Tag archieven: tegendenken

Wat er met Twitter gebeurt is niet interessant

Knipsel twitterJa, we hebben Twitter ontdekt en onze lezers zullen het weten. Maar deze tweet van Rudy riep bij mij wat “tegengedachten” op, zeg maar het resultaat van tegendenken. Deze gedachten wil ik even delen in een korte blog. Want de vraag is natuurlijk gedoe bij Twitter, waarom zouden wij ons daar druk om maken? Mijn stelling is, niet doen want:

  • De groei van Twitter gaat sowieso een keer stagneren er is namelijk een absolute limiet, als alle mensen, alle bedrijven en alle organisaties (vooruit ook nog alle huisdieren) op Twitter zitten, dan houdt het op. Dus stagnerende groei, ik zie het probleem niet.

Maar meer specifiek voor ons, voor slimme financiering gaat het om het volgende:

  • Zitten er voldoende mensen uit onze doelgroep op Twitter of lezen die Twitter? Zo ja, dan is verdere groei voor ons niet van belang.
  • Stel dat Twitter gaat krimpen? Dan is natuurlijk de vraag wie gaat er vanaf? onze doelgroep? of pubers? of bejaarden? of alle huisdieren? In het meest extreme geval, Twiter krimpt dramatisch, alleen onze doelgroep blijft, dan wordt Twitter voor ons alleen maar beter.
  • Ook belangrijk, laten we het doel in het oog houden, waarom Twitter gebruiken? Om de groei van Twitter te bevorderen of voor onszelf? Het laatste natuurlijk, om informatie te halen en snel wat te kunnen delen. Niets meer niets minder, het zal nog wel een tijdje op deze manier blijven functioneren.
  • En, stel nou dat Twitter over 2 jaar helemaal dood is, dan lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat er een alternatief is (dat bestaat vermoedelijk al) waar je met één klik op de muis naar overstapt, dat al je contacten importeert en je volgers op de hoogte stelt. Zo kunnen we vrolijk verder.

Wat er dus met Twitter gebeurt is voor ons totaal niet interessant zolang Twitter maar iets voor ons betekent. Het gaat er dus om de waarom-vraag te stellen en even door te vragen. Dat staat overigens allemaal in ons boek “de kunst van het tegendenken“.

 

Stijn van Liefland
 

 

 

Financieringsprobleem analyseren met beslisboom

Eén van de eerste dingen die we gedaan hebben toen we met slimmefinanciering.nl begonnen was het maken van een beslisboom. Doel van deze beslisboom is altijd geweest het analyseren van jouw financieringsprobleem. We proberen stapsgewijs te achterhalen waar dit probleem zit en wat vervolgens de stappen zijn dei je moet zetten. Onze beslisboom bestaat inmiddels een jaar of 5, tijd voor een update. We zijn er nog steeds erg tevreden over, maar een paar dingen hebben we altijd gemist bij onze oude beslisboom:

  • Bij een financieringsprobleem maken we onderscheid in het rendementsvraagstuk, het verdelingsvraagstuk en het financieringsvraagstuk. Uiteindelijk zijn dat de drie hoofdvragen in de beslisboom. Is er voldoende rendement? Lukt het je dit rendement eerlijk te verdelen? En zo ja, hoe krijg je dan de financiering voor elkaar.
  • Voor deze drie hoofdvragen hebben we in de loop van de tijd verschillende instrumenten ontwikkeld die we graag een plek geven in de beslisboom. Onze rekentabel om het (financieel) rendement over meerdere partijen in de tijd te kunnen bepalen, ons overzicht met verdienmogelijkheden om het rendement te verbeteren, onze waardekaart om waarden in beeld te krijgen en de mutual gains approach om belangen te fuseren en zo tot een verdeling van het rendement te komen. Voor dit laatste gaan we dit jaar nog wat extra materiaal ontwikkelen.
  • Onze beslisboom is rationeel, maar onze wereld functioneert vaak helemaal niet rationeel. Daarom zijn we begonnen met het beschrijven van denkfouten, ook hier hebben we weer een visueel overzicht voor gemaakt. Een volgende stap was tegendenken, ((  Op deze site is een hele serie blogs onder de titel ‘Tegendenken’ te vinden. Het boek met dezelfde titel van vorig jaar bundelt deze blogs maar geeft daarnaast ook extra toelichting en uitleg. )) zorgen voor een gestructureerd opbouwend tegengeluid om plannen te verbeteren.
  • In workshops en vergaderingen waar de beslisboom ter sprake komt vertellen we er nog veel meer bij dat niet in de oorspronkelijke beslisboom past. We hebben dat met kleine tekstballonnetjes een plek gegeven. Nog steeds geldt, er valt veel meer over te vertellen dan we in één infographic kwijt kunnen.

In de pdf versie zijn verschillende onderdelen aan te klikken, deze verwijzen naar relevante berichten op onze site. Vandaar zul je zelf je weg moeten zoeken binnen onze site, maar we hebben de zoekfunctie op onze site verbeterd.

analyseren financieringsprobleem met behulp van onze beslisboom

We zijn van plan om de komende tijd nog een paar andere ‘klassiekers’ onder handen te nemen zoals ons overzicht met verdienmodellen, onze infographic over crowdfunding en ons overzicht met denkfouten. Strategie voor 2016: 1) back to basics (beslisboom, rendement, constructies, casuïstiek etc), 2) recyclen en updaten klassiekers. Maar ja, die denkfouten hé, zal dus wel anders lopen.

Stijn van Liefland

 

Tegendenken, kritische vragen (kabelbaan in Groningen)

Gisteren stond er in de Volkskrant een artikel over een mogelijke kabelbaan in Groningen. Groningen blijkt niet heel gelukkig te zijn als het gaat om de realisatie van grote projecten zo lezen we in het artikel, hoe zit het bij deze kabelbaan? Tijd voor wat kritische vragen. In het artikel worden wat cijfers gegeven en wordt een ondernemer geciteerd die aangeeft dat het uiteindelijk een positief rendement voor de stad zal hebben. Zo door de oogharen naar de cijfers kijkend krijgen we sterk het gevoel dat er ergens iets niet klopt. We zijn er wat verder in gedoken zo is er een samenvatting van een studie van Arcadis  (download) te vinden die meer inzicht geeft in deze casus. Wat mij betreft is deze casus een mooie oefening in tegendenken. Hierbij gaat het er niet zozeer om dit plan af te kraken, maar wel om op de achterkant van een sigarendoos de zaak nog even na te rekenen en de juiste vragen te stellen. En, het is goed om dat nu eens vooraf te doen want achteraf is dat natuurlijk wel heel makkelijk (zie de casus over Sneek). Meer informatie over het project kabelbaan is hier te vinden, enige relatievering over deze blog aan het einde.

We beginnen met het rekenwerk.

Als eerste de inkomsten, uitgegaan wordt van reguliere gebruikers (inwoners, werknemers) die € 1,20 per rit betalen en bezoekers die € 5,10 (waarom geen € 5 rond? schijnprecisie ..) betalen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verwachtte aantal reizigers. We gaan voor onze berekeningen uit van een lijn met 3 stations, dat is de meest gunstige, de investering is een stuk lager dan een lijn met 4 stations terwijl het aantal reizigers en daarmee de opbrengst weinig verschilt. Als je alles netjes uitrekent kom je op jaarlijkse inkomsten van € 4,8 mln. Hierbij gaan we er van uit dat het aantal reizigers op zondag gelijk is aan de zaterdag (gegevens hierover ontbreken). Als we even doorrekenen blijkt dat volgens de tabel (en de zondag meegenomen) 39% van de inkomsten in het weekend gemaakt worden.

tabel reizigers

Naast de opbrengsten is er een tabel met uitgaven. Hier wordt het lastig want alle uitgaven worden voor 25 jaar bij elkaar opgeteld. Voor alle eenmalige kosten is dat logisch. Het zijn investeringen die je eenmalig doet en in 25 jaar terugverdient. Voor de exploitatiekosten is het lastig. In de tabel staat tussen haakjes jaarlijks, maar wij gaan er van uit dat het om jaarlijkse kosten gaat die zijn gemaakt over 25 jaar. Anders kunnen we namelijk direct ophouden met rekenen (kijk nog even naar de 4,8 mln. opbrengst en je weet genoeg).

tabel kosten opbrengstenSamenvattend de belangrijkste gegevens in de tabel (uitgaande van tracé oranje),

  • Eénmalige investering circa € 60 mln.
  • Totale exploitatiekosten over 25 jaar circa € 69 mln.

In onze rekentool die we gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiebesparing kunnen we dit invoeren, we moeten wel wat aannames doen. Voor de rente op geleend geld gebruiken we 5% dat wordt in de tabel ook gebruikt voor het berekenen van de netto contante waarde, voor de rente op spaargeld nemen we 1%, voor de prijsstijging gaan we voorlopig uit van 2%, en de planhorizon is 25 jaar.

Wij gaan er van uit dat er geld geleend wordt om dit systeem aan te leggen, voor het gemak gaan we er verder van uit dat er geen extra geld geleend hoeft te worden, er is dus direct voldoende geld om de exploitatie (energie, personeel etc.) uit te betalen.

Omdat de exploitatiekosten over een periode van 25 jaar (( In de tabel is waarschijnlijk uitgegaan van een horizon van 30 jaar. Zie verderop. De conclusies die we hieronder obv 25 jaar horizon trekken veranderen er niet wezenlijk door. )) worden berekend is het lastig de kosten per jaar (in periode 0 bijvoorbeeld) te herleiden. Daarom zetten we een iets andere redenering op.

Stel dat je een lening afsluit van € 60 mln met een rente van 5% die je over 25 jaar helemaal afgelost moet hebben. Hoeveel moeten dan je jaarlijkse netto opbrengsten zijn? We vullen nu steeds wisselende bedragen in voor de post ‘opbrengsten per jaar’ net zolang tot helemaal onderaan bij ‘Investeren geld lenen’ ongeveer € 0 resteert. Na wat uitproberen krijgen we:

kabelbaan investering

Oftewel: als we elk jaar ongeveer € 3,5 miljoen aan ‘netto omzet’ (bedoeld wordt: bruto omzet minus exploitatiekosten) realiseren, dan kunnen we precies de lening terugbetalen inclusief rente. Aangezien we weten wat de bruto omzet in de becijferingen uit het rapport zijn (€ 4,8 miljoen per jaar), is de logische conclusie dat de exploitatiekosten (onderhoud, lonen etc) in jaar 1 maximaal ongeveer € 1,3 miljoen mogen zijn. Hoger: dan hebben we een restschuld, lager: dan houden we iets over aan dit verhaal.

Je kunt ook zeggen: € 3,5 miljoen is een belangrijk cijfer waar voorbij iets ‘omslaat’ of ‘van teken verandert’ (je mag het een ‘break-even’ punt noemen). Stel dat de omzet tegenvalt met 10% (en dus ongeveer € 4,3 miljoen is) dan hebben we voor de exploitatie nog maar € 800.000 per jaar beschikbaar. Anders gezegd: een daling van de omzet met 10% zorgt voor een daling van de maximaal toegelaten exploitatiekosten van circa 40%! En dan, nogmaals, hebben we nog steeds niets verdiend aan het hele verhaal.

Maar we weten nog meer uit het rapport. De auteurs stellen dat je aan dit project onderaan de streep € 10,2 miljoen kunt overhouden aan het einde van de 25-jarige horizon. Dat betekent dus ruim € 10 miljoen extra op de bank voor diegene die het aandurft in dit project te stappen. Wederom kunnen we aan de hand van onze rekentool nu becijferen welke ‘netto omzet’ er jaarlijks ingeboekt moet worden om aan het eind dat bedrag van € 10 mln op de bank te krijgen. Enig uitproberen levert op: de netto omzet dient in dat geval circa € 3,7 mln te zijn. Dan kunnen we de investering terugbetalen (en rente) en kunnen we jaarlijks wat opzij zetten voor onze winst aan het einde van de periode.  Aangezien we uitgingen van een bruto omzet van € 4,8 mln houden we in het eerste jaar dus nog  € 1,1 mln over voor de exploitatie. Intuïtief zou je zeggen dat dat voldoende moet zijn.

investeringtabel 2

Maar dat is toch mooi: € 10,2 mln overhouden! Zeker. Maar stel dat je op dit moment € 60 miljoen aan spaargeld hebt liggen dan zou je zelfs bij een rente van 1% na 25 jaar ongeveer € 77 mln op je rekening zien staan (dat is de 60 mln. investering plus de 16,9 mln. in de cel achter niets doen). Dat is een toename van maar liefst € 17 mln. Dus zonder risico en bij een lage rente verdient de spaarder dus zomaar meer dan de NCW van dit risicovolle project (toegegeven, je moet dat geld dan wel toevallig hebben).

We hadden al gezien dat de uitkomsten van deze kabelbaan sterk afhankelijk zijn van de omzet oftewel de kaartverkoop. Dat is ook logisch natuurlijk. Maar juist daarom is het absoluut noodzakelijk dat zo’n rapport ook de effecten laat zien van enkele (tegenvallende) scenario’s in de omzet. Een prijs van € 5 per kaartje (oftewel € 20 voor een gezin) is aan de forse kant (dat zou volgens mij de redenering van een ondernemer als Hennie vd Most zijn, het moet op de achterkant van een bierviltje en op gevoel kunnen!).

Maar laten we eens naar een paar andere gevoeligheden kijken en er vanuit gaan dat de investering en de exploitatielasten gelijk blijven.

De prijsstijging voor de kaartjes is nu op 2% aangenomen. Dat betekent dat een kaartje over 25 jaar ongeveer € 8,20 kost. Zou best kunnen, maar laten we eens een stijgingspercentage van 1% aannemen, hoe pakt het dan uit? De berekening volgens ons spreadsheet laat zien dat de NCW dan geen € 10,2 miljoen is maar bijna minus/negatief € 10 miljoen! Iets minder inflatie en je bent zwaar de klos!

Dan eens proberen hoe de rente op de lening de zaak beïnvloedt. We hebben nu 5% aangenomen, dat lijkt redelijk gezien de lage rente op spaarrekeningen. Maar gezien de hiervoor geschetste toch wel aanzienlijke gevoeligheden zou ik best 6% willen voor mijn centjes. Wat houdt de ondernemer in dat geval over? We gaan weer uit van 2% inflatie maar ditmaal van 6% rente. De positieve NCW van € 10,2 mln wordt in dat geval minus/negatief ruim € 13 miljoen!

Overigens zit er nog wel een addertje onder het gras. In de tekst wordt gesproken over 25 jaar, in de tabel staat 2014 en 2044.  Je kunt het interpreteren dat alles wordt teruggerekend naar 2014 (naar het heden, ervan uitgaande dat de berekening in 2014 is gedaan) en dat er met een periode van 30 jaar is gerekend. Maar dat laatste is in tegenspraak met de tekst. Als je uitgaat van 30 jaar is de businesscase natuurlijk gunstiger dan bij 25 jaar. Maar nog steeds geld dat bij een prijsstijging van 1% i.p.v. 2% de businesscase negatief wordt. Dat geldt uiteraard ook voor minder bezoekers, hogere rente etc.

Vervolgens nog een aantal kritische vragen

  • Het aantal reizigers is voor ons moeilijk in te schatten. Maar vooral het aantal bezoekers van buiten de stad lijkt ons erg hoog en gaan die een kaartje van ruim 5 euro betalen? Voor dat geld kan je een hoop andere leuke dingen doen.
  • Wij zijn uitgegaan van investeringskosten van 60 mln. maar, dat kan natuurlijk ook hoger uitpakken. Dit is een project waar we in Nederland geen ervaring mee hebben. Alleen daarom al zou je de risico’s op overschrijding van de kosten en de bouwtijd (kost ook geld) ruim moeten nemen.
  • De 60 mln startinvestering is nog conservatief, er is meer nodig, er is werkkapitaal nodig om het eerste jaar door te komen.
  • 25 jaar is een lange periode (laat staan 30 jaar ..). We weten allemaal wat er met het winkelbestand in Nederland aan de hand is. Hoe ontwikkelt zich dat? Een kabelbaan is dan een weinig flexibele vervoersmethode, een bus rijdt makkelijk een andere route.
  • Geen kosten voor de overheid. Die kennen we, als het ding niet werkt, in de weg staat, het imago van stad beschadigt en noem allemaal maar op, komt de gemeente dan echt niet met geld over de brug?
  • Er is in ieder geval in de Volkskrant en in de samenvatting van Arcadis geen rekening gehouden met externe effecten. Wat is het gevolg voor de busdiensten en de inkomsten voor de OV bedrijven, wat zijn de gevolgen voor winkels die op looproutes liggen etc. Maar goed dit is een hele andere discussie. Er kunnen ook heel veel positieve kanten aanzitten. Dat Groningen inderdaad een nieuwe attractie krijgt en mensen daarom naar Groningen gaan, de omzet in winkels stijgt etc.

Tot slot een tweetal opmerkingen over de samenvatting van Arcadis. Als eerste wordt het woord reëel wel heel vaak gebruikt. Er is een reële bepaling van het aantal te verwachten bezoekers gemaakt en ook de berekening voor inkomsten en uitgaven zijn reëel ingestoken. Kan iemand ons uitleggen wat het alternatief is? Onrealistische cijfers gebruiken? Hieruit blijkt al hoe gevoelig dit soort cijfers liggen. Zeggen dat het reële cijfers zijn zegt natuurlijk niet zoveel, wat zijn de achtergronden, wie was de onderzoeker, wat is wel en niet meegenomen, welke risico’s zijn meegenomen etc.

Ten tweede geeft de samenvatting ook al een eerste inzicht op wat er nog kan komen. Het kan best dat deze businesscase heel lucratief is. Wij hebben zitten rekenen met beperkte gegevens en wellicht zijn de cijfers uit de samenvatting afkomstig uit een worst case scenario. We willen hier dus niet te veel over oordelen. Maar, we willen afsluiten met een citaat:

In de nadere uitwerking is bij een fasering van de planvoorbereiding en realisatie nog een gunstiger business case te bepalen. Middels marketing en door creatieve inkomsten te initiëren zijn nog meer inkomsten te genereren. Deze zijn in deze business case niet meegenomen, maar vormen daarmee de mogelijkheid om extra inkomsten te genereren.

Dus vrij vertaald, als het financieel niet uit kan dan gaan we wat bedenken, bijvoorbeeld inkomsten uit reclame op de cabines, horeca bij de opstappunten, combinatietickets etc. Met andere woorden, uiteindelijk weten we er altijd wel een verhaal bij te vertellen dat het een lucratief project is.

Enige relativering

Tijdens het schrijven van deze blog stelden wij elkaar de volgende vraag: wat als één van onze opdrachtgevers bij ons zou komen met het volgende verhaal. “We hebben een initiatiefnemer met een heel duurzaam plan, een innovatieve manier om mobiliteit te organiseren. Willen jullie voor ons eens meedenken (betaald natuurlijk) over dit plan? Oh ja, het gaat om een kabelbaan.” Natuurlijk zouden we meteen meedoen. We zouden kritisch naar de cijfers kijken en eens flink doorvragen naar het doel van dit project. Maar uiteindelijk zouden we willen weten hoe je dit project voor elkaar kunt krijgen. Laten we daar eerlijk in zijn. We zouden alle maatschappelijke waarden gaan benoemen, belanghebbenden en mogelijk kostendragers zoeken, noem maar op allemaal. Wat kunnen we hiervan leren? Ten eerste, vraag tijdig een buitenstaander om naar het onderzoek te kijken, betaal die buitenstaander een vast bedrag ongeacht de bevindingen en vertel er meteen al bij, dat hij / zij de komende jaren geen opdrachten meer krijgt, ook dit ongeacht de uitkomst. Met andere woorden zorg dat er geen enkel belang is om met een gewenst antwoord te komen. Ten tweede dat het voor ons makkelijk is om kritiek te leveren omdat we er zelf niet bij betrokken zijn en dat we zo’n casus dus graag misbruiken om te laten zien hoe goed wij kunnen tegendenken.

En dan als allerlaatste, we realiseerden ons ook dat we nu alleen naar financieel rendement kijken. Wij vinden dat rendement om veel meer gaat dat dan alleen geld (zo’n beetje de rode draad van van deze hele site slimmefinanciering). Er komt dus een vervolg waarin we nog eens kijken naar allerlei andere waarden, positief of negatief.

Stijn en Rudy

Markt, Macho’s en Mythes (MMM02)

Deze site bestaat inmiddels bijna 5 jaar. De eerste blog verscheen op 6 juni 2011. Ons idee destijds was om het begrip ‘rendement’ te herwaarderen. Later hebben we dat verwoord in de slogan: ‘rendementsdenken, maar dan goed’.

Termen als ‘rendement’ en ‘verdienmodel’ waren toen hot. Subsidies werden in rap temp afgeschaft. De ambitieuze en duurzame plannen werden er intussen niet minder om, dus moesten nieuwe listen worden verzonnen. Geld was er nodig! En duurzaam moest het (toch) zijn. Dus daar kwam het nieuwe verdienmodel + ondernemerschap uit de hoge hoed. Alles moest een business case krijgen (zie in die traditie ook de opkomst van het canvasmodel).

Subsidies zijn uit, zelf je geld verdienen is in. (( Bij DWDD is er jaarlijks een mogelijkheid bepaalde woorden of uitdrukkingen uit het Nederlands te bannen. Een paar weken geleden werd nog voorgesteld het woord ‘uitrollen’ uit ons taalgebruik te schrappen.  ‘Je eigen broek ophouden’ zou wat mij betreft ook een goede kandidaat zijn. Het betekent: niet je hand ophouden, je eigen boontjes doppen, niet teren op de zak van een ander, ‘you’re on your own’. ))

Beslisboom

En soms worden wij ook gestoord van weer het zoveelste nieuwe verdienmodel. We zagen het als onze taak om al die inmiddels honderden verdienmodellen terug te brengen tot de kern. Al die modellen zijn natuurlijk niet echt anders. Een aardig overzicht van die verdienmodellen is bijvoorbeeld te vinden in deze infographic. Uiteindelijk, zo denken wij, zijn alle verdienmodellen te herleiden tot slechts vier ordenende principes.

Hoewel het denken alleen in termen van rendement het zicht op de werkelijkheid enorm kan vernauwen (de term ‘rendementsdenken’ is inmiddels een scheldwoord geworden), zijn wij nog steeds fan van de structurerende werking ervan. Ook een duurzaam plan moet uiteindelijk rendement hebben. Rendement moet dan niet per se gelezen worden als ‘levert harde Euro’s op op korte termijn’. Rendement is dan in onze definitie: de maatregel moet je dichter bij je doel brengt. Deze basisgedachte staat nog steeds centraal in onze ‘beslisboom’, een infographic die hier is te vinden.

Focus aanbrengen door het kiezen van een jaarthema

Meer over de historie van de inmiddels bijna 400 blogs is te vinden in dit samenvattende overzicht. We hadden vooraf niet bedacht dat we het zo lang zouden volhouden. Na een stuk of 50 blogs heb je alles wel een keer gezegd immers. Toch komen we elke week weer artikelen, films, boeken, discussies tegen die ons inspireren weer een stukje te schrijven in onze vrije tijd.

Het gevaar is steeds dat we afdwalen van het oorspronkelijke thema. Daarom zitten Stijn en ik elk jaar een paar keer bij elkaar om weer focus aan te brengen. Dat lukt lang niet altijd en eigenlijk vinden we dat ook niet zo erg. Meestal is het ons gelukt (een deel van het) thema vast te houden door een werktitel voor een komend jaar te bedenken. Een paar voorbeelden:

  • Denkfouten (2012): de stokoude rationele beslisboom werd uitgebreid met de irrationele denkfouten (Kahneman en consorten).
  • Ondernemerschap (2013): omdat ondernemers de oplossing voor al onze problemen zijn, zijn we een zoektocht begonnen naar wat ondernemerschap is.
  • Tegendenken (2014): om meer grip te krijgen (in boeken, discussies etc) op het voorkomen van ‘group think’ etc.
  • Systeemdenken (2014): een boeiende manier om complexe vraagstukken in beeld te brengen.

De werkwijze was om gewoon aan de gang te gaan met zo’n onderwerp en elk stukje door te nummeren. Onze ervaring is dat het focus aanbrengt in ons eigen speur- en schrijfwerk. Op het moment dat je 30-40 stukjes over zo’n onderwerp hebt geschreven tekent zich vanzelf een patroon af. En als het een beetje meezit (én als je daar zin en tijd voor hebt) dan kun je op basis van die 30-40 stukjes een boek schrijven. In 2013 hadden we ‘Geld is een middel’ (inmiddels uitverkocht, we zullen het binnenkort als pdf hier op de site plaatsen) en deze zomer publiceerden we ‘De kunst van het tegendenken‘ (volop verkrijgbaar 🙂 ).

Toekomst (2016)

Op dit moment hebben we niet zo’n bindend jaarthema. ‘Systeemdenken’ is inmiddels wat weggezakt. Een deel van de blogs over het systeemdenken is terecht gekomen in ‘De kunst van het tegendenken’. Destijds hebben Stijn en ik voor dat systeemdenken de samenwerking gezocht met Guus Hustinx van Intens. Guus schrijft regelmatig over zijn ervaringen in ‘De elektronische eenhoorn’ en heeft ook hier al eens geschreven over NS-Prorail. (( Guus schreef eerder o.a. het boek ‘Ecologisch veranderen van organisaties’. ))

We hebben ontdekt dat alleen schrijven over een aanpak (systeemdenken, tegendenken) deels ook afleidt van wat ons echt boeit. Het gaat dan ook in de weg zitten. Uiteindelijk is onze drive de verbazing, irritatie, verwondering, woede die bij ons opkomt als we ons dagelijks werk doen. Daarover willen we schrijven. En natuurlijk zetten we daarbij tools in waarvan wij geloven dat ze bijdragen aan meer inzicht of een oplossingsrichting. We hebben inmiddels stapels aantekeningen en foto’s van flapovers waar we meer mee willen doen, maar niet zonder concrete voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van verwondering of irritatie.

Wat ons bindt (zo ontdekten we vorige week in een overleg) is:

  • Een complex of gelaagd probleem.
  • Met een maatschappelijke component.
  • We snappen het niet, dat is raar, hoe zit dat?
  • Dat kan toch niet waar zijn! Verwondering, verbazing.
  • Dat inzichtelijk(er) willen maken.
  • Dat willen visualiseren.
  • Daar structuur in aanbrengen. Afpellen.
  • We krijgen een kick als we een kleine bijdrage leveren:
    • als we het zelf beter snappen (begrip, inzicht)
    • als anderen het gaan gebruiken (doceren, erkenning)
    • ….. (dat is lastig) .. aan een betere wereld (bijdragen, onderdeel van een groter geheel zijn)

We constateren ook dat we allemaal geen demonstranten zijn en niet op de barricades gaan staan. We zijn onderzoekers en adviseurs. En hebben een beschouwende rol aan de zijlijn. We kennen onze beperkingen.

Thema’s

Vervolgens is het leuk eens na te gaan op welke thema’s we ieder van ons ‘aanslaan’. Dat kun je simpelweg zien door naar de reeks eerdere blogs of columns te kijken.

Rudy:

  • Economisering van de werkelijkheid (ideologie van de vrije markt, marktwerking etc).
  • Banken.
  • KPMG-achtige constructies.
  • Ondernemerschap.
  • Vestia.
  • Fraude.

Stijn:

  • De natuursector (als sekte, als ideologie, de schaapsherder).
  • Recycling, theezakjes-paradox.
  • Aanbesteding (binnen overheidsland).
  • Gaat de wereld ten onder? Doemscenario’s
  • Volkswagen (milieufraude)

Guus:

Duidelijk is dat er accentverschillen zijn. Maar ook is duidelijk dat we heel veel gemeen hebben in wat ons boeit.

Markt, macho’s & mythes (3M, MMM)

Even nagedacht over de gemeenschappelijke noemer van bovenstaande rijtjes. Het gaat allemaal over Markt, Macho’s en Mythes.

Dat wordt dus voor 2016 de focus van (een aantal van) de blogs die we gaan schrijven. Hopelijk MMM(1) tot MMM(40). Stijn heeft deze week al de eerste blog geschreven onder deze noemer: 15 mythes over de circulaire economie (MMM01)

Rudy van Stratum

 

 

Voorkomt huur en lease afval en verspilling?

Je hoort het wel vaker in de discussies over duurzaam handelen. Eigendom bevordert verspilling en stimuleert afval. Huur of lease is dan de nieuwe manier om die verspilling tegen te gaan. Recent hoorden we Thomas Rau in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een gloedvol betoog houden voor ’toegang tot de dienst’. We hoeven de producten niet langer te bezitten, we hoeven alleen nog het gebruik er van.

Korte uitleg

Het idee is dat in de ‘oude economie’ een fabrikant spulletjes maakt en verkoopt. We zitten in een markteconomie dus is de prikkel van die fabrikant om zoveel mogelijk geld te verdienen. Het is dan in het belang van de fabrikant dat de spulletjes regelmatig kapot gaan en dat er dan winst kan worden gemaakt door de verkoop van vervangende onderdelen en uiteindelijk van de verkoop van weer een nieuw product. Dit leidt uiteindelijk tot slechte producten, weinig innovatie en veel afval. Slecht voor het milieu dus. Thomas Rau liet een oud filmpje zien waarin de fabrikanten van gloeilampen besloten onderzoek te gaan doen naar de verkorting van de levensduur van lampen: de bestaande lampen waren te goed (ook in dat filmpje een lamp uit die tijd die al meer dan 100 jaar brandt, bewijs dat lampen zo gemaakt kunnen worden dat ze een enorme levensduur kunnen hebben). De wereld op zijn kop: innovatie om producten slechter te maken!

Het antwoord is dus om de fabrikant eigenaar te laten zijn en blijven van hun eigen spullen. Ze verkopen ons slechts de diensten die deze producten leveren. Stel wij betalen Philips elke maand een vast bedrag per eenheid licht inclusief de energie en vervanging die daarbij hoort. Dan, zo is de redenering, is het in het belang van Philips om hele goede lampen te maken die extreem lang mee gaan. En sterker nog: ze zullen die lampen ook nog energiezuinig willen maken omdat ze nu opdraaien voor de energie die bij de lamp hoort. En ook zal de lamp slim gemaakt moeten worden want aan het einde van de cyclus gaan de lampen retour naar Philips en zullen ze zelf voor de afval of het hergebruik moeten opdraaien. De lampen zullen als vanzelf zo ontworpen worden dat de materialen zoveel mogelijk hergebruikt kunnen worden.

Logisch toch?

Ik geloof het eigenlijk wel, vind het een overtuigend verhaal. Maar laten we nog eens kijken naar wat tegenargumenten en niet te hard van stapel lopen.

Argument 1: eigendom maakt zuinig

Het eerste wat me te binnen schiet is dat mensen die iets in bezit hebben daar vanzelf zuiniger op zijn. Het spul is immers van henzelf en zij zijn het die opdraaien voor de schade aan die spullen. Dat argument is heel lang gebruikt bij het stimuleren van het eigenhuizen-bezit. Eigen huizen zouden leiden tot zuiniger gebruik, meer onderhoud, mooiere tuinen en een betere woonomgeving. Ik denk ook aan de lease-auto’s en de mensen die daar in rijden. Gaan die auto’s langer mee, hebben die minder brandstof verbruik, is daar sprake van beter en goedkoper onderhoud? Het zou best eens kunnen dat de lease-rijders denken: ‘het is toch mijn auto niet, na een paar jaar krijg ik weer een andere auto’. Een lease- of huur-overeenkomst heeft iets van een verzekering. Als het spul kapot gaat dan meld je je gewoon bij de eigenaar en die moet maar iets anders regelen. Van spullen die verzekerd zijn of worden is bekend dat het leidt tot minder zorgvuldig gebruik en beheer, dat effect wordt in de berekening van de premie ook gewoon meegenomen.

Argument 2: de dure Miele die heel lang meegaat

Het tweede waaraan ik dacht was de Miele wasautomaat. Dat is nou zo’n apparaat en fabrikant die in ieder geval het imago heeft van goede, betrouwbare, langlevende producten te maken. Je betaalt weliswaar flink meer geld bij de aanschaf maar dan heb je ook jarenlang extra plezier van dat apparaat. Maar wat is in de praktijk aan de hand met goed werkende betrouwbare apparaten die wat meer geld kosten? Om te beginnen staan de kopers er niet altijd bij stil dat je voor de prijs van één Miele soms wel twee of drie andere apparaten kunt kopen. Je moet de levensduur van zeg 15 jaar dan ook niet vergelijken met de levensduur van één zo’n concurrent maar met die van twee of drie opgetelde concurrenten (en dan kom je vaak dik boven die 15 jaar uit bij de goedkopere concurrent). Maar nog belangrijker is dat je 15 jaar vastzit aan die Miele en ondertussen geen voordeel hebt van de energiebesparende technologische ontwikkeling. Oftewel: je volgende goedkope wasmachine zal minder energie verbruiken en je elk jaar fors minder aan stroom kosten. Een wasdroger is na 15 jaar soms wel tot 100 euro per jaar duurder in gebruik dan een nieuw exemplaar (bron: Volkskrant, 14 november 2015, ‘Gooi die oude droger weg, dat is zuinig’).

Als het bezit bij de consument blijft liggen dan ligt er in ieder geval een prikkel bij de fabrikant om een beter en efficiënter apparaat te ontwikkelen. Althans bij een markt waarin sprake is van voldoende concurrentie en innovatie.

Argument 3: Philips wil nog steeds zoveel mogelijk verdienen

We veronderstellen dus dat de fabrikant niet per se voor een betere wereld staat. De doelstelling blijft nog steeds dat ie zoveel mogelijk centjes wil verdienen. Wat zou ik dan als fabrikant doen in deze nieuwe wereld van huur en lease (waarin ik als fabrikant dus zelf eigenaar blijf van mijn eigen spullen)? Uiteindelijk zal ik sowieso alles doorberekenen aan mijn huurders. Dus ik zal contracten opstellen met veel kleine lettertjes. Een lange looptijd zodat ze niet zomaar van mij af kunnen. Of een boete bij onzorgvuldig gebruik van mijn spulletjes. Stel dat ik licht verhuur aan bewoners van een huis of kantoor: dan zal ik ervoor zorgen dat er altijd licht is. Maar als er een lampje kapot gaat, dan zal dat lampje door mij vervangen worden maar wel worden doorberekend in de eindprijs. Heb ik dan een prikkel om dure lampjes te gebruiken bij de vervanging? Jazeker, en al helemaal als ik zelf de fabrikant ben van die dure lampen en daar ook weer iets aan verdien. Uiteindelijk valt of staat dit hele verhuurmodel met een voldoende groot aanbod van verhuurders van de spullen. Zolang ik als consument een hele grote keuze heb en snel kan overstappen dan zijn fabrikanten/verhuurders gedwongen een goed pakket te blijven bieden. Maar ja, als in de oude marktsituatie aan die marktcondities zou zijn voldaan dan zou het ook onmogelijk zijn geweest bij elkaar te gaan zitten om ‘slechte lampen afspraken’ te maken.

Of als ik een koelkast inclusief energie in een gezin heb staan (als fabrikant dus). En die koelkast gaat kapot. Dan moet ik die koelkast dus repareren. Of zal ik hem vervangen door een nieuwe en betere koelkast? Nee liever niet, want zo’n betere koelkast heb ik nog niet in mijn assortiment. Beter is het om de koelkast te laten repareren waarbij ik de kosten doorbereken in mijn huurprijs (en ook nog wat verdien aan de monteurs die ik de reparatie laat verrichten). Ik blijf als consument dus langer aan een oude koelkast vastzitten. Dit gaat wederom alleen maar goed of anders bij een stevige onderlinge concurrentie en gemakkelijke overstap- en opzegregelingen.

Argument 4: het is een hele keten

Ik hoorde pas een verhaal met dezelfde strekking (fabrikant blijft eigenaar). Het ging over een vliegtuigbouwer. Normaal zou de vliegtuigbouwer verdienen aan het vervangen van versleten spullen voor het onderhoud van het vliegtuig. Maar nu heeft de vliegtuigbouwer toegang tot slimme data en besloten eigenaar te blijven van de vliegtuigen. De vliegtuigbouwer vraagt een vast bedrag (per maand, per vlieguur etc) en is verantwoordelijk voor het hele onderhoud. Maar wat is de truc? De vliegtuigbouwer weet door de ingebouwde sensoren wanneer welk onderdeel feitelijk aan vervanging toe is. Niet meer op vaste momenten maar preventief en flexibel. Door een maatgesneden slim onderhoudsprogramma kan zo veel goedkoper onderhoud worden gepleegd en dat betekent bij een vaste huurprijs een hogere winstmarge. Ik zou hier natuurlijk weer twee bezwaren op kunnen formuleren: 1) bij voldoende concurrentie zijn andere vliegtuigbouwers ook in staat dit (goedkoper) aan te bieden en daar gaat je winstmarge (maar wel beter voor milieu), 2) als huurder van de vliegtuigen wil ik de vliegtuigen best in eigendom hebben als ik gebruik kan maken van de slimme sensoren die er blijkbaar al zijn (dan kan ik als nieuwe eigenaar diezelfde voordelen behalen).

Maar dat is niet eens mijn punt. Die vliegtuigbouwer is en blijft eigenaar van de spullen en zal dus ook alles terug (moeten) nemen. Dan zou ik als fabrikant soortgelijke afspraken willen maken met mijn toeleveranciers. Dus de toeleverancier van vliegtuigcomputers: ik ga die als fabrikant leasen van een pc-producent. De toeleverancier van vliegtuig-moeren en -bouten: ga ik leasen. We komen zo terecht in een oneindige rij van lease- en huur-constructies. Een oerwoud aan regels en afspraken. Ik kan me nog geen voorstelling maken van hoe dat eruit gaat zien en hoe dat leidt tot een goedkopere en beter werkende economie.

Afsluitend

Voor mij is wel duidelijk dat er meer is dan eigendom en dat ’toegang tot de dienst’ nieuwe kansen biedt. Uit het verhaal van Thomas Rau kwam ook naar voren dat fabrikanten niet spontaan tot deze nieuwe modellen gaan komen. Consumenten moeten dit deels afdwingen door toegang (itt bezit) te eisen. En overheden moeten afdwingen dat er iets komt van een materialenpaspoort waar de eigenaren/fabrikanten aan gehouden kunnen worden (de fabrikant moet dus precies kunnen aantonen dat er geen materialen verloren zijn gegaan). Het prikkelmodel (veel geld verdienen) blijft echter hetzelfde, dus hoe dan ook is het logisch dat er veel energie gaat zitten bij de fabrikanten in het opzoeken van de grenzen van het systeem (doorberekenen van kosten, vermijden van innovatie bij onvoldoende concurrentie, op zoek gaan naar de minst strenge regelgever etc). En als consumenten weten wat ze écht willen en fabrikanten een kant in kunnen ‘dwingen’ dan is volgens mij bij elk productiemodel (en voldoende concurrentie) een betere wereld mogelijk.

Rudy van Stratum

Tegendenken over afval scheiden

Dit artikel over het nut van scheiden van afval is de aanleiding voor deze blog.  (The reign of recycling, John Tierney, New York Times 3 okt 2015)

Een leuk voorbeeld van tegendenken. Het klinkt zo logisch: het scheiden van afval en dus het meerdere malen gebruiken (recyclen) van schaarse bronnen, is goed voor het milieu. Maar is dat ook zo? Deze auteur kijkt naar de situatie vanuit een Amerikaans perspectief en (maar daar kom ik later op terug) misschien ook wel met een bepaalde vooringenomenheid.

Even vooraf: ik heb zelf geen mening over het nut van afval scheiden simpelweg omdat ik de feiten onvoldoende ken. Het gaat er mij hier om de redenering van deze auteur te volgen. Eerst maar eens redelijk ‘plain’ in een mindmap. Daarna op een andere manier.

Mindmap afval scheiden

Het eerste argument is dat afval scheiden economisch niet rendabel is. Dat heeft te maken met dalende prijzen van de grondstoffen die de scheiding van afval oplevert. Dat betekent dus minder inkomsten (voor de verwerkers van het afval). Aan de andere kant dalen de energieprijzen die weer kunnen zorgen voor dalende inkomsten (omdat een deel van het afval wordt verbrand en verkocht als energie. Daar staat tegenover dat afvalverwerkers ook energie inkopen en dat is dan weer een voordeel). Het verwerken van afval is blijkbaar een arbeidsintensief proces, ergo bij stijgende kosten van arbeid is dat ook vervelend. Lang verhaal kort: afval scheiden zal steeds minder lonend worden en de auteur meldt dat er al flink wat recyclebedrijven failliet zijn gegaan.

(Nuancering RvS: dat de prijzen van grondstoffen dalen mag dan zo zijn als je naar de laatste jaren kijkt, het lijkt me onvermijdelijk dat een aantal grondstoffen op termijn schaarser wordt en op den duur weer in prijs zullen stijgen).

Wij hebben dan nog de neiging steeds meer te willen scheiden. Je begint met het scheiden van de meest schaarse grondstoffen en daar is dan nog een economisch verhaal bij te houden. Naarmate je verder gaat verfijnen in het scheiden wordt het rendement nog weer lager.

Als recyclebedrijven minder verdienen (en failliet gaan) dan is er ook minder geld beschikbaar om beter te worden in het scheiden van afval. Dus minder innovatie in scheidingstechnologie.

Dan suggereert de auteur dat het scheiden van afval een aantal bijkomende effecten heeft. Er moeten meer vrachtauto’s rijden en het zorgt voor meer stankoverlast (bij huishoudens, dus daar waar je er last van hebt). Verder gaan er banen verloren omdat bij een succesvolle scheiding er minder nieuwe producten gemaakt hoeven te worden (RvS: vreemd argument. Stel dat je door slimmer te sporten minder ongelukken krijgt en dus minder ziekenhuis bezoek, dan zijn er minder dokters en ziekenhuizen nodig, dat betekent verlies aan werkgelegenheid, maar dat kan toch geen probleem zijn?). Blijkbaar worden veel plastic flessen tijdens het scheiden gespoeld met warm water (dat deels wordt verwarmd met kolen gestookte centrales). In die gevallen is zelfs sprake van een negatief milieu-effect van scheiden.

ScreenShot070

En stel nu eens dat het allemaal toch helpt, dat scheiden van afval: zet het dan ook zoden aan de dijk? Dat blijkt ook reuze tegen te vallen. Een vliegritje van New York naar Londen (per persoon) kan pas worden gecompenseerd als je 40.000 plastic flessen hergebruikt. (RvS: je zou kunnen zeggen, dan moet je dus minder ritjes met het vliegtuig maken, niet per se een argument om geen plastic meer te scheiden). Het gebruiken van tot de verbeelding sprekende extreme getallen lijkt op een retorische truc van de auteur, zie verderop.

Ik zet de 3e tak van de mindmap (rode kleur) even opzij en ga alvast naar de conclusies (oranje kleur). Het alternatief (afval niet scheiden en gewoon naar de stort brengen) is beter. Hoe zit het met de bezwaren van vuilstort? Er gaat (dure) grond verloren? Valt reuze mee. Als alle afval van alle Amerikanen gedurende de komende 1000 jaar op een hoop wordt gegooid: waar hebben we het dan over? Dan is slechts 0.1% van alle weilanden van de VS een vuilnisbelt. (Wederom zo’n slimme truc om met extreme getallen iets beeldends te boetseren). En dan nog: die dure grond is niet verloren, daar kun je een park van maken. Maar hoe zit het dan met de giftige gassen die vrijkomen? Die kun je afvangen en verbranden dus dat levert ook nog eens geld op.

Terug naar de rode tak. Pas ná het lezen van dit artikel kreeg ik het idee dat hier de crux van de redenering zat. Het gaat om het verlies aan keuzevrijheid dat de auteur in de weg lijkt te zitten. Een Amerikaans verhaal, dat me doet denken aan het ontstaan van ‘de ideologie van de vrije markt’ (zie met name de recente blog over het boek ‘De grootste show op aarde’). Het is de groenlobby die op een niet-rationele manier ons dwingt om te scheiden. Die groenlobby lijkt ook nog eens een groenhobby voor met name het welvarende deel van de natie (in wijken met lagere inkomens wordt blijkbaar minder afval gescheiden). De auteur noemt het scheiden van afval een ritueel dat sommigen van ons een goed gevoel bezorgt.

Een andere blik

Pas ná het lezen van het artikel dacht ik: het lijkt de wereld op zijn kop. De suggestie wordt gewekt van ‘kom, laten we de feiten eens op een rij zetten en kijken wat het beste is’. Maar met het venijn in de staart zou het best eens andersom kunnen zijn: ‘ik ben voorstander van keuzevrijheid, het scheiden van afval gaat tegen dit principe in, ik ben dus tegen afval scheiden’. Met andere woorden: er is sprake van een sterke overtuiging die niet ter discussie staat. Maar in plaats van dat ik die overtuiging benoem, verpak ik de overtuiging in een logisch verhaal. (( In ons boek ‘De kunst van het tegendenken’ houd ik een pleidooi om een redenering (zoals in een artikel in de krant) af te pellen als ware het een wiskundig-economisch model. Dus je gaat op zoek naar de verborgen vooronderstellingen, overtuigingen en ‘exogenen’. Dan kijk je hoe de redeneerlijn is, dus van welke logica of redeneertrucs gebruik wordt gemaakt (dat is het eigenlijke economische model). Tenslotte kijk je naar de ‘uitkomsten’ of resultaten van het model. Deze metafoor van het economische model werken we uit voor het boek ‘Plastic Panda’s’  van Bas Haring. )) Misschien zat de auteur ook aan de conclusie vast omdat hij in 1995 al had voorspeld dat afval scheiden onrendabel zou zijn.

Nogmaals: of het écht zo is, weet ik natuurlijk niet. Ik kijk gewoon of ik dit verhaal ook kan reconstrueren vanuit deze andere blik. Dus tegendenken over tegendenken. Welke strategie zou deze auteur (bewust of onbewust) gebruikt kunnen hebben? Ik kwam op het volgende:

 

ScreenShot071

 

Ter voorbereiding van je verhaal (dat je voor de krant wilt schrijven etc) zet je naast elkaar: hier ben ik TEGEN (het scheiden van afval, want botst met belangrijke waarde van keuzevrijheid), en hier ben ik VOOR (alles naar de stort). De strategie is nu een dubbelslag: je gaat UITVERGROTEN en RELATIVEREN. Je vergroot de nadelen van de ’tegenstander’ en de voordelen van je eigen standpunt. Je relativeert omgekeerd de voordelen van de ’tegenstander’ en de nadelen van je eigen standpunt.

Ik heb dezelfde argumenten die al in de mindmap staan opnieuw gepakt en nu ergens in een van de kwadranten neergezet. Bij het uitvergroten (horizontaal lezen, bovendeel) krijg je dan: afval scheiden betekent dat er veel moet (verplicht is), het is oneerlijk (vooral leuk voor de rijken) en het kost ook nog eens geld. Bij het relativeren (horizontaal lezen, beneden deel) krijg je het omgekeerde: er kan heel veel (vrijheid van keuze), het is eerlijk (voor rijk en arm) en het is ook nog eens slim rationeel (levert geld op, want scheiden MAG ook maar dan wel 80/20). Hier is sprake van een reframe van het vervelende en negatieve MOETEN naar het fijnere en vrijere en positieve MOGEN.

Vervolgens strooi je nog wat leuke beeldende getallen door je betoog heen en voila: het verdedigen van je diepe overtuiging vermomd in een rationeel logisch jasje.

Nogmaals: ik heb me niet in de materie zelf verdiept dus wellicht snijdt het betoog desondanks op veel punten hout (wel interessant hier nog eens dieper in te duiken). Daar ging het me dit keer niet om: ook ik vond dat ik het recht had om het gevoel dat ik ná lezen van dit verhaal kreeg voor mezelf te rationaliseren.

Rudy van Stratum

Top 10 milieu: Elektrische auto 2, intermezzo 2 (afl. 9a)

Toen ik de LCA van de elektrische auto bestudeerde realiseerde ik me al snel dat alleen kijken naar de milieuaspecten van auto’s niet voldoende is bij een LCA. Ik volg daarbij dezelfde redenering die we ook bij rendement volgen. Je hebt een idee waarvoor een investering nodig is en kijkt vervolgens of dat voldoende rendement oplevert (binnen een bepaalde periode over meerdere partijen etc.). Als het rendement dan positief is dan zou je zeggen “moet je doen”. Maar, er is altijd nog een andere weg, namelijk kijken naar de alternatieven. Zijn er andere mogelijkheden om het gestelde doel te bereiken. Als we kijken naar de elektrische auto zou het hogere doel kunnen zijn een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. De stappen zijn dan:

  • Kijken of een elektrische auto over de gehele levensduur inderdaad tot minder CO2 uitstoot leidt. Dat hebben we gedaan, conclusie is ja mits je gebruik maakt van duurzaam opgewekte stroom.
  • Kijken of investeren in een elektrische auto voldoende rendement heeft. Hierbij mag je alles meenemen. Jij bent degene die de auto gaat kopen. Allereerst kijken we naar financieel rendement, maar als het jou een eigen parkeerplek in een drukke stad oplevert mag je dat natuurlijk ook meenemen. Als we ons beperken tot financieel rendement en het is positief kan je in principe tot de investering overgaan.
  • Kijken of er een alternatief is. Als de elektrische auto duurder is (dat weten we nog niet, maar we vermoeden van wel), dan kan je die extra investering ook ergens anders voor gebruiken. Bijvoorbeeld voor een investering die ook een bijdrage levert aan het hogere doel van het tegengaan van klimaatverandering. Dus we kijken niet alleen of de elektrische auto tot minder CO2 uitstoot leidt, tot voldoende rendement leidt, maar ook of het verstandig is in relatie tot allerlei alternatieven.

We noemen dat ook wel opportunity costs. De kosten van het uitsluiten van allerlei alternatieven doordat je je geld hebt uitgegeven. We hebben daar in ons boek over tegendenken (link) uitgebreid over geschreven met onderstaande figuur als samenvatting.

Figuur_fig 50

Ik beperk met hier tot de uitstoot van CO2, maar je zou dit voor alle milieuaspecten kunnen doen, maar ik ga ervan uit dat in het geval van auto’s klimaat het belangrijkste is. Als eerste kijken we naar de CO2 uitstoot van een elektrische en benzineauto, vervolgens kijken we naar de kosten van beide auto’s. Dan kijken we hoeveel CO2 we uitsparen en wat dat kost. Als laatste kijken we naar een alternatief om de meerkosten voor een elektrische auto in te investeren. Met andere woorden, kunnen we met een benzineauto blijven rijden en ons geld ergens anders in investeren. Rest aan het einde nog een discussie.

Uitgangspunten

Ik hou zoveel mogelijk de uitgangspunten van de LCA aan die we in het vorige intermezzo gebruikten. De auto gaat 10 jaar mee en in die 10 jaar wordt er 150.000 kilometer mee gereden. De LCA gaat uit van de Nissan Leaf, een elektrische auto en vergelijkt die met een aantal andere auto’s. Ik neem ter vergelijking de Nissan Note. Volgens mij is dat gewoon dezelfde auto, alleen met een andere motor. De leaf is elektrisch (E), de Note rijdt op benzine (B). De LCA hanteert eigen gebruikscijfers voor de auto’s, je kunt natuurlijk ook kijken naar wat de fabrikant opgeeft. Zo kom ik aan vier varianten voor auto’s:

  • Leaf (E) LCA: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 5,8 km/kWh
  • Leaf (E) fabr.: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 6,7 km/kWh
  • Note (B) LCA: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 14,6 km/liter
  • Note (B) fabr.: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 21,3 km/liter

Er zitten grote verschillen in de cijfers, dat komt doordat in de LCA met een ander type auto gerekend wordt. Dat is best lastig en voor mij (in mijn vrij tijd) is het teveel werk dit tot op de bodem uit te zoeken. Bovendien het gaat me om de grote lijn en die wordt zo wel duidelijk.

CO2 uitstoot

Deze tabel laat de CO2 uitstoot zien in de gebruiksfase. Ook windenergie leidt tot een geringe uitstoot van CO2, en ook dat moeten we meenemen. Vergeleken met grijze stroom is windenergie ongeveer een factor 8 beter.

co2 uitstoot gebruikWe moeten natuurlijk ook naar de productiefase kijken en alles wat daarmee samenhangt. Deze is voor de elektrische auto iets meer dan 15 ton CO2 en voor de benzineauto een kleine 8,5 ton CO2. We hebben in de vorige aflevering al gezien dat vooral de accu’s een flinke impact hebben.

Totaal komt de CO2 uitstoot daarmee op:

co2 uitstoot levensloopWe wisten het al, maar nu hebben we het tot in de detail verwerkt, de elektrische auto op windenergie is beter voor het klimaat dan een benzineauto. Een kanttekening is dat je wel altijd groene stroom moet gebruiken. Als je onderweg ’tankt’, op vakantie, het werk of bij vrienden ben je daar natuurlijk niet zeker van. Maar goed, nu de vraag wat dat kost en wat het rendement is.

Financieel rendement

De Leaf (E) kost € 24.110, de Note (B) kost € 14.140. Een flink verschil. Dit is alleen nog maar de aanschaf. Bij de Leaf (E) moet je er een accupakket bij huren. Je hebt er dan geen omkijken naar, maar bijkomende kosten € 79,= per maand. Dan moeten we nog belasting betalen. Voor een elektrische auto is dat momenteel € 0,= voor de Nissan Note (B) € 528 per jaar.

Tot slot moeten we benzine en elektriciteit kopen. Voor elektriciteit ben ik uitgegaan van € 0,23 voor benzine van € 1,50. Het kan goedkoper, maar langs de snelweg is het veel duurder, ik zie het voor een gemiddelde als je goedkoop tankt maar zo af en toe ook langs de snelweg tankt. We gaan hier weer uit van in totaal 150.000 km en een levensduur van 10 jaar (belangrijk i.v.m. huur accu’s en belasting).

Het plaatje ziet er als volgt uit:

kosten e autoDit vraagt om een grafiekje.

grafiek auto

Conclusie de elektrische auto is een stuk duurder. Het kruipt wat meer naar elkaar toe als je die 150.000 km in 5 jaar zou rijden. Het huren van de accu valt dan een stuk goedkoper uit, maar ook de belasting wordt lager. Dus ook dan, elektrisch rijden blijft duurder.

Er zijn nog wel een paar kanttekeningen te maken. Ik heb onderhoudskosten, de restwaarde, eventuele kortingen etc. niet meegenomen. Ik verwacht dat de onderhoudskosten bij de benzine auto wat hoger zijn, distributieriem vervangen en dat soort zaken. Daar staat tegenover dat als er veel elektrische auto’s komen we daar ook gewoon belasting voor moeten betalen, daar wordt nu al over gesproken. Dus of je 10 jaar van dit belastingvoordeel kunt profiteren is nog maar de vraag.

Een ander punt is de benzine en de elektriciteitsprijs. Fluctuaties in de elektriciteitsprijs zullen het beeld niet echt veranderen. Kijk naar de grafiek en stel je voor wat er gebeurt als de prijs per kWh halveert, dat maakt voor het plaatje weinig uit. Anders is het met de benzineprijs, die we op € 1,50 hadden gesteld (actuele prijs). Wat gebeurt er als die naar € 1,80 gaat? Dat betekent een verhoging van 20%. Dat rekent makkelijk, de elektrische auto wordt dan € 2.000 – € 3.000 duurder over de gehele periode van 10 jaar.

Alternatief

De elektrische auto heeft een duidelijk milieuvoordeel maar is een stuk duurder. Het financieel rendement is dus negatief. Nu kun je zelf gaan bepalen of je dit voldoende rendement vindt. Neem alles mee, de parkeerplek, het ongemak van de beperkte actieradius, de indruk die je maakt bij vrienden en collega’s etc. En vergeet natuurlijk niet dat je hiermee een flinke bijdrage levert aan het oplossen van het klimaatprobleem.

Stel nu dat je tot de conclusie komt dat je een elektrische auto de moeite waard vindt, vooral omdat tot minder CO2 uitstoot leidt. Dan ben je dus blijkbaar bereid daar geld aan uit te geven. Over een periode van 10 jaar gaat het om een bedrag van tussen de 5.000 en 10.000. In ieder geval zal je 10.000 extra moeten betalen om in het bezit van de auto te komen. Daarmee realiseer je dan een CO2 reductie van 12 tot 21 ton (afhankelijk van de aannames). De vraag is nu, die 10.000 kan ik die ook op een andere manier in CO2 reductie investeren en leidt dat tot meer CO2 reductie en wellicht ook tot een beter financieel rendement?

Voor € 10.000 koop je 22 zonnepanelen en laat je deze op je dak installeren. Uitgaande van een optimale helling en oriëntatie leveren deze jaarlijks 4.840 kWh op, in 10 jaar 48.400 kWh. Helaas ook zonnestroom is niet helemaal schoon, productie en transport van de panelen moeten we meenemen, dit leidt in die 10 jaar tot een uitstoot van 3,4 ton CO2 (70 gram per kWh). Grijze stroom leidt tot een uitstoot van 526 gram per kWh. Om een lang verhaal kort te maken met mijn zonnepanelen kom ik op een CO2 reductie van 22,1 ton in 10 jaar.

auto versus zon

Zelfs in het meest gunstige scenario is de CO2 reductie van de elektrische auto kleiner dan de CO2 reductie als gevolg van zonnepanelen. Het mooie is dat de panelen zich terugverdienen. Zonder rekening te houden met rente en allerlei ingewikkelde berekeningen. Staat er na 10 jaar € 11.000 op de bank. Interessant, ik kan nu mijn Nissan Note inleveren, alsnog een Nissan Leaf kopen en daar de € 10.000 die gewoon weer op mijn bank staat aan besteden. Ondertussen blijven mijn panelen gewoon stroom produceren. Het is te hopen dat de brandstofprijzen in die periode omhoog gaan en de prijs voor een elektrische wagen naar beneden, anders is ook over 10 jaar het advies om gewoon weer zonnepanelen te kopen in plaats van een elektrische auto.

Kanttekeningen?

Ja natuurlijk, je moet een eigen dak hebben met genoeg ruimte voor 22 panelen (dat is heel veel). Om er 23 cent per kWh aan over te houden moet je alle stroom zelf gebruiken. Je kunt het natuurlijk expres op gaan maken door een jacuzzi te nemen o.i.d. Maar het financiële rendement haal je alleen als je nu al 4.840 kWh per jaar gebruikt (gemiddeld is het gebruik voor een huishouden 3500 kWh). Maar, als zonnepanelen tot meer CO2 reductie leiden dan een elektrische auto, dan vermoed ik dat investeren in windenergie of iets anders duurzaams ook een hoger rendement heeft. Bovendien we moeten natuurlijk werken volgens de trias energetica (afl 7). Dus de vraag is ook hoeveel CO2 reductie je bereikt als je 10.000 investeert in bijvoorbeeld isolatie van een woning en een betere CV installatie. Vermoedelijk nog weer meer dan je investering in zonnepanelen.

Waarom dan toch zo enthousiast over elektrische auto’s?

Veel mensen zijn heel enthousiast over elektrische auto’s. Lees dit (hele lange maar ook hele leuke) artikel op de site waitbutwhy.com over de Tesla eens door. Niet alleen hebben ze een zeer originele invalshoek ze geven ook een aantal argumenten waarom elektrische auto’s (of in ieder geval de Tesla) duurzamer is. Overigens staan er meer leuke artikelen op deze site. De productie van accu’s leidt tot een flinke CO2 uitstoot. Tesla heeft een plan liggen om een enorme fabriek te bouwen voor de accu’s die volledig op zonne- en windenergie en geothermie draait. We hebben gezien dat de productie van accu’s aardig meetelt in de totale CO2-uitstoot. (zie vorige aflevering) Op deze manier is er dus aardige winst te boeken. Ook zullen de accu’s daardoor een stuk goedkoper worden. Maar let wel, dit is een plan de fabriek staat er nog niet.

We kunnen dus beter zonnepanelen kopen dan een elektrische auto. Maar hoe zat dat 10 jaar geleden? Toen was het kopen van zonnepanelen niet heel slim. Het financieel rendement was waardeloos en het is vrijwel zeker dat je met een investering in bijvoorbeeld een windmolen of in energiebesparing zowel een beter financieel rendement zou hebben gehad als meer CO2 reductie. Omdat mensen eigenwijs waren en toch panelen kochten en dit gesubsidieerd werd zijn zonnepanelen nu goed betaalbaar en hebben ze een goed rendement. De verwachting is dat het met elektrische auto’s ook zo zal gaan. We moeten dus veel mensen aanmoedigen een elektrische auto te kopen, maar het zelf vooral nog even uitstellen.

Als laatste, niet onbelangrijk, de elektrische auto is een zegen voor onze drukke steden en dorpen. De motor maakt nauwelijks geluid en er is nauwelijks uitstoot van fijn stof en NOx op de locatie zelf.

 

Bronnen

 

 

 

Het (beperkte) nut van MKBA (volgens Jan Boelhouwer)

Een prachtig verhaal over het nut van MKBA in de tweede kamer volgens (nu) burgemeester en ex-tweedekamerlid Jan Boelhouwer (artikel te lezen op de mkba-info site). Misschien een cynisch verhaal maar aan de andere kant ook realistisch en tegendenkerig. Ik heb het verhaal samengevat in twee mindmaps: waarom MKBA niet (of maar zeer beperkt) werkt (1) en hoe het dan wél werkt in de politieke besluitvorming (2).

Eerder schreven wij over MKBA en de overeenkomsten met onze eigen financiële beslisboom. Ook behandelde ik eerder een aantal concrete rapporten/cases die met de MKBA-methode zijn uitgevoerd. Van de waarde van een museum tot de waarde van een brede school.

Waarom MKBA niet of maar beperkt werkt

Meteen maar naar de mindmap:

ScreenShot019Het artikel begint positief: de MKBA-methodiek wordt heel vaak toegepast om politieke beslissingen in de tweede kamer te onderbouwen. Maar helaas: de uitkomsten van zo’n onderzoek tellen in de besluitvorming niet zo zwaar mee. Het is natuurlijk wel handig zo’n onderzoek: als de uitkomst positief is dan betekent dat een bevestiging dat je plan goed is (confirmation bias). En als de uitkomst tegenvalt: dan zeg je dat de methodiek niet deugt en zwaar wordt overschat.

DE MKBA-methodiek (zo vervolgt Boelhouwer in het interview/artikel) is onvolledig en verklaart ook de beperkte rol in de besluitvorming. In de praktijk spelen emoties een belangrijk rol bij politieke besluitvorming. En de MKBA-aanpak houdt hier geen rekening mee. Verder spelen belangen een rol. Een politicus wil verder met zijn carrière, wil het goed doen naar zijn achterban, heeft nu eenmaal eerder een standpunt ingenomen (dreiging van gezichtsverlies, zie ook sunk cost fallacy), wil zijn collega een hak zetten etc etc. Allemaal zaken waar de MKBA geen rekening mee houdt en die in de praktijk wel degelijk een grote rol spelen.

Tenslotte is er zoiets als dat een politicus (mens) zélf wil beslissen. Dus niet dat ‘de cijfers’ of ‘de techniek’ voor jou bepaalt hoe het verder moet. Iemand wil de vrijheid van keuze hebben. Blijkbaar neemt de ‘onomstotelijke’ uitkomst van een ‘objectief’ op feiten gebaseerd onderzoek de mogelijkheid weg om iets te kiezen. Misschien iets van een ‘not invented here’ effect.

Overigens zijn al dit soort (terechte) argumenten de reden dat wij aanvankelijk een financiële beslisboom hebben ontwikkeld en daar later ‘verborgen kosten’ en ‘denkfouten’ aan toe hebben gevoegd. De simpele koude logica kan veel van de feitelijke besluiten simpelweg niet verklaren. Er zijn vele kostensoorten en psychologische mechanismen werkzaam die niet in rekenmodellen terug (kunnen) komen. Overigens zou mijn stelling zijn: ook die (verborgen) kostensoorten en psychologische mechanismen zijn ‘feiten’ die je althans kunt proberen te benoemen en mee te nemen in je strategische afweging. Veel meer over de beslisboom en de verborgen kosten en denkfouten is te lezen in het boek ‘Tegendenken’. (( In deze blog zijn de verschillen tussen MKBA en de ‘slimme financiering’ – aanpak verder uitgewerkt. ))

Dan het goede (?) nieuws: MKBA wordt wel gebruikt om burgers te overtuigen. Vroeger werden besluiten er van bovenaf ‘doorgestampt’ maar tegenwoordig werkt dat niet meer. Dus moet er een andere list worden verzonnen: MKBA. Zo hebben de burgers het gevoel dat hun belang wordt meegewogen (en tja, er komt toch uit dat we beter …. kunnen doen). En inderdaad: of je je zin krijgt is wat anders. MKBA als een modernere en subtielere manier om iets erheen te stampen.

Wat werkt dan wél (om je besluit er doorheen te krijgen)?

MKBA werkt dus niet écht waarvoor het bedoeld is. Dus hoe kun je je besluit er dan wél doorheen krijgen? Meteen maar weer naar de mindmap:

ScreenShot020Boelhouwer maakt in zijn betoog onderscheid tussen drie ‘doelgroepen’: de burgers, de collega politici/bestuurders en de politicus of bewindspersoon zelf.

De burgers. Wat helpt is als je je als (ontevreden) burgers goed organiseert, of in ieder geval die indruk wekt naar de politici. Dat betekent dat je met de bus naar de kamer moet komen en de spandoeken klaar moet hebben. Politici nemen burgers per definitie serieus en hoe zichtbaarder en georganiseerder de burgers zijn hoe serieuzer ze worden genomen. Met name de aandacht in de media is voor de politicus belangrijk. Je kunt een zaak dus groter en belangrijker maken door je gezicht te laten zien en door aandacht in de pers te krijgen (uitvergrotingseffect, waarbij niet de feiten maar de beelden spreken).

De collega’s. Als je je collega’s van je punt wilt overtuigen dan dus geen MKBA gebruiken maar een werkbezoek organiseren. Het zelf zien van wat er aan de hand is maakt veel meer indruk. Zien en beleven maakt indruk en verbroedert (gemeenschappelijk ervaring, losse sfeer). Ook hier is het belangrijk dat de pers erbij is en er vragen kunnen worden gesteld. Er ontstaat een sfeer van ‘dit is onvermijdelijk’ (group think). Boelhouwer beveelt hier een opstapeling van effecten aan: later moet het hele gezelschap bij de besluitvorming op de publieke tribune komen zitten (zie hierboven bij ‘de burgers’).

Tenslotte speelt de bewindspersoon zelf ook een belangrijke rol. Boelhouwer noemt hier als positief voorbeeld Melanie Schultz. Er lijkt zich hier een soort overtuigingsstrategie te ontvouwen. Eerst moet je goed luisteren naar je ‘opponent’. Zo voelt de ander zich serieus genomen. Dan laat je duidelijk merken dat je over je plan na wilt denken en dat je de punten van de ander hierbij mee wilt nemen. Vervolgens meld je dat je vindt dat de ander goede punten heeft. Maar dat jij toch je redenen hebt om jouw plan alsnog door te willen voeren. Het effect is hoe dan ook, aldus Boelhouwer, dat je goodwill bij de ander kweekt en dat veel projecten (van jou) doorgang vinden. Er staat dus ‘veel projecten’ en niet ‘goede projecten’ …..

Rudy van Stratum

Omdenken: 15 strategieën

Omdenken?

Tegendenken: is dat net zoiets als omdenken? Dat vroeg een kennis van me toen hij ons nieuwe boek over tegendenken had ontvangen.

Euhh, wat is dat dan ‘omdenken’? Dat is van die meneer die ook over ‘Ja maar’ heeft geschreven. Aha. En op zo’n moment moet je gewoon eerlijk bekennen dat je het niet weet.

Gunster

Gelukkig is er snel veel te vinden over omdenken en wat het is. Berthold Gunster is de auteur van het boek en de bedenker van omdenken.

Eerder schreven we in het kader van tegendenken al over hoe moe we worden van het niet meer mogen zeggen van ‘ja maar’. Wie ooit het verbod op ‘ja maar’ heeft ingesteld weet ik niet maar (én!) Gunster lijkt me toch een belangrijk gezicht van de ‘anti ja maar’ brigade. Hoewel? Wij zijn blijkbaar niet de enigen die af en toe tabak hebben van geenjamaren. ScreenShot766Zie hier rechts in het kader de reactie ‘Weg met het omdenken’. Hierin betoogt de auteur dat als je net bent ontslagen dat je dan behoefte hebt aan een arm over je schouder en vooral geen behoefte aan een manager die de laatste cursus ‘denken in mogelijkheden’ heeft gevolgd.

En gelukkig blijkt dan dat Berthold Gunster zelf ook wijst op het gevaar van het te pas en te onpas gebruiken van het verbod op ‘ja maar’. In een spontane en sympathieke reactie schrijft Gunster dat ScreenShot767hij alle begrip heeft. Omdenken is geen blije doos filosofie en wij zijn niet van de tsjakkaa beweging. Omdenken wil vooral benadrukken dat het accepteren van de pijn daarna (weer) ruimte schept voor nieuwe mogelijkheden.

15 strategieën

Maar terug naar de vraag: wat is omdenken? Ik beloof het boek nog te gaan lezen maar nu moet ik het doen met wat ik zo snel kan vinden. Omdenken bestaat uit 15 strategieën:

ScreenShot763Het antwoord van Gunster op de ‘klager’ zie je hierboven bij punt 2 staan: accepteer de situatie zoals die is. En misschien een beetje punt 8: stop met wat niet meer werkt (elimineren), stop met huilen over je ontslag. Misschien zou dat in het geval van ontslag wat zachter geformuleerd moeten worden als: neem de tijd voor het verwerken van je verdriet en laat het verleden (en het deel daarvan dat niet meer werkt) achter je. Nou ja, rouwverwerking is toch wat anders dan ergens gewoon mee stoppen.

Als ik de lijst van 15 strategieën zo doorlees, dan is het een mooie lijst. Ik herken de meeste punten wel. En inderdaad (héhé, nou komen we pas bij de vraag van mijn goede kennis, of ons boek iets met omdenken te maken heeft) in ons nieuwe boek komen veel van deze elementen terug. Niet precies zo natuurlijk en ook vooral in een wat andere context.

Ik wil er zelf nog wel eens voor gaan zitten (na lezing van het boek natuurlijk) om de verschillen en overeenkomsten preciezer te duiden. Maar: waarom zou ik Berthold Gunster zelf niet gewoon vragen of hij ons boek wil lezen? En een reactie wil schrijven? Ik ben benieuwd hoe hij naar de vraag kijkt. Ga ik dus doen.

Samenhang

Maar (én!) dat is een tik van mij: wat is dat nu voor een lijstje van die 15 strategieën? Zit daar een volgorde in? Moet je ze na elkaar doen? Of op alfabetische volgorde? Kortom: ik kan dat gewoon niet onthouden en heb een ankertje nodig om het te kunnen pakken. Waarom 15? Ik wil gewoon structuur, dat is het.

Nou zijn er natuurlijk vele manieren om structuur in een ogenschijnlijke willekeur aan te brengen. Ik daag iedereen uit zelf een structuur aan te maken: met welke ordening kom jij? Ik bied hier op de site graag ruimte voor ideeën.

Wat me het eerste opvalt is dat veel strategieën te maken hebben met hoe je omgaat me de werkelijkheid. Met de feiten dus. Accepteren wat er is. Gewoon daar naar kijken en niets doen. Of naar een deel van die werkelijkheid kijken: alleen naar het goede deel bijvoorbeeld. Dat is bekrachtigen (van wat bevalt, wat werkt). En niet kijken naar dat deel dat niet werkt. Dat is dan elimineren.

In projecten wordt de optie ‘niets doen’ te vaak vergeten. Dat heeft onder andere te maken met de ingebakken neiging vooral tot actie over te willen gaan. Actie is actief en getuigt van doortastendheid en daadkracht: de action bias uit de denkfoutenliteratuur. Onderdeel van onze aanpak is vaak ook het maken van een zogenaamde ‘feitenkaart’ (hier een voorbeeld naar aanleiding van de televisie-uitzending over de nieuwbouw van het KPMG-kantoor).

Maar dan ben je er nog niet. Hoe kun je de overblijvende strategieën nog vangen? Sommige strategieën hebben te maken met anders kijken naar diezelfde werkelijkheid, met perceptie dus. En weer anderen met actievere bewerking van die feiten. Manipulatie van die feiten misschien? Iets met belangen? Iets met spelers, met betrokkenen. Ja iets met de actoren die bij die feiten zijn betrokken.

Goed, dan hebben we een mogelijke indeling: de feiten zoals die zijn, de feiten zoals je er (ook, anders) naar kunt kijken en naar hoe je de feiten voor je doel kunt laten werken. Dus hoe boetseer je de feiten als basisingrediënten om jezelf en anderen heen. Zoiets?

En dan lijkt een andere as te zijn het verschil tussen ik (jezelf) en de ander of de omgeving.

Ik geef eerlijk toe: work in progress. Ben er nog niet uit, maar het begin is er. Ik kom tot de volgende indeling:

ScreenShot764Dus: JA ons boek heeft te maken met omdenken! MAAR wij doen het toch anders!

Rudy van Stratum

De kunst van het tegendenken: vanaf vandaag ‘in de winkel’

Vanaf vandaag is ons nieuwe boek ‘De kunst van het tegendenken’ te koop bij uitgever Boekscout.

ScreenShot743Bestellen kan via deze link naar de site van Boekscout.

Op de site is ook een preview te vinden. Helaas is er daar geen mogelijkheid de inhoudsopgave te zien. Die is daarom hieronder te vinden.

Het uitgeefproces was een boeiende zoektocht. Ik ga daar deze week nog over schrijven in een aparte blog.

Rudy van Stratum

 

Inhoudsopgave van “De kunst van het tegendenken”

1. Iedereen maakt kostbare fouten (en baalt daar van)

Deel 1: dagelijkse verwondering over geld en rendement

  1. Voor de huisman: het rendement van een spaarlamp
  1. Voor onder de kerstboom: slim afvallen
  1. Voor op een feestje: ‘Ja maar’, is dat echt zo fout?
  1. Voor de uitzendkracht: van de regen in de drup
  1. Voor ondernemende medewerkers
  1. Voor de huizenbezitter: denkfouten op de huizenmarkt

 

Deel 2: tegendenken over geld en rendement

  1. De beslisboom slimme financiering
  1. Denkfouten
  1. Nudges: soms hebben we een klein zetje nodig
  1. Van tegendenken komt meedenken
  1. Het probleem moet centraal staan
  1. Verkennen van het wereldmodel
  1. Verruiming van het wereldmodel
  1. De kunst van het doorvragen ..
  1. Van buitenaf en zelf aan de slag
  1. Tijd voor tegendenken?
  1. Voor de twijfelaar: signalen voor tegendenken
  1. Moeilijke woorden
  1. Mooie modewoorden
  1. Belangrijk is niet genoeg
  1. De juiste dingen doen
  1. Persoon en inhoud
  1. Voor de vergadering
  1. De basis voor tegendenken

 

Deel 3: professionele verwondering over geld en rendement

  1. Voor de (milieu-) ambtenaar: aardgasbussen
  1. Voor de Maatschappelijk Verantwoorde Ondernemer
  1. Voor de ontwikkelaar: In Sneek hadden ze een droom..
  1. Voor de econoom: een ander wereldmodel voor economische groei?
  1. Voor de crowdfunder: crowdfunding een succes?
  1. Voor de natuurbeheerder: Natuur in Nederland, wat is juist?
  1. Voor de organisatieadviseur (1): het canvasmodel, simpel hoor!
  1. Voor de organisatieadviseur (2): pas op, gevaarlijk dat canvasmodel!
  1. Voor de woningbouwcorporatie: de SS Rotterdam, gebrek aan vijanden

 

Deel 4: zelf aan de slag met tegendenken

  1. Van tegen-denken naar mee-voelen
  1. Doel achter het doel, de wondervraag
  1. Rituelen
  1. Roddelen
  1. Postmortem (1)
  1. Postmortem (2)
  1. Postmortem (3)
  1. Disney strategie (1)
  1. Disney strategie (2)
  1. Disney strategie (3)

 

Deel 5: over de rol van geld en (verborgen) kosten

  1. Lang leve het financiële argument (1)
  1. Lang leve het financiële argument (2)
  1. De prijs van een mensenleven: onmeetbaar hoog?
  1. Natuurlijk is er geld!
  1. Verborgen kosten (1): de kosten van niet kijken naar betere alternatieven
  1. Verborgen kosten (2): kosten van organiseren
  1. Verborgen kosten (3): onderhandelingskosten
  1. Verborgen kosten (4): kosten van toezicht
  1. Nabrander: het verschil tussen waarde en prijs

 

Deel 6: hoe werkt een economisch model?

  1. Op zoek naar het ‘economische model’ van een ander
  1. Plastic panda’s
  1. Plastic panda’s (tegen-)denkstrategieën
  1. Plastic panda’s uitkomsten
  1. Werkt dat met die denkstrategieën?
  1. Hulpmiddel vragenlijst doorgronden denkstrategie

 

Deel 7: van tegendenken naar systeemdenken

  1. Ongewenste bijeffecten
  1. Economie is ook systeemdenken
  1. Het dilemma van de theezakjes
  1. De wielrenners paradox
  1. De dynamiek van commercieel bosbeheer

 

Deel 8: epiloog

  1. De zwarte zwaan
  1. In vogelvlucht
  1. Voor als het gaat duizelen
  1. Lijst gebruikte begrippen en geraadpleegde bronnen