Financiering van het landschap 3, SWOT analyse

Naar aanleiding van onze reeks over landschap en natuur kreeg ik de tip op de site van InnovatieNetwerk te kijken. Het eerste rapport dat ik wil bespreken is een “SWOT analyse van de Natuursector”. Dit rapport geeft weliswaar geen antwoord op onze vraag (hoe gaan we natuur en landschap financieren) maar geeft wel een mooi overzicht van waar we nu staan. Deze analyse is natuurlijk belangrijk als je naar een oplossing wilt werken.

Het rapport begint met een kort overzicht van de natuur in Nederland, het bezit, de verschillende typen, en een aantal trends. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt in een aantal diensten (productie, regulerende, cultureel en ondersteunend) die de natuur kan leveren. Per dienst wordt dit verder uitgesplitst. Bij productie gaat het onder andere over hout, biomassa en riet. Elk onderdeel (bijv. hout) wordt weer verder uitgewerkt. Hoeveel oogsten we nu, wat is de vraag, wat levert het op, wat is de kwaliteit, wat is de potentie, hoe functioneert de markt. Daar volgt een SWOT analyse voor het betreffende onderdeel. Een kans voor hout is bijvoorbeeld de stijgende vraag, een bedreiging het negatieve imago van houtkap, een sterkte de duurzaamheid en een zwakte de slechte logistiek.

Omdat we het hier over diensten hebben ligt de vraag voor de hand wat deze diensten dan op kunnen leveren. Kan je hiermee het beheer van natuur en landschap financieren. Als je voor alle diensten de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen door de oogharen bekijkt dan ontstaat er bij mij een beeld van deze mogelijkheden. Helaas een nogal somber beeld. Het positieve is dat natuurproducten en natuurbeleving uniek zijn en hoog gewaardeerd worden. Daarmee hebben we dan ook wel de belangrijkste positieve punten gehad.

Als we het beheer van natuur en landschap willen financieren vanuit diensten die de natuur levert, dan zijn er in eerste instantie vooral veel dilemma’s. De belangrijkste wellicht, de natuur en haar diensten zijn nu gratis, dat vinden we heel normaal en dat moet vooral zo blijven. Maar er zijn er meer, bijvoorbeeld dat diensten die echt wat op kunnen leveren (houtkap, jacht) een slecht imago hebben.  We hebben de diensten en de dilemma’s in een schema gezet. Zie het als een korte samenvatting van de SWOT analyse. Daarmee doen we het rapport overigens te kort, dat geeft namelijk ook zeer gedetailleerde informatie over opbrengsten van de verschillende diensten.

 

Financiële denkfout: intermezzo en praktijkcasus

Gisteravond was de tweede aflevering van dit seizoen van de slag om Nederland. Casus, een nieuw stadion voor VVV. Aanleiding om hier een aflevering aan te wijden, de gemeente gaat een lening aan van € 45 miljoen om het stadion te kunnen bouwen. Vervolgens zal zij dit verhuren aan voetbalclub VVV. Hoewel de programmamakers hier niet heel expliciet in zijn kun je niet anders dan concluderen dat hier geen goede businesscase ligt (kijk hier de aflevering terug). Kijkend naar het programma zag ik een groot aantal denkfouten de revue passeren, een mooie aanleiding voor een kort intermezzo met vier denkfouten in de praktijk.

Maar eerst, ook de volkskrant heeft een serie over denkfouten (overigens, wij waren eerder ;-)). Afgelopen week ging het over de beschikbaarheidsfout. Het artikel sluit af met “en wie nu opeens overal beschikbaarheidsfouten ziet, weet in elk geval hoe het komt”. Wat zoveel wil zeggen dat als je eenmaal ergens over gelezen hebt of je er in verdiept hebt, je dat vanzelf overal gaat zien. Met andere woorden, het is niet meer dan logisch dat je overal denkfouten ziet als je op een website een serie over denkfouten maakt. Dit ter relativering, wellicht zijn er bij de casus VVV helemaal geen denkfouten gemaakt en zijn wij de enige die ze zien. Maar, dat zou me verbazen.

Het overconfidence effect (artikel 2, 27 aug. 2012). Overschatting van jezelf. Lijkt mij hier zeker van toepassing. Terwijl overal clubs uit het betaalde aan het infuus liggen en stadions onrendabel zijn is men er in Venlo van overtuigd dat ze het beter kunnen. Wel veel bezoekers, wel veel evenementen, wel een rendabele exploitatie. Lijkt mij een geval van zelfoverschatting, ze zijn vast niet dommer dan al die andere, maar waarschijnlijk ook niet veel slimmer.

De confirmation bias (artikel volgt later).  In het kort, vaak zoeken we vooral bevestiging van ons (goede) idee. We gaan dus praten met mensen die er ook in geloven en negeren mensen die er niets in zien. Jan Smeets (organisator van Pinkpop) zat in een adviesoverleg omdat het stadion ook voor evenementen en concerten gebruikt moet worden. Pinkpop is natuurlijk een prachtig voorbeeld van een succesvol evenement in Limburg dat heel veel bezoekers trekt. Jan Smeets is kritisch, Pinkpop is geen goed voorbeeld, het heeft 40 jaar geduurd voordat het de huidige omvang kreeg en er komen weinig Duitsers (één van de doelgroepen voor het stadion). Jan Smeets wordt niet meer uitgenodigd voor het overleg.

Groupthink (artikel volgt later). Ik vraag me af, hoe kan het dat het college en driekwart van de raad hier positief tegenover staat? Van de supporters hoeft het niet, bewoners zijn tegen en de businesscase lijkt niet echt houdbaar. Is hier sprake van groupthink? Als iemand niet dwars wil liggen in het college of in de fractie en wellicht ook onzeker is over de eigen argumenten, dan kan zwijgen en instemmend knikken het gevolg zijn. Als veel mensen zo doen, dan is het resultaat dat er besluiten genomen worden die niemand ziet zitten. Rolf Dobelli (auteur “de kunst van het heldere denken”) geeft aan dat een hechte groep hun eigen illusies creëert en daar zelf in gaat geloven. De wil (of het belang) om bij deze hechte groep te blijven is groter dan de wil om kritisch te blijven denken.

Tot slot zie ik al een toekomstige denkfout aan de horizon gloren. Als het stadion gerealiseerd is, de exploitatie niet sluitend blijkt te zijn en er publiek geld bij moet wordt waarschijnlijk de “sunk cost fallacy” fout gemaakt. “We hebben er nu al zoveel geld aan uitgegeven, het zou wel heel dom zijn om nu te stoppen”. En zo gaat er nog een aantal miljoen in een bodemloze put. Meer over deze fout volgt later.

Stijn van Liefland

Financiering van het landschap 2, tegendenken

Laat ik beginnen met te vertellen dat ik erg van het landschap hou en er graag doorheen fiets of wandel. En, dat is ook de reden dat we vanaf het volgende artikel op zoek gaan naar mogelijkheden voor behoud van ons landschap. Maar, ik vind ook dat we op wat afstand de vraag moeten beantwoorden waarom dat nodig is. Ik wil hierbij kritisch zijn en noem dat maar even ‘tegendenken’. Moeten we echt zoveel geld uitgeven aan landschappelijk kwaliteit? Kan het met minder? Kan het misschien zonder geld? Eigenlijk is het dus de vraag, kan het niet gewoon wat minder met dat landschap? Ik weet het niet, want ik voel me toch te veel een leek als het om de inhoudelijke kant van landschapsbeheer gaat. Toch wil ik hier drie punten naar voren brengen.

Verwend. Zijn we niet gewoon erg verwend? Ik was vorige week bij een bijeenkomst over ruimtelijke kwaliteit, dat kost geld en dat geld is er niet meer. Iemand stelde dat het dan eigenlijk heel normaal is om opnieuw te kijken welk minimaal niveau gewenst is en vervolgens dat als doel te stellen. Dat geldt ook voor het landschap, dan maar wat minder landschap, dan maar wat minder mooi. Blijkbaar vinden we dat minder belangrijk dan een goede baan, goede zorg en kinderopvang. Als we over een aantal jaar allemaal vinden dat de kwaliteit van het landschap niet goed is, dan komt dat vanzelf als verkiezingsitem naar voren. Het is natuurlijk geen leuk verhaal maar hier ligt wel een enorm besparingspotentieel.

Economie. Het landschap zoals we dat nu kennen en mooi vinden is vaak niets anders dan het gevolg van economische activiteit. Door turfwinning, houtkap (en aanplant), kleiwinning, landbouw en allerlei andere activiteiten ontstond het landschap zoals dat er nu ligt (plassen, heide, agrarisch gebied etc.). Houtwallen en hakhout bosjes hadden vroeger een functie en werden daarom in stand gehouden. Het resultaat vinden we over het algemeen een mooi landschap, maar door economische activiteit en gebrek aan onderhoud verandert dit en ziet het er dus anders uit. Dat vinden we minder mooi en dus willen we het oude behouden. Er komt echter ook weer wat anders voor terug, grote kans dat mensen over 100 jaar dat juist weer heel mooi vinden. Ik ben er overigens niet helemaal uit, de schaalgrootte van de hedendaagse landbouw is zo enorm dat het wellicht wel heel erg eentonig wordt. Maar we zouden iets minder angstig kunnen zijn. Als er wat weggaat komt er zeker wat voor terug en dat hoeft niet altijd minder te zijn.

Verhaal. Ik denk dat landschap voor een deel ook een verhaal is. We hebben mooie verhalen over het landschap en het landgebruik zoals dat vroeger was. Waarom geen nieuwe verhalen maken? Verhalen waardoor mensen kunnen genieten van een heel ander soort landschap? Bas Haring beschrijft in zijn boek Plastic Panda’s hoe een oud collega zich verdiept in de hoogspanningsmast, steeds meer kennis vergaart en zo de schoonheid van hoogspanningsmasten ziet. Als je er meer van weet wordt het interessanter is de boodschap. Kunnen we geen nieuwe verhalen maken rondom veranderingen in ons landschap. “Deze houtwal ziet er niet meer uit zoals vroeger, daar is een reden voor, het onderhoud werd te duur. Nu laten we de natuur z’n gang gaan, kijk eens wat een verandering, sommige soorten verdwijnen, andere komen er voor terug etc.”. Het is natuurlijk ook een beetje hoe je het verhaal brengt, maak er een positief en spannend verhaal van! Het is één van de denkfouten (zie serie over denkfouten) die we verder niet behandelen, maar in het kort komt het er op neer dat een mooi (beladen) verhaal veel mensen overtuigt. Kunnen we dat niet inzetten om mensen op een andere manier naar het landschap te laten kijken en zo tot een minder duur landschap te komen?

Mijn conclusie, ook aan de bovenkant van onze beslisboom, doel en efficiency liggen mogelijkheden. Waarbij opgemerkt dat ik niet de juiste persoon ben om te bepalen wat daarvan wel en niet mogelijk is. Volgende artikel starten we met het verkennen van verdienmogelijkheden en constructies.

 

Stijn van Liefland

 

Financiële denkfout (3): social proof

Beschrijving

Deze fout wordt veroorzaakt door groepsdruk. Onze oordeelsvorming wordt beïnvloed door de groep waarin wij verkeren. Wij zijn genegen ons naar de mening van de groep te richten, het is lastig je eigen mening overeind te houden als die afwijkt van die van de groep. Hier is uitgebreid psychologisch onderzoek naar gedaan. Iemand die vooraf in isolatie vrij zeker weet wat het goede antwoord is, gaat aan zichzelf twijfelen als er zoetjesaan nieuwe mensen binnen komen die een duidelijke andere mening hebben (allemaal toneelspelers zonder dat de proefpersoon dit weet).

Hoe is dit verschijnsel te verklaren? Het volgen van de groep heeft ons in het evolutionaire verleden veel gebracht. Als de hele groep in een keer een bepaalde richting uitholt, dan was het verstandig daar niet te lang over na te denken maar die groep maar gewoon snel achterna te lopen. Waarschijnlijk was er ergens een roofdier dat jij nog niet gezien had. Mensen die te onafhankelijk waren (eerst maar eens kijken of hier sprake is van een reële dreiging) hebben het niet overleefd en zijn niet meer in ons midden. Het is een eigenschap die past in de context van een gevaarlijke omgeving waarin snelle actie geboden is. Tegenwoordig dreigen andere gevaren waar kritische nadenken vaak een beter antwoord op is, de context is veranderd maar het gedrag nog niet.

Er zit ook een economische kant aan dit handelen. Het is een makkelijke (goedkope) manier van besluitvorming. Waarom alles zelf uitzoeken als een ander dat al gedaan heeft? Als iedereen het doet moet er toch een kern van waarheid in zitten? Het is een afweging die je onbewust maakt: ik kan wel alle folders en testen erbij halen om die nieuwe koelkast aan te schaffen, ik kan ook eens kijken wat mensen om me heen hebben gekocht (die zullen dat uitzoekwerk ook al gedaan hebben, toch?). Soms kan het een prima strategie zijn.

Voorbeelden

Social proof heeft een grote rol gespeeld bij de alsmaar stijgende aandelen- en huizenprijzen, bij het ontstaan van de financiële bubble. Het speelt op grote schaal in de kledingmode, bij managementtechnieken, bij het ontstaan van hits en bestsellers. De reclame maakt bewust gebruik van dit effect door gewone herkenbare mensen een product te laten aanprijzen. In veel tv-series wordt om precies deze reden gebruik gemaakt van een lachband zodat je weet wanneer je moet lachen (namelijk als de anderen lachen).

In ons vak speelt het vanzelfsprekend ook. Een aantal jaren geleden was subsidie als fenomeen heel gewoon, in deze tijd van marktwerking en outsourcing klinkt het als een vloek. Iedereen moet zijn eigen broek ophouden of op zijn minst in staat zijn te zorgen voor ‘co-financiering’.

Evaluatie

Als het om belangrijke beslissingen gaat (veel geld, grote impact) moeten we kritische vragen blijven stellen. Wat is de kern van het voorstel, waarom is het goed of niet goed, wie zegt dat en waarom? Wat zijn de alternatieven en waarom vallen die af? Wat is er eerder over gezegd? Wat zien we over het hoofd?

Verwante denkfouten

In het boek van Dobelli worden nogal wat denkfouten genoemd die sterke gelijkenis vertonen met groepsdruk of kuddegedrag. Zo is er de authority bias die in deze serie onder nummertje 7 wordt behandeld (als een belangrijk iemand iets zegt zal het wel waar zijn). Zo is er groupthink die in deze serie onder nummertje 13 wordt behandeld (bij groupthink zoeken mensen die hetzelfde vinden elkaar op). En zo is er social loafing die in deze serie niet expliciet aan de orde komt (social loafing houdt de neiging in om je in een groep wat reactiever op te stellen (‘je snor te drukken’) maar betreft ook het fenomeen dat groepen sneller geneigd zijn om grotere risico’s te nemen).

Rudy van Stratum

 

Financiering van het landschap 1, Introductie

De afgelopen maanden zijn we regelmatig geconfronteerd met het dilemma van de financiering van ons landschap. Reden om ons daar verder in te verdiepen en over onze zoektocht te berichten op slimmefinanciering.nl. Vandaag daarom het eerste bericht in een reeks over financiering van het landschap. Een korte verkenning, de aanleiding en ons doel met deze serie.

In 2009 werd ruim 1 miljard euro uitgegeven aan ontwikkeling en beheer van landschap en natuur. Daar stonden ook inkomsten tegenover, in 2009 85 miljoen euro, afkomstig uit terreinbeheer, zoals bijvoorbeeld de verkoop van hout. Een groot deel van deze uitgaven (ca. 650 mljn) wordt gedaan door overheden en dan hoofdzakelijk door het rijk en de provincies. We zouden dit het oude model kunnen noemen. Natuur en landschap wordt belangrijk gevonden en bijzondere plekken en gebieden willen we graag behouden. Daarvoor is geld nodig en een groot deel daarvan komt van buiten het gebied, een zak geld van het rijk of de provincie. In het kader van de crisis en het nieuwe natuurbeleid wordt er fors bezuinigd op de uitgaven voor natuur en landschap. Het oude model, de zak geld van buiten, werkt daardoor niet meer zo goed als vroeger. De vraag is dus, wat komt er voor in de plaats, wat is het nieuwe model?

Wij merken dat veel mensen en organisaties zoeken naar een oplossing, een nieuw model, en willen daar graag een bijdrage aan leveren. Dat betekent dat we in deze reeks op zoek gaan naar deze modellen en oplossingen voor het in stand houden van landschappelijke kwaliteit. Het is daarbij vrijwel uitgesloten dat we met het ei van Columbus gaan komen. Er zijn talloze gerenommeerde instanties die zich met deze problematiek bezighouden. Als er een fantastische oplossing is, dan hadden we dat wel geweten.  Wat we wel willen doen is een overzicht maken van mogelijkheden, hier structuur in aanbrengen en vervolgens kijken of we tot een instrument kunnen komen. Een checklist, een beslisschema of iets dergelijks. Een instrument dat kan helpen bij het analyseren van het probleem en een eerste oplossingsrichting kan geven. Maar wellicht is dit er al, dan gaan we het zoeken en laten we het hier zien. Tegelijkertijd zullen we de problematiek van financiering van het landschap naast instrumenten leggen die we al eerder ontwikkeld hebben, de beslisboom slimme financiering en het overzicht met verdienmodellen.

De volgende aflevering in deze reeks besteden we aan tegendenken, is het eigenlijk wel nodig geld uit te geven aan het landschap? Eigenlijk de eerste stap van onze beslisboom, het bepalen van het doel en het beantwoorden van de waaromvraag? Daarna gaan we echt aan de slag met oplossingen, verdienmodellen etc.

Financiële denkfout (2): het overconfidence-effect

Beschrijving

Dit effect heeft te maken met onze ingebouwde neiging tot zelfoverschatting. We overschatten systematisch onze kennis en vaardigheden. Als de vraag in een enquête wordt voorgelegd om jezelf in te schatten ten opzichte van het gemiddelde (bent u een betere chauffeur/minnaar/buurman etc dan gemiddeld?), dan geeft een ruime meerderheid aan ver boven het gemiddelde te zitten. En voor de duidelijkheid: zonder dit overconfidence-effect zou de score gemiddeld precies op het gemiddelde uit moeten komen!

Voorbeelden

We vinden onszelf kortom wat beter dan we werkelijk zijn. Dat geldt ook voor ondernemers die van zichzelf vinden dat zij minder kans maken failliet te gaan, beter zicht hebben op de cijfers etc. Het nut van het overconfidence-effect is waarschijnlijk dat het ons eerder aanzet tot (voor de economie als geheel) productieve actie. Zonder dit effect zouden we waarschijnlijk minder economische groei hebben. Als ondernemers naar hun echte capaciteiten zouden kijken in plaats van naar hun eigen ingebouwde te positieve oordeel zouden minder ondernemers besluiten hun droom te realiseren.

Bekend is ook dat projecten systematisch te optimistisch worden ingeschat. In de praktijk gaan ze bijna zonder uitzondering meer kosten en langer duren dan aanvankelijk beloofd. Bij projecten en hun systematische onderschatting speelt trouwens meer. Hier speelt niet alleen het genoemde zelfoverschattings-effect (klinkt ook een beetje als de wens is de vader van de gedachte) maar hier spelen ook simpele belangen. Een consultant die de spreadsheet invult hoopt op een vervolgopdracht, de aannemer wil graag gaan bouwen met zijn mensen, de politicus wil graag een lintje doorknippen en er extra stemmen mee winnen.

Evaluatie

Ga bij het maken van plannen niet alleen op uw eigen oordeel af. Maak gebruik van scenario’s, kijk wat er gebeurt als het minder goed uitpakt dan u nu denkt. Volgens Dobelli moet je met name bij experts oppassen. Bij hen is het overconfidence-effect op hun eigen terrein niet kleiner dan dat van een niet-expert (terwijl het gevaar is dat we er wel meer waarde aan hechten). Haal er een pessimist bij en laat die eens naar het project kijken. En bedenk dat zelfs pessimisten last hebben van het overconfidence-effect. (Maar: u maakt dan wel minder fouten, hoe gaan we om met de lagere economische groei als gevolg hiervan? Misschien moet u gewoon uzelf blijven overschatten maar dan vanuit het nobele streven een bijdrage te leveren aan de economie? Of u bedenkt dat u als enige uw voordeel met deze tip doet, anderen zien hem waarschijnlijk toch weer over het hoofd).

Verwante denkfout

Een verwante denkfout is hierboven al genoemd. Het gaat om het te optimistisch inschatten van de situatie maar niet vanuit een ingebouwd automatisme maar vanuit een specifiek belang. Dit effect heet de incentive-superresponse-neiging en komt onder nummertje 10 in deze serie denkfouten nog aan bod.

Rudy van Stratum

 

Financiële denkfout (1): survivorship bias

Beschrijving

Als je om je heen kijkt dan zie je de overlevers. Alles wat het niet gehaald heeft zie je niet want is overleden en dus van het toneel verdwenen. Als mensen op seminars vertellen over hun aanpak dan vertellen ze over hun successen (en niet over hun mislukkingen). De mensen die het niet hebben gehaald (en wellicht dezelfde gaven en ambities hadden en mogelijk zelfs de zelfde aanpak) komen überhaupt niet spreken op congressen. Maar zelfs in wetenschappelijke artikelen zijn het vooral de gelukte experimenten die worden beschreven. Er zijn nauwelijks bladen die openstaan voor de beschrijvingen van wat er allemaal niet gelukt is.

Omdat we in onze besluitvorming afgaan op de beeldvorming, op wat we zien en lezen, krijgen we een te positief beeld. We zien niet wat er allemaal aan vooraf is gegaan, we zien niet wat er allemaal gezaaid is en mislukt om tot deze goede oogst te komen. Wij zijn kortom ‘gebiased’ (bevooroordeeld) door een te grote nadruk op wat er wél is gelukt. De getallen waar we ons op baseren geven geen goede voorspelling van wat er mogelijk gaat gebeuren.

Voorbeelden

We lopen het gevaar bij de beoordeling van een businessplan verleid te worden door de succesverhalen uit de media, dit zou wel eens de volgende Google of Facebook kunnen zijn. De werkelijkheid is dat 99% van alle ideeën nooit verder komt dan papier, dat van de resterende 1% starters het leeuwendeel na 3 jaar alsnog failliet gaat.

De beursindex geeft een beeld van het verloop van de economie. Maar geen goed beeld want het zijn alleen de overlevers die in de index (blijven) zitten. Een beursindex is niet een goede voorspeller voor ‘de’ economie in een land.

We worden verleid toch dat te dure huis te kopen, dat te complexe project op te starten, die te dure weg aan te leggen, allemaal op basis van te optimistische verwachtingen over de toekomst.

Evaluatie

Zoek daarom naar tegenvoorbeelden. Laat een criticus op het verhaal schieten. Maak een gevoeligheidsanalyse. Maar ergens weten we ook uit ervaring dat de indieners van de voorstellen dat niet altijd willen horen. Je bent al snel een spelbederver, iemand die denkt dat het glas half leeg is in plaats van half vol. Het zit diep in ons om de kans op succes te overschatten, in de evolutie heeft het de mensensoort blijkbaar veel gebracht.

Verwante denkfout

Een andere denkfout die sterk is verwant aan deze survivor bias is het negeren van de alternatieve paden. Dat houdt in dat we vooral kijken naar de uitkomsten van processen en geen rekening houden met die processen zelf. Voorbeeld. Iemand is miljonair geworden maar is door het oog van de naald gekropen (enorme risico’s gelopen maar geluk gehad). Een ander iemand is ook miljonair geworden maar heeft daar lang voor gewerkt en elk jaar een beetje gespaard. We zijn geneigd beiden als ‘miljonair’ te zien. Maar in termen van alternatieve paden heeft de ene miljonair een spoor van verliezers en vernieling achtergelaten en de andere niet (welk pad de harde werker ook had gekozen, linksom of rechtsom had hij deze status een keer bereikt).

Mijn leven zit vol ongelukken waarvan de meeste niet zijn gebeurd …

Rudy van Stratum

Of zo natuurlijk:

Financiële denkfouten: ambitie 2012-2013

Afgelopen jaar (2011-2012) heeft slimme financiering veel aandacht besteed aan nieuwe verdienmodellen. Met terugwerkende kracht kunnen we stellen dat het format dat we gebruikt hebben bestond uit:

  • Een actuele publicatie als startpunt nemen
  • Individuele hoofdstukken of onderwerpen eruit lichten en vanuit ons perspectief beschrijven in een blog
  • Achteraf de verkregen (nieuwe) inzichten in een samenvattend overzicht visualiseren

In het afgelopen jaar stond de publicatie ‘Verdienmodellen’ van Nederland Boven Water centraal en hebben de besprekingen van de losse hoofdstukken uiteindelijk een rubricering van de verschillende verdienmodellen en financieringsmethodieken opgeleverd.

Het was ons al eerder opgevallen dat in deze verdienmodellen de economische rationaliteit voorop staat. Hoe kan het beter, slimmer, goedkoper? Maar in de praktijk zie je soms dat ondanks alle rationaliteit toch andere beslissingen worden genomen. Een mooi voorbeeld was daarbij de behandeling van de casus ‘Parkstad’ door VPRO’s ‘De slag om Nederland’ (uitgebreid besproken ook op deze site). Maar misschien bevat de praktijk nog wel meer voorbeelden van op het eerste gezicht irrationele beslissingen dan van de beslissingen volgens de boekjes en modellen. Wij zelf spreken dan overigens van verborgen kosten en opbrengsten en niet zozeer van irrationaliteiten per se.

Volgende ronde: financiële denkfouten

We zijn dus toe aan een volgende ronde. Slimme financiering twee punt nul (2.0) als het ware. Naast aandacht voor de rationele en economische kant ook aandacht voor de irrationele en meer psychologische kant. Naast de theorie ook de praktijk van alledag. De aanpak kopiëren we van de vorige ronde. Het toeval heeft ons hierbij wel een handje geholpen. Onlangs verscheen een interessante publicatie van 52 denkfouten van de hand van Rolf Dobelli: ‘De kunst van het heldere denken’. De gelijkenis met ‘Verdienmodellen’ is frappant.

Ook ditmaal gaat het om een flink aantal korte stukjes die allemaal illustraties zijn van het hoofdthema van het boek (eerst verdienmodellen, nu denkfouten). Eerst 29 illustraties/verdienmodellen, ditmaal 52 illustraties/denkfouten. Allemaal lekker kort en ’to the point’ en evenals vorig jaar ontbreekt in onze ogen de overkoepelende samenhang of de grotere structuur enigszins. Maar nu zijn niet alle 52 denkfouten even relevant voor slimme financiering. We hebben een selectie gemaakt van 20 denkfouten die wij relevant vinden voor onze website. Best veel eigenlijk (zeker als je in ogenschouw neemt dat veel van de besproken fouten op elkaar lijken) maar ook weer niet toevallig. Dobelli is econoom en veel van zijn voorbeelden zijn ontleend aan de beleggingswereld. Precies wat we zoeken dus.

De aanpak is dus simpel:

  • (1- of 2-) Wekelijks bespreking van een voor slimme financiering relevante denkfout (in 20 afleveringen)
  • Op het laatst alle denkfouten in onderlinge samenhang visualiseren

Zo hopen we naast een rationele beslissingsboom een psychologische beslissingsboom voor slimme financiering te krijgen. Wat kan er allemaal fout gaan? Waar moeten we beter op letten? Wat zijn de valkuilen? Of omgekeerd als je iets juist toch voor elkaar wil krijgen ondanks een zekere irrationaliteit: waar moet ik meer op hameren om het voor elkaar te krijgen in de praktijk van alledag? Ook voor mijn eigen agenda hier de voorgenomen afleveringen van financiële denkfouten:

De afleveringen:

  1. survivorship bias
  2. overconfidence-effect
  3. social-proof
  4. sunk-cost fallacy
  5. wederkerigheid
  6. confirmation bias
  7. authority bias
  8. contrast-effect
  9. availability bias
  10. incentive superresponse neiging
  11. tragiek van de meent
  12. endowment effect
  13. groupthink
  14. nulrisico
  15. schaarstedwaling
  16. het anker
  17. framing
  18. action bias
  19. hedonic threadmill
  20. hyperbolic discounting

Rudy van Stratum

Deltaplan herstel woningmarkt

Vandaag (9 augustus 2012) een interessante bijdrage in het Brabants Dagblad van redacteur Ton de Jong. Een delta-plan voor herstel van de woningmarkt. Het stuk loopt de belangrijkste spelers op de markt na en maakt voor hen de balans op. Anders dan je vaak ziet in dit soort stukken worden hier ook kritische kanttekeningen geplaatst.

Over projectontwikkelaars bijvoorbeeld: ‘Projectontwikkelaars staan weer met beide benen op de grond. Sluw als zij zijn, zullen zij proberen hun verliezen af te wentelen op de overheid en banken. Ik zou zeggen: lekker in hun vet gaar laten smoren’.

Voor de rest van het artikel zie: artikel bd

Rudy van Stratum

Leegstand kantoren en Duitse fondsen

Er is de laatste maanden veel aandacht geweest in de media over de leegstand van de kantorenmarkt. Er komt zo steeds meer kennis over de achtergronden en mechanismen die hier spelen. Deze week publiceerde de Volkskrant een eigen onderzoek waarin de leegstaande panden op volgorde van grootte op een rij werden gezet met vermelding van hun eigenaren. Zoals we al wisten stond het kantoor van KPMG in Amstelveen op een hoge tweede plaats met als eigenaar een Duitse belegger.

We snappen nu ook beter waarom leegstaande kantoren niet (sneller) worden afgewaardeerd op de balansen van hun eigenaren. Veel kantoren zijn gekocht met geleend geld en afwaardering zou betekenen dat de lener geld moet bijstorten omdat het onderpand voor de lening niet meer volstaat. En als dat geld er niet is kan dat betekenen faillissement voor bijvoorbeeld de vastgoedontwikkelaar (als lener). Alles wijst er op dat de druk om toch af te moeten waarderen toeneemt waardoor ook banken en pensioenfondsen nog wat voor hun kiezen gaan krijgen.

Bijzonder hierbij is de situatie van Duitse (pensioen-) fondsen op de Nederlandse markt. Uit genoemd onderzoek van de Volkskrant blijkt dat Duitse fondsen ongeveer 25% van de leegstaande kantoorpanden in bezit hebben. Wat ik in ieder geval niet wist is dat Duitse fondsen een zogenaamd open karakter hebben. Dat betekent dat inleggers/investeerders binnen randvoorwaarden hun geld kunnen opeisen. Het besef van de niet reële balanswaarde begint bij de Duitser door te dringen en het vertrouwen in vastgoedbeleggingen is sterk gedaald. Om aan geld te komen dat de inleggers nu opeisen (noem het een ‘bankrun’) moeten de fondsen nu gedwongen hun vastgoed verkopen.

De fondsen mogen uitbetaling twee jaar opschorten en ook is de verkoopprijs in fasen aan een bepaald minimum gebonden, maar hoe dan ook is het een kwestie van tijd voordat de panden versneld in de verkoop komen. De gevolgen laten zich raden: een verdere prijsdaling van vastgoed (en bijbehorende huren). Daar staat tegenover dat dalende huren deels een oplossing kunnen zijn juist voor de gewraakte leegstand. Nederlandse fondsen worden minder onder druk gezet omdat veel van onze fondsen geen ‘open’ karakter hebben (inleggers kunnen hun geld niet opeisen).

Rudy van Stratum