Tag archieven: crisis

Een betere wereld met een @nder soort geld? (deel 3)

Tijd om pas op de plaats te maken. In twee uitvoerige blogs heb ik aandacht besteed aan de voorstellen en ideeën over @nder geld zoals die door de Social Trade Organisation (STRO) en de bijbehorende ‘banking-software’ Cyclos worden uiteengezet. Deel 1 is hier te vinden, en gaat met name over de betaalfunctie, deel 2 is hier te vinden en gaat dieper in op de leen- en investeerfunctie van het @ndere geld.

Kern van de aanpak

Geld en de inrichting van onze monetaire systeem speelt een niet te onderschatten rol bij de inrichting van onze samenleving. We constateren dat we eigenlijk maar één dominant systeem kennen en we constateren ook dat er nogal wat onhebbelijkheden aan dat systeem kleven. Het geldsysteem is gebaseerd op geldschepping in handen van private partijen die als doel hebben hun eigen winst op korte termijn te maximaliseren. Met name de laatste decennia wordt een steeds groter deel van het geld aangewend voor speculatieve doeleinden en beweegt het geld vliegensvlug van de ene naar de andere kant van de aarde. Dit zorgt voor instabiliteit en verhoogde kans op crises in de reële economie met alle gevolgen van dien. De kosten van reparatie en herstel worden afgewenteld op de belastingbetaler. Geld is een eigen leven gaan leiden en werkt vooral voor een kleine groep rijken en machtigen. Vaak hoor je dat die dingen nu eenmaal zo gaan en zo werken. Dat zijn de wetten van de economie, that’s life deal with it.

Lees verder

Een betere wereld met een @nder soort geld? (deel 2)

Ander geld (of zoals het hier wordt genoemd @nder geld): is dat wat om een aantal economische en maatschappelijke vraagstukken op te lossen? Volgens Henk van Arkel en de Social Trade Organisation is het onvermijdelijk: @nder geld gaat er komen, hoe dan ook, linksom of rechtsom. Via deze organisatie en de bijbehorende software Cyclos kan elke locatie een eigen geldkring inrichten en zelf spelregels toekennen aan het economisch-maatschappelijke spel.

Lees verder

Staan we na de financiële crisis aan de vooravond van een ICT-crash bij banken?

Cultuurkaart financiële sector

Via een berichtje op Twitter werd ik gewezen op onderstaande cultuurkaart van de financiële sector. Omdat de versie die aan het Twitter-bericht hing niet goed leesbaar was, ging ik op zoek naar een beter leesbare versie. Toen pas kwam ik tot de ontdekking dat deze mindmap niet vers van de pers is maar uit 2014 dateert. De mindmap is gemaakt in overleg met de financiële sector zelf en het betreft een wensbeeld. Dus zo zou de cultuur moeten zijn (op termijn).

U moet hem maar eens rustig bekijken en dan stel ik meteen de vraag: wat valt u op als u 1) er even snel naar kijkt, 2) er wat langer naar kijkt.

Ik wacht even. Neem de tijd.

cultuurkaart-financielesector

Wat mij opvalt aan de cultuurkaart

Ik heb natuurlijk hetzelfde gedaan. Dat is onvermijdelijk als iets je aandacht trekt. Je hebt een eerste indruk en als het een beetje meezit, dan kijk je er nog eens uitgebreider naar.

Mijn eerste indruk:

  • Hé, goed dat de financiële sector eens nadenkt over haar eigen cultuur.
  • Ben ook benieuwd hoe zij dat zelf zien, hoe dat zou moeten.
  • Leuk, die tekstballonetjes met quotes (van medewerkers uit de sector).
  • Netjes, overzichtelijk, zo’n mindmap, geeft structuur, nodigt (mij) uit verder te lezen.

Mijn tweede indruk:

  • Het valt me tegen, ik had er meer van verwacht.
  • Ik zie een aantal steekwoorden die weliswaar kloppen (gewenst zijn), maar eigenlijk op elke sector van toepassing kunnen zijn.
  • Ik mis de scherpte, ik vind het te sociaal gewenst, het is ‘braaftaal’ waar niemand tegen kan zijn.
  • Jammer nou, er zou toch meer profiel en reliëf in moeten kunnen zitten, meer geloofwaardigheid, meer authenticiteit.

Kijken we nog wat verder, naar de inhoud, dan zou ik een nog kortere mindmap kunnen maken. Volgens mij komt de cultuur zoals hier afgebeeld neer op twee kernzaken:

  • Ik zou mijn eigen product willen kopen. Ik zou het product aan mijn eigen familie aan kunnen bevelen. IK en FAMILIE zijn hier de kernwoorden.
  • Als ik bij DWDD zit, moet ik het uit kunnen leggen wat we doen of gedaan hebben (aan het publiek, de ander). UITLEGGEN en de ANDER zijn hier de kernwoorden.

Zo simpel is het volgens mij. Een architect die in zijn eigen ontwerp wil wonen: dat straalt vertrouwen uit. Iemand die zijn eigen product koopt, die gelooft in zijn eigen product. Waarom zou je jezelf immers benadelen? En als je iets moois maakt, waar je zelf achter staat, dan wil je het ook graag uitleggen aan iemand anders. Je bent niet bang voor kritische vragen, want zulke vragen brengen je verder, je krijgt een beter product en meer tevreden klanten. En: je kunt het pas uitleggen als je je eigen product of dienst ook zelf begrijpt. Dus ingewikkelde verpakte beleggingsproducten zouden bij DWDD door de mand vallen.

Maar nu slaat het door wat mij betreft. Dat is ook niet geloofwaardig. Hoe ziet de huidige cultuurkaart er eigenlijk uit? Ook wel benieuwd naar wat de sector daar zelf van vindt. En ‘wij zoeken proactief naar mogelijkheden om doelen van onze klanten te helpen realiseren’? En ‘wij wegen in onze beslissingen de belangen van alle belanghebbenden mee’? Dat vind ik niet geloofwaardig. Je mag er zelf ook wat aan verdienen. Maar hoeveel is dat? Wat is redelijk? Waarom zou je de lat hoog leggen als er weinig concurrentie is? Je gaat het jezelf toch niet nodeloos ingewikkeld maken? En als een paar basisproducten prima werken en aan de basisbehoeften van het betalingsverkeer voldoen, waarom zou je dan elke keer weer innoveren? Communiceren in normale mensentaal (onderdeel van de wensenlijst) betekent ook dat je niet in rare volzinnen uit een duurzaamheidsfolder spreekt. Want dat geloven we gewoon niet.

Helder dat de sector er met deze kaart nog lang niet is, daarom is er ook sprake van een vervolgtraject.

Staan we na de financiële crash aan de vooravond van een ICT-crash?

Maar wat wil het toeval? Net als ik dit stukje aan het tikken ben, zie ik een artikel in De Correspondent waarin de noodklok wordt geluid over de kwetsbaarheid van de ICT-infrastructuur van diezelfde financiële sector. Nou, ik kan ook mindmaps maken, dus aan de slag:

ict-crash bankenDat is niet niks wat hier staat. Door fusies en overnames en een lange historie is de technische backbone van banken door knip- en plakwerk in elkaar gezet en geschoven. Er is maar een hele kleine groep deskundigen die precies weet wat er aan de hand is en eventueel kan ingrijpen als het fout gaat of er een reparatie nodig is. Natuurlijk heeft het ook met kosten te maken. Eigenlijk moet het hele systeem op de schop, maar dat zou een enorme impact op de winstgevendheid hebben. Maar in de top van de banken is er ook weinig kennis en besef van wat hier aan de hand is, blijkbaar hebben andere zaken een hogere prioriteit. En als klap op de vuurpijl: ook bij de toezichthouder is het niet veel beter gesteld.

Nuancering: dit artikel van De Correspondent is voornamelijk gebaseerd op gesprekken die in en met de sector zijn gevoerd. Ik heb ook geen reden om aan de strekking te twijfelen maar gezien de ernst van de situatie zou meer diepgang en checks op feiten hier zeker op zijn plek zijn.

Ernst? Letterlijk staat het zo niet in het artikel, maar zoals ik het lees: het is een kwestie van tijd voordat het echt goed fout gaat. Dat betekent het verdwijnen van rekeningen? Het niet meer bij je rekening kunnen gedurende een aantal dagen? De hele economie ligt dan dagen plat? Er ontstaat paniek? De gevolgen zijn ook niet precies uitgetekend inclusief de bijbehorende kosten. Maar de strekking van het verhaal is: die kosten zijn enorm. En die kosten zullen dan weer worden afgewenteld op ons, op de maatschappij.

De conclusie kan niet anders zijn (tot het tegendeel blijkt): na de financiële crisis krijgen we als het even tegenzit spoedig een ICT-ramp te verwerken!

Test of the pudding: reactie op dreigende ICT-crash

Wat is de relatie tussen de ene mindmap en de andere mindmap?

Welnu: we weten nu wat de financiële sector graag wil (qua waarden en handelingsrepertoire). Proactief zijn. Dingen doen die waarde toevoegen. Bij DWDD gaan zitten om het uit te leggen. Alleen spullen maken waar ook echt behoefte aan is. Reflecteren op de kwaliteit en de waarde van ons werk.

Het kan dus niet anders of we moeten binnenkort op een geloofwaardige manier worden gerust gesteld door de sector. Dit verhaal is onzin! Of: we gaan er wat aan doen, dan maar wat minder winst op korte termijn.

Wat denkt u? Wordt de handschoen opgepakt? Wordt de cultuurkaart werkelijkheid?

Rudy van Stratum

Bankencrisis verklaard door ex-bankier (MMM12)

Vorige week las ik een interessante bijdrage in de Volkskrant over het ontstaan van de bankencrisis (zie hier het volledige stuk op de site van Sezen). Nu hebben we inmiddels tientallen verklaringen voor het ontstaan van de crisis, maar deze is om minstens twee redenen interessant:

  • De schrijver is ex-bankier en heeft zo’n 25 jaar in en rond de top van de Rabo-organisatie gewerkt. Wim van Dinten heeft dus een kijkje in de keuken gehad en dicht bij het vuur gestaan. Een blik van binnenuit dus.
  • Veel verklaringen leggen het accent op de techniek van bankieren en regelgeving. De crisis is in die verklaringen ontstaan door de toenemende vrijheid die banken kregen in combinatie met de opkomst van ict en complexe producten (verpakte hypotheken, ‘kwants’ en zo verder). Je zou de recente film ‘The big short’ ook in deze laatste categorie kunnen indelen (met name het eerste deel van de film). De verklaring van Van Dinten legt het accent meer op een andere moraliteit en daaruit volgend ander gedrag.

De opstart

Het is maar een kort artikel dus zelf lezen heeft de voorkeur. Ik volg het artikel zoveel mogelijk en probeer tot een systeemdiagram te komen.

Het begint volgens Van Dinten ergens rond 1988 toen het boek ‘Breaking up the bank’ verscheen. Hierin werd, conform de nieuwste economische inzichten, uit de doeken gedaan hoe je als bank meer kon verdienen door de bank op te splitsen in losse delen. McKinsey stuurde dat boek op naar haar klanten om de mogelijkheden van dit nieuwe ‘verdienmodel’ met de top van de banken te bespreken. De banken hadden wel oren naar dit nieuwe model en er brak een fase aan van implementatie.

Bij de implementatie (na het opsplitsen) werden de verschillende nieuwe business-units elk verantwoordelijk voor het maximaliseren van hun winsten. Er werd gestuurd op cijfers en economische rationaliteiten. En het nieuwe model bleek uitstekend te werken. In de jaren daarna explodeerden de winsten van banken. Aan de zijlijn gaf de grote toezichthouder en regelgever Alan Greenspan goedkeurende knikjes (en/of loftuitingen): ja, dit is een prima model, eigenbelang is goed.

Ik vat deze opstarthistorie samen met:

    • Focus door managers op eigenbelang en maximale winst.
    • Rationele sturing (nieuwe economische technieken gebaseerd op spreadsheets en scorecards) op financiële resultaten.

 

ScreenShot148

De stand van de economische wetenschap speelt hier dus een belangrijke rol. Eerder schreven we al over de ideologie van de vrije markt die nauw verweven is met wat economen in hun boeken en tijdschriften publiceren.

De cirkel

Maar dit is slechts de opstart (de aanleiding, de historie). Hoe ziet de zichzelf versterkende cirkel (de dynamiek waar we naar op zoek zijn) er uit? Een kleine ‘loop’ hadden we al te pakken: de belangrijke toezichthouder die de banken complimenteert met hun gedrag en bijpassende resultaten. Het succes is dermate groot dat (bewust of onbewust) het idee ontstaat dat de mensen in de omgeving (de leefwereld) er niet meer zo toe doen. Althans, het is niet de business van de bank, dat is puur die maximale winst. Moraliteit (of het wel ‘klopt’ wat je doet) wordt zoetjesaan een ouderwets en stoffig begrip.

Het gedachtegoed van de economen en bankiers grijpt als een virus om zich heen. Het lijkt of er sprake is van ‘groupthink’ want ook journalisten, politici en zelfs burgers en consumenten gaan in deze nieuwe wereld van eigenbelang en rationaliteit mee. Gevolg is dat er geen tegengeluid en weerwoord meer is. Banken krijgen vrij spel om nieuwe producten te ontwikkelen waarbij geldt ‘zolang het niet verboden is mag het’. Van Dinten spreekt over het aansmeren van nieuwe producten. Managers en medewerkers moeten immers hun targets halen. De klant staat centraal maar vooral als middel om de eigen doelstelling te halen.

Uiteindelijk (zie The Big Short en vele vele artikelen) ontploft de boel na een aantal jaren en is vanaf 2007-2008 sprake van een internationale economische crisis met vele slachtoffers. De dynamiek wordt nu versterkt door de toezichthouders die reageren met meer toezicht en meer regels. Met andere woorden: het gedrag en het sturingsmodel worden niet ter discussie gesteld. Het is niet het gebrek aan moraliteit en/of de rationaliteit van targets die het probleem vormen. We hebben gewoon niet goed opgelet en te weinig kaders en regels gesteld. ‘Meer regels’ past met andere woorden prima in dezelfde wereldoriëntatie (van bankiers/economen) maar nu van toepassing op de toezichthouders. Ook de operatie van toezichthouders is immers gebaseerd op economisch rationele stuurmodellen en targets (de targets zijn ditmaal niet maximale winst maar maximale pakkans of minimale overschrijding van de regels oid). (( Vergelijk het met een medewerker die steeds te laat komt. De manager heeft het gehad met deze medewerker. Nog één keer te laat en je krijgt een boete! Nog een keer te laat en je wordt ontslagen. De manager wordt afgerekend op het aantal medewerkers dat op tijd komt. De medewerker raakt (nog meer) gedemotiveerd, wordt minder productief en het wordt van kwaad tot erger. In een andere wereldoriëntatie zou de manager het gesprek met de medewerker aangaan. Speelt er iets? Kan het bedrijf ergens faciliteren? Welke afspraken maken we met elkaar? ))

 

ScreenShot165

De grotere dynamiek

We kunnen de twee delen (opstart en cirkel) nu samenvoegen en de grotere dynamiek gaan bekijken.

Zonder volledig te willen zijn spelen heb ik nog enkele feedbackloops aangebracht:

  • Journalisten en politici kunnen ná het spatten van de crisis een tegengeluid laten horen (waardoor aansmeren nieuwe producten moeilijker wordt, zie Radar-uitzendingen).
  • Na het barsten van de bubble kunnen er scheuren komen in de bestaande wereldoriëntatie en/of kan de economische wetenschap andere modellen verkennen.
  • Zolang de winsten blijven stijgen (ondanks eventuele crises) is er juist een bevestiging van de huidige wereldoriëntatie.

 

ScreenShot153

 

De kern van het betoog van Van Dinten is dus dat zolang we eigenbelang en sturing op cijfers (zonder context) de gewoonste zaak van de wereld blijven vinden, we bezig zijn met symptoombestrijding. Ik zie wel overeenkomsten met het college dat Van Egmond onlangs gaf tijdens een Radar-extra college, waarbij ik het volgende diagram tekende:

wijzijn-ikheb02

Rudy van Stratum

Dynamiek van de (volgende) crisis (MMM09)

In de vorige blog gaf ik een samenvatting van de eindejaarsuitzending van RadarExtra. In die uitzending werd een reconstructie gegeven van waar we nu staan na de crisis van 2008. De sombere conclusie luidde dat er wezenlijk niet veel is veranderd om een herhaling van de crisis te voorkomen. Een van de verklaringen (uit mijn blog) voor het uitblijven van een wezenlijke verandering zijn de succesvolle pogingen van banken om veranderingen die ten koste gaan van hun winst zo veel mogelijk tegen te houden.

Enkele blogs daarvoor gaf Guus Hustinx een analyse van Shell die volgens hem te lang heeft vast gehouden aan oude technologie en oud denken. Shell wordt nu door de buitenwereld (met name beleggers en regelgeving) ‘op de knieën’ gedwongen.

Los van of beide analyses (die van de crisis en die van Shell) waar zijn: er dringt zich een interessante vergelijking op. Het lijkt er op dat banken er wél in slagen hun oude gedrag te continueren waar Shell tot een correctie wordt gedwongen. Hoe kan dat? Wat kunnen de banken wat Shell niet kan?

Dynamiek Shell

Ik kan die vraag nog niet beantwoorden.

Het verhaal van Shell bevat behalve een woordelijke verklaring van wat er bij Shell aan de hand is, ook een getekende dynamiek. Misschien moet ik als tussenstap ook een gevisualiseerde dynamiek maken van wat er in de nadagen van de crisis is gebeurd (nogmaals, volgens de eindejaarsuitzending).

De verklaring van Guus is dat Shell last heeft van ‘oud denken’. Oud denken is in zijn ogen een eenzijdige focus op het maximaliseren van het belang van de aandeelhouders. Dat betekent dat alles draait om de (korte termijn) winst. Voor de bestuurders van Shell ligt een beloning te wachten als zij slagen in het realiseren van een maximale aandeelhouderswaarde. Die beloning  bestaat uit hoge(re) salarissen en gekoppelde bonussen. Veel bonus betekent dus dat er ook veel aandeelhouderswaarde is. Hier is dus sprake van een bevestiging (van het ‘oude denken’) en in systeemtermen is hier sprake van een meekoppeling. De focus op aandeelhouderswaarde leidt via meer bonussen tot een bekrachtiging van het oude denken:guus01

Blijkbaar is er de laatste (5-10?) jaren sprake van een nieuwe realiteit. Met name is er een druk bij professionele beleggers om niet langer te investeren/beleggen in ‘oude energie’. Er zal sprake zijn van steeds meer regelgeving (moeilijker om oude energie te winnen) en ook is sprake van innovaties die alternatieve energie goedkoper maken. Die nieuwe realiteit leidt tot een sterke daling van de waarde van de oude voorraden olie (die vermoedelijk deels in de grond blijven zitten) en dus tot een sterke daling van de waarde van de aandelen. Aandeelhouders not happy! Maar omdat het oude denken van de Shell-top niet snel genoeg mee verandert komt Shell terecht in een negatieve spiraal. Guus visualiseerde dat inzicht als volgt:

guus02Mijn constatering is overigens dat deze redenering niet aantoont dat er iets mis is met het ‘oude denken’ van de Shell topmannen. Ze kunnen vrolijk doorgaan met het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde immers. Ze hebben alleen te laat gereageerd op de gewijzigde omstandigheden. Ze hebben er juist niet alles aan gedaan om het de aandeelhouders naar de zin te maken. Ze hebben onderweg een afslag gemist. Je zou ook kunnen zeggen dat de opkomende groene energieleveranciers net even beter de belangen van hún aandeelhouders hebben weten te behartigen. ((Wellicht is er bij Shell aan de hand wat er volgens Jeroen Smit’s ‘De prooi’ ook bij ABN Amro speelde. Focus op de eigen beperkte kring, arrogantie, blindheid, tunnelvisie. Overigens wil ik hier zeker niet het omgekeerde beweren, namelijk dat maximale focus op aandeelhouderswaarde geweldig is.))

Wereldmodellen

Nu dan terug naar de post-crisis situatie. Hoe ziet de dynamiek er daar uit?

Net zoals Guus niet in de hoofden van de Shell-directie kan kijken, kan ik niet weten wat een bankier denkt. Ook ik moet het dus doen met wat ik zoal lees, in de uitzending heb gezien en gehoord en wat ik beluister in mijn netwerk die ook de nodige bankiers telt. Het wereldmodel van een bankier in de post-crisis situatie zou speculatief de volgende elementen kunnen bevatten:

  • De basis is niet anders dan die bij Shell: het draait om maximale winst en/of aandeelhouderswaarde. Oud denken dus …
  • Winst maken waar het kan.
  • Zolang het niet verboden is mag het.
  • Als het hier niet kan, dan doen we het elders (we zijn niet afhankelijk van Nederland).
  • We kunnen doen wat we willen, ze maken ons niks. Als het fout gaat dan worden we gered. Als het goed gaat dan hangen we onszelf vol met bonussen.
  • Onze gesprekspartners snappen het toch niet, we kunnen ze van alles wijs maken. We kunnen ze nog een keer uitleggen wat goed is (lobby).
  • We zijn internationale spelers, daar gaat het om. We kijken naar buiten, naar de grote wereld, daar zitten onze voorbeelden. Hier wordt vooral kleingeestig gezeurd over details.

De dynamiek van de post-crisis wordt niet alleen door de banken bepaald maar ook door de wisselwerking met de politiek en met de burgers/consumenten. Dus wat is het wereldmodel van de politiek in deze situatie? Wederom speculatief:

  • We snappen het niet helemaal. Maar dat de belastingbetaler voor de kosten opdraait, dat is niet uit te leggen.
  • Best handig als de banken ons helpen bij het voorbereiden van de stukken (lobby).
  • Het mag niet ten koste gaan van de economie, dan worden de stemmers boos.
  • Ik zit hier maar 4 jaar, daarna heb ik ook nog een carrière.

En tenslotte zijn er nog de stemmers, de pensioengerechtigden, de burgers, de consumenten, kortom wij allemaal. Die zouden kunnen denken:

  • Ik krijg mijn geld toch terug als het fout gaat?
  • Allemaal mooi en aardig, maar ik wil wel een leuk huis kunnen kopen. En heb dus ruim krediet nodig.
  • Als de huizenprijzen stijgen: mooi, dan heb ik overwaarde, dan kan ik ook nog eens iets leuks kopen.
  • Rente-aftrek is belangrijk, hoe moet ik anders een eigen huis kunnen betalen?

De dynamieken

Ik geef het eerlijk toe: het valt nog niet mee als die onderlinge afhankelijkheden in een grafisch overzicht te krijgen. Ongetwijfeld kan dat veel beter dan ik hier laat zien.

De banken willen zoals gezegd (ook) hun aandeelhouders plezieren en hebben daar zelf voordeel van in de vorm van salarissen en bonussen. De unieke positie op de markt stelt hen in staat bovengemiddelde rendementen te behalen. Regelgeving vanuit de overheid is een ongewenste indringing op die vrijheid die zoveel mogelijk moet worden tegen gewerkt. Dat gaat in de vorm van lobby en met dreiging van vertrek naar het buitenland. Uiteindelijk is die druk effectief zo groot dat de voorgenomen regels worden verzwakt en omgebogen in het voordeel van banken.

ScreenShot087

De ongeremde maximalisering van die aandeelhouderswaarde leidt er toe dat de banken ’too big to fail’ worden, extra risico’s gaan nemen. Waardoor uiteindelijk een onhoudbare situatie ontstaat en de crisis ontstaat. Omdat we niet zonder de banken kunnen volgt een redding die door de belastingbetaler wordt gedragen. De burger annex belastingbetaler wordt boos en de maatschappelijk onvrede neemt toe.

ScreenShot088

Nu komt de politiek in het spel. Politici willen herkozen worden en ontevreden burgers betekent verlies aan stemmen. De onvrede vertaalt zich uiteindelijk in meer regels voor banken. Omdat dit mogelijk leidt tot minder kredietverlening aan consumenten en bedrijven leidt dit ook tot bekrachtiging of uitbreiding van bankgaranties en tot toezeggingen dat de hypotheekrente-aftrek zoveel mogelijk behouden blijft. Dat leidt vervolgens tot (hernieuwde) opbouw van schulden. Dat is op zich weer een nieuwe impuls voor een volgende bubble en crisis.

 

ScreenShot092

 

De extra regels en verhevigd toezicht zorgen voor nog meer dynamiek. Zoals betoogd in de Radar-uitzending wordt het voor nieuwe banken lastiger om toe te treden. Dat betekent minder concurrentie (dan gewenst) op de bankenmarkt en bestendigt zo het gedrag van de bestaande banken. Maar ook leidt meer regelgeving tot een nog complexer speelveld en tot nog minder inzicht in de situatie en hoe het verder moet. Dat betekent uitstel van maatregelen die wél effectief tot verandering kunnen leiden.

ScreenShot091

 

Ik laat het hier even bij want het wordt me al ingewikkelder dan mij lief is.

Inzicht van de dynamiek

Wat de dynamiek voor mij duidelijk maakt is:

  • Regels staan in het midden. Dat zou kunnen betekenen dat de discussie vooral draait om (extra) regels en toezicht. De (vermeende) oplossing komt centraal te staan en leidt af van inzicht in de écht benodigde aanpassingen.
  • Twee partijen, banken en politiek, houden elkaar gevangen in de bestaande situatie. Ieder blijft (om begrijpelijke redenen) hangen in het ‘oude denken’.

Rudy van Stratum

Op naar de volgende financiële crisis (Radar Extra) (MMM08)

Alweer bijna twee weken geleden (28 december 2015) was er een uitzending van Radar Extra te zien die een aardig beeld gaf van waar we nu staan na de financiële crisis van 2008. Dus 8 jaar later: welke lessen hebben we geleerd? Ik vond de uitzending de moeite waard om een poging te doen de kern van de boodschap samen te vatten in een mindmap. Wat u hieronder leest is dus grotendeels letterlijk in de betreffende uitzending terug te luisteren/zien. Ik vermeld hier de link naar de uitzending zelf maar de praktijk leert dat zo’n link na enkele weken niet meer werkt.

Ik heb de inhoud van de uitzending opgeknipt in vier ‘hoofdstukken’:

  • Het probleem in 2008
  • De situatie 8 jaar later (2016)
  • Is er een oplossing?
  • Waarom lukt het niet?

Onderaan treft u de samenvattende mindmap aan met deze vier hoofdstukken als ‘armen’ in de map.

Probleem 2008

Wat was eigenlijk het probleem in 2008? Dat we te maken hebben met een fragiel en kwetsbaar financieel-economisch bouwwerk. Economisch deden we het goed in de jaren vóór 2008 maar blijkbaar zat er iets in het systeem waardoor het zomaar uit kon zijn met de pret. Die fragiliteit zit met name in de financiële sector. Of nog simpeler gezegd: het probleem zit met name bij de banken. De banken zijn in relatie tot de nationale economie (te) groot. In de uitzending is de uitspraak te horen: het is niet een land met een bank maar een bank met een land. Omdat de banken zo groot zijn is de hele economie in sterke mate afhankelijk van het presteren van die banken. Als een grote bank omvalt dan hebben we kortom allemaal een probleem. En hoe zit het dan met een wat kleinere bank? Eigenlijk is ook dat een probleem. Door de toenemende onderlinge vervlechting van banken (en de reële economie) kan het omvallen van een kleinere bank een domino-effect op gang brengen waardoor er alsnog sprake is van een ‘meltdown’.

Kortom: de situatie is niet veilig.

Maar het gaat nog een spade dieper. Je zou kunnen zeggen: jammer dat het dan een keertje wat minder gaat, dat is de prijs die je moet betalen. Het is een correctie die erbij hoort en die wel weer wegebt. Nee, er is meer aan de hand. Banken hebben (ook) een nutsfunctie. Banken zijn verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. Hoe je je salaris ontvangt, hoe je winkelt, hoe je je belasting betaalt: alles gaat via overboekingen via banken. Als die kleine of grote banken omvallen dan valt de hele economie stil, dan kunnen we nagenoeg niets meer doen. We kunnen het ons niet permitteren dat die banken uitvallen. Omdat ze verantwoordelijk zijn voor onze financiële infrastructuur. In de uitzending wordt de vergelijking gemaakt met ons wegennet. Als een grote transportondernemer failliet gaat dan kunnen we nog steeds gebruik blijven maken van de wegen. Maar als een bank failliet gaat dan kunnen we ook niet meer betalen. Velen constateerden na 2008 dat het betalingsverkeer een publieke functie is en dat het vreemd is dat een commerciële onderneming die failliet kan gaan daar verantwoordelijk voor is.

Maar nog zijn we er niet. Die bancaire onderneming kán helemaal niet failliet gaan! Want precies omdat die publieke functie in haar pakket zit, kunnen we ons dat niet veroorloven. En daarom moet de overheid (de belastingbetaler) de bank redden mocht het fout gaan. En daarom ook liggen de economische prikkels op de verkeerde plek. Het systeem lokt als het ware een meltdown uit. Bankiers worden beloond voor succes en niet gestraft voor mislukking. Ook consumenten/spaarders doen in dit spel mee doordat de overheid bankgaranties tot € 100.000 biedt: normaal zou een bank die meer rente biedt op je spaargeld meer kans hebben om failliet te gaan, maar dat is door de overheids-bank-garantie geen beletsel om toch over te stappen naar die meer risicovolle bank. We willen juist banken die wél failliet kunnen gaan. Maar dan zonder schade toe te brengen aan de maatschappij.

Kortom: we willen niet dat dit nog een keer gebeurt en gaan maatregelen nemen. Dat is de situatie in 2008.

Situatie 8 jaar later (2016)

Dus wat hebben we bereikt in 2016, 8 jaar na de crisis?

Je kunt zeggen dat er veel is veranderd. Er is met name sprake van extra regelgeving en verscherpt toezicht op de financiële sector. Het eigen vermogen van banken (de reserves, waarmee schokken kunnen worden opgevangen) zijn of worden in kleine stapjes verhoogd. Toch, zo is de strekking van de uitzending en alle deskundigen die daar aan het woord komen, fundamenteel is er niets veranderd. Het systeem is nog steeds niet veilig. De volgende crisis zit er gewoon aan te komen. Over een jaartje of 8 kunnen we hem volgens een van de sprekers verwachten.

Laat ik de argumenten voor de beweringen ‘het is nog steeds niet veilig’ en ‘de volgende crisis zit er aan te komen’ eens op een rijtje zetten (zoals in de uitzending te horen/zien):

  • Banken zijn (nog) groter geworden in relatie tot de totale economie.
  • Slechts enkele banken (ING, ABN Amro, Rabo en SNS) maken 90% van de Nederlandse bankenmarkt uit.
  • Banken zijn nog meer onderling vervlochten geraakt: het netwerkeffect is vergroot.
  • Er is sprake van extra regelgeving maar het effect is vooral dat de toetreding van nieuwe spelers lastiger is geworden.
  • Het risico van de gevolgen van omvallen ligt nog steeds bij de belastingbetaler.
  • Het eigen vermogen van banken ligt niet fundamenteel hoger dan in 2008. We hebben het nu over 4-5% buffers waar volgens deskundigen 25-30% nodig is om de belastingbetaler buiten schot te houden. De discussies over zelfs die kleine verhoging van 2% naar 4% verloopt uiterst moeizaam. Banken stellen aan hun eigen klanten overigens wél de eis van 30% eigen vermogen.
  • Er is nog geen zicht op een scheiding van het betalingsverkeer van de overige bancaire activiteiten.

Is er een oplossing?

Een oplossing is nog niet zo makkelijk te bedenken. Want als ‘wij’ (in Nederland) de eisen te zwaar maken dan vertrekken de banken gewoon naar het buitenland. Zoals gezegd: de bank kiest het land en niet andersom. Als we taken gaan opknippen dan worden de meest renderende activiteiten door nog grotere buitenlandse spelers opgekocht. Per saldo zijn we dan werkgelegenheid en winst kwijt zonder dat het probleem is opgelost. Bij elke financiële aanpak hoort internationale afstemming en we weten hoe lastig dat is te realiseren.

Met deze enorme showstopper heeft het eigenlijk niet meer zoveel zin de ingrediënten van een oplossing op te dissen. Maar toch: ze worden in de uitzending wel genoemd, dus hier weer een rijtje.

  • Al gezegd: het eigen vermogen van banken moet fors omhoog en vergelijkbaar zijn met elke andere willekeurige onderneming: 25-30%.
  • Al gezegd: de infrastructuur moet apart worden geborgd. Dat kan op vele manieren. In de uitzending wordt de optie besproken van een staatsbank waar je kunt betalen (tegen kostprijs) en sparen (zonder rente) maar waar een garantie geldt.
  • Commerciële banken kunnen dan tegen elkaar opbieden met hogere spaarrentes maar met het risico van faillissement. De echte core van banken wordt dan het verstrekken van kredieten en leningen.
  • Er moet meer keuze komen om een betere marktwerking te garanderen. Toetreding moet makkelijker worden. Zolang banken niet te groot worden en failliet kunnen gaan (en dit ook bekend is bij de consument) is er weinig aan de hand. Meer keuze kan ook komen van initiatieven van onderop, bijvoorbeeld de in de uitzending besproken kredietunies. In een kredietunie kan de ene ondernemer met een overschot lenen aan een andere ondernemer met een tekort (waarbij de kleine kring zorgt voor financiële betrouwbaarheid).

Waarom lukt het niet?

Waar de uitzending van Radar het meest spaarzaam is in haar informatie is bij de verklaring van waarom we nog niet zoveel zijn opgeschoten. En dat is toch de kern van de zaak: blijkbaar zijn er oplossingen voor het probleem te bedenken en toch komt het niet echt van de grond. Dan moet je toch op zoek naar de hindernissen? En die oplossingen: zo geniaal zijn ze niet. We mogen gevoeglijk aannemen dat bankiers, deskundigen, politici, beleidsmakers en zo verder ook grosso modo op de hoogte zijn van wat er nodig is?

Kortom: wat is er hier aan de hand?

In de uitzending worden twee (belangrijke) verklaringen gegeven:

  • Een gebrek aan internationale afstemming. Of omgekeerd: de angst om bij eenzijdige aanpassingen de economische boot te missen. Zie hierboven.
  • Weerstand bij de bankiers. Het is een no-brainer dat alle genoemde maatregelen het feestje van bankiers bederven. Daar gaan de winsten en de bonussen. Er is daarom sprake van een enorme lobby om al te rigoureuze veranderingen tegen te houden of af te zwakken. Daarom kiezen ze voor het afleggen van een bankierseed (afleidingsmanoeuvre, kost niks) en wordt er voortdurend gechanteerd (verlies aan werkgelegenheid, vertrek naar het buitenland, kredietverlening die opdroogt etc).

Het eerste punt is zoals gezegd heftig. Maar het lijkt me een deel van de maatregelen minder gevoelig is voor internationale afstemming. Dus waarom zijn daar niet meer stappen gezet? Er hangt nogal wat van af zou ik zeggen. Dat de bankensector de (tegen-) druk opvoert lijkt me niet meer dan logisch. Ze hebben het geweldig voor elkaar dus dat voordeel gaan ze niet zomaar weggeven. Met andere woorden: die weerstand is te verwachten en daar had je dus rekening mee kunnen en moeten houden.

Wat zou er nog meer kunnen spelen? Ik weet het antwoord ook niet, maar kan wel wat hypotheses bedenken.

  • Het is een zeer complex vraagstuk. Zou het zo kunnen zijn dat veel van onze beleidsmakers en politieke beslissers en toezichthouders onvoldoende helder hebben wat er aan de hand is en de mogelijkheden (en hoe die te implementeren) niet goed op een rijtje hebben? In een complex en onoverzichtelijk veld is het makkelijk om verwarring te zaaien. Ik denk dat de toneelspelen over banken en de crisis (zie de uitzending van Radar) de gemiddelde Nederlander meer inzicht geven dan alle kamerdebatten van de laatste 10 jaar bij elkaar.
  • Er is (blijkbaar) sprake van (te) weinig politieke druk naar banken. Heeft dat weer te maken met de complexiteit van de zaak? Hebben kamerleden te weinig tijd en kennis om zaken voor te bereiden? Zijn ze (op inhoud) te afhankelijk van de bancaire lobby? Zijn ze qua netwerken en belangen te veel vervlochten met de bancaire wereld?
  • De consument heeft in deze discussie relatief weinig keus. Voor welke bank je kiest maakt in dit opzicht nauwelijks iets uit. Blijkbaar ligt de gemiddelde burger of consument er ook niet wakker van (prikkels en bankgarantie, zie hiervoor). En misschien is het ook dubbel: banken die veel verdienen staat gelijk aan ruime kredieten en hogere huizenprijzen met veel schulden. Dat is blijkbaar ook wat we willen (kijk naar de gevoelige sfeer rondom de hypotheekrente-aftrek). Maar banken hebben een uniek verdienmodel waar zeker meer ondernemers in geïnteresseerd zouden zijn. Consumenten zouden baat hebben bij meer keus en meer concurrentie. Waarom is er niet meer druk vanuit die kant? Waarom wordt deze markt niet open gebroken net zoals eerder bij energie, mobiele telefoon en vliegmaatschappijen?

Eindoverweging: wat lukt de banken wel en Shell niet?

Guus Hustinx schreef hier nog maar kort geleden over Shell. Bij Shell is volgens hem wat aan de hand. Shell moet (in mijn woorden) op de knieën en kan niet meer ongehinderd de oude olievoorraad winstgevend verkopen. Shell, zo zou je kunnen zeggen, heeft het spel niet slim gespeeld, heeft dit onvoldoende zien aankomen, heeft te laat haar strategie of koers gewijzigd.

Laten we eens aannemen dat de analyse van Guus klopt. En dat de analyse van Radar over de banken ook correct is. Dan denk ik: die banken krijgen iets voor elkaar waar Shell niet of onvoldoende in is geslaagd. Wat kunnen de banken wat Shell niet kan? Wat kan de ene leren van de ander? Als ‘iets’ ervoor gezorgd heeft dat we minder liefde hebben voor fossiele grondstoffen en nu versneld overgaan op groene energie, kan dan ‘iets anders’ er ook niet voor zorgen dat we overgaan van een oude financiële industrie naar een meer duurzame financiële sector? Daar ga ik de komende weken eens over nadenken.

Rudy van Stratum

 

ScreenShot061

Broodfonds ‘financiering van onderop’

Broodfonds: wat is het?

Het is een fenomeen van de laatste paar jaar. Het gaat over zelfstandige ondernemers die op zoek zijn naar een verzekering voor inkomensderving bij ziekte en/of arbeidsongeschiktheid. En die de premies die daar op dit moment bij de reguliere verzekeringsmaatschappijen voor worden berekend niet kunnen of willen betalen. De oplossing is dat een relatief kleine groep zelfstandig ondernemers een onderlinge verzekering afspreekt en regelt. Met als uitkomst dat de te betalen premie een stuk lager kan komen te liggen.

Je zou kunnen zeggen dat een broodfonds een vorm van ‘crowd insurance’ is. De crowd (van zelfstandige ondernemers) regelt haar eigen voorziening voor inkomensderving in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Qua thematiek past dat bij ‘slimme financiering’ en ik zou het omschrijving als een vorm van ‘financiering van onderaf’ (zie onze beslisboom).

De woorden ‘verzekering’ en ‘premie’, zo wordt mij verteld, mogen hier absoluut niet worden gebruikt. Het gaat niet over een premie maar over een maandelijkse inleg op je eigen rekening. En het gaat niet om een uitkering (in geval van ziekte oid) maar over een schenking. In mijn ogen is dat een juridisch-fiscaal aspect. Ik ben in eerste instantie geïnteresseerd in de economische werking van de constructie. Hoe werkt het in de dagelijkse praktijk? Veel informatie is te vinden op www.broodfonds.nl maar ik ben helemaal bij gepraat door René Albers die sinds kort werkzaam is voor BroodfondsMakers (mogelijke fouten of onjuistheden hieronder blijven natuurlijk voor mijn rekening).

De economie

Je bent dus zelfstandig ondernemer en financieel kwetsbaar in geval van ziekte. Een gewone verzekering regelen is (ga ik even van uit) te duur (afhankelijk van je beroep en bijbehorend risico (ook weer afhankelijk van leeftijd en branche) kan de maandpremie oplopen tot € 500-600 bij een verzekerd jaarinkomen van pak hem beet € 25.000 bruto). Dan kun je dus een broodfonds overwegen. Zou je door met zijn allen maandelijks een bedrag in te leggen elkaar uit de brand kunnen helpen?

Dan moet je dus weten hoe groot de kans is op ziekte. Landelijk ligt het ziektepercentage voor zelfstandigen zo rond de 4%. Het broodfonds neemt voor de calculatie een percentage van 4,5% en gaat daarbij dus aan de veilige kant zitten (op basis van de relatief korte historie van aangesloten zelfstandige ondernemers ligt het feitelijke ziektepercentage iets boven de 1%!). De ‘schenkingsniveaus’ (later meer over de term) die beschikbaar zijn liggen tussen de ondergrens van € 750 per maand en de bovengrens van € 2.500 per maand, oplopend met stappen van € 250. De bijbehorende ‘premie’ of inleg is dus 4,5% van dit bedrag. Dus kies je voor € 2.500 schenking in geval van ziekte dan moet je maandelijks 4,5% van € 2.500 inleggen, oftewel € 112,50.

Mag je zelf kiezen voor welke schenking je gaat? Nee. Het idee is dat je je verzekert alleen voor het hoogst noodzakelijke. Als maat hiervoor geldt wat je maandelijks nodig hebt aan ‘winst + vaste lasten’. Als je dus een paar jaar geen winst hebt gemaakt, kun je je alleen verzekeren voor je vaste lasten. Maar hoe kan ik daar dan van leven? Eehh, …, dat weet ik ook niet, maar blijkbaar kon je dat al die tijd al doen dus de verzekering gaat daar geen verandering in aanbrengen. Anders gezegd: de verzekering wil geen prikkel geven om bij ziekte beter af te zijn dan voorheen.

Er geldt standaard een maand eigen risico, maar een kortere of langere periode is mogelijk. En er is een maximale periode van uitkering schenking, namelijk van 2 jaar per ziektegeval. Voor ziektes langer dan die 2 jaar kun je eventueel aanvullend bijverzekeren via de normale AOV-s. Bovendien blijkt zo’n 97%-99% van de mensen die ziek worden binnen 2 jaar weer beter te zijn (of, klinkt hard, maar is dan gestorven).

Voorbeeld

Het allersimpelste is natuurlijk als je zelf je eigen broodfonds bent. Dat heet een gezonde buffer voor jezelf opbouwen. Gewoon elke maand een bedragje opzij zetten en dan teer je daar op in als je even ziek bent en/of geen inkomen hebt. Maar ja, als het zo simpel was … In de praktijk blijkt een groep van minimaal 20 deelnemers noodzakelijk om goed te kunnen werken. Die deelnemers zitten bij voorkeur bij elkaar in de regio en/of kennen elkaar dus. Wat ook kan is dat de 20+ deelnemers tot een groep gelijkgestemden hoort (een bepaalde beroepsgroep die regelmatig bij elkaar komt maar best landelijk verspreid kan wonen).

Stel voor het simpele rekenen dat er 20 deelnemers zijn die allemaal gaan voor de maandelijkse inleg van € 112,50. Dan komt er elke maand € 2250 binnen. Als er niemand ziek wordt en er zou sprake zijn van een grote pot geld (wat niet het geval is, maar zie later) dan staat er na een jaar € 27.000 op de totale rekening. Stel dat in maand 13 één zelfstandig ondernemer ziek wordt en dus maandelijks een uitkering krijgt van € 2.500. Elke maand gaat er dus € 2.500 uit de pot voor de uitkering/schenking aan de zieke zelfstandig ondernemer. Maar ondertussen blijft er natuurlijk ook gewoon € 2.250 binnen komen elke maand. Per saldo loopt de pot elke maand dus terug met € 250. Na de maximale ziekteperiode van 24 maanden staat er dan nog steeds € 21.000 op de rekening. Niets aan het handje.

Wat als er vanaf maand 13 twee zelfstandige ondernemers tegelijk ziek worden? Dan zakt de pot elke maand met € 2.750 en is de pot na ongeveer 10 maanden, dus binnen 1 jaar, leeg! Ergens slaat het dus om van een gelijkblijvende naar een oplopende of juist aflopende pot. Om het verhaal niet onnodig lang te maken: als je met 22,22 mensen zou starten en je hebt 1 ziektegeval na 1 jaar dan blijft de pot eeuwig durend op € 30.000 hangen. En dat heeft er mee te maken dat 1 / 22,22 precies gelijk is aan 4,5% en dat was het premiepercentage. Belangrijk voor een opgestart Broodfonds is dat ze snel doorgroeien naar 30-40 leden omdat dan de risico’s verkleinen en de draagkracht sterk toeneemt.

Fiscaal / juridisch

Hoe werkt het in de praktijk? Voor iedereen wordt een rekening geopend en een lid stort daar elke maand zijn eigen geld op. Die rekening is en blijft gewoon van jezelf. Als iemand ziekt wordt dan doet elke deelnemer een ‘schenking’ aan de zieke deelnemer. Dus als je ziek wordt en € 2.500 krijgt dan stort elke deelnemer (in geval van 20) € 125 op jouw privé-rekening vanuit die eigen individuele pot. De zieke zelfstandig ondernemer ziet op deze manier elke maand 20 afschriftregels met namen erbij. Omdat het in dit geval over schenkingen gaat van de ene naar de andere persoon, is sprake van fiscale vrijstelling. Het zaakje zit zo in elkaar dat iedereen in principe binnen de regels van de fiscus blijft wat betreft schenkingen. Het opgebouwde vermogen van je eigen rekening (maandelijks inleg minus schenkingen) valt in box 3 (daar betaal je dus jaarlijks belasting over, maar die valt ongeveer weg tegen de rente op de rekening) en de ontvangen schenkingen zijn belastingvrij voor de ontvanger (vandaar netto schenkingen). Daarom hier dus niet ‘premie’ en ‘verzekering’ maar ‘inleg’ en ‘schenking’.

De BroodfondsMakers is een overkoepelende instantie (een coöperatie) die de administratie verzorgt voor € 10 in de maand en een eenmalige vergoeding van € 275 per aangesloten deelnemer van een Broodfonds (die dan, zover ik het begrijp, in de vorm van een vereniging is gegoten. Waarom geen coöperatie? Geen idee. Stijn gaat in een aparte blog nog in op de verschillen tussen coöperaties en verenigingen). De BroodfondsMakers vraagt de individuele rekeningen aan bij een bank waar afspraken mee zijn gemaakt, zorgt voor de automatische incasso’s in geval van ziekte etc.

Andere bijzonderheden?

Er is een maximum gesteld aan de opgebouwde individuele buffer van 36 maanden. Daarna blijf je nog wel inleggen maar krijg je jaarlijks het teveel terug gestort.

Je kunt je ook part-time ziek melden, dan kun je toch nog wat verdienen met je bedrijf. En wie bepaalt dat of je part-time ziek bent? Dat bepaal je in principe zelf. Vertrouwen speelt een grote rol in het netwerk. Daarom is de grootte van de groep cruciaal. Te klein (<20) is kwetsbaar vanuit financieel oogpunt en te groot (>50) is kwetsbaar vanuit de verminderde controleerbaarheid (en te grote anonimiteit).

Kun je zomaar uittreden als je vindt dat er te veel mensen ziek zijn en jij juist niet? Ja, dat kan. Twee maal per jaar kun je toe- en uittreden. ‘Adverse selection’ heet dat in de economische literatuur. De mensen met de meeste kans op ziekte blijven over, einde systeem …

Gaat het wel eens fout? Er is een enkele situatie ontstaan waarin iemand binnen een pas gestarte groep structureel ziek werd en waarbij de kas op dat moment onvoldoende groot was. (De regel is dat er nooit meer uitgekeerd kan worden dan er gespaard is op alle individuele rekeningen van alle leden van het betreffende Broodfonds). Maar zoals gezegd is het feitelijke ziektepercentage van alle aangesloten clubs landelijk rond de 1% dus het kan niet anders dan dat er ‘macro’ een aardige buffer wordt/is opgebouwd.

Wat is het verdienmodel? Volgens mij ligt de kern van het verdienmodel in het verbeterde controle-mechanisme van een kleine groep bekenden. Controle klinkt vervelend, maar het is ook de controle naar jezelf toe. Je meldt je alleen maar ziek als het echt niet anders kan. En je weet dat je je clubleden regelmatig onder de ogen komt. Transparantie is misschien een fraaier woord. Het andere verdienmodel is dat er sprake is van ‘disintermediation’: geen grote organisatie met lease-auto’s, bonussen, glazen gebouwen, je snijdt een onderdeel van de keten weg. Okay, okay, ik snap dat daar ook sprake is van schaalvoordelen, maar blijkbaar zijn die niet overtuigend genoeg meer.

Een ander bijkomend verdienmodel dat René noemde: als je al een verzekering hebt lopen dan kun je vragen daar de eigen risico periode op te hogen naar 24 maanden. Grote kans dat je dan per saldo goedkoper uit bent. De grote verzekeringsmaatschappijen zien daarentegen juist weer een kans in de markt voor > 2 jaar te duiken en daar producten op maat aan te bieden.

Tenslotte lijkt mij een verdienmodel dat de schenkingen hier netto zijn en dat je dus door deze constructie een belastingvoordeel hebt (waar een verzekeringsmaatschappij bij een uitkering belastingen moet inhouden, hoeft dat hier bij netto schenkingen niet).

Rudy van Stratum

De kunst van het geldscheppen (3)

De laatste blog in deze serie van 3 over ‘de kunst van het geldscheppen’. Basis is het eerdere essay van MJ van der Linden. De eerdere blogs zijn hier en ook hier te vinden.

Enkele hypothesen over de dynamiek

Nu is het tijd wat vragen te gaan stellen.

Mijn belangrijkste vraag is: hoe is dit zo ontstaan en welke krachten houden het zo? Ik denk dat we hier eerst meer zicht op moeten hebben om oplossingsrichtingen te kunnen formuleren. Ik kan een aantal hypothesen bedenken (er zullen er nog meer zijn: roept u maar!).

Hypothese 1
De bijzondere situatie waarin we nu een aantal decennia zitten is toevallig en deels onbedoeld ontstaan. In de jaren 50 en 60 was er nog niet zoveel aan de hand. Arbeiders kregen wekelijks uitbetaald en dat gebeurde in contanten. Een deel van dat weekgeld werd meteen opgemaakt in de plaatselijke café en buurtsuper. Ergens in de jaren 70 is men sluipend overgegaan op bankrekeningen en digitale uitbetaling (per maand in de regel). De techniek heeft dit mogelijk gemaakt en er waren ook allerlei gemakken aan verbonden (minder kans op diefstal, controle voor de fiscus etc). In een klap werden banken hierdoor de nieuwe geldscheppers die het nu zijn. Wij als burgers, politici, bedrijven etc hebben ons in deze situatie laten wiegen, rommelen etc. Het is ons overkomen, we hebben even niet opgelet en vinden het blijkbaar wel best zo (totdat het fout gaat en we op de blaren moeten zitten).

Hypothese 2
Er is sprake van onkunde en onbegrip. Wat MJ ook terecht stelt: er zijn maar weinigen die snappen hoe het werkt. Zelfs als je bij een bank werkt of economie hebt gestudeerd, heb je er eigenlijk geen idee van. Ook politici snappen het niet. Ik denk dat dit gewoon klopt. Het is een mistige en complexe materie. Daarom moeten we de kennis hierover verspreiden, discussie entameren, de zaken transparant maken (vanuit de vooronderstelling dat transparantie en begrip of inzicht een goede zaak is).

Hypothese 3
De verklaring van een econoom. Simpel, het gaat om belangen. Het is zo oud als de mensheid. Vroeger had je rovende ridders. Toen kregen we tienden-eisenden grafen en hertogen die over de rug van de inspanningen van hun knechten vervolgens konden gaan jagen en feesten of investeren (oorlog voeren voor het volgende stukje land). En tegenwoordig hebben we banken en hun managers. Tja, wat zou jij doen als je zo’n voorrecht in je schoot krijgt geworpen? Er is de banken dan ook alles aan gelegen de situatie te houden zoals die nu is, geweldig toch? Er is dan ook een enorme lobby om dat voor elkaar te krijgen. Discussies als hier gevoerd worden, moeten zo snel mogelijk de kop worden ingedrukt. Oraties van door banken gefinancierde leerstoelen á la Boonstra moeten dienen als (voorspelbaar) tegengeluid.

Overigens wat MJ nog niet eens noemt, en om het nog erger te maken, er is heel veel talent naar de banksector gegaan. Briljante geesten hebben hun schaarse talenten ingezet om nieuwe onnodige en frauduleuze producten in elkaar te sleutelen of zijn manager geworden bij een bank omdat dat lucratiever was dan onderzoeker in een laboratorium. Vanuit de economische postulaten volstrekt begrijpelijk en verklaarbaar wederom. Maar reken dat maar eens uit.

Hypothese 4
Deze is wat genuanceerder. We zitten allemaal in het complot. We zijn groei-verslaafd. We vonden het prachtig dat we met onze digitale salarissen konden lenen bij een bank. Daarmee konden we een auto kopen en een huis. En dat dat huis steeds meer waard werd (omdat banken de groei-spiraal aanzwengelden) kwam ons ook prima uit. Met de overwaarde konden we op vakantie gaan en aflossen deden we liever niet. Het werd zelfs een gewoonte om allemaal mini-bankiers in de avonduren te worden. Met een beetje beleggen verdiende je soms meer dan overdag op je werk. We riepen onze politici ook op om steeds weer voor groei te zorgen. Ook als de hoge olieprijs (een teken van natuurlijke uitputting van grondstoffen) roet in het eten gooide, moest er wat verzonnen worden om zo snel mogelijk weer op het oude groeipad terecht te komen. Eigenlijk willen we allemaal dat het door zou kunnen gaan zoals het de afgelopen decennia ging. We wisten allemaal dat het een keer fout moest gaan, maar we waren er massaal blind voor omdat het ons allemaal beter uit kwam de andere kant in te kijken.

Onze groeiverslaving zit diep en is evolutionair bepaald (? stelling). Materieel bezit is nodig om onszelf te onderscheiden van de medemens. Het alsmaar meer en beter lijkt ingebakken, ondanks dat we ‘deep down’ toch weten dat we er niet gelukkiger van worden (want onze buren krijgen het ook beter, dus relatief ga je er niet op vooruit).

En tot op de dag van vandaag, de discussie gaat nog steeds alleen maar over wanneer de groei weer terug komt. Kijk in de krant, luister naar de praatprogramma’s en actualiteiten rubrieken. De discussie over banken en zero-growth (of welke alternatieven dan ook) zitten in de taboe-sfeer. Je bent meteen een doemdenker of idealist of oproerkraaier als je anders wilt. Dat kun je echt niet alleen bij het eigenbelang van bankiers neerleggen.

We zitten in een complexe dynamiek waarin consumenten via producenten en reclame moeten en willen blijven consumeren. Banken faciliteren dit proces met schulden en rente. De rente verplicht om te blijven werken en te blijven consumeren. Meer stuf, meer schulden en zo verder. Het wordt nog ingewikkelder als pensioenfondsen (als collectieven van verplichtingen en schulden) zelf gaan beleggen en hoge rendementen willen en garanties op toekomstige uitkeringen.

Hypothese 5
De ideologie van de vrije markt. Het is niet toevallig ontstaan zoals hierboven in een hypothese is gesteld. Met Thatcher en Reagan is er een andere ideologische wind gaan waaien vanaf de jaren 70. Denkers als Ayne Rand en Milton Friedman zijn gebruikt om een eenzijdig verhaal te vertellen over waarom het automatisch goed komt als het vrije ondernemerschap zijn werk kan doen. Economen als ‘onderzoekers’ hebben bewust of onbewust een (eenzijdige) bijdrage aan deze ideologie geleverd. Er zijn te weinig kritische vragen gesteld, er is te weinig fundamenteel onderzoek gedaan. Dit is een variant op een van de eerdere hypotheses. Het gaat hier om belangen en lobby’s. Alleen in een andere vermomming en in een andere volgorde.

Heb ik ook een mening?

Waar sta ik zelf in dit geheel? Het is een mix van alle genoemde hypothesen en ongetwijfeld zijn er nog meer te bedenken. Het enige wat ik zeker weet is dat ik hier meer discussie en transparantie over wil. De dynamiek en hoe alles op elkaar in werkt heb ik zoals gezegd nog onvoldoende duidelijk. De oplossingsrichtigen van MJ komen mij wel plausibel voor overigens. Maar of full-reserve banking met zero-rente op echte spaarrekeningen nu de beste oplossing is? Ik kan het gewoon nog niet overzien. En verder ben ik misschien een pessimist of realist: wat je ook verzint, er komt in elk systeem wel weer een klasse bovendrijven die er zijn voordeel mee doet. Een kleine rijke bovenklasse met een grote onderklasse is van alle tijden of er nu banken zijn of geld of schulden of rente dat dondert niet.

En verder denk ik dat ‘elk voordeel heb zijn nadeel’. Meer gelijkheid en minder prikkels heeft ook bepaalde effecten die ongewenst zijn. Ik ben vooral geïnteresseerd in het optimum, een gezonde mix van voordelen en geaccepteerde bijwerkingen. Duidelijk zal inmiddels zijn dat ik niet geloof dat we zonder banken, zonder rente, met alternatieve valuta, met eerlijke politici en zo verder in een Walhalla terecht komen.

En dat is ook precies het deel wat in de huidige discussie nog het meest is onderbelicht. Het psychologie-deel: wat onze drives zijn, hoe die evolutionair zijn ontstaan en bepaald en hoe die aan de basis staan van alles wat we nu meemaken. Ik zou daarom minstens 3 sferen willen onderscheiden: 1) het psychologie-deel waarin de denkfouten een rol spelen. ‘Ik wil een hogere positie in de groep omdat me meer zekerheid en status verschaft’ en daar heb ik macht, geld, middelen, goederen voor nodig, 2) de goederen-sfeer waarin productie van stuf en reclame domineren. ‘Met meer goederen ben ik een beter iemand en word ik gelukkiger’ en door reclame word ik hierop aangesproken en laat ik me verleiden tot aankopen waar ik achteraf spijt van krijg. En zelf ben ik arbeider bij een succesvol bedrijf dat veel reclame maakt en me een goed inkomen verschaft, en 3) de geld en schuld sfeer waarin je makkelijk kunt lenen en het lijkt alsof je met niks doen toch kan genieten. En ondertussen klop ik bij een overheid aan als ik er niet meer uitkom en/of werk ik bij een bank waar ik een prima bonus krijg als ik van die k-producten maak waar niemand op zit te wachten. Deze 3 sferen grijpen op een complexe manier op elkaar in en we zitten allemaal gevangen in ditzelfde systeem.

En nu een aantal plaatjes tekenen! Want deze enorme woordenbrij zal ook niet veel helpen vrees ik.

Rudy van Stratum

Antwoord op de crisis komt uit Griekenland?

Enkele dagen geleden (maandag 2 september 2013) betrok ‘Tegenlicht’ (VPRO) de stelling dat het antwoord op de huidige economische en sociale crisis uit Griekenland komt. Behalve concrete voorbeelden uit de dagelijkse Griekse praktijk, kwamen ook crisis tegendenkers aan het woord zoals Naomi Klein en de hier eerder uitgebreid besproken auteur van ‘De economie van goed en kwaad’ (Thomas Sedlacek).

Weer een inspirerende uitzending, daar doe ik niets aan af. Maar even door de oogharen kijken wat nu precies de onderliggende boodschap is en welke oplossingen worden aangedragen.

Uit de crisis groeien

Goed, er dus een economische crisis. Er is op hoofdlijnen overeenstemming over hoe die is ontstaan: te veel lenen. En lenen dat uiteindelijk onvoldoende ’terugverdienbasis’ heeft om te kunnen worden terug betaald. Het is natuurlijk een veel ingewikkelder verhaal maar ik volg hier de uitzending. De oplossing die de ‘rijkere’ landen binnen de EU voorstaan is: groei, groei, groei. We moeten zo snel mogelijk weer terug komen in de situatie waarin we weer groeien zodat we onze schulden kunnen afbetalen. En groei krijg je alleen maar als er voldoende vraag is, dus het motto is: we consumeren ons de crisis uit want dan ontstaat er weer vertrouwen en werkgelegenheid.

Sedlacek merkt hierbij terecht op: we lossen een probleem op door nog meer van het oude medicijn te nemen dat niet werkte. Meer doen van hetzelfde. Het diepere probleem is dat we blijkbaar niet meer kunnen denken in termen van niet-groei. We lopen in ons denken helemaal vast als we ons voorstellen hoe het verder zou moeten als er geen groei meer is (in de oude definities van materiële productie, consumptie etc).

Japan is ook een aardig voorbeeld dat Selacek in zijn commentaar aanhaalt. Japan zit al enkele decennia in een nulgroei-situatie. Japan is bij uitstek het land waar we een voorbeeld aan willen nemen. Mensen werken hard, zijn innovatief, hebben een hoge arbeidsmoraal etc. Een verklaring voor het uitblijven van de oude groei is dat we alles al hebben. Een 3e ipod kopen is blijkbaar niet meer aan de orde. Er zijn meer verklaringen maar laten we het hier even bij houden. Dan verbaast Sedlacek zich over wat hier dan eigenlijk het probleem is. Je groeit om te kunnen leven en consumeren. En dan ben je (als Japan) blijkbaar zo succesvol geweest dat je dit prima voor elkaar hebt. Mission accomplished, zou je zeggen, geniet van je succes. Maar nee, het is een probleem, want er is geen groei meer.

Wat hier lijkt te spelen is dat doel en middel worden verwisseld. Het middel (de groei) gaat een eigen leven leiden en gaat zich loszingen van waar het middel uiteindelijk voor is bedoeld (welvaart, geluk etc). Sedlacek komt hier met de Europa-metafoor. Vroeger betekende groei vooral groei van geografische grenzen. Dat betekende oorlog. In Europa hebben we afspraken gemaakt waarbij de oude groei van landsgrenzen werd vervangen door economische groei. Zo konden we toch wedstrijdje blijven spelen maar zonder dat er oorlog was. Het middel was economische groei. Het doel was vrede en welvaart. Maar groei, als middel, is een eigen leven gaan leiden en tot doelstelling geworden.

Griekenland

Terug naar Griekenland. In Griekenland lukt het niet om uit de crisis te groeien. Wat is dan hun aanpak (kijkend naar de uitzending)? De Grieken hebben tabak van lenen en afhankelijkheid. Dan maar wat minder welvaart. Spontaan ontstaan allerlei initiatieven ‘van onderop’ die toch een eigen economie buiten de traditionele of institutionele kanalen om mogelijk maakt.

Geen tussenhandel – Er is een beweging op gang gekomen die producent en consument rechtstreeks met elkaar in contact brengt. Een vrachtwagen met aardappels staat op het marktplein en consumenten staan in de rij om een zak aardappels op te halen (op zich wel apart: met auto’s in de file om een zak aardappels in te laten laden, hoe zit dat met die benzinekosten?). De consument is goedkoper uit, de producent (boer in dit geval) krijgt meer betaald. De dure tussenhandel is uit het proces gesloopt. En er ontstaat weer een connectie tussen producent en consument, je weet weer waar je product vandaan komt en wat er bij komt kijken. Geen stichting, geen achterliggende organisatie, gewoon mensen die hetzelfde denken die elkaar ontmoeten met hun spullen. Disintermediation, zeggen ze ook wel eens.

Geen privatisering van basisvoorzieningen – Er is een beweging die de privatisering van basisvoorzieningen wil tegengaan. Concreet is er bij de voorgenomen verkoop van een waterleverancier becijferd dat als iedere gebruiker € 136 betaalt dat de totale groep gebruikers dan eigenaar kan worden van het waterbedrijf. Op een of andere manier (in de uitzending wordt niet duidelijk wat de reden is) wordt dit kopers-collectief niet serieus genomen en lijken andere spelers op de achtergrond (buitenlandse grootbedrijven) de voorkeur te genieten.

Oude beroepen-ambachten weer oppakken – Goed geschoolde jongeren die niet aan de bak komen of boekhouders die al 25 jaar zonder al te veel bevrediging hun kantoorbaan hebben gedaan en nu op straat staan: ze gaan terug naar de basis en gaan een stukje land bewerken of iets voor de lokale gemeenschap doen. Zo blijven ze actief en via ruilhandel zorgen ze voor een inkomen.

Pendule?

Een vreemd gevoel bekroop me tijdens de uitzending. Economen komen er niet goed vanaf. En, zie mijn andere blogs (over de top 10 lessen economie, zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2157), daar zit zeker wat in. Maar is nu de oplossing voor de crisis dat we weer zelf het land gaan bewerken? Dat we niet meer naar de winkel gaan maar naar een lokale markt met spullen die we allemaal zelf lokaal hebben gemaakt?

Natuurlijk zie ik daar ook wel de voordelen van. Er zal meer binding en gezelligheid ontstaan. En als alle andere kanalen stilvallen, dan is dit in ieder geval beter dan niets doen en al je talent onbenut laten. Maar het kan toch niet dé oplossing zijn?

Waarom is de tussenhandel uitgevonden? Die is uitgevonden omdat vroeger iedereen met iedereen handel dreef en het uiteindelijk efficiënter was om die zaken te organiseren. Producenten leveren hun spulletjes ergens centraal af en er ontstaat regionale distributiecentra die de spullen optimaal verdelen naar de diverse locaties. Alwaar ze snel en handig kunnen worden afgehaald en betaald door de consument.

En waarom is de specialisatie uitgevonden? De specialisatie die inhoudt dat niet iedereen meer zijn eigen stukje grond bewerkt? Omdat je met een groter stuk grond en iemand die kennis van zaken heeft en machines kan kopen, veel meer opbrengst per vierkante meter grond krijgt. En omdat de vrijgevallen arbeid zich dan kan bezig houden met innovaties (betere gebouwen ontwerpen, radio’s uitvinden etc).

Dus in Griekenland is de slinger terug van autarkie via specialisatie naar autarkie.

Agency costs

Wat je de economen kunt verwijten is dat ze nauwelijks rekening houden met agency costs in hun modellen. Natuurlijk is arbeidsdeling, internationale handel, specialisatie een goede zaak. Het begint bij autarkie en de economische ‘uitvindingen’ van tussenhandel, banken etc zorgt voor grotere welvaart en hoger geluk.

Maar …. het middel gaat een eigen leven leiden en wordt een doel. Er zijn mensen die verdienen aan tussenhandel en aan ‘bankje spelen’. En natuurlijk proberen die mensen hun eigen verdiensten in de keten (winkel, bank) te maximaliseren. Wat ooit een geweldige uitvinding was begint na verloop van tijd een hindermacht te worden (althans vanuit een macro-economisch gezichtspunt).

De term die bij dit fenomeen hoort is ‘agency costs’. Een economische agent heeft een eigen belang en zal dat behartigen. Het doel van de tussenhandel is niet om ’tussen te handelen’ maar om zoveel mogelijk te verdienen aan die tussenhandel. Je kunt het Albert Heijn moeilijk kwalijk nemen dat ze zo goedkoop mogelijk proberen in te kopen en zo duur mogelijk proberen te verkopen. En hoe meer winkels je hebt, hoe groter je inkoopvoordeel. Tot het zover komt dat je als consument maar moet kopen wat Albert Heijn toevallig slim heeft ingekocht. Tot het moment dat je besluit je eigen winkel te starten (vrije markt!) maar Albert Heijn dan gewoon een paar maanden met de prijzen stunt zodat je alsnog je deuren als nieuwe toetreder moet sluiten. Deze externe of verborgen kosten zou een goed macro-economisch model mee moeten nemen.

Ik heb de term ‘agency costs’ niet helemaal netjes gebruikt. Eigenlijk gaat het hier om de kosten die je moet maken om de agenten in de gaten te houden. De kosten om ‘collateral damage’ te voorkomen. Het zijn dus eigenlijk monitor kosten om de agenten binnen bepaalde grenzen te houden.

Mythes

Ik merk dat er veel mythes (denkfouten) bestaan rondom ondernemerschap, economie en de vrije markt. Vaak hoor je dat ondernemers graag willen innoveren. En dat ze voor een vrije markt zijn. Want concurrentie is goed, daar blijven we scherp door. Maar dan halen we toch echt micro en macro door elkaar.

Even vanuit de economische theorie. Een ondernemer is in principe (wederom vanuit de theorieboekjes, dus ik zeg niet dat ze ook écht zo zijn ..) iemand die lui is en tegen minimale kosten zoveel mogelijk wil verdienen. Hij is dus voorstander van machtsconcentratie als het hemzelf en zijn bedrijf betreft. Macht bijvoorbeeld via een monopolie-positie is geweldig. Dan kun je immers vragen wat je wilt en je klanten kunnen geen kant uit. Natuurlijk zijn ondernemers niet blij met vrije toetreding. Ik ken geen ondernemer die er blij van wordt als er een soortgelijk maar net wat beter en goedkoper bedrijf naast hem komt zitten. Dan kan hij zijn handel vergeten.

Dus het is andersom. Macro is het goed dat ondernemers veel geld willen verdienen. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat er geen toetredingsdrempels zijn en dat machtsconcentraties worden doorbroken. Want ja, dan krijg je inderdaad bij een ondernemer die het al te bont maakt nieuwe dynamiek via nieuwe concurrentie. En natuurlijk wil een ondernemer niet voortdurend innoveren. Innoveren betekent uitstel van eigen consumptie en extra risico. Innoveren doet een ondernemer als noodzakelijk kwaad. Het is een manier voor hem om zijn concurrent (die die liever niet ziet) een stap voor te blijven om zo alsnog in de situatie te komen dat hij lekker onderuit gezakt van zijn winst kan genieten.

Naar maximale winst strevende bedrijven leveren dus alleen maar een optimale totaaluitkomst voor de samenleving op als er ook voldoende ‘monitor kosten’ worden gemaakt. Dat zijn dus de verborgen kosten die we in onze modellen en bij onze verklaringen mee moeten nemen. Dat ondernemers helemaal vrij moeten worden gelaten (zonder enige restrictie) is dus een denkfout, of een sluwe zet van die ondernemers zelf (want dat is wél wat ze in hun rationaliteit willen).

Rudy van Stratum