Tag archieven: dossier tegendenken

Tegendenken (16): Mooie modewoorden

Wij zijn een autoriteit op het gebied van slimme financiering. Doordat wij op een unieke en innovatieve manier naar financieringsvraagstukken kijken, resultaatgericht zijn en de klant centraal stellen leveren we altijd topkwaliteit.

Wat denk je als je dit leest? Het klinkt heel mooi, en best geloofwaardig. Maar er is  een kans dat je er niets van gelooft. Autoriteit, uniek, innovatief, resultaatgericht, klant centraal en topkwaliteit, het is wel een beetje veel van het goede. Het kan natuurlijk ook subtieler, door bijvoorbeeld alleen het woordje innovatief terug te laten komen en de rest van de mooie woorden te schrappen. “Wij werken op een innovatieve manier aan financieringsvraagstukken”. Misschien dat je dit wel gelooft.

Mensen of bedrijven die zichzelf of hun product / project aanprijzen als vernieuwend, innovatief, uniek etcetera, het doet me altijd een beetje denken aan de reclame die vroeger door WC-Eend werd gemaakt. “Wij van WC-Eend adviseren u WC-Eend.”

Mooi over jezelf praten
In een masterplan voor een ruimtelijke ontwikkeling dat ik onlangs bestudeerde, schrijven drie bestuurders een voorwoord. Alle drie hebben ze het over “de unieke locatie” die zoveel kansen biedt en waar echt iets bijzonders gaat gebeuren. Als lezer ga je daar al gauw in mee. Het is net zoiets als een adviesbureau inhuren dat zegt dat ze de beste, de snelste en de goedkoopste zijn.

Wat scheelt hier aan?
Ten eerste dat ze het over zichzelf zeggen. Als iemand zijn eigen project, bedrijf, idee of wat dan ook uniek, innovatief, creatief, baanbrekend of grensverleggend noemt, dan moet je gaan twijfelen (of tegendenken). Waarom zeggen ze dit over zichzelf? Het zouden juist andere mensen moeten zijn die dit zeggen, “dat bureau, daar werken creatieve mensen”, “die locatie, die is echt uniek”, “als je echt iets innovatiefs wilt moet je daar zijn”. Vergelijk het maar met een hotel dat je wilt boeken, waar hecht je meer waarde aan, de hoteleigenaar die zegt dat de klant centraal staat of de reacties van de klanten?

Modewoorden gebruiken
Het tweede punt is dat het wel mooie woorden zijn maar dat we daar vaak helemaal geen behoefte aan hebben. Als een organisatie een financieringsprobleem heeft, zitten ze dan te wachten op iets creatiefs of innovatiefs? Nee, helemaal niet. Het klinkt wel leuk, maar het belangrijkste is dat het probleem wordt opgelost. Misschien is daar een innovatief idee voor nodig, maar ik zou het eerst maar eens proberen met een saaie boekhouder. Als blijkt dat al het bestaande niet werkt of als je het gevoel hebt dat er een betere oplossing moet zijn, dan ga je op zoek naar iets innovatiefs. Het doet me een beetje denken aan de denkfout ‘availability bias’. Omdat dit soort begrippen overal opduiken en mooi klinken lijkt het of je er behoefte aan hebt. De kunst is natuurlijk eerst te kijken wat het probleem is en welke oplossing daar bij past.

Maar wat moet je hier nou praktisch mee? Bij het volgende rapport, advies of plan dat je moet bespreken of het volgende bureau dat je inhuurt ga je (door-) vragen naar het bewijs. Een unieke locatie, waarom is deze locatie zo uniek? Wat vind je hier wat je elders niet hebt? Kan je een voorbeeld geven van jullie innovatieve werkwijze? Als jullie de klant centraal stellen, wat doen jullie dan anders dan anderen? Eigenlijk gaat het hier om het onderscheid tussen het vaststellen van de feiten en het beoordelen daarvan. En, als dan blijkt dat het inderdaad allemaal heel innovatief, uniek en creatief is, vraag je dan af of je daar wel behoefte aan hebt.

mooie woorden-01
Om nog even terug te komen op de eerste alinea, “wij zijn een autoriteit op het gebied van slimme financiering … uniek … innovatief … etc.”, kijk nog eens wat verder op onze site en beoordeel zelf wat je er van vindt. Grote kans dat je het met ons eens bent ;-). En ja, om de volgende vraag te beantwoorden jij als lezer hebt daar zeker behoefte aan ;-).

Stijn van Liefland

Tegendenken (15): Moeilijke woorden

Pak ‘m beet vier jaar geleden werden wij gevraagd om mee te denken over de toekomst van een stichting. Heel concreet was de vraag wat is of wordt het verdienmodel van deze stichting. We waren nog niet met slimmefinanciering.nl begonnen en het woord verdienmodel zei mij niets, maar het leek me iets heel bijzonders. Bang om een flater te slaan zocht ik een dag voor de bijeenkomst op wat verdienmodel betekent zodat ik in ieder geval goed mee kon praten. Inmiddels is het vier jaar later en nog steeds kom ik regelmatig nieuwe moeilijke woorden tegen. Het woord verdienmodel zit inmiddels stevig verankerd in mijn woordenboek, ik gebruik het woord vrijwel dagelijks, best een handig woord. Een greep uit de oogst van de afgelopen maanden: value proposition, value cycle, waardecreatie, co-creatie, en stakeholder governance code.

Is dat nou erg het gebruik van moeilijke woorden? Ik denk dat je dat vanuit twee perspectieven moet bekijken, dat van de zender en dat van de ontvanger.

Zender

De zender, bijvoorbeeld de schrijver van een beleidsstuk of investeringsvoorstel. Uitgaande van goede bedoelingen wil deze de lezer goed informeren zodat deze op basis van het stuk een goed besluit kan nemen. Soms is het daarbij handig (maar niet noodzakelijk) om een woord te gebruiken dat precies en bondig beschrijft wat je bedoelt. Toen ik vier jaar geleden verdienmodel opzocht zag ik dat het “manier om geld te verdienen” betekent. Niks bijzonders, wel makkelijk in het gebruik en misschien ook wel functioneel. De vraag is wel hoe ver je moet gaan in het gebruik van dit soort ‘moeilijke’ woorden.

De zender kan natuurlijk ook minder goede bedoelingen hebben. Door precies de juiste dosering moeilijke woorden te gebruiken zorg je ervoor dat mensen het stuk wel serieus nemen maar er weinig of niets van begrijpen en er niets over durven te zeggen, een apathische houding dus. Te veel moeilijke woorden zal tot weerstand leiden, gebruik je te weinig moeilijke woorden dan zouden mensen het kunnen begrijpen (wat wellicht niet de bedoeling is). Weinig moeilijke woorden kan soms ook oproepen: als het zo simpel is, dan kan het niet goed zijn ….

Ontvanger

De ontvanger, de lezer. Ik denk dat iedereen regelmatig geconfronteerd wordt met woorden die hij niet of nauwelijks begrijpt, of (wellicht nog ingewikkelder) woorden die je wel kent maar absoluut niet begrijpt in de context waarin ze in dat geval gebruikt worden. De eerste gedachte is “het zal wel aan mij liggen”. Maar wat blijkt, als je het in de groep gooit “wat bedoelen jullie eigenlijk met …” dan wordt er instemmend geknikt en blijken er meer te zijn die het niet snappen. Best raar, want teksten zijn vaak bedoeld als voorbereiding op werkelijk handelen, investeren, iets gaan doen, ergens mee stoppen etc. Teksten zoals ik die in mijn werk tegenkom zijn dus vaak gericht op een besluit, en besluiten kan alleen als je begrijpt waarover het gaat.moeilijke woorden-01

Je vraagt je wellicht af, wat dit met tegendenken te maken heeft. Tegendenken gaat wat mij betreft over het niet automatisch meegaan of instemmen met wat op het eerste gezicht logisch lijkt. Dat vraagt om het kritisch onderzoeken van de feiten, het afpellen van de belangen, onderzoeken of er alternatieven zijn etc. Maar het begint allemaal met goed te begrijpen wat er geschreven is, wat staat er eigenlijk. Laat je dus niet gek maken door moeilijke woorden maar vraag of het eenvoudiger kan, in gewone woorden. Kan het niet eenvoudig uitgelegd worden dan is er iets aan de hand, een verborgen agenda, een risico of onzekerheid, een tekort of een overschrijding of nog erger, de schrijver snap het zelf ook niet.

Stijn van Liefland

Tegendenken (14): handel in rechten en plichten

Vanmiddag was ik te gast bij een bijeenkomst op het provinciehuis van Gelderland. Onderwerp van de conferentie was ‘Samenwerking en financiering in gebiedsontwikkeling’. Daar sprak (onder andere) Tom Bade van Triple E over zijn visie op ‘getting things done when the going gets tough’ (mijn woorden).

Pre-ambule

Er was natuurlijk meer te horen vanmiddag maar het verhaal van Tom was anders en een voorbeeld van dwars tegendenken. Een bevlogen spreker met nogal afwijkende en boude stellingen over financiering van kwaliteit. Laten we zijn betoog eens langs lopen. Is het nieuw? Hoe werkt het? Kan het werken?

(In het volgende parafraseer ik op de uitspraken van Bade. Als het een eigen mening of toevoeging is zal ik dat markeren.)

Tom als ondernemer. Stoppen met dat gepraat over duurzaamheid, van denker naar doener. Hij heeft zelf een aantal ‘projecten’ gekocht en is nu als ondernemer verantwoordelijk voor de exploitatie. Hoe dat gaat zien we zo dadelijk (zonder een Euro op zak namelijk!).

Tom als anti-geograaf. Als het over duurzaamheid gaat, dan komen altijd maar weer die vermaledijde geografische kaarten op tafel. Het gaat altijd over ruimte want kaarten zijn sexy, dat is smullen voor de vakmensen. Maar, beste mensen, duurzaamheid gaat niet over ruimte maar over TIJD. Duurzaamheid is een kwestie van lange-slagen maken. Van korte termijn denken naar lange termijn denken.

Tom als marketeer. En ophouden nu met al die bullshit van ‘de 3 P’s’ en hoe het ook allemaal mag heten. Al die afkortingen dat is gewoon het gevolg van het bestaan van ‘powerpoint’. (Als econoom zou ik zeggen: dat is de wet van Say, elk aanbod schept zijn eigen vraag). Dus heb je powerpoint dan maak je mooie plaatjes met mooie bolletjes, in dit geval met Planet, People, Profit.

Het gaat dus niet over ruimte en niet over leuke intellectuele spelletjes met afkortingen. Het gaat naast tijd over economie. En, beste mensen, hoe ontstaat economie? Economie ontstaat door goede mensen met goede ideeën. Bill Gates kwam met een besturingssysteem en hielp zo miljoenen mensen aan een baan. En weet je hoe Bill is begonnen: in een garage! En toen de garage te klein werd, toen werd er een stukje bijgebouwd, makkelijk zat. Ruimte volgt economie en niet andersom!

Tom als tegenaan-schopper. We hebben het de laatste decennia omgedraaid. We zagen een verband tussen economische groei en gebouwen (Bill Gates!). En toen dachten de mensen die van zichzelf niets kunnen: we gaan gebouwen neerzetten dan volgt de economie vanzelf. NOT. Bill Gates kon wat en daar danken we groei aan. Projectontwikkelaars, bankiers, bestuurders, die kunnen niks en daar hebben we dus de crisis aan te danken.

En mensen, laten we nu ook eens ophouden met al die braaftaal. Ophouden met ‘van onderop’, ‘samenwerken’, ‘invullen van de regie-functie’! Nogmaals, het gaat om ondernemerschap en om lange slagen in de tijd. En lang niet altijd ‘samen’ dus: soms gebeurt het gewoon zoals ik zeg, helder en duidelijk.

Hoe pakken we dat dus aan?

Hoe gaan we dan duurzaam ondernemen zonder prietpraat? Economen snappen er ook al niets van, want de oplossing die nu gaat komen, daar is in de economische literatuur niets over te vinden (sic!).

Voorbeeldje. Ik koop een leegstaand pand voor een appel en een ei in een achterstandsbuurt. Ik jaag daar een aantal kunstenaars in. Die kunnen daar gratis wonen en werken zolang ze maar aan onderhoud en leuke dingen doen. Je ziet dan vanzelf dat er na een tijdje een volgende slag volk interesse krijgt. Dat zijn dan de hipsters en die gaan natuurlijk wel wat betalen. En dat gaat net zolang door tot op een gegeven moment de advocatenkantoren hun plek innemen.

Nog een voorbeeldje. Ik koop een bijna failliete tent als ‘De kleine aarde’ in Boxtel. Uiteraard wederom voor een symbolisch bedrag. Ik krijg daarmee het recht om een aantal zaken ter plekke te doen (restaurant, speeltuin etc). En in ruil daarvoor neem ik de verplichting op me om het beheer van de plek op me te nemen.

Handel in rechten en plichten

Waarom snappen economen er niets van? Omdat die praten over wat er op de balans staat. En dat is voor een ondernemer volstrekt irrelevant. Het gaat om (de handel in) rechten en plichten.

Een overheid kan een park aan een ondernemer geven. Dat is dus het recht dat je aan die ondernemer overdraagt om daar iets mee te doen. En dat recht heeft een waarde. Dus ofwel betaalt die ondernemer voor dat recht (om te mogen verdienen) ofwel belooft die ondernemer het beheer over een lange periode op zich te nemen (een recht dat wordt geruild tegen een plicht).

Het is hierbij van belang dat rechten en plichten in een package door de overheid worden ‘verkocht’ (en daarna ook alleen maar in dezelfde samenstelling mogen worden doorverkocht).

(Tot zover de parafrasering).

Nieuw?

Het betoog van Tom Bade komt dus neer op een doordachte handel in ‘rechten + plichten’. Dit is zeker een interessante gedachte.

Hebben economen hier niets over te melden? Onzin natuurlijk. Een aandeel is in wezen een recht op het ontvangen van dividend in de toekomst. En aan een aandeel hangen natuurlijk ook plichten. Op zijn minst de plicht om je als (mede-) eigenaar van het bedrijf aan de wetten van het land te houden. Een aandeel zoals we dat kennen is in wezen al handel in rechten en plichten. Alleen zijn we vergeten de juiste plichten bij de eigenaren neer te leggen (of als we dat wel doen, dan zoeken die ondernemers een plek op aarde waar die plichten niet gelden, simpel zat).

Tom Bade bedoelt met economen waarschijnlijk boekhouders. Een financieel econoom zal een recht waarderen op basis van alle kasstromen die in de tijd aan dat recht kleven. Wat er op de balans staat is inderdaad van geen enkel belang. En inderdaad, dat heb ik al vaker beweerd, de overheid kent vaak rechten toe aan burgers en bedrijven zonder zich bewust te zijn van het feit dat dat recht een economische waarde vertegenwoordigt. Als je ergens iets mag dan is dat geld waard. Waarom mag je in Nederland onder toezicht van de Nederlandse Bank een bankbedrijf runnen? Dat kost je, behalve het doorlopen van een hele ingewikkelde papiercyclus, helemaal niets. Waarom wordt dat recht niet jaarlijks geveild tegen opbod? Zoals ook de rechten voor mobiele telefonie worden verkocht bij opbod? Wat zou het effect zijn van een flinke lobby-inspanning om de plichten (lees: wet- en regelgeving) te mitigeren? Lees het boek van Reich nog eens zou ik zeggen.

Maar het verhaal is pas compleet als je als overheid precies zoveel plichten weet ‘mee te onderhandelen’ dat er een win-win situatie ontstaat. De overheid heeft dan de kwaliteit van een publiek goed veilig gesteld, de ondernemer kan dan zijn ding doen (en ploegt in ruil daarvoor dus een deel van zijn winst terug naar die verplichtingen). Een ondernemer zal dus een economische afweging maken: wil ik dit pand/park voor 1 Euro overnemen als ik er een speeltuin/kantoor van mag maken en ondertussen gedurende x jaar bepaalde dingen voor terug moet doen? Hij maakt een afweging tussen de contante waarde van de voordelen (de rechten) en de contante waarde van de nadelen (de plichten).

Samenvattend: de constructie is helemaal niet zo uniek of nieuw, het is een financieel-economisch gedreven manier om rechten en plichten uit te onderhandelen. De ondernemer wordt door de inbouw van plichten door de overheid gestretched om een langere horizon in te nemen.

Evaluatie

Kan dit werken? Zeker, ik zie (meer) mogelijkheden voor deze aanpak. Niet voor alles en altijd, maar toch. Een paar overwegingen zijn echter wel op zijn plaats:

  • De ondernemer komt er wel uit. We gaan ervan uit dat die kan rekenen en kan ondernemen. Hoeven we weinig aan te doen.
  • De overheid (publieke partij) moet ook gaan denken als een ondernemer. Dat betekent dus nadenken over: wat gaat die ondernemer hier doen? Hoeveel denken wij als overheid dat ie er aan over houdt? Wat kunnen/willen/moeten we in ruil daarvoor terug vragen?
  • Het uitgangspunt is dus dat beide partijen aan tafel gelijkwaardig zijn. In wezen is het een onderhandelingsstrategie waarbij de eye-opener van Bade in mijn ogen is dat de overheid zich meer bewust moet zijn van de waarden die het in huis heeft.
  • Impliciet neemt ook Bade aan dat ‘het goede’ (de lange termijn, de publieke zaak) niet vanzelf tot stand komt. De ondernemer zal in de regel niet zelf aanbieden bepaalde plichten op zich te nemen. De overheid moet dus donders goed weten wat ze wil. De overheid moet specialist worden in het ramen van verplichtingen. Hier is in gevallen wel nieuwe wet- en regelgeving voor nodig.
  • Economen weten hier niets van? Zoek eens in de literatuur over verzekeringen. In wezen zou je dit probleem ook kunnen zien als een verzekeringsprobleem. De overheid wil de verzekering (van de ondernemer) dat ie gedurende x jaar bepaalde zaken goed regelt. De premie die de overheid daarvoor betaalt is het vrijgeven van een recht om .. (te bouwen, te exploiteren etc). Maar zoals het ook bij verzekeringen gaat: de kleine lettertjes! Je betaalt jarenlang elke maand een premie tegen diefstal, tot het moment komt dat er iets gestolen wordt, dan blijkt er in het contract te staan dat je moet kunnen bewijzen dat het gestolen is (en dat het dus niet gaat om verlies etc).
  • Praktisch zal de bottle-neck van deze aanpak wel eens kunnen liggen in de kleine lettertjes, in de mogelijke scenario’s etc. Juist dan is het zaak dat de partijen over dezelfde informatie beschikken, elkaar ook op langere termijn kunnen vertrouwen en naar de geest van de afspraken handelen. Juristerij gaat hier niet werken. Vertrouwen dat het ook in lastige tijden wel goed komt? Hmm, het recente verleden geeft mij dat vertrouwen in ieder geval niet.
  • Een niet onbelangrijk probleem is dat partijen bereid moeten zijn hun verlies te nemen als dat aan de orde is. Een kantoor kopen voor 1 Euro? Als het toch leeg staat? Zelfs super-commerciële partijen hebben hier moeite mee. Waarom komen vastgoed-partijen nu naar de overheid om te pleiten voor een ‘leegstandsfonds’?
  • Laten we eens een praktische (maar fictieve) casus nemen. Een stuk bos waar mensen graag in wandelen maar waar geen geld meer beschikbaar is vanuit de overheid voor onderhoud. Hoe zal het dan gaan? De overheid geeft een concessie uit aan de ondernemer om het bos te exploiteren. Wat mag je daar dan doen? Parkeergeld heffen? Entreegeld heffen? Een restaurant openen? Kortom: er moet wel een business-case zijn. Als al die dingen niet mogen, ja, wat dan? In de woorden van Bade: het moet wel LLMM zijn, oftewel Lekker Leuk Mooi Makkelijk, anders valt er niets te verdienen.Wat te doen met gevallen die VVLM Vies Vervelend Lelijk Moeilijk zijn? Ja hoor, die komen ook voor. Oftewel: het kind met het badwater weggooien?
  • En dan nog blijft een interessante vraag: als het die ondernemer lukt om er iets aan over te houden, waarom zou de overheid dat dan niet zelf kunnen organiseren? Omdat de overheid niet denkt als een ondernemer. Maar dat was juist wel nodig om de onderhandeling op een goede manier te laten verlopen ….

 

Ik wil het allemaal nog eens laten bezinken. Ik hoor het verhaal voor het eerst. Dit is in ieder geval wat er in de auto op de terugweg naar huis bij mij opborrelt.

Rudy van Stratum

 

 

Tegendenken (13): de juiste dingen doen

In deze reeks tegendenken, nu een echte klassieker. Ik denk dat ik hem voor het eerst tegenkwam in het (ook weer klassieke) boek van Stephen Covey over de ‘7 habits’.

Het gaat om de dingen goed doen versus de goede dingen doen. Hoe vaak maken we in de praktijk niet mee dat we verleid worden tot steeds efficiënter werken (de dingen beter doen)? Maar wat helpt het als de notulen van de vergadering steeds beter worden (minder spelfouten, mooiere en begrijpelijkere taal) als de verkeerde onderwerpen worden besproken (de verkeerde dingen doen)?

Deze week stond een artikel in de Correspondent over oplossingen die een eigen leven gaan leiden en voor nieuwe problemen zorgen. Vasthouden aan niet langer werkende oude oplossingen is een voorbeeld van de verkeerde dingen (blijven) doen. Als we het artikel mogen geloven gaat het hier niet om wat rare incidenten maar om een hardnekkig patroon. We komen later in de reeks ‘systeemdenken’ nog uitgebreider op dit thema terug.

Bijgaande tekening (bronvermelding) geeft deze klassieker fraai weer:

ScreenShot097

 

Als we de vertaling maken naar onze beslisboom, dan krijgen we:

opbrengsten kosten-01(PS slordig dat de onderlinge plekken tussen de diagrammen niet overeenstemmen. Ik vond de tekening helemaal boven pas toen ik deze blog aan het tikken was).

Hoe hip de term ‘nieuwe verdienmodellen’ ook klinkt, vaak komt het toch neer op het toepassen van bovenstaand diagram. De belangrijkste vraag in de beslisboom is of de ingreep een positief rendement heeft. Meestal is dat niet het geval. Dan wordt de vraag: hoe kunnen we het benodigde rendement dan alsnog bereiken?

Dat kan door te zoeken naar meer opbrengsten en naar lagere kosten. Meer opbrengsten is het toevoegen van kwaliteit en daarmee een invullen van ‘de juiste dingen doen’. Minder kosten is het wegstrepen van de niet noodzakelijke activiteiten en daarmee een invulling van ‘de dingen juist doen’ aka ‘efficienter werken’. Tezamen levert dat een beweging in het diagram op van rechtsonder naar linksboven.

Hier een voorbeeld van een concrete toepassing op nieuwe verdienmogelijkheden in het groen.

Rudy van Stratum

 

Canvasmodel 2: simpel hoor! (Tegendenken (12) :-) )

Begin 2013 had ik nog nooit van het Canvas-model gehoord. Dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. Beetje murw geworden van al die modellen die jaar na jaar maar voorbij komen. En toen in de loop van 2013 hoorde ik er iemand over vertellen. En een paar weken later nog iemand. Nog weer een maand later hield iemand er een hele presentatie over. Van die kant kreeg ik een boekje toegestuurd over het Canvas-model. En mijn klomp brak toen ik hoorde dat een hele jaargang studenten in een hbo-opleiding verplicht met dit model moest werken.

… en nu komt ook Stijn er dus mee in zijn eerste blog over het Canvas-model.

Maar wat is het nu écht?

Om te beginnen een hoop Engelse kretologie en stoere managementtaal. Ik ben daar niet zo van. Maar daar moet je natuurlijk ook doorheen willen kijken. Een sterk visuele aanpak, dat is wat me vooral aanspreekt. En een ‘canvas’ of schildersdoek om in een open discussie vooraf met elkaar in te vullen waar het bij deze vorm van ondernemerschap om gaat. Een gestructureerde en laagdrempelige manier om te beoordelen of een ondernemers-initiatief echt voldoende hout snijdt.

Er valt nog heel veel meer over te zeggen. Dat gaan we ook nog wel doen. Maar laat ik nu eerst eens de 9 vlakken van het canvas-model ’terug vertalen’ naar wat we allemaal al lang weten:

ScreenShot088It’s the economy stupid!

Het plaatje zou voor zichzelf moeten spreken. De zogenaamde ‘value proposition’ is het hart van de aanpak. Het gaat erom dat je waarde toevoegt (aan wat? voor wie? Allemaal dingen om later nog eens op te pakken). Tja, om waarde te creëeren moet je natuurlijk wel wat doen. Links staan alle zaken die je nodig hebt om iets te maken en die leiden vervolgens tot uitgaven. Maar de spullen die je maakt moeten ook nog ‘aan de man worden gebracht’ en dat is rechts in het plaatje te zien. Dat aan de man brengen leidt tot inkomsten.

Het saldo van uitgaven en inkomsten onderaan in de breedte van het plaatje bepaalt het rendement van je operatie. Rendement is meestal een korte termijn begrip. Daarom heb ik nog een rode bol ingetekend die iets met de horizon van je plan doet en rekent over een iets langere termijn. Zo ga je van korte termijn rendement naar langere termijn waardecreatie.

Rudy van Stratum

Tegendenken (11): things that matter

Bij tegendenken ontkom je er niet aan om na te denken over het doel. Wat wil je nu écht bereiken, waar gaat het hier nu écht om? Eerder hebben we het in deze serie ’tegendenken’ gehad over welke vragen je kunt stellen om meer zicht te krijgen op het doel. En behalve ‘gewone’ vragen heb je zelfs nog ‘doorvraag-vragen’.

Het doel is belangrijk omdat dat de referentie is waar je alles aan afmeet. Sterker nog: in onze beslisboom draait de hele definitie van rendement om het doel en de mate waarin de voorgestelde maatregelen je al dan niet dichter bij je doel brengen.

Behalve dit economische argument is er nog een psychologisch argument waarom het doel belangrijk is. De vooronderstelling daarbij is: het brein heeft een doel nodig. Dat interpreteer ik als dat het gewoon lekkerder werkt als je jezelf een doel stelt, dat je weet waar het naar toe gaat. Probeer maar eens tegen jezelf te zeggen: ‘ik wil niet aan paars denken’ en voor je het weet krijg je allerlei spontane associaties met paarse dingen. Wat je dus allemaal NIET wilt.

Daarom is het dus zo belangrijk dat je het doel taalkundig positief formuleert. Dus bijvoorbeeld liever ‘ik wil een huis waar ik fijn in woon’ dan ‘ik wil niet in een flat wonen’. Over dat taalkundig positief formuleren ging deze eerdere blog in de reeks.

Binnen (eigen) controle

Maar er is meer te zeggen over dat doel. Thomas Jansen stuurde me enkele weken geleden een plaatje waar hij door geïnspireerd raakte:

ScreenShot085Natuurlijk gaat het om de dingen die je belangrijk vindt. Dat zijn de dingen die ertoe doen, de ’things that matter’. Je doel dus. Maar …. lang niet alles wat ertoe doet kun je beïnvloeden. En je hebt maar een eindige voorraad energie te besteden (dat is dan weer het economische argument, zonder schaarste is het goed kersen eten!). Dus zegt dit plaatje: het gaat er ook nog eens om dat je de dingen die er toe doen kan beïnvloeden. Dat zijn dan de zaken waar we onze aandacht op moeten richten of: ‘what you should focus on’.

Eigen plaatje

Toeval of niet, ik had al een plaatje klaarstaan voor deze reeks tegendenken, los van de mail van Thomas. Eigenlijk komt dat plaatje op hetzelfde neer, maar er staat nog net wat meer in. Onze favoriet is om het maar weer in een kwadrantje te doen:

tegendenken 2-01Zoals gezegd gaat het dan in onze termen om een (taalkundig) positieve formulering én om het binnen eigen controle hebben. Het vakje linksboven is dus waar we onze energie op moeten richten. Wij hebben dat ‘wel willen én wil kunnen’ genoemd. Linksonder staat dan iets wat wel te beïnvloeden is maar een onhandige formulering heeft voor ons brein om ‘lekker aan te werken’. ‘Ik wil geen bekeuringen meer’: prima, dat heb je grotendeels zelf in de hand. Maar beter is het dan om te zeggen: ‘ik ga me meer aan de toegestane snelheid houden’.

Nou, de twee vakjes aan de rechterkant kun je dan zelf wel invullen. Je hebt er geen invloed op, of je dat nu positief formuleert of niet.

Rudy van Stratum

Tegendenken (10): maatschappelijk verantwoord ondernemen MVO

Met de bril van ’tegendenken’ op kijk je ook anders naar de dingen die je ziet en leest. Zo las ik onlangs een interessant boek van Robert Reich over de paradox van het democratisch kapitalisme. Het is een al wat ouder boek (2007) met de titel ‘Superkapitalisme’. Reich was destijds minister van werkgelegenheid onder president Clinton.

De paradox van het democratisch kapitalisme

Bijgaande mindmap geeft de structuur van de redenering van Reich weer. De kern is het verschil tussen het spel en de spelregels. Het spel wordt gespeeld door bedrijven en consumenten. De spelregels worden gemaakt door politici en burgers. Bedrijven zijn er om hun winst te maximaliseren, politici om zoveel mogelijk stemmen bij de burgers op te halen. Bedrijven zullen er alles aan doen om hun doel te bereiken en zijn daarbij a-moreel. Reclame verhoogt de winst omdat consumenten worden verleid tot kopen. Lobby-werk verhoogt de winst omdat lastige regelgeving wordt vermeden. De fout is dat de consument, die voor de goedkoopste aanbieder gaat, vergeet dat hij ook nog burger is. Als burger ziet hij een druk op zijn loon, ziet hij zijn werk vertrekken naar het buitenland en heeft hij te maken met uitstoot en vervuiling.

De oplossing moet van de burgers komen en niet van de bedrijven, aldus Reich. Niet het spel moet veranderen, maar de spelregels.

Superkapitalisme (Reich)

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

Maar bedrijven laten zich toch van hun goede kant zien door zich bewuster met het milieu bezig te houden? Hier houdt Reich ons de spiegel voor en slaat aan het ’tegendenken’. MVO maakt de zaken alleen maar erger. Via MVO stellen de bedrijven pers en publiek gerust: wij zijn goed bezig, u kunt gerust bij ons kopen. Via MVO stellen bedrijven de noodzakelijke nieuwe wetgeving uit die paal en perk moet stellen aan ongewenste neveneffecten van hun handelen. Via MVO geven de bedrijven de politici een mooi excuus om ingewikkelde debatten te voorkomen en hun oor weer te laten hangen naar de lobbyisten. En de getalenteerde en hoogopgeleide medewerkers hoeven de straat niet meer op om hun betrokkenheid bij de maatschappij te tonen. Op feestjes kun je met een gerust hart in je dure lease-auto blijven voorrijden omdat je bedrijf toch aan MVO doet.

Hé, ik heb het niet bedacht! Ik citeer slechts de ‘guy, who is an American influential thinker’.

Rudy van Stratum

Hier onder de ‘artist impression’ van Stijn over het boek van Reich. Je kunt over het tegendenken van Reich ook weer gaan tegendenken, iets wat Stijn heeft toegezegd nog een keer te gaan doen (ben benieuwd). Is dat allemaal nu wel zo? Waar het mij om gaat, los van de inhoud en of je het daar mee eens bent, is dat deze auteur een tegengeluid laat horen en ons op die manier scherp houdt.

ScreenShot082

Tegendenken (9) Signalen voor groepsdenken

In de vorige aflevering hebben we gekeken wanneer het tijd is voor tegendenken. Kort door de bocht, als er veel middelen ingezet worden en er onvoldoende aandacht is voor discussie. Maar hoe heb je door of er geen aandacht is voor discussie? Neem een willekeurig project, als jij vindt dat het niet goed loopt wil je dat inbrengen. Als je dan merkt dat je daar de ruimte niet voor krijgt kom je tot de conclusie dat er te weinig aandacht is voor discussie. Daarmee heeft tegendenken uiteraard nog geen plek gekregen maar is in ieder geval de diagnose gesteld. Aan de slag dus om tegendenken te organiseren.

Groepsdenken

Veel lastiger is het als jij vindt dat het project wel lekker loopt en de rest dat ook vindt. Als iedereen het met elkaar eens is, is dat absoluut geen garantie is voor succes. Mogelijk is er sprake van groepsdenken, we hebben het hier eerder over gehad bij onze serie over denkfouten. Daarom is het interessant om eens te kijken hoe we groepsdenken kunnen herkennen. Op het web circuleren talloze lijstjes met “de 8” symptomen voor groepsdenken. Enigzins aangepast en voorzien van voorbeelden kom ik tot het volgende:

groepsdenken

  1. Een gemeenschappelijke illusie van onkwetsbaarheid, dit zorgt voor veel te veel optimisme en het nemen van grote risico’s. “Dat zal ons nooit overkomen”

  2. Druk uitgeoefend op groepsleden die twijfelen over het meerderheidsstandpunt. “Doe niet zo flauw!” “Maar jij vond toch ook altijd …”

  3. Angst voor afkeuring bij het afwijken van de (vermeende) consensus. “Het zal wel aan mij liggen” “Laat maar, ze willen het toch niet horen”

  4. De illusie dat binnen de groep over alle belangrijkste uitspraken consensus bestaat. “Iedereen is het hier toch mee eens!” “Vorige keer waren we het er allemaal over eens dat …”

  5. Vijand of karikatuur maken van anderen (groepen of leiders). Buitenstaanders worden gezien als het kwaad, zwak of dom, het heeft dus ook totaal geen zin om te luisteren naar de argumenten die door buitenstaanders ingebracht worden. “Zij zijn hier nog niet aan toe”. “Dit is voor hun te ingewikkeld.” “Dat zeggen ze alleen maar omdat ze hopen dat wij ermee stoppen”.

  6. Een absoluut geloof dat de groep met iets moreel goeds bezig is. Ethische of morele argumenten en discussies worden uit de weg gegaan. “Het doel heiligt de middelen”. “Nu even door de zure appel bijten, later wordt het beter”.

  7. Binnen de groep staan spontaan verdedigers van het gedachtengoed op. Zij beschermen de leider en de groepsleden tegen negatieve informatie. “Dit hoeven jullie niet te lezen, hier staat niets nieuws in”. “Op deze manier maak je het alleen maar ingewikkelder”

  8. Gezamenlijke rationalisaties van de besluiten die de groep neemt. Hiermee worden waarschuwingen en andere negatieve feedback weg beredeneerd. “Dat was 5 jaar geleden onder hele andere omstandigheden, maar nu … en wij …” “Als je de uitzonderingen buiten beschouwing laat en dan het gemiddelde neemt, dan klopt het als een bus”

Samenvattend: Is iedereen het met elkaar eens en ben jij de enige met twijfels? Is het moeilijk deze twijfel in de groep in te brengen? En als je de twijfel uit, wordt deze dan consequent wegberedeneerd? Grote kans dat je niet de enige bent met dit probleem en dat het project geen succes wordt. Dit betekent kiezen, of je organiseert tegendenken (daarover later meer) en probeert er wat goeds van te maken, of je zorgt dat je zo snel mogelijk dit project verlaat. Maar, vergeet ook niet kritisch naar jezelf te kijken, er bestaat natuurlijk altijd de mogelijkheid dat jij ernaast zit en de rest van de groep niet.

Stijn van Liefland

Tegendenken (8): Wanneer is het tijd voor tegendenken?

Leuk en aardig tegendenken, maar wanneer is dat nou belangrijk? Als buitenstaander is het leuk en leerzaam om op die manier eens kritisch naar berichten in de media te kijken, maar hoe nu in de eigen organisatie? Moet ik bij elke voorgenomen beslissing gaan tegendenken?

Stel, we organiseren een afdelingsuitje naar Delft, leuke historische stad, een stadswandeling, bezoek aan de oude en nieuwe kerk en een etentje zijn goed voor de teambuilding. Is tegendenken hier op z’n plek? De consequenties van dit besluit zijn beperkt en overzichtelijk. Als het uitje onverhoopt mislukt is er weinig aan de hand. Niet te veel tegendenken dus, dat kost tijd en leidt mogelijk tot irritaties en heeft dus weinig rendement. Overigens is mijn ervaring dat over dit soort onderwerpen (afdelingsuitjes, kerstpakketten, koffie etc.) meer tegengedacht wordt dan over onderwerpen die er echt toe doen, maar dat terzijde.

Wanneer moeten we danwel  tegendenken? Ten eerste, als de consequenties van een mislukking groot zijn, zoals: grote financiële verliezen; veel mensen die de dupe zijn; gevaar voor de veiligheid; etc. De garantstelling van een gemeente voor de bouw van een voetbalstadion valt hieronder. Ten tweede als er veel middelen mee gemoeid zijn (geld, grond, menskracht etc.). Hier is immers de vraag van belang of deze middelen wel op een goede manier worden ingezet. Een voorbeeld is de tunnelveiligheid waar we eerder over schreven. Er wordt veel geld aan uitgegeven, tegendenken moet de vraag beantwoorden of dat gezien de veiligheid / levensverwachting in Nederland verstandige uitgaven zijn. Dus, als de consequenties of de uitgaven groot zijn is het tijd voor tegendenken. Maar dat is niet de enige dimensie die van belang is.

Soms is tegendenken niet nodig omdat er al een goed debat gevoerd wordt, aandacht is voor feiten en argumenten en naar elkaar geluisterd wordt. Je kunt zeggen, als mensen het flink met elkaar oneens zijn, is tegendenken al voor een groot deel georganiseerd. Juist als er géén debat is, is tegendenken belangrijk. Maar lastig is het wel. De kans is groot dat als er geen debat is jijzelf het plan ook wel ziet zitten. Tegendenken zal dan niet snel in je opkomen. In één van de volgende afleveringen gaan we in op signalen die aanleiding geven voor tegendenken.tegendenken 7

Maar stel er is wel debat, is dat dan voldoende? Ik denk van niet. De eerste vraag is met wie het debat gevoerd wordt. Speelt het zich af binnen de groep die het plan maakt en het besluit neemt, dan heeft tegendenken mogelijk al een plek gekregen. Maar vaak zal er sprake zijn van een debat tussen verschillende groepen, de plannenmakers en beslissersenerzijds, de tegenstanders anderzijds. De praktijk laat zien wat er dan gebeurt, er is wel debat maar er gebeurt weinig met deingebrachte  argumenten. Tegendenken moet dus binnen de eigen groep / organisatie plaatsvinden. Een tweede vraag die je je zou moeten stellen is waar het debat wel en niet over mag gaan en wat er met de resultaten gedaan wordt.Uiteindelijk moet een debat immers wel ergens toe leiden.

Stijn van Liefland

Tegendenken (7), van buitenaf en zelf aan de slag

Grofweg zou je op drie manieren aan tegendenken kunnen doen. In je eentje, voor een casus die vooral jou aangaat. Ik heb een goed idee (een nieuwe auto, mijn huis verbouwen), maar vraag me dan af, is dat wel zo goed en kan het niet beter? Van binnenuit als onderdeel van een groep of organisatie. Wij vinden dat we een goed idee hebben (nieuwbouw, nieuw product, nieuwe markt etc.), maar ik zou dat wel eens kritisch willen beschouwen. Als laatste van buitenaf, zij denken dat ze een goed idee hebben, maar ik ga laten zien dat het beter kan. Die laatste positie, van buitenaf is natuurlijk verreweg het comfortabelst. Je hebt niet te maken met collega’s die zich een oordeel vormen over jou omdat jij hebt bedacht dat je kritisch naar een voorstel moet kijken.

Wij gaan alle drie de manieren aandacht geven maar beginnen met de makkelijkste, van buitenaf. Ook dit kunnen we onderverdelen, je wordt gevraagd (en hopelijk betaald) om tegen te denken, of je doet het omdat je ergens door geraakt bent. Als je er voor gevraagd wordt, dan krijgt het meer de vorm van een second opinion. Er zijn natuurlijk wel wat valkuilen, bijvoorbeeld: Is tegendenken echt gewenst of is het vooral voor de mooie sier? Krijg je inzicht in alle ‘feiten’ en aannames? etc. We komen hier later nog wel op terug. Voor nu, tegendenken als buitenstaander op basis van eigen interesse.

Voor ons kan een artikel in de krant, een televisieprogramma of een publicatie aanleiding zijn voor tegendenken. Ergens zit er dan een sluimerend gevoel dat er iets niet klopt of dat er iets vergeten is. Het lijkt op het eerste gezicht een beetje flauw, op basis van de krant of een televisieprogramma aan tegendenken doen, lekker makkelijk terwijl je niet eens alle feiten en achtergronden kent. Misschien klopt dat, maar het is wel een goede oefening. Begin dus voor de televisie of met de krant. Het gaat er daarbij niet om dat je achterhaalt of het plan goed of slecht is, maar dat je leert de juiste vragen te stellen. Dat begint bij alles in twijfel te trekken.

  •  Zit ik hier op te wachten? (Zou ik dit kopen? Hier heen gaan? Hier gaan wonen? Iemand anders wel?)
  • Is dat veel of weinig? (bijv. een x bedrag vrij voor …, hoeveel mensen kan je daarmee betalen?)
  • Over welk probleem hebben we het hier eigenlijk? (is er geen logischer oplossing?)
  • Is dat duur? (hoeveel moet je per jaar aan inkomsten hebben om dit te kunnen betalen? Van wie moet dat geld komen? Klinkt dat logisch?)
  • Hoe zou dit tot een tegenovergesteld effect kunnen leiden?
  • Kloppen de gepresenteerde ‘feiten’ eigenlijk wel? En de aannames?

tegendenken 6-01

Vaak is het gewoon je boerenverstand gebruiken (is het logisch, klopt de orde van grootte etc.) en vooral niet denken dat je er weinig van weet en geen kritische vragen mag stellen. Het lijkt makkelijk, maar de kunst is om uiteindelijk tot een conclusie te komen. Wat ontbreekt er, waar is niet aan gedacht? Wat is een goed alternatief? Wat vraagt nader onderzoek? Of is het gewoon een prima plan?

Stijn van Liefland