is geen economisch vraagstuk maar een sociologisch of psychologisch vraagstuk.

Zo komt Sedlacek op Griekenland en de crisis. Blijkbaar hebben we het moeilijk om Griekenland te helpen in de huidige situatie. Het kost bakken vol geld en het verdwijnt in een bodemloze put. Ergo: Grieken zijn een middel tot onze welvaart en dus geen onderdeel van onze familie, onze kring van insiders. Grieken zijn outsiders. En: of ze binnen of buiten dat pulletje vallen dat bepalen we dus zelf op subjectieve gronden.

En zo kan ook een relatie worden gelegd met onze fetisj van groei. Groei welteverstaan zoals we dat gewend zijn te meten in percentages van spullen en diensten in landen. Stel je nu eens voor dat we een fijnmaziger netwerk gaan maken waarbinnen we groei meten. We meten de groei in Brabant, in Eindhoven, op het platteland rondom Eindhoven en zo verder. Nu zou wel eens kunnen blijken dat ‘er bakken met geld moet naar het platteland van Eindhoven’. En zo kan ook dat platteland verworden tot ‘outsider’ en gezien worden als een probleem.

Blijkbaar kijken we dus niet zo naar regio’s en steden en beperken we het voornamelijk tot Nederland als geografische natie. Maar nogmaals: dit is subjectief en een historisch redelijk arbitrair artefact. Zodra we besluiten om alleen nog naar Europa te kijken en zo te meten vanuit de doelstelling dat we daar de welvaart in totaliteit zo groot mogelijk willen maken, dan krijgen we een andere discussie.

Ronald Coase en interne markten

En deze week is Ronald Coase overleden op 102-jarige leeftijd. Toeval of niet, maar Coase is een pionier geweest als het gaat over bovenstaande discussie. Die discussie gaat in wezen over interne markten. En een interne markt is een markt waar geen economische wetten gelden. Waardoor het eigenlijk dus geen markt meer is.

Maar is het wel zo dat er binnen de familie geen economische wetten gelden?

En daar komt de nuance die Coase in de discussie heeft gebracht. Coase heeft een baanbrekend artikel geschreven over ’the nature of the firm’. Hierin vraagt hij zich af wat een bedrijf eigenlijk is. Klinkt een beetje raar, want een bedrijf is toch gewoon een bedrijf? Nee, een bedrijf heeft iets raars. Een bedrijf is een entiteit die naar buiten toe opereert als een economische speler op de markt. Maar binnen dat bedrijf, zo constateert Coase, gelden niet diezelfde economisch wetmatigheden. Want, ik schreef daar eerder al over (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1704), binnen de grenzen van het bedrijf onderhandel je niet elke dag over je salaris. En haal je ook wel eens een kopje koffie voor een collega zonder dat je helder hebt of je daar iets voor terug krijgt in de toekomst. Kortom: binnen de grenzen van de onderneming lijken andere wetten te gelden dan die op de grote buitenmarkt.

En dat stelt de vraag: is er een optimale omvang voor een bedrijf of een onderneming? Of anders geformuleerd: welke zaken bepalen nu hoe groot of klein een bedrijf moet zijn, wat bepaalt de grenzen waarbinnen geen economische wetten gelden? Coase maakt hiermee het vraagstuk toch weer tot een economisch vraagstuk. Want, zo is zijn stelling, het is niet efficient om elke dag opnieuw te onderhandelen over je salaris. Dan kom je immers niet meer tot ondernemen. Bij elk kopje koffie zeuren dat de ander nu aan de beurt is, dat schiet ook niet op. Kortom: er is sprake van verborgen kosten die horen bij het dagelijkse onderhandelen. En het zijn dus de onderhandelingskosten (de transactiekosten) die bepalen wat binnen en buiten de grenzen komt te liggen. De grens is de resultante (uitkomst) van optimalisatie gegeven de transactiekosten. Dus toch weer het gevolg van rekenen en economische calculatie.

De truc van economen: ze hebben altijd gelijk

We blikken even terug. Aanvankelijk zijn economen heel strikt en simpel. Alles is economie en markt. Een bedrijf of onderneming is een ‘economische agent’ waarbinnen niks gebeurt, het is een economische entiteit (een zwart gat waarbinnen je niet kunt kijken). Tot er een slimmerik opstaat die beweert dat er binnen zo’n bedrijf anders wordt gedacht en gehandeld. Haha, economie klopt niet en dat juist voor een economisch iets bij uitstek als een bedrijf.

Maar economen zijn niet voor één gat te vangen. Dan komt Coase dus op de proppen met transactiekosten. Coase maakt in termen van economische modellen het bedrijf van een exogene grootheid tot een endogene grootheid. Coase kan nu verklaren waarom er bedrijven zijn en hoe groot die bedrijven zouden moeten zijn vanuit de minimalisatie van lange termijn transactiekosten. Een interessante vraag is hoe met de moderne internettechnologie (waar ik maar even aanneem dat de transactie- en organisatiekosten drastisch zijn verlaagd) het optimale bedrijf er uit ziet. Dat zou wel eens kunnen verklaren waarom zzp’ers in opkomst zijn en bedrijven fluïde netwerken worden van steeds wisselende coalities zzp’ers.

En dan blijft toch wringen of er binnen een bedrijf inderdaad van die rationale economische afwegingen worden gemaakt. Ondanks het bestaan van transactiekosten. Laat staan of dat ook het geval is binnen een familie. Hier is de discussie nog lang niet over uitgewoed. Echte hardcore economen kunnen/willen/moeten alles in termen van prikkels en wetten verklaren. En die hebben ook altijd gelijk: ja, zie je, we zijn toch weer een nieuwe categorie ‘verborgen kosten’ tegen gekomen. Het model klopt weer, we kunnen weer rekenen. De relatief jonge tak van de gedragseconomen (zie Kahneman en Thaler, http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2427) zet hier een andere zienswijze tegenover. Maar deze zienswijze is nog niet volledig omarmd door de echte economen. Want binnen die groep echte economen gelden dus andere wetten. Een gedragseconoom hoort niet echt bij de familie.

Rudy van Stratum

 

 

Top 10 lessen psychologie (8): N.U.D.G.E.S. (of D.U.T.B.A.K.?)

Thaler en Sunstein komen in hun boek ‘Nudge’ uiteindelijk tot een aanpak hoe je beslisfouten zoveel mogelijk kunt vermijden. Op een wat gekunstelde manier weten ze hun stappenplan te reduceren tot de letters in het woord ‘nudges’

N.U.D.G.E.S.

Een acroniem dus dat je helpt de stappen te onthouden. Waar staan de letters voor?

  • De N van ‘iNcentives’. Je moet achterhalen wat het doel is van de casus of het probleem. Achterhaal met andere woorden welke prikkels er in het spel zijn. In popie-jopie taal zou je kunnen zeggen: follow the money. of cui bono (wie wordt er beter van?).
  • De U van ‘Understanding mappings’ oftewel het begrijpen van de feiten in relatie tot het probleem of vraagstuk. Een ‘mapping’ is hier het leggen van de relatie tussen wat je ziet en hoort en weet (feiten) enerzijds en het probleem anderzijds.
  • De D staat voor ‘Defaults’ oftewel de standaard keuzes. Hier wordt mee bedoeld dat het probleem moet worden voorzien van een aantal elementaire kernkeuzes. Laten we het versimpelen tot: maak een multiplechoice (mpc) van de mogelijke oplossingsrichtingen van het vraagstuk (de auteurs spreken van het aanbieden van ’ticket boxes’, invulvakjes).
  • De G staat voor ‘Give feedback’ oftewel het geven van feedback of terugkoppeling. Dit laat zien in hoeverre de realiteit ook daadwerkelijk zich voltrekt zoals je had gehoopt of verwacht. Feedback zorgt dus voor tussentijdse informatie die in staat stelt om te leren en bij te sturen.
  • De E staat voor ‘Expect Error’ oftewel: ga er vanuit dat het fout zal gaan. Als je je mentaal voor bereid op het ‘fout gaan’ dan maak je je casus sterker en heb je nog de tijd om tot verbeteringen te komen.
  • De S staat voor ‘Structure complex choices’ oftewel structureer het vraagstuk. Deze S lijkt erg op de D van defaults. Maar hier gaat het om het structureren van het vraagstuk zelf, om het terug brengen tot de kern van ‘waar gaat dit vraagstuk nu in essentie over’. De D van defaults gaat over de mogelijke oplossingsrichtingen die je ook weer tot de kern samenvat en waar ook een keuze mogelijk is.

 

Terug naar ‘slimfin’

Zoals vreemd genoeg bij de bespreking in deze reeks van het boek van Roos Vonk al bleek: als je de tips onder elkaar zet op een logische manier dan ontstaat als vanzelf een aanpak die erg lijkt op wat wij bij ‘slimme financiering’ al jaren doen.

En, waarempel, ook nu zou je op basis van het acroniem ‘NUDGES’ een aanpak kunnen afleiden door de stappen in een iets andere, meer logische, volgorde te zetten.

 

ScreenShot300

 

Helemaal vooraan staat ‘urgentie’. Thaler en Sunstein noemen dit niet zo expliciet. Maar in mijn ogen is dit misschien wel de belangrijkste. Als een probleem niet echt urgent is voor iets of iemand, dan zal een oplossing er ook niet komen. De urgentie van een probleem verken je met de vraag ‘Nou en?’. Of met ‘So what’? Wat gaat er met andere woorden mis als we hier niets aan doen? En voor wie is dat een probleem? En waar blijkt dat dan uit? Iemand (meestal diegene die het meeste last heeft van dit probleem) neemt dan het voortouw en is de trekker van het vraagstuk.

Als de urgentie dan helder en gedeeld is, dan worden de feiten in kaart gebracht. Een feit is gedefinieerd als ‘alles wat voor dit vraagstuk van belang is en waar ‘in principe’ geen discussie over is’. Thaler noemt dat dus ‘understand mappings’. Dan gaan we door met het in kaart brengen van de belangen. Dit kun je uiteraard pas doen als je alle spelers die er voor dit vraagstuk toe doen hebt verkend. Per speler ga je dan na wat het belang of de prikkel is. In termen van Thaler: de N van incentives. Wat wij dan vervolgens doen is een compacte visuele weergave maken van het vraagstuk inclusief de feiten en de spelers/belangen. In termen van Thaler: structure complex choices. Het visualiseren wordt bij Nudges niet genoemd maar is een toevoeging die wij graag maken (beter en algemener is: structureer de informatie op een zodanige manier dat de doelgroep hem optimaal ontvangt, desnoods ga je op je kop staan, dat mag allemaal natuurlijk).

Dan een hele belangrijke: tegendenken, of ‘expect error’. Bij Kahneman kwamen we de fraaie term ‘postmortem’ al tegen. Ga denkbeeldig vooruit in de tijd, doe alsof het project al bijna is afgerond, kijk terug op dat (bijna afgeronde) project en vraag je af: wat gaat er allemaal fout? wat is er fout gegaan? hoe zou je het anders hebben gedaan? Hoe meer vragen je stelt, hoe kritischer je je als het ware opstelt, hoe beter het besluit uiteindelijk wordt. Op zich niet nieuw natuurlijk en ook herkenbaar uit vele andere aanpakken en technieken. In NLP termen wordt dit bijvoorbeeld de ‘ecologie check’ genoemd (in NLP-termen is deze hele aanpak grofweg te herkennen in de zogenaamde ‘Disney strategie’. Disney trok verschillende talenten heel uitdrukkelijk uit elkaar om ze op verschillende momenten bewust in te zetten. Zo kan de ‘criticus’ alle aandacht en waardering krijgen als hij werd gevraagd naar ‘wat er allemaal mis zou kunnen gaan’).

Nieuw voor mij/ons is de toevoeging: maak een mpc voor een beperkt aantal gewenste/mogelijke oplossingsrichtingen. Oftewel, structureer ook de oplossingsrichting (en niet alleen het probleem). De D van defaults dus. En dan neem je op basis van deze hele trits dus een besluit. En dan gaat de fase in van de realisatie en verwerkelijking. Dat levert nieuwe feitelijke informatie op en die kan je helpen om je plan bij te stellen en te verbeteren. Dit is de fase van de Testing waarin feedback (error correctie) wordt gegenereerd.

Prijsvraag voor een nieuw Nederlands acroniem

Tja, en dan ga je wat zitten puzzelen. Kan ik op basis van de Nederlandse stappen een ander acroniem verzinnen? Laten we eens beginnen met het op een rij zetten van de Nederlandse woorden per stap:

  • Urgentie op Noodzaak.
  • Feiten of Aannames.
  • Belangen of Prikkels.
  • Visualisatie of Kaart.
  • Tegendenken of Doorvragen.
  • (Keuzes voorleggen.)
  • Testen.

 

En hier, beste mensen, houdt het zo’n beetje op (ook met deze reeks lessen overigens). Thaler en Sunstein hebben zich er wat makkelijk vanaf gemaakt door ook andere letters dan de beginletter toe te staan. Maar zelfs dan kom ik tot niks.

Een D.U.T.B.A.K. van Doorvragen, Urgentie, Testen, Belangen, Aannames, Kaart?

Wie weet er iets pakkenders dan DUTBAK of BUDKAT? We verzinnen een passende beloning voor de gelukkige winnaar ….

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (7): over ‘nudges’ en keuze-architecten

Thaler en Sunstein hebben in hun boek ‘Nudge’ een poging gedaan de inzichten uit de psychologie van denkfouten weer te integreren in het vak economie. Dit boek wordt momenteel gezien als het standaardwerk over gedragseconomie (en gedragseconomie is dus het vakgebied dat zich binnen de economische wetenschap bezig houdt met ‘niet-rationele’ besluitvorming).

Keuze-architect

Het boek begint met een voorbeeld van een kantine in een lagere school. Welke voeding zou je daar moeten aanbieden? Uit onderzoek is gebleken dat de feitelijke keuze van leerlingen mede wordt bepaald door de manier van presentatie en beschikbaarheid. Met andere woorden: op basis van deze kennis is het dus mogelijk de keuze van leerlingen te beïnvloeden. Of anders gesteld: het is niet mogelijk niet te sturen in de keuze! Hooguit zou je kunnen zeggen dat de sturing onbewust of onbedoeld plaats vindt.

Dit staat dus tegenover de klassiek liberale visie op keuzevrijheid. Deze school hangt de visie aan dat je niet moet sturen in de keuze van consumenten. Consumenten zijn mans genoeg om zelf hun keuze te maken. Producenten zorgen ervoor dat ze (op basis van winstmotieven) een goed product maken waar vraag naar is. In totaliteit ontstaat zo een fraai palet aan diverse producten waaruit de consument dan in volledige kennis en bewustzijn zijn eigen optimale keuze maakt.

Een dergelijke vorm van keuzevrijheid is in de ogen van de gedragseconomen dus een illusie. De gedragseconomen stellen dat bij het maken van een keuze ‘everything matters’. Vergelijk het met een architect die een gebouw ontwerpt. Alles is dan van belang voor het uiteindelijke gebruik en plezier dat aan het gebouw kan worden beleefd. Hoeveel ruimtes krijgt het gebouw, hoe groot en hoog zijn de ruimtes, hoe zit het met de gangen die de ruimtes met elkaar verbinden, welke materialen worden gebruikt en zo verder en zo verder. Het simpele feit dat 2 naast elkaar gelegen ruimtes worden bestemd voor 2 verschillende gebruikers(-groepen) zal ertoe leiden dat er een bepaalde relatie tussen die 2 groepen gebruikers zal ontstaan.

En zo geldt dat dus ook voor het aanbieden van voedsel voor leerlingen op een basisschool. De vergelijkbare architect die hier over na moet denken noemen Thaler en Sunstein de ‘keuze-architect’. Het is eigenlijk de niet-commerciële variant op wat reclame-makers al generaties lang doen als het gaat om het stimuleren van de verkoop van hun producten: nadenken over wat werkt om hun eigen doelstelling te maximaliseren. De keuze-architect zal dus moeten weten wat de doelstelling is (in dit geval van de school en de kantine): is dat veel producten verkopen? is dat de leerlingen blij maken? is dat gezonde producten verkopen? Afhankelijk van die doelstelling kan dan het optimale assortiment producten en de uitstalling ervan worden bepaald door de keuze-architect. Vergelijk het met de opstelling van spullen op de schappen van Albert-Heijn waar de huismerk-producten wat meer zijn verstopt.

Een wekker die wegloopt

Ook in ‘Nudge’ worden de denkfouten weer netjes behandeld. Hoewel Thaler en Sunstein weer net een andere indeling gebruiken, sla ik dat deel hier over met verwijzing naar onze eerdere artikelen over denkfouten.

Waar het om gaat is dat het bestaan van denkfouten soms tot ongewenste uitkomsten kan leiden als daar geen slimme sturing aan wordt gegeven. In zo’n geval zou je het besluit dus een handje kunnen helpen in een gewenste richting. Dat helpende handje in de gewenste richting wordt een ‘nudge’ genoemd. Je moet iemand die de neiging heeft een foute beslissing te nemen dan dus een handje helpen (een zetje of een ‘nudge’ geven).

Een paar voorbeelden. We kennen allemaal wel het fenomeen van je verslapen. Je wilt de volgende ochtend op tijd opstaan, je weet dat je je mogelijk verslaapt, dus je zet de wekker. Maar, zo weten de meesten van ons ook, je kunt een wekker als die afgaat weer makkelijk uitzetten. Resultaat: je komt alsnog te laat. Op dat kritische moment kun je blijkbaar de verleiding niet weerstaan om toch nog 5 minuten te blijven liggen. Nu schijnt er een wekker te bestaan met een ingebouwde ‘nudge’. Die wekker laat zich nog wel één keer uitzetten maar gaat dan op eigen kracht van het kastje af om zich te verstoppen (onder het bed of onder een kast). Vervolgens gaat het alarm nogmaals af en ben je wel gedwongen op te staan om van de herrie af te zijn. Je zult op zoek moeten gaan naar de weggelopen wekker. Je helpt jezelf een handje, je geeft jezelf een ‘nudge’ door in volle bewustzijn de avond tevoren een wekker te zetten waarvan je weet dat die de volgende morgen van je wegloopt.

Een ander voorbeeld van sturing van ons gedrag in een gewenste richting zien we op wegen waar we makkelijk te snel kunnen en zullen rijden. Je ziet dan een digitaal bord dat je snelheid laat zien met een mannetje er naast dat lacht (als je goed rijdt) of bedroefd kijkt (als je te snel rijdt). Ook dit is dus een ‘nudge’ die je bewust maakt van je gedrag zodat je makkelijk bijstuurt op basis van de nieuwe informatie.

In welke situaties zijn ‘nudges’ gewenst?

Op basis van de serie denkfouten komen Thaler en Sunstein tot 4 soorten situaties waarin de helpende hand kan worden gebruikt:

  1. Bij een korte termijn dilemma. Uit onderzoek weten we dat we makkelijk verleid kunnen worden om een korte termijn beloning te krijgen. Zelfs als we weten dat we er op langere termijn een te hoge prijs voor betalen. In die situaties waar de voordelen nu kunnen worden genoten en de (te hoge) kosten later zullen volgen, is een nudge gewenst. We hebben het voorbeeld van de wekker al gezien, maar veel issues rondom milieu-vervuiling zouden gebaat zijn bij ‘nudges’.
  2. Als een situatie te complex is om met een bepaald verstand en in een bepaalde tijd te kunnen overzien. Als voorbeeld de problematiek rondom pensioenen: hoe zorg je ervoor dat je voldoende spaart voor je oude dag. Het is lastig als werknemer te overzien hoe lang je leeft, wat je nu opzij moet zetten, in welke vorm etc. Een nudge kan er dan uit bestaan dat je de informatie voor werknemers structureert, een automatische collectieve regeling aanbiedt en ze slechts een beperkt aantal keuzes aanbiedt.
  3. Als een situatie en een keuze een éénmalig karakter heeft en er toch veel vanaf hangt. Denk aan het kopen van een huis en de keuze van de bijbehorende financieringsvorm. Een nudge zou kunnen zijn dat je het recht hebt binnen een week of een maand van de keuze af te kunnen zien.
  4. In een situatie waarin je geen feedback krijgt nadat je je beslissing hebt genomen. Je slaat een bepaalde weg in, en er ontstaat het gevaar dat je steeds verder van huis geraakt omdat er tussentijds geen goede bijstuurinformatie vrij komt op basis waarvan je de juistheid van je gemaakte keuze kunt bepalen. Ik geef toe, niet zo’n goed voorbeeld bij gebrek aan een betere, maar waar het onder 3 en 4 om gaat is dat er geen mogelijkheid is om te leren, ofwel door de eenmaligheid (3) ofwel door het gebrek aan stuurinformatie of feedback (4).

 

In de volgende aflevering gaan we in op de aanpak van Thaler en Sunstein. Zij maken van het woord ‘NUDGE’ een acroniem dat een houvast biedt bij de aanpak van een vraagstuk waar een rol is weggelegd voor een keuze-architect.

Rudy van Stratum

 

Top 10 lessen psychologie (5)

Vervolg op de discussie ‘lessen psychologie’. 5e deel: reflectie op de lessen

Reflectie

Om te beginnen moet me van het hart dat ik nog niet zo tevreden ben met het resultaat. Ik heb maar 4 lessen kunnen vinden en lessen 3 en 4 kan ik nog niet zo helder scheiden. Maar voor nu doen we het er mee (het is immers een blog, geen wetenschappelijk onderzoek).

Het eerste dat me opvalt is het onderscheid tussen ‘jezelf’ en ‘de ander’. Dus de positie van waaruit je kijkt. Kijk je vanuit jezelf (met de kleuring die daar bij hoort) of vanuit de ander (de groep, meer objectief, van afstand). Hier gaat het dus om locatie of plaats.

De andere as of polariteit die opvalt heeft iets met tijd te maken. Gaat het over de korte termijn of over de langere termijn. Is er haast bij of mag het wat langer duren? Is het primair of secundair qua reactie?

Plaats en tijd

Hier ben ik mee aan de slag gegaan. Ik heb plaats en tijd in een simpel kwadrant gezet en daar de lessen in ondergebracht. Zie onderstaand plaatje:

ScreenShot284

Ik heb in dezelfde cellen ook de bijbehorende ’tips’ (oplossingen, remedies) ondergebracht.

Even door de cellen heen lopen. Als het over jezelf gaat en tijd niet specifiek een rol speelt, dan heb je dus een te rooskleurig zelfbeeld, je hebt de neiging jezelf te overschatten. Dat is les 1 die een plek krijgt. Hier gaat het in de praktijk fout als je te veel risico’s neemt, niet open staat voor kritiek, belangrijke feiten negeert, veel te lang doorgaat etc.

Als je op de plek van de ander gaat staan dan gaat het om een betere plek in de groep en die krijg je door gebruik te maken van het feit dat anderen een positief beeld van zichzelf hebben en open staan voor complimentjes en waardering. Daar krijg je zelf ook waardering voor en dan pas je beter in de groep. Hier gaat het fout door groupthink, ‘social leafing’, kortom er ontstaat ook hier een tunnelvisie maar dan als groepsfenomeen.

Als tijd een rol speelt en ik moet snel besluiten nemen in complexe omstandigheden, dan vaar ik op mijn primaire intuïtieve systeem. Echt rationeel denken gaat niet, ik ga niet op de feiten af maar op mijn (vermeende) opgebouwde ervaring. Dat is les 4 die linksonder een plek krijgt. Les 3 hoort hier ook thuis. Ik kan me rationeel voornemen wat ik wil, toch is het verleidelijk te gaan voor de korte termijn satisfactie. Ingewikkelde problemen (die op korte termijn pijn doen) schuif ik voor me uit.

Zo bleef ik met een lege cel rechtsonder zitten. Daar komt dus ook geen ‘les’. Deze cel zou kunnen staan voor de resultante van al die denkfouten. Als iedereen nu geregeerd wordt door de nukken van het brein dan ontstaat er een dynamiek, een uitkomst die voor een flink deel niet handig of wenselijk is. In deze cel staat dus een uitkomst. De tip bij deze cel is: neem afstand en neem tijd en overzie het geheel. Dit zou je de 4e positie kunnen noemen, een metapositie die alle beperkingen van tijd en plek zoveel mogelijk buitensluit (door discussie te voeren, zaken transparent te maken, scenario’s te berekenen, what-if analyses te doen etc).

Een onderzoeks opzet?

Ik had het vooraf zo niet kunnen bedenken: maar als je de tips per cel in een bepaalde logische volgorde zet, ontstaat een logische manier van hoe je een probleem kunt aanpakken. Varianten hiervan zul je in allerlei management-boeken terug vinden. Zie onderstaand plaatje:

 

ScreenShot285

Kijk maar: een vraagstelling of probleem doet zich voor. Het eerste wat je doet is afstand nemen en eens goed naar de vraag kijken. Is dit wel een probleem? Hoezo dan? Of zit er een probleem achter? Kortom: wat is de vraag achter de vraag?

Als je de echte vraag te pakken hebt, ga je eerst eens alle relevante feiten op een rijtje zetten. Stap 2. Wat is een feit, wat is een mening, wat een vermoeden? Stijn en ik maken in de praktijk vaak een zogenaamde feitenkaart.

Dan zet je op een rij wie er bij dit probleem allemaal een rol spelen. Welke spelers doen er toe? En hoe zitten ze in de wedstrijd? Wat willen ze bereiken? Wat is hun belang? Ook dat maak je transparant, door bijvoorbeeld een belangenmatrix te maken (standaard onderdeel van zogenaamde MGA, mutual gains approach, trajecten).

En dan tenslotte: als je dat allemaal bij elkaar hebt geharkt, dan kun je eens rustig (zonder haast) en op afstand (objectief) naar het systeem kijken. Hoe grijpen de zaken op elkaar in? Wat zijn gewenste en wat ongewenste uitkomsten? Waar zou je eventueel in kunnen en willen grijpen?

Wat een toeval! Je bespreekt een boek over denkfouten en komt spontaan op een onderzoeksopzet die verdacht veel lijkt op onze eerdere beslisboom. Nee hoor, een denkfout. Zal ongetwijfeld een bewijs zijn van de availability-bias. Welk boek ik ook lees, altijd kom ik weer tot een dergelijke zelfde conclusie 🙂

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (4)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 4. Lessen nummero 3 en 4.

Les 3: korte termijn bevrediging is belangrijk, we hebben last van tijdsvoorkeur

We blijken de verleiding moeilijk te kunnen weerstaan om nu te genieten. Ook al zou er morgen meer te genieten vallen. Op ‘objectieve’ gronden zou uitstel van genot nu eigenlijk beter voor je zijn.

Roken is slecht, dat weten we best. Maar toch kunnen we dat sigaretje niet weerstaan. Te veel en te vet eten, ook al niet goed. Toch doen als de verleiding zich aandient. Wij hebben de neiging vervelende zaken voor ons uit te schuiven, dat komt later wel.

Ik heb hier eerder al over geschreven naar aanleiding van een artikel van Bas Haring in de Volkskrant. In het economische verkeer is in de regel sprake van een positieve rente om de andere partij over te halen zijn korte termijn consumptie uit te stellen. Rente is in die visie een economisch antwoord op onze ingebakken neiging te gaan voor de korte termijn satisfactie.

Deze les heeft te maken met de eindigheid van ons leven. Je kunt het maar beter gehad hebben, of het er morgen nog is moet je maar afwachten. We hebben een positieve tijdsvoorkeur. Liever nu dan later en als het dan toch later moet dan staat daar een compenserende beloning tegenover om ons over de streep te trekken.

Les 4: ons brein werkt met 2 snelheden

Ik heb hier mee zitten worstelen. Ik denk dat les 3 een bijzonder geval is van deze algemenere les. Deze les 4 is hét stokpaardje van Kahneman. We hebben onze hele snelle korte termijn intuïtie. Op basis daarvan kunnen we snel besluiten nemen, zonder dat we eigenlijk weten hoe we dat doen. Dit is ons gevoel, onze intuïtie, ons zesde zintuig. Pas later gaan we actief en rationeel nadenken over ons besluit. Dan pas zetten we alles op een rijtje en kunnen we tot een meer overwogen en uitgebalanceerd oordeel komen.

Vonk stelt dat onze korte termijn intuïtie vaak wel klopt. Bij een sollicitatiegesprek hebben we vrij snel een oordeel over iemand. En dat oordeel is vaak nog niet zo slecht. Vonk stelt op meerdere plekken in haar boek dat allerlei psychologische onderzoeken weinig toevoegen. Vaak gaat het om schijnzekerheid, dat je zogenaamd een objectieve en dus betere keuze maakt omdat er een test is ingevuld. Bovendien: als je je gevoelsmatige keuze als beoordelaar al hebt gemaakt dan ga je toch selectief om met de uitslag van de test. Positieve uitslag: zie je wel, aannemen. Negatieve uitslag: tja, die testen zeggen ook niet alles, ook aannemen. En omgekeerd natuurlijk.

Maar het is een ambigue conclusie. Vaak klopt onze intuïtie, maar heel vaak ook niet. Het is niet zo makkelijk te bepalen wanneer je nu wel en wanneer je nu niet op je intuïtie moet afgaan. De complexiteit van ons handelen en onze omgeving is enorm toegenomen, dus dat je terug valt op intuïtie is logisch (je brein heeft te weinig capaciteit het allemaal objectief door te rekenen). De stelregel is: als iets echt haast heeft (snel weglopen bij een dodelijke bedreiging) dan moet je wel op je instinct afgaan, maar als er het even kan is het beter jezelf ook nog de tijd te gunnen met wat meer rust en afstand de objectieve feiten op een rij te zetten.

De tip die Vonk bij lessen 3/4 heeft is waar mogelijk meer in detail gaan. Als jij bijvoorbeeld wilt afslanken en je weet dat je snel wordt verleid, dan kun je een heel gedetailleerd plan van aanpak maken. Ik ga morgen naar de winkel en dan loop ik naar dat schap en kies dan die producten. Ik zet die thuis op een vast plankje neer en schrijf op elk potje wat ik per dag daarvan mag opeten. ’s Avonds schrijf ik dan op wat ik die dag heb bereikt. En zo verder. Wat je hier mee bereikt is dat je allerlei ankers voor jezelf zet die je steeds weer bewust maken van je korte termijn verleiding. Zo activeer je min of meer gedwongen het langere termijn rationele programma. En vertel aan anderen van je plannen en hoe belangrijk dat afvallen voor jou is. Je maakt gebruik van je ingebouwde neiging tot consistent handelen en het voorkomen van gezichtsverlies

Veel verder dan dit kom ik nu niet met mijn aantekeningen in de kantlijn van Vonk’s boek. Ik laat dit voor nu liggen en kom er met de bespreking van Kahneman later uitgebreider op terug.

In de volgende blog doe ik een poging de lessen in een overzicht te plaatsen.

Rudy van Stratum

 

 

 

Top 10 lessen psychologie (3)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 3. Les nummero 2.

Les 2: we zijn op zoek naar een betere of een veilige plek in de groep

Kijk, dat je jezelf wat beter vindt dat de rest van de mensheid: daar kun je als ander dus ook gebruik van maken. Wat botter gesteld: slijmen werkt. Een medewerker die zijn baas voortdurend complimenten maakt, het helpt je gewoon verder te komen. Ondanks dat die baas wel weet dat jij van hem afhankelijk bent, voelt hij zich toch gevleid, en vindt hij dus eigenlijk ook wel dat hij dat compliment verdient en vooral ook dat jij dat zo goed hebt gezien.

Terwijl die baas dus niets doorheeft, zullen je collega’s meteen zien dat je aan het slijmen bent. Je collega op gelijke hoogte kan dus objectiever kijken dan de baas zelf om wie het gaat. Wel logisch want dat heeft met de eerste les te maken.

Over jezelf opscheppen in een groep, dat werkt dan weer niet. Je collega’s hebben je ook hier weer door en geloven je niet. Ze weten met andere woorden dat je geen goed beeld van jezelf hebt en dat je een belang dient (namelijk dat van jezelf). Een tip die Vonk hier geeft: laat anderen zeggen hoe goed je bent. Of maak er een quote van: ‘anderen zeggen wel eens over mij dat ik zo slim ben’.

Het omgekeerde wordt overigens weer wel geloofd. Als je over jezelf zegt dat je helemaal niet zo goed bent, dan vindt men dat veel geloofwaardiger. Het komt zelfs sympathiek over, blijkbaar ben je in staat wat afstand van jezelf te nemen. Tot natuurlijk duidelijk wordt dat je het erom doet.

In een groepsdiscussie tegen de mening van anderen ingaan, is vanuit deze les ook lastig. Je wilt bij de groep horen, geen uitzondering zijn, en dus is er een natuurlijke geneigdheid om het met de anderen eens te zijn, of te doen alsof. Zeker als er hiërarchie of macht in het spel is, als je van een ander afhankelijk bent voor je welslagen, dan is confirmeren de logische optie.

Een boek geweldig vinden als iedereen het waardeloos vindt is dus lastig. En ook voor jou werkt het omgekeerd als op de kaft van een boek staat geschreven: al 50.000 exemplaren verkocht. Dat moet wel een goed boek zijn immers.

Weer veel herkenning met de denkfouten van Dobelli. De rode draad is: meelullen is makkelijk, zelf iets afwijkends vinden of doen is moeilijker. Bij deze les speelt het opkomen voor je eigen belang een rol. Ook hier gaat het om de feiten sec, maar om de belangen die er achter zitten. ‘Cui bono’? Oftewel: de vraag ‘wie wordt hier beter van’ is kleurend.

Worden er hier tips gegeven door Vonk? Lastiger te vinden. Ja, dat je dus best mag slijmen. Dat  complimenten geven aan een ander gewoon werkt, je eigen zaak dus goed doet. De tip zou hier dus eerder voor de tegenoverliggende partij moeten gelden, maar dan komen we weer terecht bij de vorige les: kijk als ontvanger van de tip vanuit 3e positie naar jezelf en stel je de vraag of je wel echt zo goed bent. Of kijk eens wat objectiever naar die tipgever: heeft deze er belang bij mij een compliment te geven?

In de volgende blog les nummer 3.

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (2)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 2. Les nummero 1.

Les 1: Het is niet mogelijk jezelf goed te (leren) kennen.

Hoe slim je ook bent, je bent blijkbaar niet in staat objectief naar jezelf te kijken. Het brein spiegelt je steeds een andere werkelijkheid voor dan op basis van feiten en/of door de bril van een buitenstaander het geval zal zijn.

Je denkt van jezelf dat je beter bent dan gemiddeld. Dat je minder fouten maakt. Als je dan een fout maakt denk je dat anderen dat flink zal opvallen. Terwijl die anderen al weer met wat anders bezig zijn. Je blaast dus je eigen plek in het grotere geheel op, je vergroot het uit tot overdreven proporties. Het spotlight effect. Alsof jij in het middelpunt van de belangstelling staat.

Je denkt van jezelf dat je in control bent, althans je draait het zo dat dat is wat jezelf gelooft. Voorbeeld: je vriendin wil het uitmaken, maar dan ben je niet meer in control, dan overkomt het je. Je brein begint onmiddellijk te denken: eigenlijk wilde ik het zelf ook al uitmaken. Zodat je weer zelf aan de knoppen staat.

Je wilt consistent handelen dus maak je een mooi en kloppend verhaal van de feiten. Je zet de feiten naar je hand. Nieuwe feiten zul je ook zien door de bril van dit verhaal dat moet blijven kloppen. Daarom is het ook lastig voor anderen je te overtuigen van een ander verhaal. Er is een zeker maar smal ‘acceptatiegebied’ waar binnen je je verhaal nog kloppend kan krijgen. Daar buiten is het heel moeilijk te accepteren.

Je bent geneigd je eigen bijdrage in het geheel te overschatten. Zo levert het brainstormen in een groep in het algemeen minder op dan je zou verwachten. Mensen gaan zich dan naar elkaars oordeel zetten, met elkaar meepraten en elkaar bevestigen. Maar toch heeft ieder voor zich achteraf het idee dat het een goede discussie was waar hij zelf met name ook flink aan heeft bijgedragen.

We zien hier dus een veelheid aan denkfouten die we eerder bij Dobelli hebben gezien. Bij Vonk worden ze niet altijd van een label of naam voorzien, maar met wat puzzelen zou je die match wel kunnen maken. De rode draad is in mijn ogen: jij bent het middelpunt van de wereld en je kunt niet objectief naar jezelf kijken. Vonk beweert ook dat navelstaren en veel aan zelfreflectie doen je niet veel verder zullen helpen. Het zijn hogere krachten die in het spel zijn, de uitkomst lijkt redelijk vast te staan, wat je ook doet.

Zijn er tips te geven? De tip die bij Vonk meerdere keren terug komt is wat ik zou noemen: in 3e positie treden. Probeer afstand van jezelf te nemen en vanuit die ‘3e positie’ objectief naar jezelf te kijken. Doe of jezelf dan iemand anders is, hoe ziet dat er dan uit? Maar zoals gezegd: zodra je weer naar jezelf terugkeert, vergeet je de objectieve analyse weer snel en vervalt weer in de oude kleuring.

In de volgende blog les 2.

 

 

Top 10 lessen psychologie (1)

Inleiding

Een paar maanden geleden heb ik een poging gedaan de 10 belangrijkste lessen die de economie mij heeft geleerd op een rijtje te zetten. Laten we zeggen dat economie in de context van deze site de rationele of koude kant van de besluitvorming vertegenwoordigt. Maar de softe of irrationele kant komt geleidelijk ook meer in het vizier. Deze inzichten zijn hier op deze site vooral genoemd onder het hoofdje ‘denkfouten’.

De belangrijkste bron voor ons was hier het boek van Dobelli. Inmiddels zijn daar meer boeken en artikelen bij gekomen. De meest serieuze en uitgebreide bron, maar toch nog goed leesbaar en toegankelijk, is het boek van Nobelprijs winnaar Kahneman: ons feilbare brein. Maar er is ook de reeks denkfouten uit de Volkskrant van Suzanne Weusten (onlangs ook in boekvorm beschikbaar gekomen) en er is het werk van Roos Vonk. Veel van die bronnen hebben overigens overlap en geven grofweg dezelfde boodschappen af.

Dus ik dacht: waarom niet een soortgelijke exercitie doen voor ‘lessen uit de psychologie’? En dan niet ‘psychologie’ in de meest brede zin, maar puur pragmatisch vanuit de besluitvorming en slimme financiering. Welke lessen komen als rode draad steeds in deze bronnen terug? Ik ben geen psycholoog en veel meer dan de hierboven genoemde bronnen heb ik niet gelezen, dus het is een bescheiden poging. Ik zie wel waar het schip strandt, niet geschoten is altijd mis.

Vonk: Ego’s en andere menselijke gebreken

Ik neem dit boek van Roos Vonk als start. Later kom ik uitgebreider terug op Kahneman. Dobelli hebben we uitgebreid besproken en is de basis geworden voor een aantal infographics waarvan onze eerste indruk is dat ze redelijk goed werken in de praktijk. Waarom Vonk? Geen hoogdravende reden, ik had het boek toevallig bij me op een vakantie van een paar maanden geleden.

Het boekje leest makkelijk weg. Het is een verzameling columns eerder verschenen in het blad ‘Intermediair’ en, zo is mijn indruk, die zijn redelijk willekeurig achter elkaar gezet en van een kaft voorzien. Een echte structuur met een nummering zoals bij Dobelli ontbreekt. Ook ontbreekt in mijn ogen een ‘overall’ visie op het onderwerp. Dit is niet als kritiek bedoeld maar gewoon om aan te geven dat het een ander karakter heeft.

Elke keer als ik zo’n column had gelezen maakte ik voor mezelf een aantekening. Ik stelde me de vraag ‘wat is de kern of les die ik uit deze column kan trekken’. Ik wilde die bij voorkeur in een korte zin in de kantlijn wegschrijven. Op het eind heb ik al die boodschappen netjes onder elkaar getikt en heb naar dat lijstje zitten turen. Is hier sprake van een patroon? Wat me vooral opviel is dat veel boodschappen (lessen) herhaald werden. Een wat ander verhaal en een andere aankleding en anekdote, maar dezelfde les. Dus schrappen in de lijst. Deze kortere ingedikte lijst ben ik vervolgens gaan clusteren. Wat hoort bij elkaar of lijkt op elkaar? Zo hield ik uiteindelijk nog maar 4 hoofdlessen over. Helaas geen top 10 dus, maar misschien komen er later nog lessen bij of moeten bepaalde lessen worden opgeknipt in sub-lessen.

In de hierna volgende blogs ga ik de 4 lessen bespreken.

Rudy van Stratum

Afronding financiële denkfouten (4), infographic

We sluiten onze serie over financiële denkfouten voorlopig af. Rudy heeft alle denkfouten beschreven, samen hebben we geprobeerd daar meer structuur in aan te brengen. Ons uitgangspunt daarbij is vooral om iets te maken dat praktisch nut heeft. We hebben daarom gekozen om grofweg het proces te gebruiken dat je doorloopt bij een project. Ongeacht het doel en resultaat van zo’n project (iets bouwen, kopen, organiseren, afbreken etc.) hebben dit soort processen veel gemeen. Het begint bij een aanleiding en eindigt bij een succes of een mislukking. Daar tussenin vindt overleg plaats, voer je onderzoek uit en worden besluiten genomen.

Een interessante vraag is nu welke denkfouten we dreigen te maken bij al die stapjes die we doorlopen. In onze infographic hebben we de denkfouten gekoppeld aan deze stappen. Een kort citaat geeft weer hoe de denkfout zich kan uiten. Vervolgens een korte tip hoe hier mee om te gaan. De denkfouten hebben we ingedeeld in 5 categoriën:

  • Belangen
  • Feiten
  • Tijd
  • Vertrouwen
  • Hechting

Allemaal erg beknopt, maar daardoor wel op één a4 af te drukken.

denkfouten flow5-01Het was best een worsteling om tot deze infographic te komen. Denkfouten kort samenvatten, nadenken over een structuur en vervolgens alles in één plaatje zien te krijgen dat ook nog eens overzichtelijk is (dat kan overigens vast veel beter). Vandaag bij de afronding begon ik me toch af te vragen welke denkfouten ik zelf eigenlijk gemaakt heb bij het maken van deze infographic. Immers ook dit was een proces dat begon met een goed (zo niet briljant ;-)) idee en uiteindelijk tot een resultaat heeft geleid (succes of mislukking, dat moet nog blijken).  Ik kan er wel wat bedenken:

  • Wat waren eigenlijk de alternatieve paden? Nog maar eens een jaartje laten bezinken, iemand anders vragen het te doen, alleen de denkfouten op kaartjes zonder proces erbij (kleiner maken), helemaal niets doen (denkfout action bias) etc.
  • The sunk cost fallacy. Er is zoveel tijd in gaan zitten, er moet nu ook wel iets uitkomen. Het gaat er hier natuurlijk om regelmatig de vraag te stellen of verder gaan wel tot voldoende rendement leidt, kan je de tijd niet beter ergens anders in stoppen. Ongeacht het resultaat dat er nu ligt kon het natuurlijk geen kwaad deze vraag eens te stellen, heb ik dus niet gedaan. Hier speelt overigens ook nog het endownment effect, je gaat je erg hechten aan het project en het mogelijk geweldige resultaat, moeilijk om los te laten.
  • Misschien moeten we tot slot ook nog de availability bias en conformation bias noemen. Het boekje van Dobelli lag in de winkel, mooie aanleiding om iets mee te doen. Maar we zijn niet op zoek gegaan naar literatuur die hier anders over denkt.

Maar, uiteindelijk stel ik mezelf gerust met de wijze woorden van Rolf Dobelli aan het eind van zijn boek. Belangrijke besluiten vragen om het afvinken van mogelijke denkfouten (daarvoor hebben we nu dus deze infographic), bij al het overige moet je gewoon vertrouwen op je intuïtie en je niet te druk maken. Blijft de vraag over of het maken van de infographic nou wel of niet een belangrijk besluit was.

Stijn van Liefland