Tag archieven: mga

Financieringsprobleem analyseren met beslisboom

Eén van de eerste dingen die we gedaan hebben toen we met slimmefinanciering.nl begonnen was het maken van een beslisboom. Doel van deze beslisboom is altijd geweest het analyseren van jouw financieringsprobleem. We proberen stapsgewijs te achterhalen waar dit probleem zit en wat vervolgens de stappen zijn dei je moet zetten. Onze beslisboom bestaat inmiddels een jaar of 5, tijd voor een update. We zijn er nog steeds erg tevreden over, maar een paar dingen hebben we altijd gemist bij onze oude beslisboom:

  • Bij een financieringsprobleem maken we onderscheid in het rendementsvraagstuk, het verdelingsvraagstuk en het financieringsvraagstuk. Uiteindelijk zijn dat de drie hoofdvragen in de beslisboom. Is er voldoende rendement? Lukt het je dit rendement eerlijk te verdelen? En zo ja, hoe krijg je dan de financiering voor elkaar.
  • Voor deze drie hoofdvragen hebben we in de loop van de tijd verschillende instrumenten ontwikkeld die we graag een plek geven in de beslisboom. Onze rekentabel om het (financieel) rendement over meerdere partijen in de tijd te kunnen bepalen, ons overzicht met verdienmogelijkheden om het rendement te verbeteren, onze waardekaart om waarden in beeld te krijgen en de mutual gains approach om belangen te fuseren en zo tot een verdeling van het rendement te komen. Voor dit laatste gaan we dit jaar nog wat extra materiaal ontwikkelen.
  • Onze beslisboom is rationeel, maar onze wereld functioneert vaak helemaal niet rationeel. Daarom zijn we begonnen met het beschrijven van denkfouten, ook hier hebben we weer een visueel overzicht voor gemaakt. Een volgende stap was tegendenken, ((  Op deze site is een hele serie blogs onder de titel ‘Tegendenken’ te vinden. Het boek met dezelfde titel van vorig jaar bundelt deze blogs maar geeft daarnaast ook extra toelichting en uitleg. )) zorgen voor een gestructureerd opbouwend tegengeluid om plannen te verbeteren.
  • In workshops en vergaderingen waar de beslisboom ter sprake komt vertellen we er nog veel meer bij dat niet in de oorspronkelijke beslisboom past. We hebben dat met kleine tekstballonnetjes een plek gegeven. Nog steeds geldt, er valt veel meer over te vertellen dan we in één infographic kwijt kunnen.

In de pdf versie zijn verschillende onderdelen aan te klikken, deze verwijzen naar relevante berichten op onze site. Vandaar zul je zelf je weg moeten zoeken binnen onze site, maar we hebben de zoekfunctie op onze site verbeterd.

analyseren financieringsprobleem met behulp van onze beslisboom

We zijn van plan om de komende tijd nog een paar andere ‘klassiekers’ onder handen te nemen zoals ons overzicht met verdienmodellen, onze infographic over crowdfunding en ons overzicht met denkfouten. Strategie voor 2016: 1) back to basics (beslisboom, rendement, constructies, casuïstiek etc), 2) recyclen en updaten klassiekers. Maar ja, die denkfouten hé, zal dus wel anders lopen.

Stijn van Liefland

 

Van ego naar eco: over het succes van netwerken

Vandaag aandacht voor het onlangs verschenen rapport ‘Ego2eco’ opgesteld door Ger Jonkergouw in nauwe samenwerking met de provincie Noord-Brabant en BrabantKennis.

Probleemstelling

De maatschappij wordt complexer en de afgelopen 20 jaar zijn andere vormen van samenwerking en besluitvorming ontstaan. Manuel Castells sprak destijds van de ‘netwerksamenleving’. Simpel gezegd komt het erop neer dat er niet meer alleen van bovenaf (top-down) iets wordt besloten (door bestuurders en experts) maar dat er (ook) van onderaf (bottom-up) in allerlei overlegorganen en samenwerkingsverbanden wordt besloten. In die samenwerkingsverbanden zitten dan allerlei zogenaamde ‘stakeholders’ die iets met de situatie (het probleem) van doen hebben.

De aanleiding voor dit rapport was de vraag: een aantal van die samenwerkingsverbanden (in Noord-Brabant) zijn succesvol, maar de meeste functioneren suboptimaal. Wat bepaalt eigenlijk het succes van een goede samenwerking en hoe kun je de suboptimale vormen helpen een stap in de goede richting te zetten? Als voorbeeld van een succesvolle samenwerking in Brabant poneert deze verkenning de samenwerking in de Eindhovense Brainport-regio.

Ego2eco-tool

De belangrijkste tool in het rapport om de zaak te duiden is het volgende diagram:

ScreenShot024In het diagram is sprake van twee assen. Op de horizontale as staat de mate van verbodenheid (tussen de leden van de groep of het samenwerkingsverband). Van eigenbelang (lage verbondenheid, ik voorop) tot gemeenschappelijk belang (hoge verbondenheid). Op de verticale as staat de mate van succes of prestatie van de groep. Van laag (suboptimaal) tot hoog (optimaal, veel innovatie etc).

Groepen die minder goed functioneren zitten volgens het rapport linksonder en stellen het eigenbelang voorop. Hier is sprake van onderlinge concurrentie, van weinig onderling vertrouwen en zelfs van narcisme (jezelf heel goed en belangrijk vinden). Opvallend, zo stelt de onderzoeker, is dat bij deze suboptimale vormen van samenwerking er in de regel geen gebrek is aan de inhoudelijke expertise om tot betere oplossingen te komen. De beter presterende groepen zouden dan rechtsboven in het diagram zitten. Hier is sprake van coöperatie, van bezieling en van een groot onderling vertrouwen.

Aanpak

Uit de gesprekken die de auteur heeft gevoerd met vele stakeholders uit de Brabantse netwerken blijkt dat de meesten erkennen dat suboptimaal functionerende samenwerkingsverbanden gekenmerkt worden door te weinig onderling vertrouwen en door te veel nadruk op het eigenbelang. Dus: de betrokkenen zelf weten a) dat sprake is van onderprestatie, en b) wat de oorzaak hiervan is. Opmerkelijk. Sterker nog: elk lid van de samenwerking weet voor zichzelf wel hoe het zit, maar hier wordt onderling niet over gesproken. Het zijn vooral de gedachten die de individuele leden in de auto op weg naar de bijeenkomst (of na afloop van ..) voor zichzelf hebben. Het lijkt dus of de inhoud en de afspraken de enige gespreksonderwerpen in de samenwerking zijn. De onderlinge relaties zijn geen onderwerp van gesprek. Een voorstelrondje wordt gezien als tijdsverspilling (zoek dat maar op op ‘Linked-In’).

De focus op het eigenbelang en de inhoud wordt voor een deel verklaard uit de opdracht die de vertegenwoordiger vanuit zijn organisatie mee krijgt. Er is sprake van een target, een deadline en wellicht van te weinig geld, tijd of prioriteit. De spelers en hun organisaties zijn door deze dynamiek als het ware gevangen in hun eigen micro-omgeving waarbij basale overlevingsinstincten domineren. Deze dynamiek kan slechts worden doorbroken door niet alleen over de inhoud te praten maar ook over de onderlinge samenwerking. De auteur stelt dat voor die samenwerking is vereist dat je 1) inzicht hebt in jezelf en wat je drijft, 2) je je kunt verplaatsen in de ander om te (h)erkennen wie de ander is en wat hem drijft (empathie), en 3) een vermogen om samen op enige afstand te kunnen aanschouwen wat er in de dynamiek van samenwerking gebeurt (abstractievermogen).

De auteur eindigt zijn rapport met een voorstel. Er moet een (kennis-) lab komen waarin Brabantse partijen ‘bijgespijkerd’ worden in de benodigde maar nog ontbrekende vaardigheden. Zoals genoemd dus: zelfreflectie, empathie en abstractievermogen.

Ik ben me ervan bewust dat ik het rapport geen recht doe met deze zeer kort door de bocht samenvatting. Lees dus vooral het rapport zelf.

Reflectie

Eigenlijk ben ik het helemaal eens met de inhoud en strekking van dit rapport. De intermenselijke kant van de samenwerking krijgt niet of nauwelijks aandacht in diezelfde samenwerking. De inhoud, de agenda, de procedures, de afspraken, de targets, de deadlines staan centraal. Met de paradoxale uitkomst dat dan juist minder terecht komt van diezelfde targets, deadlines etc. Veel van de strekking van het rapport is op deze site ook terug te vinden onder de kopjes ‘denkfouten‘ en ‘systeemdenken‘.

De analyse in dit rapport heeft zeker ook overeenkomsten met de analyse van Guus Hustinx in zijn boek ‘Ecologisch veranderen van organisaties‘. Guus spreekt van kleindenken (ego centraal) en grootdenken (eco centraal). Ook is veel van het gedachtegoed terug te vinden in NLP en MGA. De trits ‘zelfreflectie-empathie-beschouwen’ is in NLP terug te vinden onder ‘waarnemingsposities‘. Het bewust innemen van de 1e, 2e, 3e en zelfs 4e (waarnemings-) positie geeft veel inzicht in de kennis van de leden van een groep over zichzelf, de ander en wat er onderling gebeurt.

Voor meer achtergronden over MGA (mutual gains approach) zie bijvoorbeeld dit artikel. Overigens wordt in de Brabantse netwerken ook gewerkt met deze zogenaamde MGA-methodiek (recentelijk ook wel bekend in kleine kring als de ‘Brabantse werkwijze’, hier is een heel boekwerkje gratis te downloaden over deze werkwijze) dus het is jammer dat het rapport hier geen melding van maakt.

Samenvattend: het accent in dit rapport op de menselijke en psychologische kant van samenwerking is een enorme opsteker. Toch, zo zit ik nu eenmaal in elkaar, heb ik ook de nodige opmerkingen. Dus als ik even mag:

  • De brainport-regio is in deze verkenning uitgangspunt en voorbeeld van succesvolle samenwerking. Helaas wordt niet uitgewerkt hoe dit feitelijk een succes is. Wat zijn de criteria voor succes? Waaruit blijkt dan dat dit voorbeeld voldoet aan die criteria? En als het al een succesvolle vorm van samenwerking is: is hier dan wél sprake van meer aandacht voor de interpersoonlijke relaties van de samenwerking? Is het niet gewoon zo dat er veel meer geld omgaat in deze ‘brainport’? Is het niet sexy om geassociëerd te worden met de historie van Philips en ASML? Worden hier niet de ‘zwaardere’ mensen (bestuurders, managers) afgevaardigd? Misschien is er ook sprake van toeval? Van geluk? Of was het sowieso wel een succes geworden, met of zonder samenwerking?
  • De oplossing van dit rapport zit eigenlijk al in de probleemstelling ingesloten. De tool waarmee wordt beschouwd (het diagram ego2eco) is meteen de belangrijkste aanbeveling. Overigens geloof (let op het woord ‘geloof’) ik helemaal in de aanpak: meer zelfkennis etc leidt tot betere samenwerking. Maar wie zegt mij dat de meest succesvolle vormen van samenwerking inderdaad feitelijk samenhangen met meer zelfreflectie, empathie en beschouwend vermogen? Dan zul je toch echt meer samenwerkingsverbanden feitelijk naast elkaar moeten zetten (ik wilde hier het woord ‘empirisch’ gebruiken, maar dan ben ik natuurlijk weer zo iemand van de inhoud …).
  • De kracht van het rapport vind ik de inbreng van meer psychologie. Maar hier zit voor een deel ook de beperking. De werkelijkheid is vele malen complexer. Juist in de macrodynamiek zit veel voeding. Alles moet aan de markt worden overgelaten? De overheid trekt zich dus deels terug? Iedereen moet zijn eigen boontjes doppen? Er is minder geld beschikbaar? Het moet dus goedkoper en sneller? Als ik in mijn organisatie niet presteer (in de ogen van mijn baas, de aandeelhouder etc) dan vlieg ik eruit? Maar ik heb een huis dat onder water staat? Het is maar de vraag in zo’n complexe macro-context of meer zelfreflectie in specifieke samenwerkingsverbanden veel oplost. Maar het is een begin.
  • Dan een cynische. Is de beweging van ego naar eco niet een voorbeeld van ‘braafpraat’? Hoe gezellig, hoe sociaal-wenselijk klinkt dit? Oh natuurlijk, samenwerken is goed, goed voor ons allemaal. Denk nou niet zoveel aan jezelf met je beperkte blik, dat levert voor iedereen een win-win op. Maar is dat feitelijk ook zo? Het doet me denken aan de vele managementboekjes over leidinggeven. Overal kun je lezen dat de mensen je belangrijkste bron van kapitaal zijn, dat je aandacht voor ze moet hebben, dat je goed moet communiceren, dat … moet ik doorgaan? (( Nog zo een waar iedereen in gelooft: ‘de klant staat centraal’. In Brabant zeggen ze dan: ‘geleufdegijdé?’ )) Wat ik echter vooral om me heen zie zijn horken van managers en directeuren die vooral dat NIET doen. En ondertussen toch ook succesvol zijn. Of juist daarom wel succesvol zijn, wie zal het zeggen? In de recente biografie over serial-entrepreneur (bekend van oa Tesla) Elon Musk is duidelijk te lezen dat het lot van individuele medewerkers niet telt. Ze worden uitgeknepen en bij minder goed functioneren uitgespuugd. En je kunt toch niet zeggen dat Musk met zijn Tesla en Solar City niet succesvol is? En ik hoop dat ik niet verkeerd wordt begrepen: ik zeg niet dat je voor succes een grote egoïst moet zijn of dat samenwerken niet kan helpen. Ik vraag me alleen af hoe het nu werkelijk zit en stel daar wat vragen bij.

Rudy van Stratum

Slimme financiering: waar hebben we het over?

Het is van belang nader te bepalen wat we verstaan onder slimme financiering. Als je op deze zoekterm googlet dan vind je een breed scala aan artikelen. De meest brede interpretatie van slim financieren lijkt te zijn: hoe harken we middelen (geld, partijen)  bij elkaar om dingen voor elkaar te krijgen die goed zijn voor de maatschappij en die ondertussen toch niet worden uitgevoerd. Vaak gaat de discussie bij die brede interpretatie over subsidies en fondsenwerving. Een dergelijke brede interpretatie staan wij hier niet voor.

Ik wil de discussie over de definitie van slimme financiering wel van een voorzet voorzien. En ik wil een koppeling aanbrengen met het begrip duurzaam. Mijn stelling is:

Duurzaam betekent positief voor het grotere geheel op de langere termijn. In een iets meer economisch getint jargon: iets is duurzaam als het een positief rendement genereert gesommeerd over meerdere partijen en een langere tijdshorizon. We doen dus alleen iets als het een positief rendement genereert, dat klinkt in mijn oren bijna als een tautologie. Omgekeerd: een negatief rendement in deze termen betekent dus dat het niet duurzaam is en dus doen we ook niet. Ook niet als er een subsidie is of een fonds of wat dan ook, gewoon niet doen. Slimme financiering is geen issue in zo’n geval.

We zoomen nog wat dieper in op de mogelijkheden. Stel dat het rendement positief is en een voorstel dus duurzaam van karakter is. Dan kan het gaan om een positief rendement in puur financiele zin of om een positief rendement in bredere zin. In financiele zin: terug te herleiden tot concrete cashflows in de tijd die aan een partij toevallen. In bredere zin: dan kan het gaan om voordelen die ofwel niet goed in geld zijn uit te drukken ofwel niet duidelijk aan een bepaalde partij toevallen (maar aan de maatschappij in het algemeen). Het is niet altijd even makkelijk om te bepalen of iets wel/niet in geld is uit te drukken. Soms zijn zaken die niet in geld uitgedrukt lijken te kunnen worden dat bij nader inzien toch wel. Bijvoorbeeld: het aantal verkeersslachtoffers per jaar. Hoe dan ook, in het geval van een breder rendementsbegrip kom je al snel terecht op het terrein van de Maatschappelijk Kosten Baten Analyse, oftewel de MKBA. Als projecten die in termen van de MKBA een positief rendement hebben desondanks niet uitgevoerd worden dan is de discussie over hoe je dan die middelen toch bij elkaar krijgt onderdeel van slimme financiering. Subsidies etc horen hier dus ook thuis.

Stel dat het rendement positief is in de puur financiele zin (let op: maar bovendien ook positief in de bredere zin, we willen niet dat we een maatregel stimuleren die eng financieel rendeert maar per saldo zoveel negatieve bij-effecten genereert dat die niet meer duurzaam is), dan kun je weer een onderscheid aanbrengen. Gaat het over een positief rendement bij een beperkt aantal partijen die ook over de beslissing over doorgang van het project gaan of gaat het om een complexer geheel met meerdere partijen en een grotere diffusere tijdshorizon.

In het laatste geval: slimme financiering gaat over het verzinnen van financieel-economische of juridische arrangementen en convenanten die het totale voordeel over partijen en in de tijd zodanig herschikken dat alle partijen er beter van worden. Misschien zou het hier slimme onderhandeling moeten heten, maar zoals gezegd wat mij betreft onderdeel van deze website over slimme financiering.

In het eerste geval, dat er sprake is van een positief financieel rendement bij het beperkte aantal partijen ‘at the table’, kun je wederom een onderscheid maken. Is er sprake van een liquiditeitsprobleem op korte termijn of niet. Als er sprake is van een liquiditeitsprobleem dan is slimme financiering het vinden van een antwoord op de vraag hoe je dit liquiditeitsprobleem kan overbruggen. Bijvoorbeeld door een partij die het goede idee heeft te koppelen aan de partij die een surplus aan cash heeft en nog een renderende investering zoekt en aan een partij die garant kan of wil staan mocht dat nodig zijn (een partij die zekerheden biedt).

Tenslotte houden we dan het geval over dat een beperkt aantal partijen een positief rendement kan genereren, zelf over de beslissing gaat en dat er geen liquiditeitsprobleem is. Theoretisch bezien zou er dan eigenlijk helemaal geen probleem moeten zijn. Gaat zo’n project desondanks toch niet door (anders hoeven we het er ook niet over te hebben) dan is nader onderzoek nodig naar deze paradox: wat zijn de belemmeringen die klaarblijkelijk aanwezig zijn en hoe kunnen we die belemmeringen slechten. Ook dat is wat mij betreft onderdeel van het thema slimme financiering.