Tag archieven: dossier tegendenken

Tegendenken (6): doorvragen

In deze serie over tegendenken is het stellen van vragen al eerder aan de orde gekomen, doorvragen gaat nog een stapje verder. Door het stellen van vragen (voor een overzicht zie deze blog) kom je achter het wereldmodel van de ander (zie deze blog). Een wereldmodel klinkt al redelijk abstract. Je kunt ook op een meer basaal niveau vragen stellen. Dat kun je doen door bijvoorbeeld meer op het taalgebruik van de ander te letten.

Metamodel

Je zou kunnen zeggen dat een taalkundige zin die uit iemands mond komt, een heel achterliggend ‘verwerkingsproces’ heeft doorlopen. Je kijkt dus als het ware naar het eindproduct. Door goed naar het eindproduct te kijken kun je vragen stellen over het ‘fabricage-proces’. Dat zou ik ‘doorvragen’ willen noemen: je wilt weten hoe het product is gemaakt, wat er achter de schermen gebeurt.

Gelukkig hoeven we dat soort vragen niet zelf te bedenken. Ze zijn in kaart gebracht door mensen als Richard Bandler en John Grinder en staan bekend als het metamodel. Er is een kleine versie van het metamodel en daarin zijn vier vragen opgenomen en er is een uitgebreidere versie van het metamodel en daarin zijn meer dan 10 vragen opgenomen. We hebben hier een eigen tussenversie opgenomen met acht ‘doorvraag-vragen’.

doorvragen-01Doorvragen

Je luistert dus goed naar de zin die jezelf of een ander uitspreekt.

– Hoor je het woord ‘moeten’? Dan is blijkbaar sprake van een noodzakelijkheid.

– Hoor je het woord ‘niet kunnen’? Dan is sprake van een onmogelijkheid.

– Hoor je een vaag zelfstandig naamwoord of werkwoord? Dan vraag je naar verduidelijking.

– Hoor je een woord als ‘niemand’, ‘iedereen’, ‘alles’ of ‘niets’? Dan vraag je of het echt zo extreem bedoeld is.

– Hoor je ‘beter dan’, ‘slechter dan’, ‘minder’, ‘meer’ etc dan is vaak sprake van een halve vergelijking en vraag je naar de andere helft (‘beter dan wat?’).

– Hoor je een eeuwige waarheid (‘zo doen mensen dat nu eenmaal’), dan vraag je naar waar dat staat of wie dat zegt.

– Hoor je een zin die niet af lijkt te zijn (‘poepoe, wat is het hier warm’) dan is sprake van weglating en vraag je om de zin af te maken (‘voor wie is het warm?’, ‘hier? waar is dat dan?’).

Rudy van Stratum

Tegendenken (5): verruiming van het wereldmodel

Een eerdere blog ging over het stellen van vragen om meer zicht te krijgen op de beperkingen van iemands wereldmodel. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat al die vragen tot iets leiden. Dat de vragen meer zicht geven op de oplossing of de nieuwe denkrichting. Een manier om die openheid te bieden is het verruimen van iemands wereldmodel.

Wereldmodel nog eens

Voor de uitleg verwijs ik naar de eerdere blog hierover.Het model kent drie basisingrediënten: het feit of verschijnsel (1), de conclusie of betekenis (2) en het filter op basis waarvan je tot die conclusie komt (je criteria, dat wat je belangrijk vindt (3)).

We hadden als feit of verschijnsel: mensen reageren niet op onze blogs.

Als conclusie: we zijn slechte bloggers.

Als criterium: we willen gelezen worden.

Samenvattend: Jij zegt dat jullie slechte bloggers zijn omdat mensen niet reageren op jullie blogs (en jullie wél gelezen willen worden).

verruimenwereldmodel-01

De simpele verruimingen

Verruiming 1: een andere conclusie. Het feit dat mensen niet reageren op jullie blogs kan ook betekenen dat jullie zulke interessante stukken schrijven die ook daadwerkelijk gelezen worden dat mensen in verwondering achterblijven en nog niet aan reageren toe zijn gekomen.

Verruiming 2: een ander criterium. Je zegt dat het belangrijk is om gelezen te worden. Maar is het niet veel belangrijker dat mensen met elkaar in gesprek gaan over het onderwerp en concreet tot andere acties komen?

Verruiming 3: een ander (interpretatie van het) feit. Is dat wel zo dat mensen niet reageren op jullie blogs? Ze reageren wel degelijk maar doen dat onderling (in plaats van naar jullie) en mondeling (in plaats van via de mail).

Andere verruimingen

De lijst met mogelijke verruimingen is nog veel groter. We noemen er nog vier die we zelf wel handig en leuk vinden.

Verruiming 4: een andere context. Als je iets nieuws wilt leren is het goed dat je een slechte blogger bent. Zo kun je alleen nog maar een betere blogger worden. Oefening baart kunst. Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd.

Verruiming 5: extreem doortrekken van de consequenties van je eigen conclusie. Als je zo blijft denken, kun je wel stoppen met blogs, eigenlijk wel stoppen met schrijven en nadenken, er zit helemaal niemand te wachten op al die onzin.

Verruiming 6: een ander wereldmodel (waarbij de conclusie juist goed uitpakt). In de wereld van de topsport is het juist goed dat je je beseft dat je slecht bent en het altijd beter kan. Dat is de manier om verder te komen en niet op te geven.

Verruiming 7: analogie (een belachelijke vergelijking maken). Dat jij zegt dat je een slechte blogger bent omdat mensen niet reageren is net zoiets als zeggen dat je geen goede gelovige bent omdat God nog nooit heeft gereageerd.

Rudy van Stratum

Tegendenken (4): verkennen van het wereldmodel

In de vorige blog gaf Stijn aan dat er te vaak en te snel naar de oplossing wordt gesprongen. Zonder dat duidelijk is wat nu het échte probleem is en voor wie dat dan (wanneer? hoe?) een probleem is. Om een betere en robuustere oplossing te krijgen is het daarom efficiënt wat langer bij het probleem stil te staan.

Wereldmodel

Stijn heeft daarom een aantal vragen op een rijtje gezet die je kunt gebruiken om het probleem verder af te pellen. Je zou ook kunnen zeggen: tegendenken, dat is de kunst van het vragen stellen en afpellen. En als dat zo is: wat maakt een vraag dan tot een goede vraag?

tegendenken 5-01Daar is een klein stukje theorie voor nodig. Misschien denken sommigen nog dat de feiten gewoon de feiten zijn. Dat zal ook wel, alleen die feiten die zich voordoen komen alleen maar tot ons via onze zintuigen (ogen, oren, neus etc). Deze instrumenten hebben van zichzelf al technische beperkingen maar ons brein (de verwerkingsmachine) laat lang niet alle signalen die binnen komen door. We zouden dan volledig gestoord worden en niet meer normaal kunnen functioneren. Ons brein filtert dus de signalen en haalt er uit wat voor ons van belang is. Op basis van de feiten en de criteria trekken we dan conclusies en geven we betekenis. De hele soep van criteria en betekenissen die we zelf brouwen van de feiten wordt ook wel ons ‘wereldmodel’ genoemd.

Kunst van het vragenstellen

Wat is het doel van vragen stellen bij tegendenken? We worden ons dan bewust van de beperkingen die ons wereldmodel ons oplegt (1) en we kunnen dan onderzoeken hoe we die beperkingen in ons wereldmodel kunnen omzeilen (2). Het doel van vragenstellen is dus om ons wereldmodel te verruimen. Nu kunnen we pas de vraag beantwoorden wat een vraag een goede vraag maakt. Elke vraag is een goede vraag zolang die vraag ons wereldmodel verruimt en ons leidt naar meer keuzevrijheid.

De vragen van Stijn uit de vorige blog zijn dus allemaal bedoeld om meer zicht te krijgen op de wereldmodellen die achter een probleem of vraagstelling steken. Laten we ze nog eens noemen:

Wat wil je bereiken? Vraagt naar hoe het eruit zou moeten zien (en wat er nu nog aan schort).

Voor wie is het belangrijk en waarom? Vraagt naar de criteria, wat belangrijk is voor wie.

Wat gebeurt er als je niets doet? Vraagt naar de urgentie van het probleem.

Waarom deze oplossing? Vraagt naar alternatieven.

Wat is het probleem? Vraagt om te preciseren (wat, waar, wanneer, hoe lang)  en met concrete voorbeelden te komen.

De lijst is niet per se volledig en de volgorde is ook willekeurig. Ik zou bijvoorbeeld nog toe kunnen voegen:

Waar ga je vanuit? Vraagt naar de randvoorwaarden/condities wil deze oplossing bij dit probleem werken (wat zijn je overige aannames, wat moet er waar zijn wil dit werken?).

Een ‘wereldmodel’ klinkt misschien abstract. Ik ben als econoom gewend te werken met (wiskundige) modellen. Wat je hier eigenlijk doet is net zoiets: wat zijn de exogenen (de randvoorwaarden), wat zijn de endogenen (de vergelijkingen die het hart van het model vormen) en wat zijn de uitkomsten die het model genereert?

Zo zien we dat de ‘waarom-vraag’ eigenlijk een verzamelbus is voor een hele trits onderliggende vragen die het wereldmodel rondom de casus in kaart brengt. Later in deze serie gaan we verder in op hoe je het wereldmodel kunt verruimen.

Rudy van Stratum

PS Zijn er ook ‘foute’ vragen? Nou ja, vanuit deze insteek wel. Vragen die NIET leiden tot een verruiming van het wereldmodel zijn contraproductief. Voorbeelden:

– Waarom heb jij niks met duurzaamheid? (dit is een aanval, leidt tot verdediging en dus tot vasthouden aan bestaande wereldmodel).

– Is het niet zo dat alle managers alleen maar in macht zijn geïnteresseerd? (die vraag gaat op zoek naar bevestiging van je eigen wereldmodel en probeert niet dat van de andere ruimer te maken).

Tegendenken (3) De waarom vraag

De oplossing centraal

Zelf was ik ooit betrokken bij ontwikkelingen in de glastuinbouw. Eén van de concepten die toen werd ontwikkeld was de energieleverende kas. In de zomer raakt een kas oververhit, die warmte verdwijnt met de ventilatielucht, als je die warmte kunt afvangen en in de bodem opslaat kan je die warmte in de winter gebruiken om woningen te verwarmen. Op een symposium kwam dit concept aan orde. Nadat alle voordelen besproken waren ging het om de toepassing. Ondanks vele pogingen was het nog nergens gelukt. Maar, zo zei de spreker, we hebben nu echt een heel kansrijk project, woningen en kassen helemaal perfect gepositioneerd. Als het hier niet lukt, dan weet ik het ook niet meer.

Een typisch geval waarbij de oplossing (kas – woning) centraal staat en niet (de oplossing van) het probleem (hoge energierekening, CO2 uitstoot, klimaatverandering etc.).

Tegendenken: terug naar het probleem

Als wij aan tegendenken doen is dat meestal omdat er een probleem is. Onze ervaring is precies als hierboven: te vaak staat de oplossing centraal zonder dat duidelijk is wat het probleem nu precies is en voor wie met name dat dan een probleem is. Pas dan kun je zien of de gekozen aanpak een bijdrage gaat leveren aan het verminderen van het probleem. En of er mogelijke alternatieven zijn die nóg beter (of goedkoper) werken. Je kunt dus niet vroeg genoeg beginnen met het stellen van de ‘waarom’-vragen. Een opbouwend gesprek hierover zou er zo uit kunnen zien:

V: Waarom willen jullie woningen aan kassen koppelen?

A: Omdat kassen in de zomer heel veel warmte produceren.

V: Is dat dan een probleem?

A: Nee, maar wel een kans, je zou die warmte kunnen gebruiken om woningen te verwarmen.

V: Waarom zou je dat willen?

A: Dan heb je minder fossiele brandstoffen nodig.

V: Waarom is dat belangrijk?

A: Fossiele brandstoffen zijn duur en vervuilend.

V: Dus het doel is een goedkope en schone energievoorziening?

A: Ja, klopt.

V: En voor wie is dat belangrijk?

A: Voor bewoners.

V: En wat zou er gebeuren als we het niet doen?

A: Dan gaat al die warmte in de zomer verloren.

V: Maar dat was toch niet het probleem?

A: Nee, dan hebben we fossiele brandstoffen nodig en die zijn duur.

V: Maar als ze zo duur zijn, dan gaan die bewoners toch zelf ook op zoek naar een oplossing?

A: Waarschijnlijk wel, maar de vraag is of die oplossing net zo goed is als die van ons.

V: Maar stel nou dat je niets doet, wat zou er dan gebeuren?

Etc.tegendenken 4-01Het gaat er hier niet zozeer om of het plan nou goed of slecht is, maar wel om te achterhalen waarom je dit wilt en voor wie. Zo kom je achter de zwakke plekken van een plan. In dit geval: bewoners maakt het niet uit, zo lang het maar betrouwbaar, duurzaam en goedkoop is. Dat maakt het plan niet slecht maar vraagt mogelijk wel om aanscherping of een andere strategie.

Stijn van Liefland

Tegendenken (2): over positieve intentie

In de vorige blog (begin van de reeks) ging het over de nuttige rol die tegendenken kan spelen. Door ’tegen te denken’ onderwerp je je plan aan een kritische test. En daarmee voorkom je onnodige fouten en/of maak je je plan robuuster en beter.

Dat was wat Stijn bedoelde met de ‘opbouwende’ rol die wij met tegendenken beogen. Je kunt ook tegendenken om iemand of iets af te kraken. Dat is soms ook wel verleidelijk, niets menselijks is ons vreemd, maar dat is niet onze insteek.

Positieve intentie?

Toen hadden Stijn en ik een wat verwarrende discussie over de positieve intentie die wij dus hadden met tegendenken. Ho, wacht even, ‘positieve intentie’ is een woord dat al in psychologische kringen wordt gebezigd en daar een andere betekenis heeft.

Even wat dingen op een rijtje. Het gaat over de verschillende betekenissen die je aan het woord positief kunt geven. Ik onderscheid drie verschillende betekenissen:

Positief (1): taalkundig positief geformuleerd

Tegendenken kan alleen als je weet ‘wat de bedoeling is’. Je moet dus helder hebben wat het doel is. Dit sluit naadloos aan op onze beslisboom. Zonder doel kun je onmogelijk vaststellen of iets ‘de goede kant op gaat’. Psychologen hebben nagedacht over hoe je een doel het best kan formuleren. Niet op inhoud, maar op vorm. Het werkt het best als je het doel taalkundig in ‘positieve’ termen verwoord. Je zegt dus beter liever: ‘ik wil graag dun zijn’ dan ‘ik wil niet dik zijn’. Maar iets kan taalkundig correct geformuleerd zijn in termen van het doel maar toch ‘niet positief klinken’. Bijvoorbeeld: ik wil mijn buurman (wél) in elkaar slaan.

Positief (2): een positieve intentie

Als psychologen het hebben over een ‘positieve intentie’ dan vragen ze naar ‘wat het je oplevert’, naar ‘wat het je brengt’. In wezen heeft elke actie (voor het individu) een positieve intentie. Immers: iemand doet iets met een reden, in de overtuiging dat het hem iets oplevert. Ook dit is in onze beslisboom terug te vinden, dat is namelijk wat wij ‘rendement’ noemen. Rendement is de mate waarin een maatregel het doel dichterbij brengt. Als iemand je in de winkel onvriendelijk te woord staat, dan is dat misschien niet jofel, maar de positieve intentie zal misschien zijn: jou (onhandig) duidelijk maken dat ie het te druk heeft. De winkelmedewerker wil (wél) bereiken dat hij zijn andere klanten (wél) vriendelijk kan blijven bedienen.

tegendenken 2-02Positief (3): positief voor het grotere geheel = waardevermeerdering

Maar wat in de volksmond onder ‘positieve intentie’ wordt verstaan is iets als: met de beste bedoelingen van de wereld iets doen, geen schadelijke effecten (willen) veroorzaken. Dat is wat wij met tegendenken beogen: iets beter maken. Om verwarring te voorkomen én om een betere aansluiting te krijgen bij ons onderwerp gebruiken we hiervoor liever de term: waardevermeerdering.

In een plaatje

Een plaatje zegt meer dan 541 woorden. Linksboven: ‘ik wil rust in mijn hoofd’, de juiste formulering en voegt ook waarde toe. Linksonder: ‘ik wil niet gestoord worden’, voegt wel waarde toe (want ik kan mijn werk beter doen) maar is taalkundig niet productief geformuleerd. Rechtsboven: ‘ik wil de buurman slaan’, helemaal  correct geformuleerd maar voegt waarschijnlijk geen waarde toe. Rechtsonder: ‘ik wil geen gezeik over geld’, niet correct geformuleerd en voegt waarschijnlijk geen waarde toe.

Rudy van Stratum

Tegendenken (1) Introductie

Stel er ligt een nieuw projectvoorstel op je bureau, je bent enthousiast over het voorstel en dat geldt ook voor je collega’s. Grote kans dat jullie er volgende week allemaal mee instemmen. Omdat het januari is wordt er in het overleg ook teruggekeken naar de projecten van het afgelopen jaar. Het bekende verhaal, een (groot) deel van de projecten is geslaagd, maar bij andere is dat twijfelachtig, het bleek toch te duur, te ambitieus, te complex, er was te weinig tijd of er bleek vrijwel niemand geïnteresseerd in het resultaat. Echter ooit was iedereen ook over deze projecten razend enthousiast.

Hoe kom je er nu achter wat er met het nieuwe project gaat gebeuren? Wordt het een succes of wordt het een van die projecten waarvan we een jaar later zeggen, jammer best aardig project maar …. Wij denken dat tegendenken hierbij kan helpen. Wij vinden tegendenken een essentieel onderdeel van slimme financiering en willen daarom in deze serie tegendenken verder uitwerken.

Wat mij betreft heeft tegendenken twee kenmerken:

  • Als eerste een kritische analyse, misschien wel de kern van tegendenken. In plaats van meegaan op de rem trappen en aandacht vragen voor tegenargumenten, wat er mis kan gaan, wat de onzekerheden zijn etc. Het gaat dan om een kritische beschouwing van feiten, aannames, onzekerheden en belangen. Dit is bijvoorbeeld nodig bij voorgenomen besluiten, bij zaken die zonder duidelijk besluit door blijven gaan, wanneer we denken dat iets een probleem is (of juist geen probleem) en wanneer we denken dat iedereen het met elkaar (of vooral met mij) eens is.
  • Als tweede opbouwend, wat mij betreft een belangrijke randvoorwaarde voor tegendenken. Het gaat er niet om iets af te kraken of te laten zien hoe goed je bent in het bedenken van tegenargumenten. Het doel moet altijd zijn om tot verbetering te komen. Hier ligt ook de link met slimme financiering, dat gaat wat ons betreft om het realiseren van zoveel mogelijk waarde tegen zo laag mogelijke kosten. Tegendenken moet daar bij helpen en er voor zorgen dat we goede dingen op de goede manier doen. Het gaat dus bijvoorbeeld om het verbeteren van een voorstel, een bestaande werkwijze, een ingreep etc. En ja, verbeteren kan ook betekenen dat je besluit te stoppen. Maar wel vanuit de overtuiging dat stoppen tot meer waarde leidt dan doorgaan.

tegendenken 1

Wij hebben gemerkt dat tegendenken best lastig is. Allereerst is het moeilijk om persoon en inhoud van elkaar te scheiden. Iemand die kritisch is wordt als lastig en vervelend gezien terwijl deze probeert het idee te verbeteren. Rudy heeft hier al over geschreven in een tweetal artikelen over “ja maar …” Als tweede is het lastig om tegendenken in de praktijk te brengen, welke vragen moet je stellen? Wanneer doe je dat? Welke instrumenten zijn er? Welke valkuilen? In deze serie gaan we dat verder uitwerken.

Stijn van Liefland

Nawoord

We hebben bij deze serie ook een eigen ambitie. Bij wijze van experiment willen we in deze serie volgens een vast format gaan werken. Circa 500 woorden per artikel en altijd voorzien van een diagram / schema of andere visualisatie. Enerzijds werkt het beperkend, maar het dwingt ons ook om steeds snel tot de kern te komen en het maken van een plaatje scherpt de gedachten. We hopen natuurlijk ook dat het op deze manier voor onze lezers een aantrekkelijke serie wordt.