Tag archieven: broodfonds

Dit kan wél waar zijn: over briljante bankiers en verzekeraars

Vooraf: onderstaand is een boekbespreking van ‘Briljante businessmodellen in finance’ van Kemperman ea. Het is oorspronkelijk geschreven voor managementboek.nl en aldaar ook op de site vindbaar.

Zo’n bespreking is onvermijdelijk beperkt in aantal woorden. Dit boek nodigt uit tot nog een reflectie. Die zal ik in een apart blog hierna nog uitschrijven.

————————————-

Dit boek kun je lezen als het complement van de bestseller Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk. Misschien zijn de getoonde inzichten van Briljante business-modellen in finance nog wel belangrijker.

Van Luyendijk begrijpen we dat bonussen met onverantwoorde risico’s nog steeds troef zijn in de financiële wereld. Auteurs Kemperman, Geelhoed en Op ’t Hoog laten zien hoe bankieren en verzekeren (we kunnen het ons bijna niet meer voorstellen) wel degelijk anders kan. Een gemiste kans dus dat Briljante businessmodellen in finance niet refereert aan het recente standaardwerk van Joris Luyendijk. Laat ik met de deur in huis vallen: Briljante businessmodellen in finance is een boek dat ik met heel veel plezier heb gelezen en een boek dat op een aantal punten uitzonderlijk is. Voordat ik die persoonlijk mening toelicht iets meer over het boek zelf.

Bankieren en verzekeren moet echt anders. Waarom? Omdat het hier gaat om een belangrijk maatschappelijke functie die al langere tijd niet meer goed functioneert. Er is op grote schaal een gebrek aan vertrouwen in de financiële sector en bovendien is de kans dat het nog een keer flink fout gaat fors. De auteurs maken een onderscheid in een viertal bankiersdiensten (betalen, sparen, lenen, investeren) en een tweetal verzekeringsdiensten (normale risico’s verzekeren, bijzondere risico’s verzekeren). Per dienst behandelt het boek drie ‘briljante organisaties’: eentje uit het verleden, eentje uit het heden en eentje ‘uit de toekomst’. Daarom is de kern van dit boek een verzameling van achttien (zes diensten maal drie briljante voorbeelden) cases in uitzonderlijk bankieren en verzekeren.

Maar dat is niet alles. De achttien cases worden allemaal in hetzelfde ‘format’ besproken. Dit format heeft veel weg van het bekende ‘Business Model Canvas’. Zo tekenen zich vanzelf patronen af die blijkbaar iets zeggen over succesvol bankieren. Dit boek is overigens niet geschreven door Kemperman, Geelhoed en Op ’t Hoog alleen: het boek is geschreven door een crowd van auteurs. Ondanks (of dankzij?) deze veelheid van auteurs leest het boek als een thriller (nu overdrijf ik wel iets) omdat het wemelt van de praktijkvoorbeelden én omdat de schrijvers erin slagen complexe financiële principes simpel uit te leggen. Een verademing, niet alleen voor leken, zelfs voor ingewijden wat mij betreft. Dit boek slaagt er ook in met echt verfrissende cases te komen. Ver weg van huis: heeft u wel eens gehoord van MIT GHAMR of van UMPQUA Bank? Dichtbij huis: bent u bekend met de bijzondere ontstaansgeschiedenis van Centraal Beheer? Of met die van het Pensioenfonds Rotterdamse Roeiers dat in al haar eenvoud al zo’n 100 jaar functioneert als een modern ‘broodfonds’?

Nu bent u natuurlijk benieuwd naar wat bankieren (en verzekeren) briljant maakt? Als ik dat lijstje succesfactoren hier ga opsommen dan doe ik geen recht aan de rijkheid van het boek. Maar om teleurstellingen te voorkomen: de succesfactoren zouden u en ik ook op een achternamiddag kunnen verzinnen. Een bankier moet een sterke visie en drive hebben (start, fase 1 in het format), moet in staat zijn dat om te zetten in een excellente bedrijfsvoering (middenstuk, fase 2) en dat vooral heel lang en consistent weten vol te houden (slotstuk, fase 3). Opvallende lessen uit dit boek zijn dat lange termijn succesvolle organisaties nooit puur op aandeelhouderswaarde of financieel rendement draaien, dat een aantal succesvolle spelers door overheden zijn opgericht en dat het bij de meeste ‘briljanten’ draait om idealisme, integriteit en écht vertrouwen. Juist bij financiële diensten draait alles om vertrouwen en maatschappelijk draagvlak. Maar zoals gezegd: dat vermoeden hadden we al.

De vraag die zich nu onvermijdelijk opdringt is: als dit dan de succesfactoren zijn, waarom zien we dan zo ongelooflijk veel van het tegendeel om ons heen? Dat komt door de helaas wat minder uitgewerkte fase 4: onvermijdelijk lijkt elke organisatie in deze sector ten prooi te vallen aan hebzucht, gemakzucht en onvoldoende veerkracht en zelfreiniging. Het maatschappelijk fundament waarop de organisaties hun ‘ding kunnen doen’ lijkt onderaan het lijstje prioriteiten te bungelen. Dan maar een kortlevende en minder briljante organisatie: zolang ik mijn zakken maar heb gevuld en diezelfde maatschappij voor de schade opdraait. En dit wist ik overigens ook niet: in 1673 werd de frauderende boekhouder Rutger Vlieck op de Dam tegenover het pand van zijn werkgever ‘De Amsterdamse Wisselbank’ onthoofd. ‘Mede gezien het grote belang van het goede vertrouwen, werden zondaars hard en zichtbaar gestraft’.

Dr. Rudy van Stratum is directeur van Stratum Strategie en auteur. Hij heeft een blog op www.slimmefinanciering.nl

Tegendenken (23): adverse selection

Ik heb halverwege jaren 90 een tijd bij Randstad Uitzendbureau mogen werken (als vaste kracht overigens!). Als econoom zag ik daar in het echt gebeuren wat ik daarvoor al in de boekjes had bestudeerd.

Meer rechten voor uitzendkrachten

Het fenomeen uitzendkracht is natuurlijk al vele decennia oud. Randstad-oprichter Frits Goldschmeding is begin jaren 60 als met zijn handel begonnen in Amsterdam en omgeving. Laten we eerlijk zijn: jarenlang wilde je liever geen uitzendkracht zijn, er was toch iets mee aan de hand. Prima als vakantiebaantje, prima als student om wat bij te verdienen, maar niet ‘voor het echie’. Jarenlang heeft Goldschmeding dan ook missionarissenwerk moeten verrichten om ons serieuzer naar uitzendkrachten te kijken. Inmiddels is het flex voor en flex na wat de klok slaat. Of je nu zzp’er heet of uitzendkracht of interim-manager, het idee is dat je op flexibele basis kan worden ingehuurd door je opdrachtgever.

Terug naar de jaren 90, toen ergens heeft de omslag in denken en handelen (over inhuren van tijdelijke personeel) plaats gevonden. En wel in die mate dat de vakbonden zich zorgen begonnen te maken. Over hun ledental waarschijnlijk, maar ook over de juridische positie van uitzendkrachten. Sommige mensen waren feitelijk al jarenlang uitzendkracht zonder dat ze op een fatsoenlijke wijze vaste rechten en/of een pensioen opbouwden. Soms vonden de uitzendkrachten dat ook prima, maar vaker was het geen bewuste keuze. Vandaar dat de vakbonden het toen voor elkaar hebben gekregen om uitzendbureaus te verplichten de ‘structurele’ uitzendkrachten bij henzelf op de payroll te zetten. Hierdoor had je flexibel in te huren krachten die desondanks toch in vaste dienst waren (bij het uitzendbureau namelijk).

Maar hoezo eigenlijk?

Probleem opgelost dus. De redenering klinkt heel simpel: uitzendkracht meer rechten dus in vaste dienst. Maar wij hadden toen al discussies over wat er zou kunnen gebeuren. Je verplaatsen in de ander (wat zou jij in zo’n geval doen?) kan in zo’n geval geen kwaad. De kern van tegendenken is je verplaatsen in de ander en/of je verplaatsen in de tijd. Dus bij deze.

Wat zou jij doen als werkgever als je weet dat je iemand na 6 maanden flexwerk in vaste dienst moet nemen? Welnu, los van allerlei draaideur-constructies, mag je aannemen dat er na 6 maanden een hele serieuze afweging wordt gemaakt. Wie van deze mensen wil ik echt vast aannemen en bij wie heb ik twijfels en zeg ik nee? Deze afweging zal er toe leiden dat de allerbeste en minst risicovolle uitzendkrachten een vaste baan krijgen aangeboden. Soms zal zo’n ‘gouden kracht’ daar helemaal geen behoefte aan hebben (want hij kan overal aan de slag, kiest juist voor wisselend werk). Maar, en dat is de kern van dit verhaal, er blijft een groep over waar ‘iets mee is’. Waar voorheen nog niet helemaal duidelijk was hoe het zat, is nu duidelijker geworden wie de betere en wie de mindere uitzendkrachten zijn.

De uitkomst is dat de tweedeling (vast versus flexibel) die moest worden opgelost juist tot een nog grotere scheiding zal leiden. De onderkant van de markt gaat het hierdoor nog moeilijker krijgen want moet om alle risico te vermijden elke keer naar een andere uitzendbureau verhuizen en/of er minimaal een maand tussen uit (de draaideur).

Adverse selection

Dit fenomeen had ik eerder in de boekjes gelezen onder de naam ‘adverse selection’. De selectie ‘verkeerd om’. Het klassieke voorbeeld is de bank en de klanten die geld willen lenen. In de oude situatie heb je een bank en daar kun je geld lenen tegen een vaste rente van zeg 4%. Als iedereen netjes rente en hoofdsom terug betaalt dan gaat dat jarenlang goed. Maar op een dag gaat er iemand failliet of kom in persoonlijke problemen. En nog een en nog een. Uiteindelijk zal de winstmarge van de bank in het geding komen en zal de rente over de hele linie iets omhoog moeten, bijvoorbeeld van 4 naar 5%. Opgelost!

Opgelost? Nou, dat is nog maar de vraag. Ik zal als nette betaler niet zo blij zijn met deze rente-verhoging. Ik ga kijken of er andere banken zijn waar ik goedkoper terecht kan. Ik zal mezelf aanprijzen als een goede betaler. Het effect van de renteverhoging is dat de oude bank zijn beste klanten ziet verdwijnen. En wat is daarvan het effect? Dat er relatief gezien nog meer klanten in de problemen komen want deze oude bank houdt de slechtste klanten met de meeste kans op problemen over. Daarom de naam ‘adverse selection’. De bank heeft onbewust een strategie gekozen die de slechtste klanten laat blijven (de verkeerde selectie dus). En nu zal de rente nóg hoger moeten worden en zullen nog meer goede klanten weg lopen. En zo verder.

Onlangs bespraken we het broodfonds als vorm van financiering van onderaf. Ook daar speelt mogelijk zo’n keuze verkeerd om. Als groepje van 20 mensen lap je samen geld voor elkaars uitval tijdens ziekte. Maar juist de mensen die nooit ziek worden hebben op termijn een reden om uit te stappen en zich elders goedkoper of beter te verzekeren. De ‘slechtste’ gevallen blijven in zo’n geval over waardoor de inleg per persoon omhoog zal moeten om de kosten te kunnen blijven dekken. Maar nu wordt het voor een aantal ’tussengevallen’ (bijna nooit ziek) toch ook te gortig bij die hogere inleg: ook zij gaan nu uitkijken naar een alternatief. Kortom: einde solidariteit, einde broodfonds.

Voorkomen?

Je krijgt meer zicht op mogelijk ‘verkeerde selectie’ (ongewenste effecten) door ook na te gaan hoe de ander reageert op de voorgestelde maatregel of verandering. Je kunt bijvoorbeeld in de (oefen-) ruimte plekken markeren die staan voor andere personen of partijen en vanuit die plek onderzoeken wat je daar zou doen. We zullen hier nog een oefening voor gaan maken.

Rudy van Stratum

Broodfonds ‘financiering van onderop’

Broodfonds: wat is het?

Het is een fenomeen van de laatste paar jaar. Het gaat over zelfstandige ondernemers die op zoek zijn naar een verzekering voor inkomensderving bij ziekte en/of arbeidsongeschiktheid. En die de premies die daar op dit moment bij de reguliere verzekeringsmaatschappijen voor worden berekend niet kunnen of willen betalen. De oplossing is dat een relatief kleine groep zelfstandig ondernemers een onderlinge verzekering afspreekt en regelt. Met als uitkomst dat de te betalen premie een stuk lager kan komen te liggen.

Je zou kunnen zeggen dat een broodfonds een vorm van ‘crowd insurance’ is. De crowd (van zelfstandige ondernemers) regelt haar eigen voorziening voor inkomensderving in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Qua thematiek past dat bij ‘slimme financiering’ en ik zou het omschrijving als een vorm van ‘financiering van onderaf’ (zie onze beslisboom).

De woorden ‘verzekering’ en ‘premie’, zo wordt mij verteld, mogen hier absoluut niet worden gebruikt. Het gaat niet over een premie maar over een maandelijkse inleg op je eigen rekening. En het gaat niet om een uitkering (in geval van ziekte oid) maar over een schenking. In mijn ogen is dat een juridisch-fiscaal aspect. Ik ben in eerste instantie geïnteresseerd in de economische werking van de constructie. Hoe werkt het in de dagelijkse praktijk? Veel informatie is te vinden op www.broodfonds.nl maar ik ben helemaal bij gepraat door René Albers die sinds kort werkzaam is voor BroodfondsMakers (mogelijke fouten of onjuistheden hieronder blijven natuurlijk voor mijn rekening).

De economie

Je bent dus zelfstandig ondernemer en financieel kwetsbaar in geval van ziekte. Een gewone verzekering regelen is (ga ik even van uit) te duur (afhankelijk van je beroep en bijbehorend risico (ook weer afhankelijk van leeftijd en branche) kan de maandpremie oplopen tot € 500-600 bij een verzekerd jaarinkomen van pak hem beet € 25.000 bruto). Dan kun je dus een broodfonds overwegen. Zou je door met zijn allen maandelijks een bedrag in te leggen elkaar uit de brand kunnen helpen?

Dan moet je dus weten hoe groot de kans is op ziekte. Landelijk ligt het ziektepercentage voor zelfstandigen zo rond de 4%. Het broodfonds neemt voor de calculatie een percentage van 4,5% en gaat daarbij dus aan de veilige kant zitten (op basis van de relatief korte historie van aangesloten zelfstandige ondernemers ligt het feitelijke ziektepercentage iets boven de 1%!). De ‘schenkingsniveaus’ (later meer over de term) die beschikbaar zijn liggen tussen de ondergrens van € 750 per maand en de bovengrens van € 2.500 per maand, oplopend met stappen van € 250. De bijbehorende ‘premie’ of inleg is dus 4,5% van dit bedrag. Dus kies je voor € 2.500 schenking in geval van ziekte dan moet je maandelijks 4,5% van € 2.500 inleggen, oftewel € 112,50.

Mag je zelf kiezen voor welke schenking je gaat? Nee. Het idee is dat je je verzekert alleen voor het hoogst noodzakelijke. Als maat hiervoor geldt wat je maandelijks nodig hebt aan ‘winst + vaste lasten’. Als je dus een paar jaar geen winst hebt gemaakt, kun je je alleen verzekeren voor je vaste lasten. Maar hoe kan ik daar dan van leven? Eehh, …, dat weet ik ook niet, maar blijkbaar kon je dat al die tijd al doen dus de verzekering gaat daar geen verandering in aanbrengen. Anders gezegd: de verzekering wil geen prikkel geven om bij ziekte beter af te zijn dan voorheen.

Er geldt standaard een maand eigen risico, maar een kortere of langere periode is mogelijk. En er is een maximale periode van uitkering schenking, namelijk van 2 jaar per ziektegeval. Voor ziektes langer dan die 2 jaar kun je eventueel aanvullend bijverzekeren via de normale AOV-s. Bovendien blijkt zo’n 97%-99% van de mensen die ziek worden binnen 2 jaar weer beter te zijn (of, klinkt hard, maar is dan gestorven).

Voorbeeld

Het allersimpelste is natuurlijk als je zelf je eigen broodfonds bent. Dat heet een gezonde buffer voor jezelf opbouwen. Gewoon elke maand een bedragje opzij zetten en dan teer je daar op in als je even ziek bent en/of geen inkomen hebt. Maar ja, als het zo simpel was … In de praktijk blijkt een groep van minimaal 20 deelnemers noodzakelijk om goed te kunnen werken. Die deelnemers zitten bij voorkeur bij elkaar in de regio en/of kennen elkaar dus. Wat ook kan is dat de 20+ deelnemers tot een groep gelijkgestemden hoort (een bepaalde beroepsgroep die regelmatig bij elkaar komt maar best landelijk verspreid kan wonen).

Stel voor het simpele rekenen dat er 20 deelnemers zijn die allemaal gaan voor de maandelijkse inleg van € 112,50. Dan komt er elke maand € 2250 binnen. Als er niemand ziek wordt en er zou sprake zijn van een grote pot geld (wat niet het geval is, maar zie later) dan staat er na een jaar € 27.000 op de totale rekening. Stel dat in maand 13 één zelfstandig ondernemer ziek wordt en dus maandelijks een uitkering krijgt van € 2.500. Elke maand gaat er dus € 2.500 uit de pot voor de uitkering/schenking aan de zieke zelfstandig ondernemer. Maar ondertussen blijft er natuurlijk ook gewoon € 2.250 binnen komen elke maand. Per saldo loopt de pot elke maand dus terug met € 250. Na de maximale ziekteperiode van 24 maanden staat er dan nog steeds € 21.000 op de rekening. Niets aan het handje.

Wat als er vanaf maand 13 twee zelfstandige ondernemers tegelijk ziek worden? Dan zakt de pot elke maand met € 2.750 en is de pot na ongeveer 10 maanden, dus binnen 1 jaar, leeg! Ergens slaat het dus om van een gelijkblijvende naar een oplopende of juist aflopende pot. Om het verhaal niet onnodig lang te maken: als je met 22,22 mensen zou starten en je hebt 1 ziektegeval na 1 jaar dan blijft de pot eeuwig durend op € 30.000 hangen. En dat heeft er mee te maken dat 1 / 22,22 precies gelijk is aan 4,5% en dat was het premiepercentage. Belangrijk voor een opgestart Broodfonds is dat ze snel doorgroeien naar 30-40 leden omdat dan de risico’s verkleinen en de draagkracht sterk toeneemt.

Fiscaal / juridisch

Hoe werkt het in de praktijk? Voor iedereen wordt een rekening geopend en een lid stort daar elke maand zijn eigen geld op. Die rekening is en blijft gewoon van jezelf. Als iemand ziekt wordt dan doet elke deelnemer een ‘schenking’ aan de zieke deelnemer. Dus als je ziek wordt en € 2.500 krijgt dan stort elke deelnemer (in geval van 20) € 125 op jouw privé-rekening vanuit die eigen individuele pot. De zieke zelfstandig ondernemer ziet op deze manier elke maand 20 afschriftregels met namen erbij. Omdat het in dit geval over schenkingen gaat van de ene naar de andere persoon, is sprake van fiscale vrijstelling. Het zaakje zit zo in elkaar dat iedereen in principe binnen de regels van de fiscus blijft wat betreft schenkingen. Het opgebouwde vermogen van je eigen rekening (maandelijks inleg minus schenkingen) valt in box 3 (daar betaal je dus jaarlijks belasting over, maar die valt ongeveer weg tegen de rente op de rekening) en de ontvangen schenkingen zijn belastingvrij voor de ontvanger (vandaar netto schenkingen). Daarom hier dus niet ‘premie’ en ‘verzekering’ maar ‘inleg’ en ‘schenking’.

De BroodfondsMakers is een overkoepelende instantie (een coöperatie) die de administratie verzorgt voor € 10 in de maand en een eenmalige vergoeding van € 275 per aangesloten deelnemer van een Broodfonds (die dan, zover ik het begrijp, in de vorm van een vereniging is gegoten. Waarom geen coöperatie? Geen idee. Stijn gaat in een aparte blog nog in op de verschillen tussen coöperaties en verenigingen). De BroodfondsMakers vraagt de individuele rekeningen aan bij een bank waar afspraken mee zijn gemaakt, zorgt voor de automatische incasso’s in geval van ziekte etc.

Andere bijzonderheden?

Er is een maximum gesteld aan de opgebouwde individuele buffer van 36 maanden. Daarna blijf je nog wel inleggen maar krijg je jaarlijks het teveel terug gestort.

Je kunt je ook part-time ziek melden, dan kun je toch nog wat verdienen met je bedrijf. En wie bepaalt dat of je part-time ziek bent? Dat bepaal je in principe zelf. Vertrouwen speelt een grote rol in het netwerk. Daarom is de grootte van de groep cruciaal. Te klein (<20) is kwetsbaar vanuit financieel oogpunt en te groot (>50) is kwetsbaar vanuit de verminderde controleerbaarheid (en te grote anonimiteit).

Kun je zomaar uittreden als je vindt dat er te veel mensen ziek zijn en jij juist niet? Ja, dat kan. Twee maal per jaar kun je toe- en uittreden. ‘Adverse selection’ heet dat in de economische literatuur. De mensen met de meeste kans op ziekte blijven over, einde systeem …

Gaat het wel eens fout? Er is een enkele situatie ontstaan waarin iemand binnen een pas gestarte groep structureel ziek werd en waarbij de kas op dat moment onvoldoende groot was. (De regel is dat er nooit meer uitgekeerd kan worden dan er gespaard is op alle individuele rekeningen van alle leden van het betreffende Broodfonds). Maar zoals gezegd is het feitelijke ziektepercentage van alle aangesloten clubs landelijk rond de 1% dus het kan niet anders dan dat er ‘macro’ een aardige buffer wordt/is opgebouwd.

Wat is het verdienmodel? Volgens mij ligt de kern van het verdienmodel in het verbeterde controle-mechanisme van een kleine groep bekenden. Controle klinkt vervelend, maar het is ook de controle naar jezelf toe. Je meldt je alleen maar ziek als het echt niet anders kan. En je weet dat je je clubleden regelmatig onder de ogen komt. Transparantie is misschien een fraaier woord. Het andere verdienmodel is dat er sprake is van ‘disintermediation’: geen grote organisatie met lease-auto’s, bonussen, glazen gebouwen, je snijdt een onderdeel van de keten weg. Okay, okay, ik snap dat daar ook sprake is van schaalvoordelen, maar blijkbaar zijn die niet overtuigend genoeg meer.

Een ander bijkomend verdienmodel dat René noemde: als je al een verzekering hebt lopen dan kun je vragen daar de eigen risico periode op te hogen naar 24 maanden. Grote kans dat je dan per saldo goedkoper uit bent. De grote verzekeringsmaatschappijen zien daarentegen juist weer een kans in de markt voor > 2 jaar te duiken en daar producten op maat aan te bieden.

Tenslotte lijkt mij een verdienmodel dat de schenkingen hier netto zijn en dat je dus door deze constructie een belastingvoordeel hebt (waar een verzekeringsmaatschappij bij een uitkering belastingen moet inhouden, hoeft dat hier bij netto schenkingen niet).

Rudy van Stratum